Tabel 5.1 betreft een overzicht van de inkomsten, de uitgaven, het EMU-saldo en de EMU-schuld (de budgettaire kerngegevens). Het betreft de inkomsten en uitgaven van het Rijk die relevant zijn voor het EMU-saldo. Om van dit het EMU-saldo Rijk tot het saldo van de gehele overheid (de collectieve sector) te komen wordt ook het EMU-saldo van de decentrale overheden meegeteld. De EMU-schuld wordt enkel voor de gehele collectieve sector weergeven.
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
Inkomsten (belastingen en sociale premies) | 305,5 | 299,8 | ‒ 5,7 |
Nood- en steunmaatregelen corona relevant voor EMU-saldo (uitgaven) | 0,0 | ‒ 27,8 | ‒ 27,8 |
Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond | ‒ 302,2 | ‒ 303,8 | ‒ 1,6 |
Rijksbegroting | ‒ 143,5 | ‒ 144,5 | ‒ 1,0 |
Sociale Zekerheid | ‒ 85,2 | ‒ 85,9 | ‒ 0,7 |
Zorg | ‒ 73,4 | ‒ 73,4 | 0,0 |
Overige netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo | 0,0 | ‒ 0,4 | ‒ 0,3 |
Totale netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo | ‒ 302,2 | ‒ 332,0 | ‒ 29,8 |
EMU-saldo centrale overheid | 3,3 | ‒ 32,2 | ‒ 35,4 |
EMU-saldo decentrale overheden | ‒ 1,5 | ‒ 1,8 | ‒ 0,3 |
EMU-saldo collectieve sector | 1,8 | ‒ 34,0 | ‒ 35,8 |
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) | 0,2% | ‒ 4,3% | ‒ 4,5% |
EMU-schuld collectieve sector | 397,3 | 434,9 | 37,7 |
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) | 47,7% | 54,5% | 6,8% |
Bruto binnenlands product (bbp) | 832,8 | 798,7 | ‒ 34,2 |
Tabel 5.2 geeft de opbouw van het EMU-saldo van gehele collectieve sector weer. Dit EMU-saldo (ook wel het overheidssaldo genoemd) is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in bijlage 3 en bijlage 4. Om tot het EMU-saldo te komen worden hier enkele correcties op toegepast: sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo (zie tabel 5.3) en voor sommige posten telt een ander bedrag mee voor het EMU-saldo (op transactiebasis) dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen (zie tabel 5.4).
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | ||
---|---|---|---|---|
1 | Belasting- en premieontvangsten | 305.511 | 299.833 | ‒ 5.678,0 |
2 | Totale netto-uitgaven | 323.209 | 355.822 | 32.612,3 |
3 | Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven | ‒ 21.863 | ‒ 24.317 | ‒ 2.453,5 |
4 | Bij: Kas-transverschillen en overige posten | ‒ 800 | ‒ 489 | 311,5 |
5 | Bij: EMU-saldo decentrale overheden | ‒ 1.484 | ‒ 1.805 | ‒ 321,0 |
6 | EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5) | 1.880 | ‒ 33.966 | ‒ 35.846,3 |
De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan, maar die niet meetellen voor het EMU-saldo, staan vermeld in tabel 5.3. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat in de Manual on Government Deficit and Debt.
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
Verstrekking studieleningen | 2.965 | 2.718 | ‒ 247 |
Aflossing studieleningen | ‒ 797 | ‒ 954 | ‒ 158 |
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen | 330 | ‒ 31 | ‒ 361 |
Voortijdige beeindiging derivaten | 0 | ‒ 3.520 | ‒ 3.520 |
Rente-ontvangsten derivaten | ‒ 1.074 | ‒ 1.012 | 62 |
Coronagerelateerde leningen | 0 | 1.681 | 1.681 |
Rijksbijdragen aan sociale fondsen | 26.639 | 32.453 | 5.813 |
Kasbeheer | ‒ 6.172 | ‒ 6.985 | ‒ 813 |
Overig | ‒ 28 | ‒ 32 | ‒ 3 |
Totaal | 21.863 | 24.317 | 2.453 |
Tabel 5.4 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier, in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen moet daarom bovenop de transactie op kasbasis nog een kas-transverschil (ktv) worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan, zoals het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars.
