In dit hoofdstuk worden de maatregelen met betrekking tot vennootschapsbelasting (Vpb), Box 3, AOW, Defensie en het verhogen van het WML inzichtelijk gemaakt. Onderstaande tabel laat per thema zien op welke manier structureel dekking is gevonden, gevolgd door een korte toelichting per maatregel. Structureel levert het pakket meer dekking op die incidenteel ingezet wordt. De technische verwerking hiervan komt terug in hoofdstuk 5 over de uitgaven en hoofdstuk 6 over de inkomsten. Daarnaast gaat het kabinet in aanloop naar Prinsjesdag kijken naar de wijze waarop de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kan worden gebracht. Hierbij wordt voor maatregelen in ieder geval gekeken naar de uitkomsten van het IBO Vermogensverdeling en de evaluatie van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Over de uitkomst hiervan zal het kabinet op Prinsjesdag rapporteren.
Vennootschapsbelasting
Voordat de invoering van OESO Pijler 2 in de Vpb met een jaar uitgesteld is, is in 2023 1,0 miljard euro dekking nodig. Hiervoor wordt de opbrengst van het verlagen van de schijfgrens in de Vpb uit het box 3-pakket ingezet. De opbrengst van Pijler 2 is nog onzeker. Indien deze opbrengst lager blijkt, wordt dekking gevonden binnen het lage tarief of de schijflengte van de Vpb.
Koppeling AOW aan stapsgewijze verhoging WML 7,5 procent
De hoogte van de AOW-uitkering wordt gekoppeld aan de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) met in totaal 7,5 procent in 2025. Deze maatregel kost 2,4 miljard euro in 2027 en wordt voor 1,8 miljard euro gedekt door het stapsgewijs afschaffen van de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW), het terugdraaien van de verhoging van de ouderenkorting en het afschaffen van de fiscale oudedagsreserve (FOR).
Box 3
De bezwaarmakers binnen het box 3-arrest worden gecompenseerd op basis van de spaarvariant. Ook voor niet-definitieve aanslagen vindt herstel plaats. Deze variant levert incidenteel 3,6 miljard euro aan inkomstenderving op (dit is inclusief derving vanuit overbruggingswetgeving in 2023 en 2024) en leidt tot 0,2 miljard euro aan extra uitgaven. Dit wordt binnen de kabinetsperiode gedekt door de lasten (met name in box 2 en box 3) te verhogen.
Defensie
De Defensie-uitgaven gaan in 2024 en 2025 naar de 2 procent van het bbp. De benodigde 2,2 miljard euro in 2025 wordt structureel doorgetrokken. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat ten minste 0,2 miljard euro van de huidige uitgaven op de rijksbegroting, aanvullend op de huidige toerekening, toe te rekenen zijn aan de criteria van de NAVO-norm. Voor de maatschappelijke diensttijd wordt bezien of en in hoeverre en onder welke voorwaarden dit toe te rekenen is aan Defensie.
Vervroeging stapsgewijze verhoging WML
De stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) met 7,5 procent in 2025 wordt een jaar eerder gestart en vindt plaats in drie stappen. Het WML wordt jaarlijks verhoogd met 2,5 procent in zowel 2023 als 2024 en met 2,32 procent in 2025. In het coalitieakkoord is uitgegaan van een jaarlijkse verhoging 3,75 procent in 2024 en 3,615 procent in 2025.
