5.1.1. Zorgverzekeringswet
Het Zorginstituut Nederland, de Nederlandse Zorgautoriteit, Zorgverzekeraars Nederland, zorgverzekeraars en VWS werken nauw samen om de financile effecten van COVID-19 op de Zorgverzekeringswet in beeld te brengen. Om de relevante kosten zo goed mogelijk te kunnen ramen is onderscheid gemaakt tussen uitgaven op basis van reguliere prestaties en nieuwe prestaties. Deze nieuwe prestaties zijn meerkosten door COVID-19 en de continuteitsbijdrage. Deze paragraaf gaat in op de recente inschatting voor de Zvw-cijfers 2020, zoals ook verwerkt in de ontwerpbegroting 2021 en daar ook uitgebreid is toegelicht. In deze tweede incidentele suppletoire begroting is gekozen om een ingekorte toelichting op te nemen.
De cijfers over het eerste half jaar die weergegeven worden in de tabel hieronder zijn voor een deel gebaseerd op daadwerkelijke declaraties, maar voor een groter deel op bijschattingen van verzekeraars op basis van trends en contracten tussen verzekeraars en aanbieders voor het lopende jaar. Uiteraard kunnen deze cijfers nog wijzigen naarmate er meer wordt gedeclareerd. De zorgverzekeraars geven aan dat hun ramingen vanwege COVID-19 met meer onzekerheid dan normaal zijn omgeven. Desondanks bieden deze cijfers een eerste inzicht en wordt daarmee ook voldaan aan de vraag van de Tweede Kamer om deze inzichten te delen. Op basis van de huidige inzichten is de verwachting dat de Zvw-uitgaven per saldo niet hoger of lager uitvallen dan eerder geraamd.
In onderstaande tabel zijn de cijfers opgenomen die verzekeraars op basis van de eerste twee kwartalen (Q2) hebben aangeleverd bij het Zorginstituut. Vervolgens worden deze gegevens vertaald naar reguliere prestaties, continuteitsbijdragen en meerkosten door COVID-19.
Hieronder wordt meer toelichting gegeven over de reguliere prestaties, continuteitsbijdragen, meerkosten en andere mutaties in verband met COVID-19.
Levering Zorginstituut Nederland Q220201 | wv. Reguliere prestaties en tarieven2 | wv. Continuteits- bijdragen3 | wv. Meerkosten4 | Aanpassing begrotingsstanden 5 | |
---|---|---|---|---|---|
Eerstelijnszorg | 6.413,7 | 6.151,8 | 198,3 | 63,6 | 7,5 |
Huisartsenzorg | 3.294,8 | 3.156,4 | 89,9 | 48,5 | 25,1 |
Multidisciplinaire zorgverlening | 678,4 | 678,4 | 0,0 | 0,0 | 3,8 |
Tandheelkundige zorg | 804,8 | 770,0 | 27,5 | 7,3 | 14,9 |
Paramedische zorg | 848,4 | 778,7 | 62,7 | 7,0 | 18,1 |
Verloskunde | 260,2 | 259,3 | 0,9 | 0,1 | 2,4 |
Kraamzorg | 348,6 | 347,2 | 0,8 | 0,7 | 12,2 |
Zorg voor zintuiglijk gehandicapten | 178,4 | 161,8 | 16,5 | 0,1 | 3,5 |
Tweedelijnszorg | 25.964,3 | 21.857,7 | 3.617,3 | 489,3 | 3,1 |
Medisch-specialistische zorg | 24.317,7 | 20.476,4 | 3.411,6 | 429,7 | 14,5 |
Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf | 1.076,4 | 895,8 | 130,5 | 50,1 | 51,9 |
Overig curatieve zorg | 570,2 | 485,4 | 75,3 | 9,5 | 34,3 |
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg | 4.188,2 | 4060,1 | 85,3 | 42,7 | 82,2 |
Apotheekzorg en hulpmiddelen | 6.689,8 | 6660,4 | 19,0 | 10,4 | 87,0 |
Apotheekzorg | 4.978,1 | 4961,6 | 7,9 | 8,6 | 33,3 |
Hulpmiddelen | 1.711,7 | 1698,8 | 11,1 | 1,8 | 53,7 |
Wijkverpleging | 3.598,9 | 3.423,6 | 143,4 | 31,9 | 218,2 |
Ziekenvervoer | 795,5 | 780,3 | 8,0 | 7,3 | 1,5 |
Ambulancevervoer | 672,1 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 5,0 |
Overig ziekenvervoer | 123,3 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 3,6 |
Grensoverschrijdende zorg | 662,0 | 662,0 | 0,0 | 0,0 | 34,8 |
Nominaal en onverdeeld | 13,7 | 0,0 | 0,0 | 13,7 | 0,0 |
Totaal | 48.326,1 | 43.595,9 | 4.071,3 | 658,9 | 0,0 |
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.