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
KTV EU-afdrachten | ‒ 4 | 659 | 663 |
KTV Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) | 0 | ‒ 1.084 | ‒ 1.084 |
KTV Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) | 0 | ‒ 960 | ‒ 960 |
KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding | 0 | ‒ 268 | ‒ 268 |
KTV OV-jaarkaart | ‒ 275 | ‒ 75 | 200 |
KTV Veilingopbrengsten | 242 | ‒ 551 | ‒ 793 |
KTV Gasbaten | ‒ 220 | 0 | 220 |
KTV Publiek private samernwerking | 232 | ‒ 351 | ‒ 583 |
KTV Defensie | 0 | 723 | 723 |
Overige kas-transverschillen (aansluiting bij CBS) | ‒ 142 | ‒ 259 | ‒ 117 |
Mutatie begrotingsreserves | ‒ 300 | 1.363 | 1.663 |
Saldo agentschappen en rest centrale overheid | 0 | 302 | 302 |
Totaal Rijk | ‒ 467 | ‒ 501 | ‒ 33 |
Totaal Sociale fondsen | ‒ 333 | 12 | 345 |
Totaal Rijk en sociale fondsen | ‒ 800 | ‒ 489 | 312 |
Tabel 5.5 geeft de verdeling van het EMU-saldo over de verschillende onderdelen van de collectieve sector weer. In tabel 5.6 wordt het EMU-saldo van het Rijk verder uitgesplitst.
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
EMU-saldo Rijk | ‒ 2.336 | ‒ 37.481 | ‒ 35.145 |
EMU-saldo sociale fondsen | 5.700 | 5.320 | ‒ 381 |
EMU-saldo decentrale overheden | ‒ 1.484 | ‒ 1.805 | ‒ 321 |
EMU-saldo collectieve sector | 1.880 | ‒ 33.966 | ‒ 35.846 |
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) | 1,0% | ‒ 4,3% | ‒ 5,3% |
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
Belastingontvangsten | 193.783 | 193.347 | ‒ 436,0 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven | ‒ 190.876 | ‒ 222.191 | ‒ 31.315,8 |
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven | 21.863 | 24.317 | 2.453,5 |
Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen | ‒ 26.639 | ‒ 32.453 | ‒ 5.813,3 |
Kas-transverschillen en overige posten Rijk | ‒ 467 | ‒ 501 | ‒ 33,1 |
EMU-saldo Rijk (centrale overheid ) | ‒ 2.336 | ‒ 37.481 | ‒ 35.145 |
Tabel 5.7 geeft het financieringstekort van het Rijk weer. Het financieringstekort is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of over heeft. Het financieringstekort is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo een begrip op transactiebasis is, is het financieringstekort een begrip op kasbasis. Dat betekent dat er, naast de belastingontvangsten en de uitgaven op de begrotingen, nog een aantal correcties moet worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen, zoals die meetellen voor het EMU-saldo, berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen moet het kas-transverschil hier vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de Rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld. Deze staat in de Rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringstekort alleen de kasuitgaven meetellen. Daarnaast wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld de schatkist in dat geval niet daadwerkelijk verlaat of binnenkomt.
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
Belastinginkomsten (kasbasis) | 193.285 | 184.649 | ‒ 8.636 |
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven | ‒ 190.876 | ‒ 222.191 | ‒ 31.316 |
Af: kas-transverschil rentelasten | ‒ 710 | ‒ 555 | 155 |
Mutatie begrotingsreserves | ‒ 300 | 1.363 | 1.663 |
Mutaties derdenrekeningen | 0 | 184 | 184 |
Financieringssaldo Rijksoverheid | 1.399 | ‒ 36.550 | ‒ 37.949 |
Het financieringssaldo werkt een op een door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden op de financiële markten, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 5.8 geeft de ontwikkeling van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld betreft de hele collectieve sector, dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen heeft invloed op de EMU-schuld.
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
EMU-schuld begin jaar | 397.289 | 394.670 | ‒ 2.619 |
Financieringssaldo Rijksoverheid | ‒ 1.399 | 36.550 | 37.949 |
EMU-saldo decentrale overheden | 1.484 | 1.805 | 321 |
EMU-saldo rest centrale overheid | 0 | ‒ 211 | ‒ 211 |
Overig | ‒ 100 | 2.117 | 2.217 |
EMU-schuld einde jaar | 397.274 | 434.931 | 37.657 |
EMU-schuldquote (in procenten bbp) | 47,7% | 54,5% | 6,8% |
Tabel 5.9 bevat de ontwikkeling van de EMU-schuldquote (de EMU-schuld in verhouding tot het bbp). Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote, dit is weergegeven als het noemereffect.
