Hieronder wordt ingegaan op de lastenmaatregelen voor burgers uit het wetsvoorstel Belastingplan 2020. Eerst worden lastenverlichtende maatregelen beschreven en daarna komt de hervorming met betrekking tot de zelfstandigenaftrek aan de orde.
Lastenverlichting voor burgers
Het wetsvoorstel Belastingplan 2020 bevat diverse maatregelen om de lasten van burgers te verlichten met als doel de koopkracht van burgers te verbeteren. Het gaat nog steeds goed met de economie, de werkgelegenheid en de overheidsfinanciën. Het kabinet vindt het belangrijk dat burgers hiervan meeprofiteren. Dat is ook een van de speerpunten uit het regeerakkoord. In de augustusbesluitvorming heeft het kabinet daarom besloten tot enkele aanvullende maatregelen die de lasten van burgers verlagen.
Het kabinet stelt voor om de invoering van het tweeschijvenstelsel10 te versnellen. De invoering die aanvankelijk per januari 2021 zou plaatsvinden, wordt in het nieuwe voorstel al per 1 januari 2020 gerealiseerd. Het toptarief komt daardoor in 2020 al uit op 49,5%. Het kabinet houdt daarbij vast aan het uit het Belastingplan 2019 voortvloeiende afbouwtraject van het maximale aftrektarief voor de aangewezen grondslagverminderende posten en dus aan een maximaal aftrektarief in 2020 van 46%. Ook neemt het kabinet een aantal maatregelen om de koopkracht van met name de lagere inkomensgroepen te verbeteren. In het voorstel wordt de algemene heffingskorting in twee stappen verhoogd: met € 78 in 2020 en met € 2 in 2021. Deze verhoging komt bovenop de beleidsmatige verhoging die al in het basispad zat. De verhoging van de algemene heffingskorting verbetert met name de koopkracht van lagere inkomens. Tegenover de lastenverlichting voor burgers staan maatregelen die de lasten van bedrijven verzwaren. Zo wordt in 2020 het hoge tarief van de vennootschapsbelasting anders dan eerder beoogd niet verlaagd en daarnaast stelt het kabinet ook voor om het hoge tarief van de vennootschapsbelasting in de structurele situatie met 1,2%-punt minder te verlagen. Het kabinet is daarnaast voornemers om per 2021 het effectieve tarief van de innovatiebox te verhogen van 7% naar 9%, de liquidatie- en stakingsverliesregeling aan te passen en de betalingskorting voor de vennootschapsbelasting af te schaffen.
Hervormingspakket: verkleinen fiscaal verschil tussen werknemers en zelfstandigen
Naast het koopkrachtpakket stelt het kabinet voor om extra geld uit te trekken om op de kortere termijn een structurele hervorming in te kunnen zetten. Het kabinet sluit daarbij aan op de ambitie uit het regeerakkoord om de arbeidsmarkt klaar te maken voor de toekomst. Met onder meer de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) zijn hiertoe stappen gezet en het kabinet heeft de Commissie Regulering van werk (Commissie Borstlap) gevraagd om aanbevelingen te doen voor een fundamentele stap naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt.
Een van de elementen die daarin een rol zal spelen is het aanzienlijke verschil in de fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen. Onder andere dit verschil verstoort de keuze van werkenden en hun werkgevers en opdrachtgevers bij de vormgeving van het leveren van arbeid. Als gevolg daarvan is de flexibilisering van de arbeidsmarkt sterk toegenomen en is een steeds groter deel van de werkenden niet of slechter verzekerd voor werkloosheid, ziekte en arbeidsongeschiktheid en de oude dag. Het kabinet is daarom van mening dat het verschil in fiscale behandeling dient te worden verkleind, zoals ook in het IBO Zelfstandigen zonder personeel (2015)11 is aangegeven. Tegelijkertijd wil het kabinet voorkomen dat zelfstandigen financieel in de problemen komen.
Het kabinet stelt daarom een combinatie voor van het verhogen van de arbeidskorting en een geleidelijke verlaging van de zelfstandigenaftrek. In het voorstel wordt aan de ene kant de arbeidskorting met ingang van 2020 in drie stappen verhoogd ten opzichte van het basispad. Hiervan profiteren zelfstandigen en werknemers. Aan de andere kant stelt het kabinet voor de zelfstandigenaftrek per 2020 met acht stappen van € 250 en één stap van € 280 te verlagen naar € 5.000 in 2028. Dit betekent dat de zelfstandigenaftrek uitkomt op circa twee derde van het huidige niveau. Doordat tegenover de afbouw van de zelfstandigenaftrek maatregelen staan die de lasten verlichten (zoals de verhoging van de arbeidskorting) gaan zelfstandigen er tot en met 2028 in de meeste gevallen nog steeds op vooruit. Voor de jaren 2020 en 2021 zien we dat terug in een positieve koopkrachtontwikkeling voor zelfstandigen.
