Het jaar 2010 was budgettair gezien een roerig jaar. De overheid stond een zware taak te wachten. Aan de ene kant was de economische crisis nog nauwelijks bezworen en was nog sprake van stimuleringsmaatregelen. Aan de andere kant lag alweer een nieuw probleem op de loer: verslechterde overheidsfinanciën en tekorten met een (Europese) schuldencrisis tot gevolg.
Zoals reeds in hoofdstuk 1 is beschreven, herstelde de Nederlandse economie zich in 2010 voorzichtig met 1,8 procent groei. Op het eerste gezicht komt dit herstel nog niet tot uitdrukking in de overheidsfinanciën in het jaar 2010: met een EMU-saldo van – 5,4 procent bbp is het tekort in 2010 immers nauwelijks kleiner dan in 2009. Het is daarom goed om terug te kijken naar de verwachtingen in de Miljoenennota 2010, dus ten tijde van Prinsjesdag in 2009. Toen werd nog een tekort verwacht van 6,3 procent bbp. Het saldo voor 2010 is dus een stuk gunstiger uitgevallen dan eerder geraamd. Ook de ontwikkeling van de EMU-schuld heeft gunstiger uitgepakt dan in de Miljoenennota 2010 verwacht werd. De schuld is in 2010 uitgekomen op 62,7 procent bbp, ten opzichte van een verwachte schuld van circa 65,7 procent in de Miljoenennota 2010. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van uitgaven, inkomsten, EMU-saldo en EMU-schuld sinds de Miljoenennota 2010.
MN 2010 | FJR 2010 | Verschil | ||
---|---|---|---|---|
Inkomsten (belastingen en sociale premies) | 211,8 | 216,0 | 4,2 | |
Netto uitgaven onder de kaders1 | 231,0 | 229,1 | – 1,9 | |
wv. Rijksbegroting in enge zin | 112,0 | 109,4 | – 2,6 | |
wv. Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt | 62,3 | 61,1 | – 1,2 | |
wv. Budgettair Kader Zorg | 56,8 | 58,7 | 1,9 | |
Overige netto uitgaven | 13,1 | 14,2 | 1,2 | |
wv. Rentelasten | 10,9 | 9,6 | – 1,3 | |
wv. Stimuleringspakket (excl. inkomstenkant) | 2,5 | 2,2 | – 0,3 | |
wv. Gasbaten (inclusief ktv) | – 8,2 | – 8,9 | – 0,7 | |
wv. Overig (ktv, FES, zorgtoeslag, etc.) | 7,8 | 11,3 | 3,5 | |
Totale netto uitgaven | 244,1 | 243,4 | – 0,7 | |
EMU-saldo centrale overheid | – 32,2 | – 27,3 | 4,9 | |
EMU-saldo lokale overheden | – 4,3 | – 4,7 | – 0,4 | |
Feitelijk EMU-saldo | – 36,5 | – 32,0 | 4,6 | |
Feitelijk EMU-saldo (in % bbp) | – 6,3% | – 5,4% | 0,9% | |
EMU-schuld | 381,1 | 371,0 | – 10,1 | |
EMU-schuld (in % bbp) | 65,7% | 62,7% | – 2,9% | |
bbp | 580,5 | 591,5 | 11,0 |