Het EMU-saldo is in 2010 uitgekomen op een tekort van 5,4 procent bbp. Tijdens Miljoenennota 2010 werd het EMU-saldo geraamd op een tekort van 6,3 procent bbp, hetgeen een verbetering ten opzichte van deze raming van 0,9 procentpunt bbp betekent. Tabel 2.2 zet de verbetering van het EMU-saldo uiteen tussen Miljoenennota 2010 en het Financieel Jaarverslag 2010 – de zogenoemde verticale toelichting.
2010 | |||
---|---|---|---|
EMU-saldo Miljoenennota 2010 | – 6,3% | ||
Inkomsten | 0,7% | ||
Uitgaven | |||
Rijksbegroting in enge zin | 0,4% | ||
Uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen | 0,2% | ||
Zorguitgaven | – 0,3% | ||
Rente-uitgaven | 0,3% | ||
Aardgasbaten | 0,1% | ||
FES-uitgaven | 0,1% | ||
Opbrengsten interventies financiële sector | – 0,1% | ||
Kapitaalverstrekking ABN-AMRO (relevant voor EMU-saldo) | – 0,2% | ||
Overige uitgaven | – 0,1% | ||
Overig | |||
EMU-saldo medeoverheden | – 0,1% | ||
Agentschapsrekeningen | – 0,1% | ||
EMU-saldo Financieel Jaarverslag Rijk 2010 | – 5,4% |
De verbetering van het EMU-saldo ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2010 komt voor het grootste gedeelte op het conto van de inkomsten. De verbetering van de overheidsinkomsten wordt nader toegelicht in paragraaf 2.4. De uitgavenzijde van de begroting en de overige mutaties zorgen per saldo voor de resterende verbetering van het EMU-saldo.
De uitgaven die onder de uitgavenkaders vallen, zorgen voor een per saldo verbetering van het EMU-saldo. Waar de uitgaven onder het kader Rijksbegroting in enge zin meevallen, zijn de zorguitgaven hoger uitgekomen dan gedacht ten tijde van Miljoenennota 2010. De werkloosheidsuitgaven laten een meevaller voor het EMU-saldo zien ter grootte van 0,2 procentpunt bbp vanwege de daling in het aantal werklozen. Paragraaf 2.3 licht de ontwikkeling van deze uitgaven toe.
Voorts laten de rente-uitgaven, de aardgasbaten en de uitgaven die vallen onder het Fonds Economische Structuurversterking (FES) meevallers voor het EMU-saldo zien. De rente-uitgaven vallen mee ten opzichte van de stand Miljoenennota 2010 vanwege een lager dan verwacht EMU-tekort en een lager dan verwacht rentepercentage. De aardgasbaten laten eveneens een meevaller voor het saldo zien, omdat de olieprijs circa 15 dollar hoger is uitgekomen dan ten tijde van Miljoenennota 2010 werd geraamd. De uitgaven onder het FES vallen lager uit dan verwacht vanwege vertragingen op verschillende FES-projecten; deze vertraagde middelen worden doorgeschoven naar latere jaren.
De opbrengsten voortkomend uit de interventies in de financiële sector laten een tegenvaller zien voor het EMU-saldo, evenals de kapitaalverstrekking aan ABN-AMRO. De tegenvaller voortkomend uit de interventies in de financiële sector wordt toegelicht in bijlage 5 bij dit Jaarverslag. In maart 2010 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek de integratiekosten die verband houden met de herkapitalisatie van Fortis Bank Nederland/ABN AMRO aangemerkt als saldorelevant. Deze incidentele correctie komt overeen met een saldoverslechtering ter grootte van 0,2 procent bbp. In het structurele EMU-saldo is hiervoor geschoond.
Als laatste laten de medeoverheden en de agentschapsrekeningen tegenvallers voor het EMU-saldo zien. Het tekort van de medeoverheden is groter uitgevallen dan waar in de Miljoenennota 2010 rekening mee werd gehouden. Ook het tekort op de agentschapsrekeningen bleek groter dan de raming bij Miljoenennota 2010.
MN 2010 | FJR 2010 | |
---|---|---|
Feitelijk EMU-saldo | – 6,3% | – 5,4% |
Af: conjuncturele component / incidentele componenten | – 2,3% | – 1,2% |
Structureel EMU-saldo | – 4,0% | – 4,2% |
Het structurele saldo over 2010 is uitgekomen op – 4,2 procent bbp. Ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2010 betekent dit een verslechtering van 0,2 procentpunt. Het structurele saldo is het feitelijke EMU-saldo gecorrigeerd voor conjuncturele ontwikkelingen en incidentele componenten. Het structurele EMU-saldo is minder negatief dan het feitelijke EMU-saldo, wat aangeeft dat de Nederlandse economie onder het potentiële groeiniveau presteert. Het structurele saldo moet met grote voorzichtigheid worden gehanteerd, omdat de onzekerheid over de omvang van de conjuncturele component momenteel aanzienlijk groter is dan gewoonlijk.