Base description which applies to whole site

5.1 Reactie ministers van Financiën en BZK

De minister van Financiën geeft aan verheugd te zijn met onze goedkeuring van de Rijksrekening en de Saldibalans van het Rijk. Hij concludeert dat bij meer dan 95% van de bedrijfsvoeringsprocessen die wij van belang achten voor het functioneren van de rijksoverheid geen onvolkomenheden zijn gesignaleerd. De constatering dat de kwaliteit van de bedrijfsvoering van het Rijk redelijk stabiel is gebleven doet hem deugd, aangezien de financiële functie van het Rijk in 2011 voor grote uitdagingen stond, zoals de gevolgen van de samenvoeging van departementen, de effecten van grote bezuinigingen en de personele taakstellingen. De minister concludeert dat ondanks deze uitdagingen de kwaliteit van het financieel management in 2011 dus is gehandhaafd en dat het financieel management ook in 2011 een goede beheersing van de uitgaven van de rijksoverheid heeft gewaarborgd. De minister van Financiën geeft aan dat hij en de minister van BZK ingaan op de belangrijkste rijksbrede onderwerpen uit de Staat van de rijksverantwoording. Voor een reactie op specifieke conclusies en aanbevelingen verwijst hij naar de bestuurlijke reacties van de desbetreffende ministeries. Daarnaast gaat hij in op de belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot de kwaliteit van de beleidsinformatie, de 18 Miljard Monitor, de wijzigingen op de vastgestelde begrotingen en de controle op het ESM.

Single information single audit (sisa)

Naar aanleiding van het aangetekende bezwaar tegen de uitvoering van sisa, werkt de minister van BZK, in overleg met het Ministerie van Financiën, momenteel aan een plan van aanpak. De minister geeft aan dat in het plan van aanpak van alle betrokken partijen (departementen, medeoverheden en accountants) een krachtige inzet gevraagd om sisa meer robuust te maken. De eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de genoemde partijen blijven onverlet, maar worden in een samenhangend kader geplaatst om meerwaarde te bereiken en de kracht van sisa beter te benutten.

Inkoopbeheer: EU aanbestedingen

Voor het onderwerp inkoopbeheer geeft de minister van BZK aan dat de rijksoverheid werkt aan structurele oplossingen voor de problemen, ook naar aanleiding van onze constateringen in voorgaande jaren. Het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksinkoop richt zich op de verbetering van het inkoopbeleid van het Rijk en een verdere professionalisering van de inkoopfunctie door middel van:

  • concentratie van de inkoop en aanbestedingsdeskundigheid van de departementen in circa twintig Inkoopuitvoeringscentra (IUC's);

  • directe eerstelijns juridische ondersteuning (eerstelijns) als onderdeel van de IUC's;

  • tweedelijns juridische ondersteuning door de subcommissie Bedrijfsjuridisch Advies (CBA). Deze subcommissie voorziet ook in algemene voorwaarden Rijk en de daarop gebaseerde algemene en specifieke modelovereenkomsten;

  • governance van de rijksinkoop (regie en sturing en bevoegdheids- en verantwoordingstoedeling Rijkinkoop Chief Procurement Officer, de departementale centrale inkoopdirecteuren en IUC's);

  • vergroting van het categoriemanagement tot 100%;

  • contractmanagement van de (raam)overeenkomsten gesloten in het kader van categoriemanagement;

  • een gericht opleidingsprogramma voor inkoop en aanbesteding.

Verder worden aanbestedende diensten in de nieuwe Aanbestedingswet,38 die op dit moment bij de Eerste Kamer in behandeling is, verplicht om opdrachten niet onnodig te clusteren tot grote omvangrijke contracten. Indien dat toch gebeurt moet dat in de aanbestedingsstukken vooraf aan de markt worden gemotiveerd en moet de opdracht verplicht in (kleinere) percelen worden aanbesteed.

