Het herstellen en bewaken van de financiële stabiliteit van de eurozone is een topprioriteit voor het kabinet. Mede vanwege de handelsbelangen binnen Europa is Nederland gebaat bij een gezonde financieel economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de Europese Unie en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is.
In januari 2013 is de Minister van Financiën benoemd tot voorzitter van de Eurogroep voor een termijn van 2,5 jaar. De Minister van Financiën speelt in de Eurogroep een regisserende rol waar het bijvoorbeeld gaat om de discussies over de leningenprogramma’s uit het EFSF en ESM en de vormgeving van de bankenunie. De financiële steun aan verschillende landen in 2013 wordt in hoofdstuk 3.4 besproken.
Stappen richting een toekomstbestendige muntunie
De Europese schuldencrisis heeft de afgelopen jaren aanleiding gegeven tot wijziging en uitbreiding van afspraken omtrent budgettaire en economische beleidscoördinatie. Op 1 januari 2013 is het verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU in werking getreden. Dit verdrag zorgt onder meer voor een verdere versterking van de handhaving van de afspraken van het Stabiliteits- en Groeipact doordat alle deelnemende eurolanden zich verplichten Commissievoorstellen en -aanbevelingen bij tekorten hoger dan 3 procent van het bbp over te nemen, tenzij een gekwalificeerde meerderheid onder de lidstaten zich tegen een Commissievoorstel uitspreekt.
Op 21 mei 2013 trad ook het zogenaamde «Two-Pack» in werking. Hieruit volgt onder meer de verplichting voor eurolanden om de ontwerpbegroting in te dienen bij de Europese Commissie, waarna deze er een opinie over aanneemt. Deze ontwerpbegrotingen worden vervolgens ook besproken in de Eurogroep. In de Europese Raad is er daarnaast meermaals gesproken over aanvullende bouwstenen om de Economische en Monetaire Unie toekomstbestendig te maken. Het gaat daarbij met name om mechanismen ter bevordering van structurele hervormingen die groei en werkgelegenheid aanwakkeren. Deze discussie zal in 2014 tijdens de Europese Raad worden voortgezet.
Een sobere en effectieve Europese begroting
In 2013 is een akkoord bereikt over het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. Nederland heeft daarin wederom een korting op de afdrachten weten te bedingen van ruim 1 miljard euro per jaar. Daarnaast heeft de inzet van Nederland met een groep van gelijkgezinde lidstaten ertoe geleid dat het uitgavenplafond met 4 procent reëel is gedaald ten opzichte van de periode 2007–2013. Ten opzichte van ongewijzigd beleid is er zelfs sprake van een daling met 9 procent reëel. Hiermee is de doelstelling van het kabinet, een substantiële afdrachtenvermindering, gerealiseerd. Mede dankzij dit akkoord hebben de begrotingsonderhandelingen over de ontwerpbegroting voor 2014 er ook toe geleid dat deze begroting ruim 6 procent onder het niveau van de begroting van 2013 ligt. Desalniettemin heeft Nederland samen met Denemarken, Zweden en het Verenigd Koninkrijk in de Begrotingsraad van november 2013 tegen deze begroting gestemd vanwege de beperkte ruimte die onder het betalingenplafond resteerde voor onvoorziene uitgaven. Voorkomen is dat flexibiliteitsinstrumenten buiten het betalingenplafond om worden gefinancierd om zo extra wensen van het Europees Parlement te financieren. Ondanks de inzet van de Minister van Financiën heeft Nederland niet kunnen voorkomen dat in 2013 ook forse aanvullende begrotingen zijn aangenomen. Dit is mede te wijten aan het feit dat het Europees Parlement een aanvullende begroting van 11,2 miljard euro voorwaardelijk had gesteld aan een akkoord over het Meerjarig Financieel Kader. Het Nederlandse aandeel hieraan was ongeveer 5 procent oftewel 0,5 miljard euro. Voor een overige aanvullende begroting van 0,4 miljard euro is wel een andere oplossing gevonden. Deze is deels via herschikking binnen de begroting van 2013 opgevangen en deels binnen de begroting van 2014. In de toekomst zijn aanvullende begrotingen met een dergelijke omvang minder waarschijnlijk, vanwege de sterke daling van de uitgavenplafonds in het nieuwe Meerjarig Financieel Kader.
Relatieve rust op financiële markten
2013 was een relatief rustig jaar op de Europese financiële markten. Uit figuur 1.3.1 volgt dat de rentes op 10-jaarsoverheidsobligaties van Portugal, Spanje en Ierland in 2013 verder afnamen, nadat deze in 2012 al sterk gedaald waren. Ook de rente op Griekse overheidsobligaties nam in 2013 af. Tevens boekten banken voortgang met de afbetaling van langetermijnliquiditeitssteun (LTRO, Long Term Refinancing Operations) van de ECB, wat kan betekenen dat banken beter in staat zijn om op de interbancaire markt financiering aan te trekken. Tegen een achtergrond van relatieve kalmte op financiële markten, hebben Europese beleidsmakers in 2013 stappen gezet richting een stabiele en weerbare financiële sector. De Europese Raad heeft eind 2012 opgeroepen om toe te werken naar een geïntegreerd financieel kader: de bankenunie. Tijdens de crisis bleek dat er sterke besmettingsgevaren bestaan tussen bankbalansen en overheden en dat problemen in de bankensector tot grensoverschrijdende systeemrisico’s kunnen leiden. De bankenunie wordt opgericht om dit besmettingsgevaar te beperken en de weerbaarheid van de financiële sector te verhogen. Hoofdstuk 3.5 gaat verder in op de bankenunie.
Figuur 1.3.1 Ontwikkeling 10-jaarsrente overheidsobligaties
Bron: Thomson Reuters Datastream