De onrust die in 2008 begon in de financiële sector waaide snel over naar de reële economie en kwam in 2010 terecht bij de markten voor staatsobligaties. Door zowel de kredietcrisis als de economische crisis hebben alle Europese landen zware klappen toebedeeld gekregen en niet alle landen zijn er in voldoende mate in geslaagd om voldoende zekerheid te scheppen over hun budgettaire toekomst en terugbetaalcapaciteit. Het vertrouwen van de financiële markten in deze landen nam af en de zogenaamde Europese schuldencrisis was geboren.
De ontwikkelingen rondom Griekenland zijn in de eerste helft van 2010 in een stroomversnelling geraakt. Dit uitte zich onder andere in een toename van de rente op Griekse staatsobligaties, of anders gezegd, tot een lagere marktprijs van de Griekse staatsobligaties. Interventie bleek onvermijdelijk voor de waarborging van de financiële stabiliteit van het Eurogebied. Daarom hebben de landen van de Economische en Monetaire Unie (EMU) in mei 2010 besloten tot een leningenpakket voor Griekenland van 110 miljard euro, waarbij de Eurolanden circa 80 miljard euro aan leningen verstrekken en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) het overige deel (van 30 miljard euro).
Ook na het overeenkomen van het steunpakket aan Griekenland bleek dat de financiële markten in snel tempo het vertrouwen dreigden te verliezen in de financiële stabiliteit in het Eurogebied. De Eurogroep en de Ecofin hebben daarom zeer snel tijdelijke crisismechanismen in het leven geroepen die samen met het IMF steun kunnen bieden. Een belangrijke rol is daarnaast weggelegd voor het IMF in het leveren van expertise op gebied van de conditionaliteit en monitoring van eventuele steunprogramma’s. Het was de intentie om met de steunmechanismen in totaal 500 miljard euro aan uitleencapaciteit vanuit Europa beschikbaar te stellen. Hiervan is gemeenschappelijk in totaal 60 miljard euro aan leningen beschikbaar onder het European Financial Stability Mechanism (EFSM). Daarnaast is er een zogenaamd special purpose vehicle opgericht, het European Financial Stability Facility (EFSF), dat leningen kan verstrekken aan Eurolanden. Zestien landen van de Eurozone, waaronder Nederland, zijn aandeelhouder in het EFSF. De landen van de Eurozone staan voor maximaal 440 miljard euro garant voor de verplichtingen die EFSF aangaat voor de financiering van deze leningen. Het aandeel van Nederland in de garanties bedraagt 2,9 miljard euro voor het EFSM en 25,9 miljard euro voor het EFSF. Overigens is inmiddels gebleken dat de totale leencapaciteit van het EFSF zoals in 2010 opgezet lager uitvalt dan de oorspronkelijk beoogde 440 miljard euro, omdat ten behoeve van de AAA rating en de rentelasten buffers moeten worden aangehouden.
In november 2010 heeft Ierland een aanvraag ingediend voor steun. De Ecofin en Eurogroep hebben besloten steun aan Ierland te verstrekken waarbij EFSM en EFSF respectievelijk voor 22,5 miljard euro en 17,7 miljard euro steun zullen verstrekken vanaf 2011. Daarnaast zullen Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zweden bilaterale leningen verstrekken aan Ierland. Ook het IMF zal deelnemen aan het programma en leningen verstrekken ter hoogte van 22,5 miljard euro.
Gegeven de gevoeligheid van landen voor schokken is in mei 2010 ook overeengekomen dat het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) wordt versterkt om de kans op interventies/steun in de toekomst te beperken. Hiertoe heeft de Van Rompuy werkgroep op verzoek van de Europese Raad voorstellen gedaan ter verbetering van het raamwerk van budgettair en macro-economisch toezicht in de Eurozone en Europa. De Van Rompuy werkgroep heeft daartoe onder andere een procedure voor onevenwichtigheden, richtlijnen voor minimumeisen voor nationale begrotingsraamwerken, meer automatische sancties in het Stabiliteits- en Groeipact en een procedure voor buitensporige schuldniveaus voorgesteld. In de G20 is bestrijding van onevenwichtigheden op mondiaal niveau voortgezet binnen het raamwerk voor duurzame groei.
Box 1.2 Interventies in de financiële sector
Het jaar 2010 stond ook in het teken van zowel het beheren als het verantwoord afbouwen van de noodmaatregelen in de financiële sector. Zo vond dit jaar de integratie van ABN Amro met Fortis plaats, vonden er diverse aflossingen plaats door Fortis en Aegon en werd de garantiefaciliteit bancaire leningen beëindigd. Voor deze ingrepen volgt nu een samenvatting, een volledig overzicht is opgenomen in bijlage 5.
ABN Amro
Op 1 april 2010 vond de geplande samenvoeging van ABN Amro met Fortis plaats. Met de samenvoeging zijn beide banken deel geworden van de nieuwe ABN Amro Group N.V., waarvan de Staat alle reguliere aandelen in bezit heeft. Ten einde de integratie mogelijk te maken, heeft de Staat het restant van het kapitaal (928 miljoen euro), voortkomend uit de herkapitalisatie van 2009, vrijgegeven. Daarnaast werd, in het kader van de uitwerking van de E.C. Remedy een nieuwe garantie verstrekt van in totaal 950 miljoen euro. De garantie op de ABN Amro hypothekenportefeuille, van in totaal 32,6 miljard euro, werd beëindigd.
Kapitaalverstrekkingsfaciliteit
In augustus kwamen de Staat en Aegon tot overeenstemming over de terugbetaling van alle uitstaande core-tier-1-securities. Onder de overeenkomst heeft Aegon eind augustus 500 miljoen euro terugbetaald. Het restant, van in totaal 1,5 miljard euro, zal worden afgelost in 2011. Tevens zal Aegon de Staat dan een premie betalen van in totaal 750 miljoen euro.
Garantiefaciliteit bancaire leningen
Onder de garantiefaciliteit nam de blootstelling van de Staat dit jaar af met circa 8,1 miljard euro. Per saldo resteert per ultimo 2010 nog een totale garantieverplichting van in totaal circa 39 miljard euro. In 2010 is er geen gebruik gemaakt van de garantieregeling. Dit geeft aan dat banken in staat zijn zich zelfstandig te financieren op de kapitaalmarkt. Vandaar dat de garantieregeling op 31 december 2010 werd beëindigd. Hiermee is aangevangen met de exitstrategie van de garantieregeling. Tevens is de mogelijkheid geboden om verstrekte garanties voortijdig te beëindigen.
Zie bijlage 5 voor een overzicht van de budgettaire effecten van de ingrepen in de financiële sector.