Daarnaast, zo schrijft de minister van BZK wordt van opdrachten die in het kader van categoriemanagement worden aanbesteed, onderzoek gedaan naar de markt en de interne behoefte, op basis waarvan een gerichte aanbestedingsstrategie wordt bepaald rekening houdend met het betreffende marktsegment en met inachtneming van sociale aspecten en duurzaamheidsaspecten. Tevens wordt gewerkt aan elektronische ondersteuning van de uitnutting van de door de IUC's voor het Rijk gesloten (raam)overeenkomsten via Digi Inkoop.

De minister van BZK geeft aan dat majeure veranderingen in beleid (concentratie inkoopfunctie, invoeren 100% categoriemanagement en bijbehorend contractmanagement) implementatie vereisen die gelet op de organisatorische gelaagdheid enige tijd nodig zal hebben.

Informatiebeveiliging

Voor het onderwerp informatiebeveiliging geven de ministers aan dat het kabinet werkt aan de volgende maatregelen:

  • de ministers van BZK en VenJ werken voor de Compacte Rijksdienst aan het ontwikkelen van één I(CT)-beveiligingsfunctie Rijk;

  • de minister van BZK is in een vergevorderd stadium aan rijksbreed geldende normen voor informatiebeveiliging (de Baseline Informatiebeveiliging);

  • het herziene Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst voor Bijzondere Informatie wordt op korte termijn van kracht voor informatie met een hoog vertrouwelijk karakter.

Ook merken de ministers op dat een aantal maatregelen uit de I-Strategie voor de Rijksdienst39 tevens de weerbaarheid en het herstelvermogen vergroot. Onderdeel van de vergroting van de weerbaarheid is het hebben van solide informatiebeveiligingsconcepten. Een belangrijke lijn daarbij is het investeren in gegevensbeveiliging, in aanvulling op apparaat- en netwerkbeveiliging. Een tweede lijn is die van onbewuste risicomijding naar bewuste en verantwoord risicomanagement. Het borgen van gemeenschappelijke afspraken over informatiebeveiliging met in- en externe partijen moet eveneens worden versterkt volgens de ministers.

Vertrouwensfuncties

De minister van BZK geeft aan van mening te zijn dat uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet volgt dat de AIVD erop moet toezien dat het systeem zodanig functioneert dat vertrouwensfuncties alleen worden vervuld door werknemers voor wie een verklaring van geen bezwaar is afgegeven. Volgens de minister van BZK is iedere minister afzonderlijk verantwoordelijk voor de naleving van de Wet Veiligheidsonderzoeken in diens sector. De AIVD voert vervolgens de aangevraagde veiligheidsonderzoeken uit.

Compacte Rijksdienst

Voor het programma van de Compacte Rijksdienst constateerden wij dat een groot deel van de beoogde besparingen nog niet via een business case is aangetoond. De minister van BZK merkt hierbij op dat deze constatering logischerwijs voortvloeit uit de gekozen werkwijze. Projecten waarvoor al veel voorwerk is verricht zijn nu zover dat ze met een goede business case tot implementatie kunnen overgaan. Maar er zijn ook projecten die pas in 2011 zijn begonnen. Deze kennen, zo geeft de minister van BZK aan, een eigen tijdpad voor besluitvorming en implementatie. Indien daarbij de kwaliteit van de uitvoering en de verantwoordelijkheidsstructuur niet duidelijk zijn dan zullen deze verder worden uitgewerkt.

Als reactie op onze constatering dat de besluitvorming over de uitvoering van de projecten vooral op ambtelijk niveau plaats vindt, geeft de minister van BZK aan dat de Ministerraad het programma Compacte Rijksdienst aanstuurt als een programma en via een periodieke rapportage wordt geïnformeerd over de voortgang. Alleen in bepaalde situaties (bijvoorbeeld vanwege het politieke/maatschappelijke gewicht) wordt de Ministerraad om een specifiek besluit over een individueel project gevraagd.