Uitgaven op basis van reguliere declaraties en prestaties
De uitgaven op basis van reguliere prestaties en tarieven zijn als gevolg van zorguitval in het voorjaar van 2020 aanzienlijk lager dan in de ontwerpbegroting 2020 en de eerste suppletoire begroting 2020 werd aangenomen. Verzekeraars geven aan dat het nog lastig is om te bepalen in hoeverre in de reguliere declaraties sprake is van kosten van directe zorg aan corona-patinten. Dit is voor hen van belang omdat zij deze kosten, evenals andere meerkosten als gevolg van COVID-19 kunnen inbrengen in de catastroferegeling op grond van artikel 33 van de Zorgverzekeringswet. In de reguliere uitgaven zijn dus ook de directe kosten die verband houden met COVID-19 voor het kunnen leveren van directe zorg aan patinten inbegrepen.
Continuteitsbijdragen
Zorgaanbieders kunnen van zorgverzekeraars een continuteitsbijdrage ontvangen voor omzetdaling vanuit de basisverzekering en/of aanvullende verzekering vanwege COVID-19. Hiermee wordt de continuteit van de zorg gewaarborgd om ook in de toekomst aan hun zorgplicht te kunnen blijven voldoen en om personeel in de zorg te kunnen behouden. Op dit moment zijn de totale uitgaven aan de continuteitsbijdrage geraamd op 4 miljard. Voor deze raming geldt dat de meeste verzekeraars uitgaan van definitieve of voorlopige afspraken voor de verschillende sectoren.
Meerkosten door COVID-19
Zorgaanbieders die bij het leveren van zorg te maken hebben met aan COVID-19 gerelateerde meerkosten kunnen deze zorg declareren onder door de Nederlandse Zorgautoriteit in het leven geroepen prestaties voor meerkosten door COVID-19.
Doorwerking COVID-19 in 2021 en latere jaren
Met de huidige actualisatiecijfers (twee kwartalen 2020) is geen structureel effect op de Zvw-ramingen voor 2021 e.v. verondersteld. Een deel van de niet geleverde zorg zal nog worden ingehaald in 2020. De mogelijkheid tot inhaalzorg hangt echter nauw samen met de capaciteit van zorgaanbieders en de zorg die zij kunnen leveren in de nieuwe situatie (bijvoorbeeld met 1,5 meter maatregelen). Er wordt geen budgettair effect van inhaalzorg in 2021 verondersteld.
Verder is er veel onzekerheid over mogelijke toekomstige (regionale) uitbraken van het virusen de daarmee samenhangende financile gevolgen voor de zorguitgaven. Er is nu enkel op basis van de tweede kwartaalcijfers 2020 een aanpassing in de raming opgenomen.
In de ontwerpbegroting 2021 worden voorts verschillende beleidsmaatregelen gepresenteerd, die in de raming voor 2021 zijn verwerkt. Het gaat hierbij om de geraamde kosten in het kader van de opschaling van de IC- en ELV- capaciteit, alsmede de pakketmaatregel fysiotherapie.
5.1.2 Wet langdurige zorg
De coronacrisis heeft op verschillende manieren effect op de uitgaven van de Wet langdurige zorg. Er zijn financile maatregelen getroffen met als doel de continuteit van zorg op de korte termijn te garanderen en de continuteit van (het) zorg(landschap) op langere termijn te borgen. Hieronder gaan we nader in op de verschillende specifieke maatregelen (beleidsregels) voor de Wet langdurige zorg, de inschattingen van de budgettaire gevolgen en de onderliggende aannames daarbij.
Omzetderving
Voor 2020 zijn er afspraken gemaakt over de compensatie van omzetderving in verband met COVID-19. De compensatie voor de omzetderving betreft een vergoeding voor de doorlopende kosten voor overeengekomen productie die zorgaanbieders ondanks COVID-19 wel realiseren. De compensatie bedraagt in beginsel het verschil tussen de verwachte omzet in een situatie zonder COVID-19 en de gerealiseerde productie. De beleidsregel, die hiervoor is opgesteld, kende oorspronkelijk een looptijd tot 1juni 2020 en is nadien verlengd tot 1augustus 2020 voor de sectoren gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Voor de sector ouderenzorg is de regeling verlengd tot 1september 2020. De compensatie van de omzetderving wordt bekostigd vanuit het Wlz-kader 2020.
