In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat het financiële voordeel dat voortvloeit uit het amendement Omtzigt inzake walstroom op het BP 2024140 op andere wijze toekomt aan elektriciteitsverbruikers.
In de energiebelasting is een verlaagd tarief voor walstroom opgenomen. De ratio hierachter is dat aangemeerde schepen hierdoor eerder elektriciteit zullen gebruiken dan hun dieselgeneratoren laten draaien voor hun stroomvoorziening. Het amendement regelt dat het verlaagd tarief vanaf 1 januari 2024 in tien stappen wordt afgebouwd. Het amendement regelt voorts dat de opbrengst hiervan vanaf genoemde datum wordt aangewend voor een tariefverlaging van de eerste schijf elektriciteit in de energiebelasting (0–2.900 kWh).
Vanwege de geringe opbrengst van de afbouw en het grote aantal elektriciteitsverbruikers is de tariefverlaging zeer gering. Het gaat in 2024 om € 0,00001 per kWh tot een verbruik van 2.900 kWh. Als een huishouden of bedrijf ten minste 2.900 kWh per jaar verbruikt, is het voordeel 3,6 eurocent (incl. btw). Het gaat om het maximale voordeel over het hele jaar, dus niet per verbruikte kWh. Bij een verbruik onder de 2.900 kWh valt dit voordeel nog lager uit. Door afronding in de energiefactuur, is het overigens de vraag of huishoudens en bedrijven dit voordeel op hun factuur kunnen zien. De tariefverlaging leidt daardoor mogelijk tot veel vragen van consumenten aan energieleveranciers en de Belastingdienst.
Tegenover het geringe voordeel zou een toename in de complexiteit en uitvoeringslasten voor energieleveranciers en de Belastingdienst staan. Bij de energieleveranciers gaat het om een significante impact. De lasten zijn gemoeid met aanpassing van bestaande systemen en processen. De eerste schijf raakt namelijk aan verschillende regelingen, zoals de salderingsregeling en verplichtingen vanuit de Autoriteit Consument en Markt (ACM) waaronder het Aanbod-op-Maat. Verder verwachten energieleveranciers veel vragen van consumenten. Voorts moeten de systemen worden aangepast om de tariefverlaging in de energiebelastingaangifte aan de Belastingdienst te verwerken. De totale kosten die energieleveranciers maken zouden mogelijk hoger zijn dan het totale voordeel dat zou terechtkomen bij elektriciteitsverbruikers.
Voor de uitvoering van de energiebelasting door de Belastingdienst geldt dat de tariefverlaging hoofdzakelijk consequenties heeft voor de teruggaveregeling meerdere onroerende zaken achter één aansluiting (ook wel: blokelektriciteit). In de quickscan en de latere uitvoeringstoets op het amendement heeft de Belastingdienst de tariefverlaging beoordeeld als uitvoerbaar per 1 januari 2024. De Belastingdienst geeft daarbij aan dat de maatregel tot een toename van de complexiteit leidt.
In het licht van het voorgaande is naar alternatieven gezocht om het voordeel op een andere manier aan elektriciteitsverbruikers te doen toekomen. Dat heeft geleid tot de volgende oplossing.
De energiebelasting kent een belastingvermindering. Het gaat om een vast bedrag per elektriciteitsaansluiting met verblijfsfunctie. De belastingvermindering zou in 2024 € 521,78 (excl. btw) bedragen. In onderhavig wetsvoorstel wordt geregeld dat de belastingvermindering met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024 € 521,81 (excl. btw) bedraagt. Met de verhoging van 3 eurocent (excl. btw) is het maximale voordeel van de tariefverlaging van de eerste schijf elektriciteit (3,6 eurocent, incl. btw) overgeheveld naar de belastingvermindering. Vooruitlopend op deze wetswijziging is in het Beleidsbesluit Belastingen op milieugrondslag de belastingvermindering voor 2024 gesteld op € 521,81 (excl. btw) c.q. € 631,39 (incl. btw). Op deze manier wordt het maximale voordeel van de tariefverlaging in 2024 via de belastingvermindering gegeven. Dit leidt niet tot extra kosten of inspanningen van energieleveranciers en de Belastingdienst. Voor zowel de verhoging van de belastingvermindering als de verlaging van het tarief van de eerste schijf geldt dat circa 91% van het voordeel bij huishoudens terechtkomt.
