Single information single audit (sisa)
De specifieke uitkeringen zijn een belangrijk financieel middel voor gemeenten en provincies. In 2011 is het aandeel van de specifieke uitkeringen ongeveer 25% respectievelijk 50% in de totale begroting van gemeenten en provincies. Bij het financieren van taken, die door mede-overheden worden uitgevoerd, is het volgens ons van belang te beoordelen of een specifieke uitkering de gewenste vorm is. De primaire afweging hoort te zijn of financiering via de algemene uitkering in het gemeente- of provinciefonds de voorkeur heeft. Voor een specifieke uitkering kan worden gekozen als er voldoende motieven zijn om af te zien van financiering via de algemene uitkering in gemeente- of provinciefonds. In ons rapport «Financiële verhoudingen tussen de bestuurslagen» (Algemene Rekenkamer, 2009) constateren wij dat er een vervaging optreedt in de verschillende financieringsvormen. Naast de algemene en specifieke uitkeringen zijn er tussenvormen gekomen: de brede doeluitkering, de verzameluitkering, de integratie-uitkering en de decentralisatie-uitkering. Door het vervagen van het onderscheid tussen algemene en specifieke uitkeringen is onduidelijk welke bestuurslaag waarvoor verantwoordelijk is. Wanneer financieringsregelingen te ingewikkeld worden, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van deze publieke middelen.
Wij concludeerden in voornoemd rapport dat een specifieke uitkering vooral geschikt is in geval van heldere voorwaarden voor de besteding aan een specifiek doel. In de sturing van het beleid en de gevraagde verantwoordingsinformatie is het daarom voor de verantwoordelijke minister van belang oog te hebben of de besteding conform de voorwaarden heeft plaatsgevonden. De informatie over de specifieke uitkeringen door de gemeenten en provincies is namelijk de basis voor de verantwoording die minister aflegt aan de Staten-Generaal.
Het sisa-systeem is op dit moment met de huidige bepalingen in de regelgeving een efficiënt systeem voor de controle van de vaak relatief complexe specifieke uitkeringen. Maar deze efficiency maakt het systeem tevens kwetsbaar. Het is daarom mede van belang dat het systeem geen tekortkomingen mag vertonen.
De minister van BZK heeft ons op 27 april geïnformeerd over het plan van aanpak om de opzet van het sisa-systeem te versterken en de werking te verbeteren. Wij zijn van mening dat op grond van de ondernomen en toekomstige verbeteracties een goede start is gemaakt om zowel de opzet als de werking van het sisa-systeem te verbeteren. Wij constateren ook dat voor het aanpakken van deze ernstige onvolkomenheid een belangrijk onderdeel nog niet goed is belicht in het plan van aanpak. Het plan van aanpak bevat vooral verbeterpunten in de procedures en de acties zijn nog steeds te veel reactief van aard. Richting de minister van BZK hebben wij aangegeven welke aanvullende acties wij op dit terrein nog verwachten om actiever te bewaken dat partijen de genoemde acties op een adequate wijze invullen. Wij gaan ervan uit dat de minister van Financiën over deze aanvullende acties nauw contact houdt met de minister van BZK.
Informatiebeveiliging
Wij hebben waardering voor de maatregelen van het kabinet ter versterking van de informatiebeveiliging, maar deze vormen geen sluitende oplossing voor het probleem dat wij hebben gesignaleerd. De huidige voorschriften voor informatiebeveiliging bieden een duidelijk en bruikbaar kader voor informatiebeveiliging, maar de meeste ministeries schieten tekort in de naleving van deze voorschriften. De aandacht moet naar onze mening vooral uitgaan naar verbeteringen in de praktijk van de informatiebeveiliging, wat de meeste ministeries in hun reactie op ons onderzoek ook expliciet hebben toegezegd.
Vertrouwensfuncties
Wij delen de conclusie van de minister van BZK over de rol van de AIVD niet. Afgezien van de eigen verantwoordelijkheid van de verschillende ministers dient de AIVD de goede werking van het systeem te bevorderen. Wij vinden het belangrijk dat de AIVD aan deze verantwoordelijkheid een duidelijke invulling geeft.
Compacte rijksdienst
In de bestuurlijke reactie geeft de minister van BZK aan van mening te zijn dat de Ministerraad via de periodieke voortgangsrapportages geïnformeerd wordt over de voortgang van het programma Compacte Rijksdienst. Alleen in bepaalde situaties wordt de Ministerraad om een besluit gevraagd over een specifiek project.
Wij hebben in het verleden onder meer bij onze onderzoeken naar P-Direkt kunnen zien wat de gevolgen zijn als de verantwoordelijkheidsverdeling niet goed is geregeld en als er geen aandacht is voor de toekomstige kwaliteit van de dienstverlening. De verantwoordelijkheidsverdeling bij rijksbrede samenwerkingsactiviteiten moet helder zijn. Ook is het van belang dat deze ingrijpende organisatorische beslissingen, waarbij meerdere departementen betrokken zijn, op een bestuurlijk niveau genomen worden. De minister van BZK geeft in de bestuurlijke reactie aan dat de Ministerraad alleen in bepaalde situaties om een besluit wordt gevraagd over een specifiek project. Naar onze mening is de Ministerraad juist het aangewezen gremium om te beraadslagen en te besluiten over kaders voor rijksbrede voorzieningen op het gebied van de bedrijfsvoering. Dit is voor de Compacte Rijksdienst ook duidelijk aangegeven in de nota van toelichting bij het Coördinatiebesluit organisatie en bedrijfsvoering rijksdienst.40.
