De Successiewet 1956 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achtste lid wordt «op deze verhuur afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is» vervangen door «en op deze verhuur afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, of ingevolge een voor ten minste 12 jaren aangegane pachtovereenkomst wordt verpacht en op deze verpachting titel 5 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is» en wordt «bedoeld in het vijfde lid» telkens vervangen door «bedoeld in het vijfde of zesde lid». Voorts wordt «door een huurder van die onroerende zaak» vervangen door: door een huurder, onderscheidenlijk een pachter, van die onroerende zaak.
2. In het negende lid wordt «berekend volgens het vijfde lid» vervangen door: berekend volgens het vijfde of zesde lid.
B
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel 2°, wordt na «registers van de burgerlijke stand,» ingevoegd: dan wel ingeval niet tijdig aangifte is gedaan, na de dag van die aangifte.
2. Het derde lid komt te luiden:
-
3. Indien voor de erfbelasting de aangifte over een bestanddeel van het voorwerp van die belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen niet, onjuist of onvolledig is gedaan, vervalt, in afwijking van artikel 16, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag niet.
C
Artikel 72 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
-
1. Executeurs van nalatenschappen zijn, op gelijke wijze als de erfgenamen, tot vervulling van al de bij deze wet opgelegde verplichtingen gehouden.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3. Desgevraagd verstrekt de Belastingdienst de erfgenaam inzage in de voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang zijnde stukken.