Base description which applies to whole site

Sociale Zekerheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

48.723

58.022

58.391

60.061

61.411

61.712

totaal ontvangsten

3.375

2.342

2.355

2.380

2.336

2.235

        

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

1.331

1.095

886

685

503

321

 

Ontvangsten

972

15

15

15

15

15

        

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

7.756

8.120

8.258

8.459

8.641

8.847

 

Ontvangsten

106

62

60

59

43

15

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

7

10

7

3

1

1

        

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

4.151

4.199

4.265

4.290

4.315

4.341

 

Ontvangsten

42

     
        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

207

186

83

68

71

91

 

Ontvangsten

5

     
        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

48

60

60

60

60

60

 

Ontvangsten

0

     
        

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

4.539

4.632

5.046

6.070

6.753

7.050

 

Ontvangsten

1.813

1.827

1.835

1.851

1.822

1.756

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

42

53

56

58

61

65

        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

2

3

3

3

3

3

        

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

8.197

9.249

8.958

8.708

8.615

8.497

 

Ontvangsten

278

346

352

363

364

360

        

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

752

697

674

665

666

666

 

Ontvangsten

53

     
        

12

Rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

20.630

28.094

28.678

29.564

30.472

30.597

 

Ontvangsten

0

     
        

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

      
 

Uitgaven

483

762

574

569

401

346

 

Ontvangsten

15

1

1

1

1

1

        

96

Apparaat Kerndepartement

      
 

Uitgaven

574

570

552

543

541

539

 

Ontvangsten

91

91

92

91

91

89

        

99

Nog onverdeeld

      
 

Uitgaven

4

292

292

316

308

288

Algemeen

De stijging van de uitgaven op hoofdstuk 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt voornamelijk verklaard door uitgaven aan de kinderopvangtoeslag, bijstand en rijksbijdragen. De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag zullen in 2028 met circa 2,5 miljard euro hoger uitvallen dan in 2023 door de voorgenomen invoering van een nieuw financieringsstelsel met inkomensonafhankelijke vergoeding per 2027. De bijstandsuitgaven laten een stijging zien van zo’n 1 miljard euro tussen 2023 en 2028. Dit is met name het gevolg van de door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid. De stijgende uitgaven aan de rijksbijdragen komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven aan artikel 1 arbeidsmarkt dalen gedurende de periode 2023-2028. Dat komt deels doordat er geen uitgaven aan de NOW-regeling worden voorzien na 2023. Ook wordt het STAP-budget afgeschaft vanaf 2024 en wordt het lage-inkomensvoordeel afgeschaft per 2025, wat tot lagere uitgaven leidt per 2026. De voornaamste uitgaven op het begrotingsartikel blijven daarna de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), waar budget voor beschikbaar is tot 2028, en de loonkostenvoordelen, waarvoor structureel budget beschikbaar is. De ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit terugontvangsten voor de NOW, die op dit moment alleen voor 2023 worden verwacht. De ontvangsten vanaf 2024 bestaan voornamelijk uit de geschatte boeteontvangsten van de NLA.                         

Artikel 2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Het grootste gedeelte van dit begrotingsartikel bestaat uit het macrobudget participatiewetuitkeringen, zijnde de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandig ondernemers (Bbz-levensonderhoud). Over de periode 2023 t/m 2028 stijgt het macrobudget met ca. 1 miljard euro. Dit is met name het gevolg van de verwachte oploop van de werkloze beroepsbevolking, zoals geraamd door het CPB. Daarnaast is er door de invoering van de Participatiewet nog een beleidsmatige oploop van de uitgaven die vallen onder dit artikel, vanwege instroom die nog wordt verwacht. Er is nog altijd sprake van een ingroei van de doelgroep van de Participatiewet. Onder artikel 2 valt eveneens de AIO (Aanvullende inkomensvoorziening ouderen). De uitgaven aan deze regeling nemen in de periode 2023 t/m 2028 toe met 131 miljoen euro, onder andere door vergrijzing en het feit dat de AOW-leeftijd tussen 2024 en 2027 niet stijgt, waardoor meer mensen de AOW-leeftijd bereiken en mogelijk recht kunnen hebben op de AIO.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid                                

De begrotingsgefinancierde middelen op dit artikel bestaan uit de ongevallenverzekering Caribisch Nederland en uit de regeling Individuele Plaatsing en Steun (IPS) waarmee mensen met een psychische aandoening worden ondersteund bij re-integratie naar de arbeidsmarkt. De daling die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid is het gevolg van de afloop van de IPS-regeling in 2026.

