In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2020 is de EMU-schuld 54,5 procent van het bbp, zoals figuur 1.3.3 laat zien. Doordat in goede jaren buffers zijn opgebouwd, is er budgettaire ruimte om het verlies aan inkomsten en de toename aan uitgaven op te vangen. Daarom hoeft er niet direct te worden bezuinigd en hoeven de belastingen niet direct te worden verhoogd. Dit dempt sterke economische schommelingen.
Figuur 1.3.3 Ontwikkeling van de overheidsschuld
De EMU-schuld is lager dan de 57,4 procent van het bbp die werd verwacht in de Najaarsnota 2020. Deze verbetering ten opzichte van die raming heeft zich voorgedaan dankzij een beter EMU-saldo, maar ook dankzij een hoger bbp dan tijdens de Najaarsnota werd verwacht (het noemereffect). Hierdoor blijft Nederland onder de Europese grenswaarde van 60 procent van het bbp uit het SGP.
Miljoenen euro | Procenten bbp | |
---|---|---|
EMU-schuld Miljoenennota 2020 | 397.274 | 47,7% |
Noemereffect | 2,0% | |
Doorwerking lagere schuld 2019 | ‒ 2.619 | ‒ 0,3% |
Mutatie EMU-saldo | 35.846 | 4,5% |
Coronagerelateerde leningen | 1.681 | 0,2% |
Kastransactieverschil belastinguitstel | 6.171 | 0,8% |
Voortijdige beëindiging derivaten | ‒ 3.520 | ‒ 0,4% |
Overig | 98 | 0,0% |
EMU-schuld Financieel jaarverslag van het Rijk 2020 | 434.931 | 54,5% |
De mutatie in de EMU-schuld wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het minder negatieve EMU-saldo en het noemereffect. Daarnaast hebben een aantal andere posten een kleiner effect op de EMU-schuld van het Rijk. De leningen die zijn afgegeven als steunmaatregel tijdens de coronacrisis tellen mee voor de EMU-schuld, evenals het belastinguitstel. Bij het belastinguitstel in dit overzicht loopt alleen het uitstel op belastingen mee, niet op de premies. Het voortijdig beëindigen van rentederivaten leidt tot eenmalige ontvangsten. Het betreft de contant gemaakte waarde van de rentebaten die anders in de komende jaren zouden zijn ontvangen. Deze rentebaten zijn nu in één keer binnengekomen.