Voorgesteld wordt het verlaagde btw-tarief voor het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden (hierna: logies) en voor bepaalde culturele goederen en diensten af te schaffen met ingang van het jaar 2026. Deze wijziging heeft tot doel de budgettaire opbrengsten te verhogen. Daarnaast zorgt deze voor een meer consistente belastingheffing op diverse diensten en goederen en kan de wijziging bijdragen aan een vereenvoudiging van het belastingstelsel.
Het verlaagde btw-tarief op logies wordt afgeschaft. Het btw-tarief voor logies gaat hierdoor van het verlaagde tarief (nu 9%) naar het algemene tarief (nu 21%). Met het vervallen van deze post is de toepassing van het verlaagde tarief dus bijvoorbeeld niet langer mogelijk voor de verhuur van hotelkamers, gemeubileerde vakantiewoningen of stacaravans. Ook het kortdurend verstrekken van logies aan bijvoorbeeld werknemers, studenten, asielzoekers en dak- en thuislozen zal onder het algemene tarief gaan vallen.
Opgemerkt wordt dat het verlaagde btw-tarief voor het geven van gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden (hierna: kamperen) blijft bestaan.
Het huidige verlaagde btw-tarief voor culturele goederen en diensten wordt grotendeels afgeschaft. Ook voor deze goederen en diensten zal per 1 januari 2026 het algemene tarief gaan gelden (met uitzondering van het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen, circussen, dierentuinen en bioscopen).
In een tabel kan als volgt worden weergegeven voor welke posten (goederen en diensten) het verlaagde btw-tarief wordt ingetrokken:
Post | Uitleg |
---|---|
Tabel I, a 29 | Kunst: invoer van kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, levering van kunstvoorwerpen door de maker, diens rechtverkrijgende of aftrekgerechtigde ondernemers. |
Tabel I, a 30 | Boeken: hieronder vallen onder meer: (digitale) fotoboeken, stripboeken, kleurboeken, schoolboeken (werkboeken, werkschriften van tenminste 32 pagina’s), educatieve informatie op fysieke dragers bestemd voor onderwijs; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere ten minste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven. |
Tabel I, b 2 | Uitlenen van boeken. |
Tabel I, b 3 | Het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en baden: het gelegenheid bieden aan sporters om actief te sporten in of vanuit een sportaccommodatie. |
Tabel I, b 11 | Verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden zoals: hotels, vakantieparken, accommodatieverhuur via platforms, pensions, verhuur van gemeubileerde vakantiewoningen en gemeubileerde stacaravans; ook kortdurende logiesverstrekking aan studenten, werknemers, asielzoekers. |
Tabel I, b 14-c | Het verlenen van toegang tot openbare musea of verzamelingen. |
Tabel I, b 14-d | Toegang tot muziek en toneeluitvoeringen: onder meer muziekuitvoeringen (concerten), muziekfestivals, toneeluitvoeringen, dansvoorstellingen, musicals en cabaretvoorstellingen. |
Tabel I, 14-f | Toegang tot sportwedstrijden, -demonstraties en dergelijke. |
Tabel I, b 17 | Optreden uitvoerende kunstenaars. |
Tabel I, b 21 | Digitaal leveren of uitlenen van boeken. |
Achtergrond bij de wijzigingen
Deze aanpassingen brengen een structurele opbrengst van 2331 miljoen euro met zich mee. Voorts dragen de aanpassingen bij aan het streven om het belastingstelsel te vereenvoudigingen. Bovendien zorgen de aanpassingen voor een meer consistente belastingheffing op diverse diensten en goederen. Door het aantal fiscale regelingen in de vorm van verlaagde btw-tarieven te verkleinen wordt het algemene btw-tarief, de hoofdregel, breder toegepast. Desondanks acht het kabinet het gewenst om een aantal posten niet te treffen met deze maatregel en kiest ervoor in die gevallen het verlaagde btw-tarief in stand te laten (zoals het gelegenheid geven tot kamperen).