Artikel 4. Jonggehandicapten

De totale uitkeringslasten aan de Wajong stijgen over de jaren door een groeiend aantal personen in de Wajong2015. Deze groei is groter dan de afname van het aantal personen in de oude Wajongregelingen. De gemiddelde jaaruitkering zal ook toenemen doordat personen die instromen in de Wajong2015 een volledige Wajonguitkering ontvangen, omdat de Wajong2015 enkel toegankelijk is voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Artikel 5. Werkloosheid                                                        

De grootste begrotingsgefinancierde uitgavenpost onder dit artikel is de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW). De IOW uitgaven volgen met vertraging het verwachte aantal WW-uitkeringen voor 60+ers. Daarmee nemen de komende jaren de uitgaven IOW eerst af, waarna deze tussen 2026 en 2028 weer zullen stijgen. In 2023 en 2024 is er tijdelijk extra budget vrijgemaakt voor aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s). Na 2024 staat er geen budget meer op dit artikel voor deze tijdelijke regeling, waardoor er een daling te zien is tussen 2024 en 2025.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen                                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten voor de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). De uitgaven van artikel 6 stijgen vanaf 2024 vanwege een ingroei van de TSB.

Artikel 7. Kinderopvang         

De geraamde uitgaven aan kinderopvang nemen vanaf 2025 fors toe. In de jaren 2025 en 2026 zijn er middelen gereserveerd voor een ingroeipad naar het nieuwe stelsel. In 2027 is het kabinet voornemens het nieuwe financieringsstelsel in te voeren met een inkomensonafhankelijke vergoeding. Na volledige ingroei betreft het een intensivering van structureel circa 2,7 miljard euro per jaar. Doordat er vanaf 2027 sprake is van een inkomensonafhankelijke vergoeding in combinatie met directe financiering, zal het aantal terugvorderingen afnemen. Dit verklaart voor een groot deel de afname van de ontvangsten.

Artikel 8. Oudedagsvoorziening                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten aan de Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland (AOV) en de overbruggingsregeling AOW (OBR). De stijging van de AOV-uitkeringslasten in 2023 is te verklaren door de verhoging van de AOV tot het ijkpunt sociaal minimum.

Artikel 9. Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan uit uitkeringslasten aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) op Caribisch Nederland. Deze uitgaven laten een beperkte oploop zien als gevolg van een toename van het aantal uitkeringsgerechtigden.         

Artikel 10. Tegemoetkoming ouders                          

De tegemoetkoming ouders bevat zowel de uitgaven aan de kinderbijslag als aan het kindgebonden budget. De geraamde uitgaven nemen in de periode 2023-2028 af. Deze afname wordt met name veroorzaakt doordat de intensivering van het kindgebonden budget in 2023 van 732 miljoen euro in de jaren daarna stap voor stap wordt afgebouwd naar 100 miljoen euro structureel in 2028. De ontvangsten voor het kindgebonden budget volgen met vertraging het patroon van de uitgaven. De stijging van ruim 1 miljard euro in 2024 t.o.v. 2023 wordt verklaard door de structurele intensivering in het kindgebonden budget vanaf 2024.

Artikel 11. Uitvoeringskosten                                    

De uitvoeringskosten van de regelingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staan op twee verschillende begrotingshoofdstukken, hoofdstuk 15 en hoofdstuk 40. De uitvoeringskosten op hoofdstuk 15 nemen tussen 2023 en 2028 af door een afname van door UWV en SVB uitgevoerde regelingen. Daarnaast zorgt de afschaffing van scholingssubsidie STAP voor een afname van de uitvoeringskosten UWV vanaf 2024.