Onder andere in de brief van 7 december 2018 van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, naar aanleiding van de uitgevoerde evaluatie naar de fiscale ondernemersfaciliteiten waarvan de zelfstandigenaftrek de grootste is, heeft het kabinet al opgemerkt dat het verkleinen van de verschillen bijdraagt aan het verminderen van de verstoringen op de arbeidsmarkt. Destijds werd een dergelijke stap nog niet gezet, met het oog op de Commissie Borstlap. De Commissie Borstlap is gevraagd om aanbevelingen te doen voor een fundamentele stap, ook buiten de fiscaliteit, naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Vooruitlopend op de resultaten daaruit meent het kabinet nu toch al deze maatregel te moeten nemen. Een deel van de budgettaire opbrengst als gevolg van de afbouw van de zelfstandigenaftrek wordt nog niet ingezet en gereserveerd. Deze reservering kan worden gebruikt voor verdere stappen op weg naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt, bijvoorbeeld in reactie op de Commissie Borstlap.
Geraamde koopkrachtbeeld
Als gevolg van het koopkrachtpakket en het hervormingspakket is het verwachte koopkrachtbeeld voor 2020 positief. Voor alle groepen wordt een behoorlijke koopkrachtplus verwacht. De hierna opgenomen tabellen geven een overzicht van de belangrijkste parameters binnen box 1 van de inkomstenbelasting en de verwachte wijzigingen hiervan gedurende de kabinetsperiode. De bedragen voor 2020 zijn geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor zoals die geldt voor 2020, te weten 1,016. Bedragen na 2020 staan nog niet vast. De wijzigingen na 2020 zijn deels beleidsmatig en deels het gevolg van indexatie. Voor die indexatie is de geraamde tabelcorrectiefactor van het Centraal Planbureau (CPB) gebruikt.
2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|
Tarief schijf 1 | 36,65% | 37,35% | 37,10% |
Tarief schijf 2 | 38,10% | 37,35% | 37,10% |
Tarief schijf 3 | 38,10% | 37,35% | 37,10% |
Tarief schijf 4 | 51,75% | 49,50% | 49,50% |
Grens schijf 1 | € 20.384 | € 20.711 | € 20.939 |
Grens schijf 2 | € 34.300 | € 34.712 | € 34.999 |
Grens schijf 3 | € 68.507 | € 68.507 | € 68.507 |
AHK: maximaal | € 2.477 | € 2.711 | € 2.801 |
AHK: afbouw in 2e en 3e schijf | 5,147% | 5,672% | 5,888% |
Arbeidskorting: bedrag grens 1 | € 170 | € 279 | € 389 |
Arbeidskorting: bedrag grens 2 | € 3.399 | € 3.595 | € 3.776 |
Arbeidskorting: bedrag grens 3 | € 3.399 | € 3.819 | € 4.143 |
Arbeidskorting: bedrag grens 4 | € 0 | € 0 | € 0 |
Arbeidskorting: afbouwpunt | € 34.060 | € 34.989 | € 35.982 |
Arbeidskorting: afbouwpercentage | – 6,00% | – 6,00% | – 6,00% |
Zelfstandigenaftrek | € 7.280 | € 7.030 | € 6.780 |
IACK: maximaal | € 2.835 | € 2.881 | € 2.913 |
IACK: inkomensgrens | € 4.993 | € 5.072 | € 5.127 |
IACK: opbouwpercentage | 11,45% | 11,45% | 11,45% |
Jonggehandicaptenkorting | € 737 | € 749 | € 758 |
2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|
Tarief schijf 1 | 18,75% | 19,45% | 19,20% |
Tarief schijf 2 | 20,20% | 19,45% | 19,20% |
Tarief schijf 3 | 38,10% | 37,35% | 37,10% |
Tarief schijf 4 | 51,75% | 49,50% | 49,50% |
Grens schijf 1 | € 20.384 | € 20.711 | € 20.939 |
Grens schijf 2 (geboren vanaf 1946) | € 34.300 | € 34.712 | € 34.999 |
Grens schijf 2 (geboren voor 1946) | € 34.817 | € 35.375 | € 35.765 |
Grens schijf 3 | € 68.507 | € 68.507 | € 68.507 |
AHK: maximaal | € 1.268 | € 1.413 | € 1.453 |
AHK: afbouw in 2e en 3e schijf | 2,633% | 2,956% | 3,054% |
Arbeidskorting: bedrag grens 1 | € 87 | € 146 | € 202 |
Arbeidskorting: bedrag grens 2 | € 1.740 | € 1.873 | € 1.957 |
Arbeidskorting: bedrag grens 3 | € 1.739 | € 1.989 | € 2.147 |
Arbeidskorting: bedrag grens 4 | € 0 | € 0 | € 0 |
Arbeidskorting: afbouwpunt | € 34.060 | € 34.989 | € 35.982 |
Arbeidskorting: afbouwpercentage | -3,070% | -3,125% | -3,109% |
Zelfstandigenaftrek | € 7.280 | € 7.030 | € 6.780 |
Ouderenkorting: maximaal | € 1.596 | € 1.622 | € 1.640 |
Ouderenkorting: afbouwpunt | € 36.783 | € 37.372 | € 37.784 |
Ouderenkorting: afbouwpercentage | -15% | -15% | -15% |
Alleenstaande ouderenkorting | € 429 | € 436 | € 441 |