Zoals gebruikelijk adviseert de NZa periodiek de Minister van VWS over de toereikendheid van het Wlz-kader. Hierbij worden ook de budgettaire gevolgen van deze maatregel betrokken. Op basis van het meiadvies van de NZa is geconcludeerd dat het Wlz-kader, dat op 20april 2020 in lijn met het advies uit de maartbrief van de NZa nog is opgehoogd, ongewijzigd te laten. Voor 1oktober 2020 zal aan de hand van het meest recente advies van de NZa opnieuw worden bezien of een bijstelling noodzakelijk is. Dit krijgt vorm in de definitieve kaderbrief 2021, waarmee tevens het Wlz-kader voor 2021 wordt vastgesteld.
Extra kosten
In de tweede incidentele suppletoire begroting is een bijdrage opgenomen van totaal 190 miljoen in de Wlz. Zorgaanbieders en Wlz-clinten met een persoonsgebonden budget (pgb) maken extra kosten in verband met het coronavirus, voor bijvoorbeeld extra zorg en vervangende zorg. Op basis van eerste realisatiecijfers is de inschatting gemaakt dat het financile effect hiervan 40 miljoen bedraagt voor de periode maart tot en met juli 2020.
Waar zorgaanbieders te maken krijgen met extra kosten als gevolg van COVID-19, kunnen ook deze kosten worden vergoed. Op basis van een steekproef wordt geraamd dat de kosten voor de periode vanaf maart tot en met mei 2020 150 miljoen bedragen.
Bijlage Garantieregeling
1. Wijziging Garantstelling NVZA (COVID-19 geneesmiddelen)
Inleiding
De Staat (Minister van VWS) is op 7april 2020 een overeenkomst aangegaan met de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA), waarbij de Minister een volmacht aan de NVZA heeft verleend om namens de Minister garantstellingsverklaringen uit te brengen waarin de Staat zich ten behoeve van marktpartijen (bijvoorbeeld groothandels en ziekenhuisapotheken) garant stelt, met betrekking tot de inkoop, verkoop en distributie van geneesmiddelen, grondstoffen en andere geneeskundige middelen voor de gezondheidszorg gerelateerd aan de behandeling van COVID-19 patinten. Het maximale bedrag van de garantstellingen die namens de Minister kunnen worden verstrekt, is gelimiteerd tot 20,4 miljoen (inclusief btw). De volmacht is verstrekt tot en met 20juli 2020.
Met de afspraken zoals vastgelegd in de overeenkomst (hierna: Garantieregeling) is beoogd om de aankoop van geneesmiddelen, grondstoffen en andere geneeskundige middelen voor de gezondheidszorg gerelateerd aan de behandeling van COVID-19 patinten te borgen.
Het oorspronkelijke toetsingskader voor deze Garantieregeling is opgenomen in de 1e suppletoire wet van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2020. Dit huidige toetsingskader heeft betrekking op de wijziging van de looptijd.
Probleemstelling en rol van de Staat
Conform het beleidskader risicoregelingen (dat onderdeel uitmaakt van de begrotingsregels 20182021) vindt besluitvorming over aanpassing van een bestaande risicoregeling plaats aan de hand van het Toetsingskader Risicoregelingen. Na besluitvorming in de ministerraad wordt het toetsingskader verstuurd aan het parlement. Dit betreft aanpassingen aan de Garantieregeling op het gebied van de looptijd van de Garantieregeling en de frequentie van het aanleveren van rapportages.
1. Wat is het probleem dat aanleiding is geweest voor het beleid?
De COVID-19 uitbraak heeft geleid en kan leiden tot een sterke stijging van het aantal beademde IC-patinten. De vraag naar geneesmiddelen voor zorg aan COVID-19 patinten is daardoor ook de komende periode nog hoog. Daarom is het wenselijk de looptijd van de Garantieregeling (dus: de volmacht van de Minister aan NVZA om namens de Staat garantstellingsverklaringen aan marktpartijen te verstrekken) te verlengen naar 31juli 2021.
De oorspronkelijke Garantieregeling kent een begindatum van 30maart 2020. Om recht te doen aan aankopen die al in maart 2020 zijn gedaan maar die door de begindatum van de Garantieregeling niet onder de Garantieregeling vallen, wordt het wenselijk geacht de begindatum met terugwerkende kracht te vervroegen naar 20maart 2020.