Artikel 12. Rijksbijdragen                                          

De uitgaven op het artikel rijksbijdragen laten een toename zien. Dat komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijkbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan, omdat de AOW-premies alleen niet voldoende zijn om de AOW-uitkeringen te betalen. Aangezien de AOW-uitgaven als gevolg van demografie de komende jaren toenemen, stijgen ook deze rijksbijdragen.                                                                             

Artikel 13. Integratie en maatschappelijke samenhang                      

Het budget voor inburgering is in de jaren tot en met 2026 incidenteel hoger dan in andere jaren. Dit komt door de verhoogde asielinstroom van 2022 t/m 2025. Deze asielinstroom werkt door naar latere jaren vanwege de meerjarige kosten van inburgeraars. De uitgaven op dit beleidsartikel nemen daarna af vanwege de verwachte afnemende asielinstroom. Dat is van invloed op de uitgaven voor voorinburgering, het leenstelsel en inburgeringsvoorzieningen bij gemeenten, evenals op kleinere posten zoals uitvoeringskosten DUO.

Artikel 96. Apparaat Kerndepartement                       

Tussen 2023 en 2028 nemen de uitgaven aan apparaat bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid af met 33 miljoen euro. Dit is met name te verklaren door een afname van de werkzaamheden voor de uitvoering van subsidieregelingen. De ontvangsten op apparaat ontstaan door de doorberekening van de kosten van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) aan de verschillende aangesloten departementen.           

Artikel 99. Nog onverdeeld    

Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog verdeeld moeten worden wanneer de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Deze post bevat op dit moment bijvoorbeeld reserveringen voor armoede en schulden, arbeidsmarktinfrastructuur, beschut werk, re-integratie en commissie Roemer. De nog onverdeelde middelen zijn in 2028 hoger dan in 2023 doordat de meeste gereserveerde middelen in het lopende jaar al zijn overgeboekt naar het beleidsartikel. De precieze invulling van plannen in de jaren erna moet nog vorm krijgen. Daarom staan deze middelen nog gereserveerd op artikel 99.

SOCIALE VERZEKERINGEN

In miljoenen euro

2.023

2.024

2.025

2.026

2.027

2.028

totaal uitgaven

71.506

77.872

82.821

88.480

93.692

98.281

totaal ontvangsten

180

215

244

275

306

328

        

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

425

434

459

484

507

530

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

13.040

14.106

14.902

15.678

16.375

17.191

        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

2.920

3.564

4.245

4.852

5.409

5.979

 

Ontvangsten

180

215

244

275

306

328

        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

4.598

5.023

5.375

5.712

5.977

6.257

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

48.000

52.134

55.107

58.887

62.430

65.187

        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

332

346

346

346

347

357

        

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

2.191

2.266

2.387

2.520

2.646

2.780

Algemeen

De weergegeven uitgavenontwikkeling is in tegenstelling tot de meeste andere begrotingen inclusief loon- en prijsontwikkeling. Dit verklaart een groot deel van de stijging. Bij een schoning voor loon- en prijsontwikkeling laten vooral de uitgaven aan AOW en aan werkloosheid een stijging zien. De AOW-uitgaven stijgen geschoond voor loon- en prijsontwikkeling met ruim vier miljard euro tussen 2023 en 2028. Dit is voornamelijk het gevolg van de groei van het aantal AOW-gerechtigden. Door een gelijkblijvende AOW-leeftijd tussen 2024 en 2027 bereiken in deze jaren relatief veel mensen de AOW-leeftijd. De uitgaven aan werkloosheid laten, geschoond voor loon- en prijsontwikkeling, een stijging zien van ruim 1,8 miljard tussen 2023 en 2028. Dit is met name het gevolg van de door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid. 

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven op artikel 1 arbeidsmarkt komen voort uit de compensatieregeling voor de transitievergoeding (CTV). De stijging van de uitgaven wordt verklaard door indexatie van de regeling.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid        

De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsverzekeringen WIA, Waz en WAO stijgen in de periode 2023-2028 naar verwachting met ruim 4 miljard euro. Deze stijging komt voornamelijk door indexatie van de genoemde uitkeringen. De WIA bestaat uit de IVA (Inkomensregeling Volledig Arbeidsongeschikten) en WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). De WIA-uitgaven stijgen naast indexatie ook doordat het gebruik de komende periode toeneemt. Het aantal uitkeringen stijgt door de groei van het aantal verzekerden en de hogere instroom van ouderen die langer doorwerken i.v.m. de hogere AOW-gerechtigde leeftijd. Ouderen hebben een hogere kans om in te stromen. De Waz en WAO zijn aflopende regelingen en kennen geen instroom meer. De uitgaven aan deze regelingen nemen daardoor af.