In de reactie geeft de minister van BZK verder aan dat de besparingen voor het project Rijksincasso nu worden geraamd op € 13 miljoen. Wij constateren dat de eerder aan de Tweede Kamer gemelde raming van € 40 miljoen dus neerwaarts is bijgesteld.41
Kwaliteit beleidsinformatie
Wij zijn blij met de ambities van de minister van Financiën om de verantwoording over uitgaven en beleid in zowel de jaarverslagen als daarbuiten te verbeteren. In het afgelopen jaar heeft hij – mede naar aanleiding van onze rapporten Staat van de rijksverantwoording 2010 van mei 2010 en Leren van subsidie-evaluaties van oktober 2011 – verbeteringen toegezegd op dit vlak. Ook wij blijven graag met de minister van Financiën in gesprek op deze onderwerpen.
In deze gesprekken willen we onder meer aandacht besteden aan de inzichten in resultaten van beleid. Met de minister van Financiën zijn we van mening dat niet elk jaar een integraal inzicht kan worden geboden in de effectiviteit van beleid. We denken wel – mede op basis van ons onderzoek naar de vijf thema’s – dat het mogelijk moet zijn om de Tweede Kamer, met het jaarverslag, meer inzicht te bieden in de mate waarin de doelen zijn gerealiseerd die we ons bij de begroting hadden voorgenomen? De uitkomsten en consequenties van tussentijds aan de Tweede Kamer gestuurde evaluaties moeten op hoofdlijnen (is het beleid wel of niet effectief?) terug te vinden zijn in de jaarverslagen. Alleen op deze manier kan het kabinet verantwoord verantwoorden.
Verder zijn we benieuwd naar de ideeën van de minister van Financiën over verbeteringen in de «beleidsverantwoording in de brede zin». Meer aandacht voor een «dekkende» programmering van zowel ex-ante- als ex- post-evaluaties is wat ons betreft een onmisbare schakel om te kunnen komen tot meer compacte maar tegelijkertijd zinvolle beleidsverantwoording in de jaarverslagen. Ook moedigen wij het kabinet aan meer zicht op effectiviteit van beleid te genereren via (digitale) ontsluiting van publieke geldstromen, zoals wij reeds eerder aanbevolen bij gelegenheid van ons onderzoek naar het innovatiebeleid (AR, 2011f).
18 Miljard Monitor
Wij zijn van mening dat de minister van Financiën in de 18 Miljard Monitor zoveel als mogelijk inzicht zou moeten geven in de realisatie van de budgettaire effecten van de individuele maatregelen. Ook zou bij alle bezuinigingsmaatregelen duidelijk moeten zijn op welke artikelen de bezuinigingen neerslaan, omdat het budgetrecht op artikelniveau geldt. Wij stellen vast dat de minister van Financiën er niet voor kiest om in de 18 Miljard Monitor zoveel als (binnen de huidige begrotingssystematiek) mogelijk inzicht te geven in de realisatie van de budgettaire effecten van de bezuinigingsmaatregelen uit het regeerakkoord van het demissionair kabinet-Rutte/Verhagen. Voor 2011 zou ongeveer € 2,9 miljard aan bezuinigingen gerealiseerd moeten zijn, maar het is nu onduidelijk of dit gerealiseerd is met de maatregelen die voor 2011 beoogd waren.
De minister van Financiën geeft verder aan dat hij geen kolom «structureel» op zal nemen in de 18 Miljard Monitor. De € 18 miljard aan maatregelen uit het regeerakkoord van het demissionair kabinet-Rutte/Verhagen en de aanvullende en alternatieve maatregelen die voorzien zijn in het nieuwe bezuinigingspakket zijn onder meer bedoeld om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën voor 2015 en verder, te waarborgen. Wij vinden daarom dat de minister van Financiën de structurele doorwerking van aanvullende- en alternatieve maatregelen voor 2015 en verder zichtbaar zou moeten maken in een kolom «structureel».
Tot slot bevelen wij de minister van Financiën aan om ook de realisatie van de nieuwe en toekomstige bezuinigingsmaatregelen op de voet te volgen en hierover periodiek aan het parlement te rapporteren in een aparte monitorrapportage over de bezuinigingen.
Wijzigingen op de vastgestelde begrotingen
De minister van Financiën geeft aan dat hij ons advies om in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) normen voor toelichtingen bij de diverse suppletoire begrotingen op te nemen, in overweging zal nemen. Wij zijn van mening dat het opnemen van normen een bijdrage levert aan goede toelichtingen in de diverse suppletoire begrotingen en zodoende ook bijdraagt aan de informatiewaarde voor de Staten-Generaal. Deze normen zouden bij het opstellen van de RBV voor de begrotingen 2013 ingevoerd kunnen worden.