(in miljoenen euro, + is saldobelastend) | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | struc. | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
A | Vpb pillar 2 en dekking (+ = tekort) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
1. | VPB (te dekken buiten Pillar 2) | 971 | ||||||
2a | VPB: verlagen schijfgrens naar 200.000 | ‒ 971 | ||||||
B | Box 3 (+ = tekort) | 2.825 | ‒ 672 | ‒ 1.715 | ‒ 2.606 | ‒ 2.636 | ‒ 2.624 | ‒ 2.461 |
3. | Box 3 bezwaarmakers kosten lastenkant | 2.800 | 369 | 369 | ||||
4. | Box 3 bezwaarmakers kosten uitgavenkant | 25 | 75 | 100 | ||||
5. | Box 3 voorgenomen verhoging HVV terugdraaien | ‒ 100 | ‒ 200 | ‒ 300 | ‒ 300 | ‒ 300 | ‒ 300 | |
6. | Box 2: twee schijven 26% en 29,5% per 2024 | ‒ 70 | ‒ 70 | ‒ 70 | ‒ 70 | ‒ 70 | ‒ 70 | |
7. | Box 2: doelmatigheidsmarge van 25% naar 15% | ‒ 321 | ‒ 301 | ‒ 281 | ‒ 260 | ‒ 248 | ‒ 85 | |
8. | Box 2 en 3: Afbouw AHK met verzamelinkomen | ‒ 325 | ‒ 325 | ‒ 325 | ‒ 325 | |||
9. | 30%-regeling beperken tot Balkenende norm | ‒ 17 | ‒ 34 | ‒ 85 | ‒ 85 | ‒ 85 | ||
2b. | VPB: restant verlagen schijfgrens naar 200.000 | ‒ 300 | ‒ 1.271 | ‒ 1.271 | ‒ 1.271 | ‒ 1.271 | ‒ 1.271 | |
10. | Algemeen tarief overdrachtsbelasting van 9% naar 10,1% | ‒ 325 | ‒ 325 | ‒ 325 | ‒ 325 | ‒ 325 | ‒ 325 | |
C | AOW koppeling 7,5% (+ = tekort) | ‒ 561 | ‒ 47 | 436 | 500 | 530 | 530 | |
11. | AOW koppeling 7,5% | 1.097 | 2.251 | 2.306 | 2.362 | 2.362 | ||
12. | Afschaffen IOAOW | ‒ 346 | ‒ 701 | ‒ 1.077 | ‒ 1.102 | ‒ 1.128 | ‒ 1.128 | |
13. | Terugdraaien voorgenomen verhoging ouderenkorting | ‒ 159 | ‒ 390 | ‒ 618 | ‒ 618 | ‒ 618 | ‒ 618 | |
14. | Afschaffen Fiscale oudedagsreserve (FOR) | ‒ 56 | ‒ 53 | ‒ 120 | ‒ 86 | ‒ 86 | ‒ 86 | |
D | Defensie (+ = tekort) | ‒ 148 | 199 | 1.469 | 1.749 | 1.332 | 1.302 | 1.693 |
15. | Defensie 2% in 2024 en 2025 en struc. 2,2 mld. | 600 | 1.900 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | |
16. | Toerekenen Defensie | ‒ 200 | ‒ 200 | ‒ 200 | ‒ 200 | ‒ 200 | ‒ 200 | |
17. | Indexatie CA-middelen tranche 2022 | ‒ 136 | ‒ 374 | ‒ 586 | ‒ 649 | ‒ 668 | ‒ 698 | ‒ 307 |
18. | Indicatief accres effect | ‒ 12 | 173 | 355 | 398 | |||
E | WML (+ = tekort) | ‒ 658 | 1.657 | 958 | ‒ 209 | ‒ 222 | ‒ 124 | 145 |
19. | WML vervroegen naar 2023 in 3 stappen inclusief AOW | 2 | 1.457 | 908 | 291 | 278 | 266 | 145 |
20. | Onbelaste reiskostenvergoeding 1 jaar naar voren | 200 | 200 | |||||
21a. | Nationaal Groeifonds | ‒ 660 | ||||||
21b. | Klimaatfonds | ‒ 50 | ‒ 300 | ‒ 300 | ‒ 230 | 0 | ||
21c. | Transitiefonds | ‒ 100 | ‒ 200 | ‒ 200 | ‒ 160 | 0 | ||
Saldo kosten -/- dekking | 2.019 | 623 | 666 | ‒ 631 | ‒ 1.027 | ‒ 917 | ‒ 94 | |
Totaal uitgaven (+ = hogere uitgaven) | ‒ 781 | 1.385 | 2.724 | 2.713 | 2.314 | 2.412 | 3.072 | |
Totaal lasten (+ = lastenverlichting) | 2.800 | ‒ 762 | ‒ 2.058 | ‒ 3.344 | ‒ 3.340 | ‒ 3.328 | ‒ 3.165 |
Bedragen zijn op prijspeil 2022. Voor AOW en IOAOW is het bedrag uit 2027 doorgetrokken naar de kolom structureel. Op deze manier wordt met name het demografisch effect in de kolom structureel niet meegenomen. Hiervoor is gekozen omdat aan de lastenkant de maatregelen namelijk zonder demografisch effect worden weergegeven en op deze manier de wijzigingen in uitgaven en lastenmaatregelen vergelijkbaar zijn. Het structurele bedrag voor de AOW koppeling 7,5% bedraagt inclusief demografisch effect 2,7 miljard euro. Het structurele bedrag afschaffen IOAOW bedraagt inclusief demografisch effect 1,3 miljard euro.
Toelichting per maatregel
1. Vpb (te dekken buiten Pijler 2)In het coalitieakkoord is een taakstellende opbrengst ‘Grondslag Vpb’ afgesproken van 1,0 miljard euro, waarvan een aanzienlijk deel naar verwachting zou bestaan uit maatregelen die zien op een minimumniveau aan belastingheffing van 15 procent bij multinationals (OESO Pijler 2 afspraken), met een verwachte opbrengst per 2023. Doordat de invoering van OESO Pijler 2 in de Vpb met een jaar uitgesteld is, is in 2023 1,0 miljard euro dekking nodig.