Overgangstermijn
Om ondernemers en de Belastingdienst in de gelegenheid te stellen zich op deze wijzigingen voor te bereiden en hun ict-systemen hierop aan te passen, wordt voorgesteld de maatregel nu al in de wet op te nemen maar pas op 1 januari 2026 in werking te laten treden. Om te voorkomen dat door middel van vooruitbetalingen tot (ver) ná 1 januari 2026 het verlaagde tarief van toepassing is op prestaties die na die datum worden verricht is, in aanvulling op de latere inwerkingtreding van de maatregel, een overgangsbepaling in het wetsvoorstel opgenomen. Die bepaling regelt kort gezegd dat ten aanzien van de posten waarvoor het btw-tarief met dit voorstel worden verhoogd het btw-tarief geldt van het moment waarop de prestatie wordt verricht. Wordt een theatervoorstelling dus vooruitbetaald op 24 augustus 2025 maar vindt de voorstelling plaats op 2 januari 2026 dan is conform deze bepaling effectief het algemene btw-tarief verschuldigd over deze prestatie. Omdat er in de geraakte sectoren veelvuldig gewerkt wordt met vooruitbetalingen, ligt het voor de hand om overgangsrecht op te nemen en zodoende misbruik met veelvuldige vooruitbetalingen te voorkomen.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
Recent zijn de bestaande verlaagde btw-tarieven – waaronder het verlaagde tarief op culturele goederen en diensten – door Dialogic & Significant Public – geëvalueerd op doelmatigheid en doeltreffendheid.131 De belangrijkste uitkomst van de evaluatie is dat het verlaagde btw-tarief deels doeltreffend, maar in het algemeen géén doelmatig instrument is om de beoogde doelen te bereiken. De onderzoekers bevelen aan kritisch te evalueren of de doelen van het verlaagde btw-tarief (die vaak decennia geleden zijn vastgesteld) nog actueel en relevant zijn. Zij raden bovendien aan meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om de (eventueel resterende) beoogde beleidsdoelen te bereiken.
Het afschaffen van een aantal posten uit het verlaagde btw-tarief draagt bij aan het streven om het belastingstelsel te vereenvoudigen en maakt de belastingheffing op diverse diensten en goederen consistenter.
In algemene zin kan de voorgestelde wijziging worden omschreven als een beweging naar een meer uniform btw-tarief dat de doelmatigheid van de btw als belastingmiddel in algemene zin ten goede komt. Een vereenvoudigd belastingstelsel waarbij de hoofdregel (algemeen btw-tarief) vaker van toepassing is zorgt bovendien voor een meer consistente belastingheffing op diverse diensten en goederen.
Gezien de verwachte impact van de maatregel is het zinvol om vanaf 2026 de effecten te monitoren en deze middels een ex-post evaluatie in 2028 te rapporteren aan de Tweede Kamer. In deze evaluatie zal gekeken worden naar in hoeverre de btw-verhoging wordt doorberekend in consumentenprijzen (op moment van en kort na invoering) en wat de vraageffecten zijn over een langere periode. Daarbij zou voor het vaststellen van de effecten een vergelijking gemaakt kunnen worden tussen de getroffen en uitgezonderde sectoren (attractieparken, kampeerterreinen, bioscopen, etc.). Hiervoor zal ruim voor invoering van de maatregel een nulmeting en gemaakt moeten worden met behulp van sectorale gegevens (van het CBS). Daarnaast zal er na invoering een eerste analyse gedaan worden van de korte termijn impact van deze maatregelen.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane
De maatregel is door de Belastingdienst beoordeeld met een Uitvoeringstoets. De voorgestelde maatregel is uitvoerbaar per 1 januari 2026. Het afschaffen van het verlaagd btw-tarief voor bepaalde posten leidt in eerste instantie tot een toename van vooroverleg en juridische procedures, waardoor de uitvoeringskosten tijdelijk toenemen. Echter, de uitvoeringskosten zullen op termijn structureel afnemen. Voor een nadere beschrijving van de uitvoeringsgevolgen voor de Belastingdienst wordt verwezen naar de Uitvoeringstoets.