De noodzaak om voor 2024 met een beleidsbesluit tot de maatregel te komen, is gelegen in de voornoemde effecten van de verlaging van het tarief van de eerste schijf elektriciteit. Zou de maatregel niet zijn genomen, dan zou de Belastingdienst de teruggaveregeling meerdere onroerende zaken achter één aansluiting hebben moeten aanpassen. De energieleveranciers zouden hun systemen, communicatie en facturen hebben moeten aanpassen. De meer complexe facturen zouden tot meer (controle)werk bij de Belastingdienst hebben geleid. Er zou naar verwachting onduidelijkheid bij consumenten zijn ontstaan omdat het verschil van ten hoogste 3 eurocent voordeel over 2024 mogelijk niet op hun factuur te zien zou zijn geweest. Hiermee is ook voorkomen dat consumenten hiervoor contact zouden opnemen met energieleveranciers en de Belastingtelefoon. Omdat het mogelijke voordeel van ten hoogste 3 eurocent in geen verhouding staat met de geschetste voorziene effecten, was het noodzakelijk om tot de maatregel te komen met een beleidsbesluit vooruitlopend op de wetswijziging die in onderhavig wetsvoorstel is opgenomen.
In onderhavig wetsvoorstel wordt geregeld dat de verlagingen van het tarief van de eerste schijf elektriciteit in de jaren 2025 tot en met 2033 geen doorgang vinden. Daarbij is reeds het volgende geregeld voor 2024. De energiebelastingtarieven worden aan het begin van elk kalenderjaar geïndexeerd. Bij de indexatie in de zogenoemde bijstellingsregeling mag de nodig geachte afronding worden toegepast. Sinds 2016 worden de tarieven afgerond op vijf cijfers achter de komma. Door het tarief van de eerste schijf voor 2024 na indexatie af te ronden op vier decimalen (€ 0,1088, vóór indexatie en afronding: € 0,09899 per kWh), is het gelijk gehouden aan het tarief van de tweede schijf (€ 0,10880 per kWh, zie tabel 1) en worden onduidelijkheden bij consumenten en significante uitvoeringslasten bij energieleveranciers en de Belastingdienst voorkomen. Deze afronding acht het kabinet noodzakelijk in het licht van het voorgaande.
Elektriciteit (excl. btw) | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | 2031 | 2032 | 2033 | 2034 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
0–2.900 kWh | 0,1088 | 0,10032 | 0,08794 | 0,08233 | 0,07832 | 0,07334 | 0,07413 | 0,07409 | 0,07402 | 0,07395 | 0,07395 |
2.900–10.000 kWh | 0,10880 | 0,10034 | 0,08798 | 0,08241 | 0,07845 | 0,07351 | 0,07448 | 0,07449 | 0,07448 | 0,07449 | 0,07449 |
Voor 2024 is en wordt dus door middel van de Bijstellingsregeling indirecte belastingen en Provinciewet 2024, het Beleidsbesluit Belastingen op milieugrondslag en onderhavig wetsvoorstel geregeld dat het voordeel van een tariefverlaging van de eerste schijf elektriciteit wordt omgezet in een verhoging van de belastingvermindering.
Voor de jaren 2025 tot en met 2033 wordt dezelfde oplossing geregeld in onderhavig wetsvoorstel. Dat betekent dat de belastingvermindering wordt verhoogd en de tarieven in de eerste en tweede schijf elektriciteit weer aan elkaar gelijk zullen zijn (zie tabel 10, het tarief van de tweede schijf (onderste rij)).
Benadrukt wordt dat het met het amendement beoogde voordeel op deze manier terechtkomt bij elektriciteitsverbruikers, conform de bedoeling van het amendement. De Tweede en Eerste Kamer zijn over deze oplossing bericht bij brieven van 7 februari 2024141, respectievelijk 8 november 2023.142
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
Het met het amendement beoogde voordeel komt ook via de gekozen oplossing terecht bij elektriciteitsverbruikers. De met het amendement geregelde afbouw van het verlaagde tarief voor walstroom blijft behouden.
Met de gekozen oplossing worden onduidelijkheden bij consumenten en significante uitvoeringslasten bij energieleveranciers en de Belastingdienst voorkomen.
Evaluatie van de energiebelasting is voorzien in 2027. Daarin zal onder andere de doeltreffendheid en doelmatigheid van de tariefstructuur worden geëvalueerd.
Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane
De voorgestelde oplossing voorkomt dat de Belastingdienst de teruggaveregeling meerdere onroerende zaken achter één aansluiting (blokelektriciteit) moet aanpassen. Dat de oplossing ervoor zorgt dat energieleveranciers hun communicatie-uitingen in bijvoorbeeld een aanbod of op een factuur richting consumenten beknopter kunnen houden, heeft ook effect op de Belastingdienst. Meer complexe facturen zouden namelijk ook tot meer (controle)werk bij de Belastingdienst leiden omdat partijen wellicht een teruggaveverzoek indienen, terwijl dit niet nodig was geweest. Omdat onduidelijkheid bij consumenten wordt voorkomen, wordt ook voorkomen dat zij contact opnemen met de Belastingtelefoon. De Belastingdienst moet voor de aanpassing van de hoogte van de belastingvermindering in 2024 tot en met 2034 een aanvullende parameterwijziging doorvoeren, naast de reguliere wijzigingen.