Met deze maatregel wordt een aanpassing in de earningsstrippingmaatregel in de Wet Vpb 1969 voorgesteld. De earningsstrippingmaatregel betreft een generieke renteaftrekbeperking. De earningsstrippingmaatregel beperkt in beginsel voor alle vennootschapsbelastingplichtigen de aftrekbaarheid van het verschil tussen de rentelasten en de rentebaten van geldleningen (saldo aan renten) bij het bepalen van de winst. Het saldo komt niet in aftrek voor zover dat meer bedraagt dan het hoogste van 20%48 van de gecorrigeerde winst49 of 1 € miljoen (drempel). De maatregel is afkomstig uit de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1)50 en is per 1 januari 2019 in de vennootschapsbelasting geïmplementeerd.
Nederland heeft gekozen voor een robuuste implementatie die op onderdelen aanzienlijk verder gaat dan de in ATAD1 opgenomen minimumstandaard. Als gevolg van de keuze voor een robuuste implementatie wordt niet alleen opgetreden tegen grondslaguitholling, maar wordt vooral een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen bij alle belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting nagestreefd. Zo is onder meer de reikwijdte van de maatregel verruimd ten opzichte van de minimumnorm uit ATAD1 door het verlagen van de drempel van € 3 miljoen naar € 1 miljoen. Als gevolg van de verlaging van de drempel is bij invoering van de maatregel reeds onderkend dat een belastingplichtige zich mogelijk kan «opknippen» in verschillende vennootschappen om zo voor iedere vennootschap afzonderlijk gebruik te maken van de door de drempel geboden aftrekruimte. Daarbij is aangegeven dat afhankelijk van de mate waarin zich dat zal gaan voordoen, wettelijke maatregelen kunnen worden bezien.51
Naar aanleiding van de opgedane ervaring met de toepassing van de maatregel, komt vanuit de praktijk het signaal op dat met name ten aanzien van verhuurd vastgoed wordt ingespeeld op een optimaal gebruik van de aftrekruimte door rentesaldi van belastingplichtigen te verdelen over verschillende vennootschappen. Hierdoor blijft de fiscaal ongelijke behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen voor deze belastingplichtigen in stand. Het kabinet acht dit niet wenselijk en stelt daarom als antifragmentatiemaatregel voor om met ingang van 1 januari 2025 de aftrekruimte van de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met aan derden verhuurd vastgoed buiten toepassing te laten.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De antifragmentatiemaatregel heeft als doel om voor de toepassing van de earningsstrippingmaatregel het voordeel weg te nemen dat kan worden behaald door de investeringen in- en financieringskosten van aan derden verhuurd vastgoed zodanig te verspreiden over verschillende vennootschappen dat meerdere malen gebruik wordt gemaakt van het drempelbedrag. Door het drempelbedrag buiten toepassing te laten voor vastgoedlichamen met aan derden verhuurd vastgoed wordt dit doel naar verwachting bereikt. Naar verwachting zal de maatregel ertoe leiden dat belastingplichtige vastgoedlichamen niet langer geprikkeld worden om zich op te knippen in verschillende vennootschappen om optimaal gebruik te maken van de door de drempel geboden aftrekruimte. Daarmee is de maatregel naar verwachting doeltreffend. De doeltreffendheid van de maatregel zal vanaf het najaar van 2027 gemonitord worden op basis van de gegevens uit de aangiften vennootschapsbelasting over toepassing van de earningsstrippingmaatregel ten aanzien van vastgoedlichamen. De aangiftegegevens over belastingjaar 2025 zijn niet eerder beschikbaar dan najaar 2027. De maatregel is naar verwachting ook doelmatig, omdat deze is gericht op belastingplichtigen die inspelen op een optimaal gebruik van de aftrekruimte door rentesaldi van belastingplichtigen te verdelen over verschillende vennootschappen. Bovendien worden de lasten voor bedrijven en uitvoering zoveel mogelijk beperkt door voor toepassing van de antifragmentatiemaatregel aan te sluiten bij bestaande kwantitatieve criteria.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane
De maatregelen zijn door de Belastingdienst beoordeeld met de uitvoeringstoets. Voor de maatregel geldt dat de Belastingdienst die uitvoerbaar acht per de voorgestelde datum van inwerkingtreding. De gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de Uitvoeringstoets die als bijlage is bijgevoegd. De voorgestelde maatregel leidt tot uitvoeringskosten bij de Belastingdienst. Deze kosten zijn ook opgenomen in de Uitvoeringstoets in de bijlage.