Daarnaast is gebleken dat het wekelijks rapporteren (over onder andere de hoeveelheid en kosten van de geneesmiddelen die onder garantieregeling vallen) geen noodzaak is; vaak zijn er geen wijzigingen en er is sowieso afgesproken in de overeenkomst om bij bijzonderheden direct contact te hebben. Een maandelijkse rapportage sluit dan ook beter aan bij de praktijk.
2. Waarom rekent de centrale overheid het tot haar verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen?
Het is op dit moment noodzakelijk om de aankoop van de geneesmiddelen voor de behandeling van COVID-19 centraal te cordineren. Het is, ook voor de komende periode, aannemelijk, gezien de marktomstandigheden, dat deze cordinatie onvoldoende tot stand kan komen zonder afdekking van financile risicos door de Staat.
3. Is het voorstel voor de risicoregeling:
a) ter compensatie van risicos die niet in de markt kunnen worden gedekt, en/of b) het beste instrument waarmee een optimale doelmatigheidswinst kan worden bewerkstelligd ten opzichte van andere beleidsinstrumenten? Maak een vergelijking met alternatieve beleidsinstrumenten.
Door de onvoorspelbaarheid en wereldwijde omvang van de COVID-19 crisis en daardoor voortdurend wijzigende omstandigheden is dit risico niet via de markt te verzekeren.
4. Op welke wijze wordt het nieuw aan te gane risico gecompenseerd door risicos vanuit andere risicoregelingen binnen de begroting te verminderen?
Dit gebeurt niet. Gezien het karakter van een noodmaatregel is er geen gelegenheid geweest compensatierisicos van andere risicoregelingen binnen de begroting te verminderen.
Risicos en risicobeheersing
5. Wat zijn de risicos van de regeling voor het Rijk?
a.) Wat is het totaalrisico van de regeling op jaarbasis? Kent de regeling een totaalplafond?
De regeling kent een totaalplafond van 20,4 miljoen. Dit wordt niet aangepast. Het is op voorhand niet duidelijk hoe lang de COVID-19 crisis zal duren en wat exact het effect zal zijn op de vraag en aanbod van relevante geneesmiddelen. Daarom kan geen nadere inschatting worden gemaakt van het risico onder het totaalplafond. Tot dusverre (1september 2020) heeft de NVZA namens de Staat garantstellingsverklaringen aan marktpartijen voor afgerond 5 miljoen afgegeven.
b.) Hoe staan risico en rendement van de regeling tot elkaar in verhouding?
Het betreft een tijdelijke noodmaatregel waarvoor geen marktconforme risicopremie wordt gevraagd. De Staat ontvangt dus geen rendement.
c.) Wat is de inschatting van het risico voor het Rijk in termen van waarschijnlijkheid, impact, blootstellingduur en beheersingsmate?
Er wordt vooralsnog vanuit gegaan dat bovenstaande risicos zich tot 31juli 2021 zullen voordoen. De exacte mate waarin is vooralsnog niet goed voorzienbaar. Tot dat moment aangegane overeenkomsten blijven na ommekomst van deze termijn gegarandeerd onder deze garantstellingsverklaring. Indien noodzakelijk bijvoorbeeld omdat de wereldwijde markt voor geneesmiddelen op dat moment nog niet gestabiliseerd is en landelijk gecordineerde inkoop noodzakelijk blijft kan de Minister de duur van deze garantstellingsverklaring verlengen.
6. Welke risico-beheersende en risico-mitigerende maatregelen worden getroffen om het risico voor het Rijk te minimaliseren? Heeft de budgettair verantwoordelijke Minister voldoende mogelijkheden tot beheersing van de risicos, ook als de regeling op afstand van het Rijk wordt uitgevoerd?
Er zijn de volgende afspraken vastgelegd c.q. maatregelen getroffen om de risicos te mitigeren:
-
de regeling kent een totaalplafond (20,4 miljoen).
-
de risicos waar de garantieregeling betrekking op heeft zijn afgebakend. Het gaat om de volgende risicos: (i) het definitieve verschil tussen de door marktpartijen betaalde inkoopprijzen en de verkoopprijzen; (ii) het financile risico dat de zorgaanbieder niet of slechts gedeeltelijk betaalt aan de marktpartij; (iii) het financile risico dat de door de marktpartij ingekochte geneesmiddelen niet binnen de uiterste houdbaarheidsdatum kunnen worden verkocht of ingezet; en (iv) het financile risico dat bestelde geneesmiddelen niet geleverd worden maar wel betaald zijn.
-
vooraf is een limitatieve lijst kritieke middelen en grondstoffen vastgesteld die centraal gecordineerd kunnen worden ingekocht en waarvoor garanties kunnen worden afgegeven. Alleen geneesmiddelen die op de limitatieve lijst staan, vallen onder de Garantieregeling.
