De huidige vrijstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb 1969) voor zorginstellingen vindt haar oorsprong in het midden van de vorige eeuw. Een tijd waarin de zorg overzichtelijk was. De taken van ziekenhuizen, het kruiswerk en andere zorginstellingen waren afgebakend en in handen van de overheid of private non-profitinstellingen. Over prijzen werd niet onderhandeld. Sindsdien is de wettelijke bepaling vrijwel onveranderd gebleven, ondanks de wijzigingen die zich in de afgelopen decennia binnen de zorgsector hebben voorgedaan. Door bezuinigingen, nieuwe (financierings)structuren, de invoering van marktwerking, de toename van private zorg en de vermenging van publieke en marktactiviteiten, loopt de praktijk meer en meer tegen vragen aan over de toepassing van de vrijstelling voor de vennootschapsbelasting zoals die in de huidige regelgeving is opgenomen. Die verleent – kort gezegd – een vrijstelling van de vennootschapsbelasting aan lichamen die «uitsluitend of nagenoeg uitsluitend» zieken genezen en verplegen en dat niet doen vanuit een winstoogmerk, maar vanuit een jaren ’50 oogmerk van weldadigheid dan wel algemeen nut.
Als gevolg van maatschappelijke en economische ontwikkelingen is een ziekenhuis, een thuiszorginstelling of een verpleeg- of verzorgingshuis tegenwoordig vaak een concern met verschillende vennootschappen. In deze vennootschappen worden afzonderlijke activiteiten ondergebracht. Te denken valt bijvoorbeeld aan het exploiteren van vastgoed, een uitzendbureau voor verplegend personeel en een schoonmaakbedrijf. Schaalvergroting, fusies en samenwerkingsverbanden komen steeds vaker voor. Tevens neemt de stroom derden-inkomsten toe. Een andere tendens is dat bepaalde specialismen worden ondergebracht in afzonderlijke vennootschappen, waarin ook de specialisten participeren. Door deze ontwikkelingen kan het fiscale level playing field verstoord raken. Zo zullen de activiteiten van fysiotherapeuten binnen een private praktijk wel belastingplichtig zijn, terwijl dezelfde activiteiten van de fysiotherapeuten die in dienstbetrekking zijn van een ziekenhuis, als onderdeel van dat ziekenhuis, vrijgesteld kunnen zijn van vennootschapsbelasting. De veelal ingewikkelde concernstructuren zijn vaak primair ingegeven vanuit economische wenselijkheid, maar kunnen gevolgen hebben voor de fiscale behandeling. De vrijstelling voor zorginstellingen gaat uit van een subjectgebonden benadering. Dat betekent dat per vennootschap (of stichting) moet worden bekeken of aan de voorwaarden van de vrijstelling is voldaan. Waar zorginstellingen zich ontwikkelen tot concerns met verschillende vennootschappen wordt steeds vaker niet voldaan aan de voor de vrijstelling geldende voorwaarde dat de activiteiten nagenoeg uitsluitend moeten bestaan uit het genezen en verplegen van zieken en aan de voorwaarde dat eventuele winsten moeten worden besteed binnen – kort gezegd – de vrijgestelde zorgactiviteiten.
De vele wijzigingen die zich de afgelopen decennia in de zorgsector hebben voorgedaan en die zich de komende jaren nog gaan voordoen, met name de wens om in de toekomst winstuitkeringen toe te staan, maken het noodzakelijk de huidige vrijstelling voor zorginstellingen kritisch tegen het licht te houden en te moderniseren. Een belangrijk aandachtspunt daarbij zal zijn of een vrijstelling nog wel opportuun is. Het is echter de vraag of het wenselijk is een inhoudelijke wijziging door te voeren in een periode waarin de sector te maken heeft met andere omvangrijke veranderingen, zoals bijvoorbeeld die van de bekostigingssystematiek. Daarbij speelt ook een rol dat op dit moment nog niet voldoende duidelijk is hoe de ontwikkelingen in de zorg met betrekking tot toezicht en de daarbij behorende wetgeving hun beslag gaan krijgen.
Gelet op deze omstandigheden is ervoor gekozen de wijziging voor 2012 te beperken tot het moderniseren van enkele begrippen en een verduidelijking in de wettekst aan te brengen met betrekking tot de zorg voor bejaarden, zoals toegezegd bij de behandeling van het Belastingplan 2011.9 Daarnaast zal met inachtneming van de ontwikkelingen in de zorg een inhoudelijke wijziging van de regelgeving worden voorbereid die op een later moment in werking zal treden.