Verder wijst de minister van BZK ons erop dat besluiten ook worden genomen alleen op basis van een inschatting van de effecten en dat in dat geval business cases pas ontstaan als afzonderlijke ministeries gaan deelnemen aan dat project.

Als laatste geeft de minister van BZK aan dat de besparing met betrekking tot de Rijksincasso op basis van de business case geraamd is op € 13 miljoen en niet op € 40 miljoen zoals wij in ons rapport vermelden.

Kwaliteit beleidsinformatie

Over de operatie Verantwoord begroten merkt de minister van Financiën op dat hij met ons van mening is dat de deze operatie een noodzakelijke nieuwe impuls geeft aan de verbetering van de beleidsinformatie. Met ons is de minister van Financiën verder van mening dat de samenhang tussen het beleid van een minister en de daarmee gepaard gaande kosten duidelijk uit de begrotingen moet blijken. Dit draagt bij aan de uitoefening van het budgetrecht van de Tweede Kamer. In het jaarverslag moet dit beeld ook gegeven worden om de Staten-Generaal in staat te stellen decharge te verlenen.

De minister geeft aan dat op de vraag of we waar voor ons belastinggeld krijgen, doorgaans niet één objectief antwoord te geven is. Vanzelfsprekend moet belastinggeld zorgvuldig en doelmatig worden ingezet om publieke taken evenwichtig en in samenhang te kunnen uitvoeren. Voor zover er op jaarbasis een duidelijk oorzakelijk verband is te leggen tussen instrumenten, middelen en prestaties zal dit, als gevolg van Verantwoord begroten, scherper dan voorheen gebeuren in de jaarlijkse begrotingscyclus. Dit noemt de minister van Financiën «beleidsverantwoording in smalle zin». Een gevolg van het scherper aangeven van de relatie tussen kosten, prestaties en effecten door Verantwoord begroten zal soms zijn dat doelstellingen minder veelomvattend en realistischer worden en dat beleidsinformatie nauwkeuriger aansluit op de instrumenten en uitgaven van de minister. Dit betekent niet dat het niet langer relevant zou zijn om maatschappelijke effecten van beleid vast te stellen en te betrekken bij de jaarlijkse allocatie van publieke middelen. Hiervoor moet volgens de minister van Financiën echter breder worden gekeken dan de jaarlijkse budgetcyclus. Hij constateert dat de ervaring van meer dan 10 jaar VBTB leert dat de begroting als instrument lang niet altijd volstaat om de complexe relatie tussen uitgaven en uiteindelijke effecten voldoende te beschrijven. Om effectiviteit van beleid te bepalen is vaak uitgebreid meerjarig effectonderzoek nodig dat niet elk jaar kan worden uitgevoerd. De minister van Financiën onderschrijft dan ook onze stelling dat het noodzakelijk is dat de (kosten)effectiviteit van het beleid regelmatig wordt onderzocht. Dit noemt hij «beleidsverantwoording in brede zin».

De minister van Financiën stelt dat beleidsinformatie in brede zin meestal al apart van de begrotingscyclus aan de Tweede Kamer wordt gemeld. Hiertoe behoort ook de kennis over de effectiviteit van beleid die voortkomt uit evaluaties. Het verbeteren van de evaluatieprogrammering en onderbouwing van beleid zijn voor het kabinet dan ook belangrijke aandachtspunten. Enkele van onze suggesties sluiten volgens de minister van Financiën goed aan op de hervorming van Verantwoord Begroten zoals het vooraf met de Tweede Kamer afstemmen van monitoring- en evaluatiemomenten van beleid en een grotere rol voor open data.