-
de NVZA is verplicht zich in te spannen om met de zorgaanbieders tot verkoopprijzen van de geneesmiddelen te komen die in een gebruikelijke verhouding staan tot de, eventueel gestegen, inkoopprijzen. De NVZA zal deze verplichting tevens opleggen aan marktpartijen bij het verlenen van een garantstelling.
-
de NVZA is verplicht periodiek een rapportage te overleggen aan de Minister van VWS. Deze rapportage bevat de volgende informatie: (i) de hoeveelheid bestelde Relevante Geneesmiddelen en de kosten daarvan; (ii) de marktpartijen aan wie een garantstelling is afgegeven; (iii) mogelijke problemen met betrekking tot de (niet) nakoming van hun verplichtingen door toeleveranciers of zorgaanbieders jegens de marktpartijen; en (iv) eventueel gematerialiseerde schades waarvoor een garantstelling is afgegeven.
-
de NVZA is verplicht om er voor te zorgen dat de marktpartijen aan wie zij een garantstellingsverklaring namens de Minister afgeven, ook direct aan de Minister rapporteren.
-
de NVZA is verplicht de Minister per ommegaande te informeren indien hij voorziet dat het totaalbedrag van de garantstellingen de limiet nadert of dreigt te overschrijden.
-
de NVZA is verplicht de Minister per ommegaande te informeren indien een individuele garantstelling een relatief groot bedrag behelst, betrekking heeft op zeer hoge prijzen of andere opmerkelijke situaties.
-
de NVZA biedt de Minister de gelegenheid om te verifiren of de gemaakte afspraken nagekomen worden door de NVZA. Indien daartoe verzocht, geeft NVZA per omgaande en zonder enig voorbehoud inzage in de relevant geachte delen van de administratie van de NVZA.
7. Bij complexe risico's: hoe beoordeelt een onafhankelijke expert het risico van het voorstelen de risico-beheersende en risico-mitigerende maatregelen van Rijk?
Het betreft een tijdelijke noodmaatregel waarvoor geen onafhankelijke expertopinie is gevraagd.
Vormgeving
8. Welke premie wordt voorgesteld en hoeveel wordt doorberekend aan de eindgebruiker? Is deze premiekostendekkend en marktconform. Zo nee, hoeveel budgettaire ruimte wordt het door het vakdepartement specifiek ingezet?
Er is afgezien van het in rekening brengen van een marktconforme premie gelet op de tijdelijke en kortdurende aard van deze maatregel en omdat de kosten ongeacht de uitvoeringsvariant uit collectieve middelen worden betaald. De uitgaven resulterend uit deze regeling zullen generaal worden ingepast.
9. Hoe wordt de risicovoorziening vormgegeven?
De regeling is van tijdelijke aard. Daarom wordt geen risicovoorziening ingesteld.
10. Welke horizonbepaling wordt gehanteerd (standaardtermijn is maximaal 5 jaar)?
De regeling wordt verlengd tot en met 31juli 2021. Hiertoe is besloten gezien de aanhoudende onzekerheid over de beschikbaarheid van bepaalde geneesmiddelen in het geval van een tweede golf. De regeling kan indien nodig nogmaals verlengd worden.
11. Wie voert de risicoregeling uit en wat zijn de uitvoeringskosten van de regeling?
De NVZA voert de regeling uit. De totale operationele kosten voor de werkzaamheden in 2020 worden ingeschat op 3,6 miljoen, de uitvoering van de garantieregeling maakt hier onderdeel van uit.
12. Hoe wordt de regeling gevalueerd, welke informatie is daarvoor relevant evaluatie en hoe wordt een deugdelijke evaluatie geborgd?
Momenteel zijn nog geen afspraken gemaakt over de evaluatie van noodmaatregelen in de COVID-19 crisis. De aandacht gaat uit naar de beheersing van de crisis. De rapportageverplichtingen genoemd onder punt 6 zullen naar verwachting voldoende informatie opleveren over de uitvoering van deze regeling om een toekomstige evaluatie te kunnen informeren.
2. Wijziging garantstelling Mediq Nederland B.V.
Inleiding
De Staat is op 23maart 2020 een overeenkomst aangegaan met Mediq Nederland B.V. (hierna: Mediq) als inkopende en leverende partij bij het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). De Minister van VWS staat hiermee garant voor alle directe financile schade die voor Mediq voortvloeit uit hoofde van de garantieovereenkomst en daaruit voortvloeiende overeenkomsten bij de inkoop van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de bestrijding van COVID-19. Daarbij verstrekt het Ministerie van VWS voorschotten aan Mediq die de voorfinanciering van de inkoop van deze hulpmiddelen mogelijk maakt.