Artikel 5. Werkloosheid                                                                     

De WW-uitkeringslasten ontwikkelen zich in lijn met de verwachte volumeontwikkeling van de werkloosheid van het CPB. De komende jaren wordt een stapsgewijze groei richting evenwichtswerkloosheid verwacht. Daarnaast stijgen de WW-uitgaven door indexatie van de uitkering. Hierdoor komen de WW-uitkeringslasten in 2028 zo’n 3 miljard euro hoger uit dan in 2023.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen

De uitgaven aan de ziekte- en verlofregelingen stijgen in de periode 2023-2028 met 1,7 miljard euro. Dit komt hoofdzakelijk door drie dingen. Ten eerste nemen de uitgaven toe als gevolg van indexatie van de regelingen (structureel circa 1,3 miljard euro). Ten tweede nemen de uitgaven op de verlofregelingen meerjarig toe als gevolg van een hoger aantal geboortes. Ten derde zijn de uitgaven voor het betaald ouderschapsverlof nog van beperktere omvang in 2023 dan in de andere jaren omdat de regeling pas recent is ingaan (augustus 2022) en hierdoor nog moet ingroeien in 2023. De uitgaven voor de Ziektewet blijven naar verwachting nagenoeg constant.                      

Artikel 8. Oudedagsvoorziening         

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW). De uitgaven aan de AOW stijgen in de periode 2023-2028 met 16,6 miljard euro. Door de vergrijzing neemt het aantal AOW-gerechtigden de komende jaren toe. Tussen 2024 en 2027 stijgen de uitkeringslasten relatief sneller, omdat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. Hierdoor bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Per saldo stijgen de AOW-uitgaven door beide effecten met 4,4 miljard euro. Het resterende deel van de stijging is het gevolg van indexatie van de uitkering.  

Artikel 9. Nabestaanden

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Nabestaandewet (Anw). Tussen 2023 en 2028 stijgen de uitgaven op artikel 9 met 12 miljoen euro. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van indexatie van de Anw. Ook neemt de instroom in de Anw regeling af, omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen leidt tot minder afhankelijkheid van inkomensondersteuning na het overlijden van de partner. Dit zorgt voor lagere uitgaven. Per saldo zorgt de lagere instroom in de Anw gezamenlijk met de indexatie van de Anw voor een relatief beperkte groei van de uitgaven op artikel 9 nabestaanden.

Artikel 11. Uitvoeringskosten 

Op dit artikel staan de uitvoeringskosten voor UWV en SVB aan premiegefinancierde regelingen. De uitvoeringskosten nemen tussen 2023 en 2028 toe met bijna 600 miljoen euro. Dit wordt grotendeels verklaard doordat de nominale ontwikkeling op artikel 11 toeneemt. Ook nemen de uitvoeringskosten bij UWV en SVB toe als gevolg van de stijgende uitgaven aan de door UWV en SVB uitgevoerde regelingen. 

KOPPELING UITKERINGEN

In miljoenen euro

2023

2024

2025

2026

2027

2028

totaal uitgaven

 

1.846

2.945

4.239

5.450

6.618

totaal ontvangsten

      
        

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

 

555

914

1.284

1.619

1.957

        

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

 

0

0

0

0

0

        

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

 

287

515

739

946

1.142

        

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

 

7

10

12

16

24

        

6

Ziekte en verlofregelingen

      
 

Uitgaven

 

4

7

10

13

15

        

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

 

273

546

955

1.359

1.739

        

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

 

2

3

5

8

10

        

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

 

0

0

0

0

1

        

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

 

718

948

1.232

1.486

1.725

        

13

Integratie en Maatschappelijke Samenhang

      
 

Uitgaven

 

1

2

3

4

5

Algemeen

Op hoofdstuk 83 staat alleen de nominale ontwikkeling bestemd voor hoofdstuk 15: Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid) is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De geraamde indexatie van deze regelingen loopt voor alle artikelen op omdat er in de toekomst meer middelen nodig zijn om de uitkeringen te indexeren naar de dan geldende prijspeilen.

Licence