In de hoofdtekst van de Voorjaarsnota wordt de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld sinds de Miljoenennota toegelicht. Daarbij gaat het om mutaties die een invloed hebben op het begrote EMU-saldo en EMU-schuld. Deze mutaties leiden tot een nieuwe geraamde stand van het EMU-saldo en EMU-schuld. De opbouw hiervan wordt in deze bijlage toegelicht.
Tabel 1 geeft aan hoe het EMU-saldo van de centrale overheid wordt opgebouwd vanuit de inkomsten (belastingen en premies) en netto-uitgaven (uitgaven minus niet-belastingontvangsten). De netto EMU-relevante uitgaven bestaan uit zowel de uitgaven onder het uitgavenplafond als de EMU-relevante uitgaven die niet onder een plafond vallen. Om tot het EMU-saldo van de gehele collectieve sector te komen moet het saldo van de decentrale overheden worden opgeteld bij het saldo van de centrale overheid. Het feitelijke EMU-saldo 2019 bedraagt dan naar verwachting 7,4 miljard euro, oftewel 0,9 procent van het bbp.
(in miljarden euro, tenzij anders aangegeven) | 2019 |
---|---|
Inkomsten (belastingen en sociale premies) | 299,8 |
Netto-uitgaven onder het uitgavenplafond | 292,5 |
Rijksbegroting | 141,0 |
Sociale zekerheid | 81,1 |
Zorg | 70,3 |
Overige netto-uitgaven | – 1,2 |
Gasbaten | – 1,6 |
Dividend deelnemingen financiële instellingen | – 0,9 |
Overig | 1,2 |
Totale netto-uitgaven | 291,3 |
EMU-saldo centrale overheid | 8,5 |
EMU-saldo decentrale overheden | – 1,5 |
Feitelijk EMU-saldo | 7,0 |
Feitelijk EMU-saldo (in procenten bbp) | 0,9% |
EMU-schuld | 401,1 |
EMU-schuld (in procenten bbp) | 50,1% |
Bruto binnenlands product (bbp) | 800,1 |