De aanvankelijke garantieovereenkomst is door middel van twee addenda (23april 2020, respectievelijk 22juli 2020) voorzien van nadere bepalingen om verantwoordelijkheden nader te duiden, de in te kopen goederen te specificeren en de overeenkomst te verlengen tot 24juni 2021.
In het bijzonder:
-
in artikel 2 lid 1 is gexpliciteerd dat alle mogelijke toekomstige fiscale risicos ook expliciet onderdeel zijn van de garantieovereenkomst. Dit was al impliciet onderdeel van garantiebepaling iv;
-
artikel 2 lid 4 is gewijzigd om ook wettelijke naheffings- en navorderingstermijnen onder de geldigheid van de garantieovereenkomst te brengen;
-
artikel 4 is aangevuld zodat de verantwoordelijkheden tussen Mediq en VWS ten aanzien van de inkoop en verkoop door Mediq verduidelijkt is;
-
de lijst met producten is gewijzigd door de in te kopen categorien persoonlijke beschermingsmiddelen te beperken en de testmiddelen uit te breiden.
-
de garantieovereenkomst is verlengd tot uiterlijk 24juni 2021, om de duur van de garantieovereenkomst in lijn te brengen met de gemaakte dienstverleningsafspraken met Mediq.
Daarbij is ook aangeven dat testkits in aanvulling op de persoonlijke beschermingsmiddelen onder de relevante scope vallen. Het huidige toetsingskader heeft betrekking op deze wijzigingen van de garantieregeling. Deze wijzigingen zijn toegevoegd aan het oorspronkelijke toetsingskader.
Probleemstelling en rol van de overheid
Conform het beleidskader risicoregelingen (dat onderdeel uitmaakt van de begrotingsregels 20182021) vindt besluitvorming over een nieuwe risicoregeling (garantie, lening en achterborgstelling) en/of aanpassing van een bestaande risicoregeling plaats aan de hand van het Toetsingskader Risicoregelingen. Na besluitvorming in de ministerraad wordt het toetsingskader verstuurd aan het parlement.
Als onderdeel van de noodmaatregelen voor de beheersing van COVID-19 zijn op 23maart 2020 garanties afgegeven om de inkoop van noodzakelijke beschermingsmiddelen te borgen. Gezien de uitzonderlijke omstandigheden waaronder de garantieovereenkomst tot stand is gekomen werd het ingevulde afwegingskader na besluitvorming aan het parlement toegestuurd als bijlage bij de memorie van toelichting op de 1e suppletoire begrotingswet 2020 en had dit een globaal karakter. In de twee addenda is dit globale karakter nader geconcretiseerd.
1. Wat is het probleem dat aanleiding is geweest voor het beleid?
Sinds de uitbraak van COVID-19 bestaat de zorg dat er in Nederland een tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen en aan een aantal andere producten voor de gezondheidszorg kan ontstaan. De vraag was op het hoogtepunt van de crisis een veelvoud van de reguliere vraag. Daarbij stokte de toevoer door de wereldwijde stijging in gebruik en de handelsbelemmeringen als gevolg van de crisis. Om die reden was het noodzakelijk om de aankoop van deze hulpmiddelen snel centraal te kunnen cordineren met partijen die daar expertise op hadden. Vandaar dat het kabinetsbeleid erop was gericht om, additioneel aan het aanbod van bestaande leveranciers van persoonlijke beschermingsmiddelen, te voorzien in voldoende kwalitatief goede persoonlijke beschermingsmiddelen.
Daartoe is een nationaal consortium gevormd dat ervoor moet zorgen dat er voldoende producten zijn in verband met de COVID-19 crisis (het LCH). In het consortium zijn de krachten van inkopende zorginstellingen, leveranciers, distributeurs en producenten gebundeld. De Minister van VWS staat in directe verbinding met het consortium. De Minister heeft dit consortium, via Mediq, als n van de betrokken partijen, gevaagd om de inkoop van deze producten in Nederland te verzorgen. Juridisch loopt de inkoop, de verkoop en de facturatie via Mediq.
Mediq wil hierbij zoveel mogelijk open en transparant handelen en neemt hierbij als uitgangspunt dat zij deze diensten verleent zonder winstoogmerk. Gezien de uitzonderlijke marktomstandigheden (beperkte leverbetrouwbaarheid, instabiele prijsvorming en de wenselijkheid voorraden aan te kopen met onzekerheid over de toekomstige vraag daarnaar) loopt Mediq hierbij een aantal financile risicos.
