Bij de parlementaire behandeling van de invoering van het partnerbegrip bij de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 heeft de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor de situatie van ongehuwd samenwonenden die kinderen in hun gezin hebben uit een andere relatie, de zogenaamde «samengestelde gezinnen». Gebleken is dat deze gezinnen ten opzichte van andere gezinnen met kinderen een aanzienlijk voordeel kunnen genieten in het geval niet aan één van de bestaande partnercriteria wordt voldaan. Dit voordeel bleek zich vooral voor te doen bij de kindgerelateerde toeslagen en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het kabinet heeft toegezegd om een oplossing te vinden voor deze situatie.2 Hiertoe stelt het kabinet voor om aan de bestaande partnercriteria een nieuw criterium toe te voegen op grond waarvan ongehuwd samenwonenden ook als partners worden aangemerkt indien zij samen met een kind van een van beiden op hetzelfde adres in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) staan ingeschreven. Deze aanvulling vindt mede naar aanleiding van de moties Omtzigt c.s.3 plaats. Om ongewenste effecten te voorkomen wordt een tegenbewijsregeling opgenomen voor de situatie waarin sprake is van (onder)huur.