2. Vpb: verlagen schijfgrens naar 200.000De schijfgrens wordt verlaagd van 395.000 euro naar 200.000 euro vanaf 2023 met een budgettaire opbrengst van 1,3 miljard euro. Hierdoor betalen bedrijven eerder het hoge Vpb-tarief van 25,8 procent.
3. Box 3 bezwaarmakers kosten lastenkantAls gevolg van het box 3-arrest en de keuze voor de spaarvariant voor alleen bezwaarmakers ontstaat in de inkomstenkant een totale derving van 3,6 miljard euro. Deze derving bestaat uit 2,8 miljard euro aan herstelbetalingen (over de periode 2017-2022) en 0,8 miljard euro als gevolg van overbruggingswetgeving (2023-2024). Indien later wordt gekozen ook rechtsherstel te bieden aan niet-bezwaarmakers en/of aanvullend rechtsherstel per belastingplichtige door toekenning van tegenbewijs nodig is, zal voor deze aanvullende derving ook aanvullende dekking dienen te worden gevonden.
4. Box 3 bezwaarmakers kosten uitgavenkantDit betreft uitvoeringskosten bij de Belastingdienst en de doorwerking op regelingen aan de uitgaven kant zoals de WLZ, toeslagen en de aanvullende studiebeurs.
5. Box 3 voorgenomen verhoging HVV terugdraaienIn het coalitieakkoord is een maatregel opgenomen om het heffingsvrij vermogen in box 3 in drie stappen te verhogen van 50.650 euro nu naar uiteindelijk circa 80.000 euro. Het niet doorvoeren van deze verhoging levert structureel 300 miljoen euro op.
6. Box 2: twee schijven 26 procent en 29,5 procent per 2024Introductie van twee schijven in box 2 met een basistarief van 26 procent voor de eerste 67.000 euro aan inkomsten per persoon en een tarief van 29,5 procent voor het meerdere. Deze maatregel levert 70 miljoen euro per jaar op.
7. Box 2: doelmatigheidsmarge van 25 procent naar 15 procentDe doelmatigheidsmarge heeft tot gevolg dat het loon voor de directeur-grootaandeelhouder (dga) 25 procent lager gesteld mag worden dan het loon dat normaal is voor het niveau en de duur van de arbeid van de dga. Deze marge wordt verlaagd naar 15 procent, waardoor dga’s meer belasting in box 1 gaan betalen. Dit levert in het eerste jaar 321 miljoen euro op. In latere jaren daalt deze opbrengst, doordat het hogere loon leidt tot een kleinere fiscale claim in box 2. De structurele opbrengst bedraagt 25 miljoen euro.
8. Box 2 en 3: Afbouw AHK met verzamelinkomenDoor deze maatregel gaat, naast het box 1-inkomen, ook het inkomen uit box 2 en 3 meetellen voor de afbouw van de algemene heffingskorting. Hierdoor ontvangen mensen die voornamelijk inkomen hebben in box 2 of 3 een lagere korting op de te betalen belasting. Deze maatregel wordt ingevoerd per 2025 en levert 325 miljoen euro op.
9. 30%-regeling beperken tot Balkenende-normWerknemers die vanuit een ander land naar Nederland komen om te werken kunnen dankzij de 30%-regeling maximaal 30 procent van hun loon onbelast ontvangen. Als gevolg van deze maatregel geldt de regeling nog tot maximaal de WNT-norm (2022: 216.000 euro). Deze maatregel levert structureel 85 miljoen euro op en kent door een overgangsregeling een ingroeipad van drie jaar.
10. Algemeen tarief overdrachtsbelasting van 9 procent naar 10,1 procentHet algemeen tarief van de overdrachtsbelasting wordt verhoogd van 9 procent naar 10,1 procent. Het algemeen tarief geldt niet voor de verkrijging van woningen door mensen die deze zelf langdurig gaan bewonen. Deze tariefsverhoging geldt met name voor verkrijgingen niet-woningen en voor verkrijgingen van woningen door rechtspersonen en natuurlijke personen die niet zelf (anders dan tijdelijk) de woningen als hoofdverblijf gebruiken. Deze maatregel komt bovenop de verhoging uit het coalitieakkoord van 8 procent naar 9 procent en levert 325 miljoen euro op.