De Minister heeft daarom besloten om zich garant te stellen voor de volgende risicos: i) het definitieve verschil tussen de door Mediq betaalde inkoopprijzen en de verkoopprijzen voor de persoonlijke beschermingsmiddelen voor de gezondheidszorg en de andere relevante producten die op dit moment in de gezondheidszorg benodigd zijn; ii) het kredietrisico dat Mediq loopt bij de verkoop van de producten; iii) het financile risico dat bestelde producten niet geleverd worden maar wel betaald zijn; iv) alle andere financile risico's die voor Mediq uit de overeenkomst voortkomen (hieronder mede begrepen de risico's met betrekking tot de distributie van de producten) die redelijkerwijs niet zijn af te dekken in de overeenkomsten met de leveranciers en v) fiscale risicos. Daarnaast verstrekt het ministerie voorschotten aan Mediq die voorfinanciering van de inkoop mogelijk maakt.
2. Waarom rekent de centrale overheid het tot haar verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen?
Het is op dit moment noodzakelijk om de aankoop en distributie van persoonlijke beschermingsmiddelen en een aantal andere producten te cordineren. De Minister heeft er mee ingestemd dat Mediq als partij van het LCH deze faciliterende rol op zich neemt. Het is aannemelijk, gezien de marktomstandigheden, dat deze rol onvoldoende tot stand kan komen zonder afdekking van financile risicos door de centrale overheid. Als alternatief instrument kan directe inkoop door de rijksoverheid worden genoemd. De rijksoverheid is hier echter minder goed toe in staat dan marktpartijen die hiermee ervaring hebben.
3. Is het voorstel voor de risicoregeling:
a) ter compensatie van risicos die niet in de markt kunnen worden gedekt, en/of b) het beste instrument waarmee een optimale doelmatigheidswinst kan worden bewerkstelligd ten opzichte van andere beleidsinstrumenten? Maak een vergelijking met alternatieve beleidsinstrumenten.
Door de onvoorspelbaarheid en wereldwijde omvang van de COVID-19 crisis en daardoor voortdurend wijzigende omstandigheden is dit risico niet via de markt te verzekeren.
4. Op welke wijze wordt het nieuw aan te gane risico gecompenseerd door risicos vanuit andere risicoregelingen binnen de begroting te verminderen?
Dit gebeurt niet. Gezien het karakter van een noodmaatregel is er geen gelegenheid om compensatierisicos van andere risicoregelingen binnen de begroting te verminderen.
Risicos en risicobeheersing
5. Wat zijn de risicos van de regeling voor het Rijk?
a) Wat is het totaalrisico van de regeling op jaarbasis? Kent de regeling een totaalplafond?
De regeling kent vanwege de onvoorspelbaarheid van de COVID-19-crisis geen totaalplafond. Ramingen worden in de diverse voortgangsbrieven en in de suppletoire begrotingen gepresenteerd om, gelet op het bijzondere omstandigheden, recht te doen aan het informatie- en budgetrecht van de Tweede Kamer.
b) Hoe staan risico en rendement van de regeling tot elkaar in verhouding?
Het betreft een tijdelijke noodmaatregel waarvoor geen marktconforme risicopremie wordt gevraagd. De Staat ontvangt dus geen rendement.
c) Wat is de inschatting van het risico voor het Rijk in termen van waarschijnlijkheid, impact, blootstellingduur en beheersingsmate?
Het is een open overeenkomst waar veel risicos aan zitten. De afgegeven garantie is niet gemaximeerd. Al snel werd duidelijk dat dit in deze uitzonderlijke omstandigheden voor Mediq niet werkbaar is, omdat de omvang van het risico vooraf niet goed in te schatten en te beheersen is.
Met betrekking tot het risico van het prijsverschil tussen inkoop en verkoop is zeker dat kosten zullen ontstaan door de gestegen marktprijzen. Deze kosten zullen zich voordoen ongeacht de uitvoeringsvariant. De Minister voor MZS heeft besloten de prijsstijging per product niet aan de zorgaanbieders door te berekenen, maar als rijksoverheid te dragen.
Aangezien zorgaanbieders te maken hebben met een hoger dan normaal gebruik van beschermingsmaterialen, zullen zij desondanks met hogere kosten worden geconfronteerd (volume-effect). Voor de vergoeding van deze hogere kosten is de toezegging van zorgverzekeraars over de omgang met meerkosten als gevolg van corona van toepassing.