MN 2020 | FJR 2020 | Verschil | |
---|---|---|---|
EMU-schuldquote begin jaar | 49,2 | 48,6 | ‒ 0,6 |
Noemereffect bbp | ‒ 1,5 | 0,8 | 2,3 |
Financieringssaldo Rijksoverheid | ‒ 0,2 | 4,6 | 4,7 |
EMU-saldo decentrale overheden | 0,2 | 0,2 | 0,0 |
EMU-saldo rest centrale overheid | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Overig | 0,0 | 0,3 | 0,3 |
EMU-schuldquote einde jaar | 47,7 | 54,5 | 6,8 |
In tabel 5.10 en tabel 5.11 staat een historisch overzicht van de afgelopen tien jaar voor zowel het EMU-saldo van de collectieve sector als de totale EMU-schuld, in euro's en in procenten van het bbp.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
EMU-saldo | ‒ 29,0 | ‒ 26,3 | ‒ 19,9 | ‒ 15,3 | ‒ 14,5 | 0,0 | 9,6 | 11,0 | 14,4 | ‒ 34,0 |
bbp | 642,9 | 645,2 | 652,7 | 663,0 | 683,5 | 702,6 | 733,2 | 774,0 | 810,2 | 798,7 |
EMU-saldo (in procenten bbp) | ‒ 4,5% | ‒ 4,0% | ‒ 3,0% | ‒ 2,3% | ‒ 2,1% | 0,0% | 1,3% | 1,4% | 1,8% | ‒ 4,3% |
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
EMU-schuld | 401,5 | 432,6 | 447,1 | 455,9 | 446,3 | 438,7 | 420,3 | 405,8 | 394,7 | 434,9 |
bbp | 642,9 | 645,2 | 652,7 | 663,0 | 683,5 | 702,6 | 733,2 | 774,0 | 810,2 | 798,7 |
EMU-schuld (in procenten bbp) | 61,7% | 66,3% | 67,7% | 67,9% | 64,7% | 61,9% | 56,9% | 52,4% | 48,7% | 54,5% |
Tabel 5.12 en tabel 5.13 geven een aansluiting tussen de cijfers zoals deze zijn gepresenteerd in bijlage 1 Rijksrekening en bijlage 5 EMU-saldo en EMU-schuld.
FJR 2020 | Bron | |
---|---|---|
Totaal kasuitgaven begrotingen | 283,9 | FJR bijl. 1 |
Rentekosten | 5,1 | FJR bijl. 1 |
Totaal kasuitgaven begrotingen en rentekosten | 289,0 | |
Af: uitgaven aflossing vaste schuld | 29,9 | H9A artikel 11 |
Af: consolidatie | 5,8 | Tabel 4.2 |
Totaal uitgaven begrotingen | 253,3 | Tabel 4.2 |
Af: niet-belastingontvangsten begrotingen | 31,2 | Tabel 4.3 |
Totaal netto-uitgaven begrotingen | 222,2 | Tabel 4.4 |
Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven | 133,6 | |
w.v. Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktrelaties | 62,2 | Tabel 4.6 |
w.v. Zorg | 71,5 | Tabel 4.7 |
Totaal netto-uitgaven (begrotingen en premies) | 355,8 | Tabel 4.1 |
w.v. Netto-uitgaven onder het uitgavenplafond | 331,6 | Tabel 4.1 |
w.v. Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond | 24,2 | Tabel 4.1 |
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven | 24,3 | Tabel 5.2 |
Bij: kas-transverschillen en overige posten | 0,5 | Tabel 5.2 |
Totaal netto-uitgaven relevant voor EMU-saldo | 332,0 | Tabel 5.4 |
FJR 2020 | Bron | |
---|---|---|
Totaal kasontvangsten begrotingen | 296,1 | FJR bijl. 1 |
Rentebaten | 1,4 | FJR bijl. 1 |
Totaal kasontvangsten begrotingen en rentebaten | 297,4 | |
Af: uitgifte vaste schuld | 41,2 | H9A artikel 11 |
Af: mutatie vlottende schuld | 34,5 | H9A artikel 11 |
Af: consolidatie | 5,8 | Tabel 4.2 |
Af: niet-belastingontvangsten | 31,2 | Tabel 4.3 |
Totaal belastingen op kasbasis | 184,6 | FJR bijl. 4 |
Premie-inkomsten op kasbasis | 106,5 | |
w.v. Volksverzekeringen | 36,7 | FJR bijl. 4 |
w.v. Werknemersverzekeringen (EMU-basis) | 69,8 | FJR bijl. 4 |
Totale inkomsten op kasbasis | 291,1 | |
Kas-transverschillen inkomsten | 9,3 | |
w.v. kas-transverschillen belastingen | 8,7 | FJR bijl. 4 |
w.v. kas-transverschillen premies volksverzekeringen | 0,6 | FJR bijl. 4 |
Totaal belastingen en premies op EMU-basis | 299,8 | Tabel 3.1 |