11. AOW koppeling 7,5 procentDe hoogte van de AOW-uitkering wordt gekoppeld aan de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) met in totaal 7,5 procent in 2025. De reeks in de tabel geeft de hogere uitgaven weer die horen bij de in het coalitieakkoord beoogde verhoging in 2024 en 2025. De hogere AOW-uitgaven die het gevolg zijn van vervroeging van de WML-verhoging zijn meegenomen in de tabel onder de post ‘WML vervroegen naar 2023 in 3 stappen inclusief AOW’.
12. Afschaffen IOAOWDe inkomensondersteuning AOW (IOAOW) wordt stapsgewijs verlaagd in 2023 en 2024 en afgeschaft vanaf 2025. Hiermee wordt een deel van de uitgaven gedekt van de koppeling van de AOW aan de stapsgewijze verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) per 2023.
13. Terugdraaien voorgenomen verhoging ouderenkortingHet terugdraaien van de verhoging van de ouderenkorting uit het coalitieakkoord met 376 euro levert 0,6 miljard euro op. Dit raakt ouderen met (hoge) middeninkomens, maar niet de laagste inkomens (zij verzilveren de ouderenkorting niet) en de hoogste inkomens (zij hebben geen recht op ouderenkorting).
14. Afschaffen Fiscale oudedagsreserve (FOR)De FOR wordt afgeschaft in de vorm van het met ingang van 1 januari 2023 niet meer fiscaal gefaciliteerd mogen opbouwen van de FOR, waarbij de bestaande reeds opgebouwde FOR nog wel op basis van de huidige regels kan worden afgewikkeld. Dit levert structureel 109 miljoen euro per jaar op. Hiervan wordt een deel ingezet als dekking binnen het AOW-pakket. Het andere deel is reeds gereserveerd als dekking voor een aantal Belastingplan-maatregelen, zie paragraaf 6.1.
15 en 16. Defensie 2 procent in 2024 en 2025 en structureel 2,2 miljardDe Defensie uitgaven gaan in 2024 en 2025 naar de 2 procent van het bbp. De benodigde 2,2 miljard euro in 2025 wordt structureel doorgetrokken. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat ten minste 0,2 miljard euro van de huidige uitgaven op de rijksbegroting toe te rekenen zijn aan de criteria van de NAVO-norm. De intensivering van 2 miljard wordt op de Aanvullende Post geplaatst.
17. Indexatie CA-middelen tranche 2022De indexatie van de middelen uit het coalitieakkoord voor de tranche 2022 wordt gedeeltelijk ingezet als dekking voor de budgettaire opgave.
18. Indicatief accres effectBovenstaande besluitvorming leidt per saldo tot hogere uitgaven. Dit resulteert in een hoger accres voor gemeenten en provincies tot en met 2025.
19. WML vervroegen naar 2023 in 3 stappenDe verhoging van het WML met 7,5 procent wordt een jaar eerder gestart en vindt plaats in drie stappen. Het WML wordt jaarlijks verhoogd met 2,5 procent in zowel 2023 als 2024 en met 2,32 procent in 2025. Dit leidt tot incidenteel hogere uitgaven in 2023 en 2024 aan onder ander AOW, bijstand en Wajong. De verhoging in 2023 vindt plaats door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Hierdoor stijgen de loongerelateerde uitkeringen en het maximum dagloon automatisch mee. Dit leidt tot structureel hogere uitgaven. De verhoging in 2024 en 2025 vindt plaats door middel van een wetswijziging. Conform het coalitieakkoord stijgen de loongerelateerde uitkeringen en maximum dagloon in die jaren niet mee.
20. Onbelaste reiskostenvergoeding 1 jaar naar vorenDe verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding wordt met een jaar versneld. De kosten hiervoor bedragen 200 miljoen euro in 2023 en 200 miljoen euro in 2024.
21. Fondsen Het kabinet heeft belangrijke ambities op het terrein van klimaatbeleid, de stikstofaanpak en economische groei. De doelen uit het coalitieakkoord zijn helder en gelden onverkort. Op het terrein van klimaat en stikstof worden aanvullend normerende afspraken gemaakt zodat het doelbereik verbetert. Doordat deze normerende afspraken een belangrijke bijdrage leveren aan het doelbereik zijn minder subsidies nodig. De subsidies in het Klimaat- en transitiefonds, en het Nationaal Groeifonds worden verlaagd met 2,2 miljard euro. Het betreft 880 miljoen euro voor het Klimaatfonds, 660 miljoen euro voor het transitiefonds en 660 miljoen euro voor het Nationaal Groeifonds. De verlaging van het Klimaatfonds zal worden ingevuld door te korten op middelen die gereserveerd waren voor vroege-fase-opschaling van hernieuwbare energiedragers.