De minister van Financiën geeft aan dat onze aanbevelingen gericht op de kwaliteit van de beleidsdoorlichtingen worden verwerkt door een wijziging van de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid (RPE). Hij denkt onder meer aan het opnemen van kwaliteitseisen voor beleidsdoorlichtingen en ander evaluatieonderzoek. Verder wordt voorgeschreven dat een overzicht van de geplande beleidsdoorlichtingen in de beleidsagenda van de begroting wordt opgenomen en dat afgeronde beleidsdoorlichtingen voortaan pas na bespreking in de Ministerraad naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Ten slotte geeft de minister van Financiën aan graag met ons in gesprek te blijven op de genoemde punten.

18 Miljard Monitor

De minister van Financiën geeft aan dat het kabinet met de 18 Miljard Monitor heeft gekozen voor de consistente lijn dat in kwalitatieve zin wordt gerapporteerd over de voortgang van de implementatie van de maatregelen, met verwijzingen naar de relevante kamerstukken. De minister is van mening dat de begrotingssystematiek met uitgavenkaders en het inkomstenkader inzicht biedt in de manier waarop eventuele besparingsverliezen en andere tegenvallers worden gecompenseerd, om op het pad richting de € 18 miljard te blijven. De relatie van de individuele maatregelen met het budgettaire effect is volgens de minister bovendien niet altijd evident.

Het kabinet wijst erop dat de 18 Miljard monitor primair bedoeld is om inzicht te bieden in de voortgang van de implementatie van de maatregelen. Gedetailleerde informatie over beleidsvoornemens en de hiervoor beschikbare budgetten en mutaties hierin is te vinden in de departementale begrotingen en bijbehorende suppletoire begrotingswetten.

Een laatste aandachtspunt betreft het ontbreken van de kolom «structureel» bij de aanvullende en alternatieve maatregelen in de 18 Miljard Monitor. De minister geeft aan dat de desbetreffende reeksen in de tabellen zijn toegevoegd ter bevordering van de herkenbaarheid. Aangezien het hier gaat om een kwalitatieve monitor die de voortgang van de implementatie toelicht, wijzigen die cijfers niet. Om te beoordelen of de beoogde bezuiniging in budgettaire zin is behaald hanteert het kabinet de uitgavenkaders als toetssteen. De huidige kaders lopen tot en met 2015; een dergelijke toets na 2015 is volgens de minister dus niet mogelijk.

Wijzigingen op de vastgestelde begrotingen

De minister van Financiën deelt onze opvatting dat (grote) beleidsmatige mutaties niet thuis horen in de slotwetten. Ook dit jaar zal het kabinet zich inspannen om alle beleidsmatige mutaties in de suppletoire begrotingen samenhangende met de Najaarsnota op te nemen. Mochten zich nog beleidsmatige mutaties voordoen nadat de suppletoire begrotingen aan de Tweede Kamer zijn aangeboden, dan zullen dergelijke mutaties zo spoedig mogelijk in een brief aan de Tweede Kamer worden gemeld.

Het advies om voortaan in de Rijksbegrotingsvoorschriften absolute of relatieve normen voor toelichtingen bij de diverse suppletoire begrotingen op te nemen, neemt de minister van Financiën in overweging. Hij zal bekijken in hoeverre het opnemen van normen in de Rijksbegrotingsvoorschriften bijdraagt aan goede toelichtingen in de diverse suppletoire begrotingen.

Controle op ESM

De minister van Financiën geeft aan dat het kabinet zich flink heeft ingespannen om adequate publieke controle op het ESM te realiseren. Het ESM krijgt mede dankzij de inzet van Nederland een speciale onafhankelijke «Board of Auditors» met onder andere vertegenwoordigers van nationale Rekenkamers en de Europese Rekenkamer. Naast een rechtsbasis in het ESM-verdrag volgt in de loop van 2012 nadere invulling via de zogenoemde «by-laws» van het ESM. Bij de besprekingen hierover hecht het kabinet sterk aan ruime bevoegdheden voor de Board of Auditors volgens internationale auditstandaarden alsmede goede publieke publicatiemogelijkheden.

Licence