Het alternatief zelf aankopen, distribueren en factureren vanuit de rijksoverheid heeft overigens dezelfde risicos, maar dan moet de overheid de risicos zelf beheersen en een logistieke organisatie opzetten. Mediq en de partijen binnen het consortium zijn hiertoe beter toegerust.
In het tweede addendum is bepaald dat de garantstelling geldt tot en met 23juni 2021. Tot dat moment aangegane overeenkomsten blijven na ommekomst van deze termijn gegarandeerd onder deze garantstellingsverklaring. Indien noodzakelijk bijvoorbeeld omdat de aanbodzijde van de wereldwijde markt voor beschermingsmiddelen zich op dat moment niet stabiel genoeg is en additionele landelijk gecordineerde inkoop en distributie noodzakelijk blijft kan de Minister de duur van deze garantstellingsverklaring verlengen.
6. Welke risico-beheersende en risico-mitigerende maatregelen worden getroffen om het risico voor het Rijk te minimaliseren? Heeft de budgettair verantwoordelijke Minister voldoende mogelijkheden tot beheersing van de risicos, ook als de regeling op afstand van het Rijk wordt uitgevoerd?
Er zijn de volgende afspraken vastgelegd c.q. maatregelen getroffen om de risicos te mitigeren:
-
de garantstelling geldt vooralsnog tot en met 23juni 2021.
-
er is een limitatieve lijst met persoonlijke beschermingsmiddelen die centraal worden ingekocht en waarvoor garanties kunnen worden afgegeven.
-
Mediq is verplicht zich maximaal in te spannen om de risicos zoveel mogelijk te beheersen en te beperken en leveranciers tot nakoming te bewegen.
-
Mediq is verplicht dagelijks en wekelijks VWS schriftelijk te rapporteren over de hoeveelheid en de kosten van de ingekochte persoonlijke beschermingsmiddelen. De rapportage ziet in elk geval ook op problemen in de (niet) nakoming van verplichtingen en eventueel gerealiseerde schades.
-
Mediq biedt de Minister van VWS de gelegenheid om te verifiren of de gemaakte afspraken worden nagekomen door Mediq. Indien daartoe verzocht, geeft Mediq per omgaande en zonder enig voorbehoud inzage in de door de Minister relevant geachte delen van de administratie van Mediq.
-
door het besluit van de Minister voor MZS om het verschil tussen de gebruikelijke (pre corona-) prijs en de actuele kostprijs voor zijn rekening te nemen is de materile omvang van de afgegeven garantie beperkt ten laste van een hogere directe uitgave vanuit de begroting van VWS.
7. Bij complexe risico's: hoe beoordeelt een onafhankelijke expert het risico van het voorstel en de risico-beheersende en risico-mitigerende maatregelen van Rijk?
Het betreft een tijdelijke noodmaatregel waarvoor geen onafhankelijke expertopinie is gevraagd.
Vormgeving
8. Welke premie wordt voorgesteld en hoeveel wordt doorberekend aan de eindgebruiker? Is deze premiekostendekkend en marktconform. Zo nee, hoeveel budgettaire ruimte wordt het door het vakdepartement specifiek ingezet?
Er is afgezien van het in rekening brengen van een marktconforme premie gelet op de tijdelijke en kortdurende aard van deze maatregel en omdat de kosten ongeacht de uitvoeringsvariant uit collectieve middelen worden betaald. De uitgaven resulterend uit deze regeling zullen generaal worden ingepast.
9. Hoe wordt de risicovoorziening vormgegeven?
De regeling is van tijdelijke en kortdurende aard. Daarom wordt geen risicovoorziening ingesteld.
10. Welke horizonbepaling wordt gehanteerd (standaardtermijn is maximaal 5 jaar)?
De regeling is geldig tot 23juni 2021, maar kan indien nodig verlengd worden.
11.Wie voert de risicoregeling uit en wat zijn de uitvoeringskosten van de regeling?
De risicoregeling wordt uitgevoerd door het Ministerie van VWS. Voor de uitvoeringskosten is geen inschatting beschikbaar.
12. Hoe wordt de regeling gevalueerd, welke informatie is daarvoor relevant en hoe wordt een deugdelijke evaluatie geborgd?
De rapportageverplichtingen genoemd onder punt 6 zullen informatie over de uitvoering van deze regeling opleveren voor een toekomstige evaluatie.
Op het moment dat de aan Mediq verstrekte voorschotten worden afgerekend, zullen ook de vijf genoemde garantierisicos moeten worden vastgesteld met rechtmatigheidsbeoordeling.