Base description which applies to whole site

Bijlage 12: Normeringsystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds

Berekening accres

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van hun belangrijkste inkomstenbronnen is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van beide fondsen wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek. Daarbij zijn tot en met 2017 de fondsen gekoppeld aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru). Intensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen binnen de ngru hebben daarmee direct invloed op de omvang van de fondsen. Deze systematiek wordt ook wel samengevat als «samen de trap op, samen de trap af». De jaarlijkse toe- of afname van het Gemeentefonds en het Provinciefonds die voortvloeit de normeringsystematiek, wordt het accres genoemd.

Tabellen 12.1 t/m 12.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de ngru uiteindelijk resulteert in het accres 2017. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto rijksuitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd (zie tabel 12.2 en gerelateerde toelichting). Het saldo geeft de ngru en vormt de basis voor de accresberekening (C).

Tabel 12.1: Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accrespercentage
 

2016

2017

1 De Koning

41

42

2A Staten-Generaal

138

147

2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs

109

107

3 Algemene Zaken

53

55

4 Koninkrijksrelaties

89

98

5 Buitenlandse Zaken

8.867

4.498

6 Veiligheid en Justitie

10.817

11.100

7 Binnenlandse Zaken

747

725

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

35.460

34.872

9A Nationale Schuld (Transactiebasis)

11

13

9B Financien

4.968

4.506

10 Defensie

7.755

8.058

12 Infrastructuur & Milieu

7.831

7.193

13 Economische Zaken

4.455

4.476

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

18.099

18.692

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

2.694

2.911

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.649

2.733

18 Wonen en Rijksdienst

3.253

3.489

50 Gemeentefonds

28.125

27.906

51 Provinciefonds

2.494

2.570

Aanvullende posten

– 369

612

(A) Totaal netto uitgaven

138.286

134.802

     

(B) Totaal correcties (zie tabel 8.2)

– 43.944

– 39.520

     

(C)Totaal NGRU (=A+B)

94.342

95.282

     

Accrespercentage = (Ct – Ct-1)/Ct-1)

4,25%

1,00%

Tabel 12.2: Totaal correcties
 

2016

2017

Studieleningen en radiofrequenties

1.916

1.840

EU-afdrachten

– 7.514

– 3.219

HGIS

– 4.940

– 4.372

WWB

– 5.711

– 5.901

GF/PF (exclusief sociaal deelfonds)

– 19.195

– 19.309

Sociaal Deelfonds RBG-eng

– 1.797

– 1.754

Sociaal deelfonds + GF SZA

– 2.761

– 2.636

Uitgaven BKZ (begrotingsgefinancierd)

– 7.299

– 7.277

BCF

– 3.004

– 3.030

Overboekingen 50/51 en RBG-eng

4.343

4.299

Overige financieringsverschuivingen

2.019

1.838

Totaal correcties accres

– 43.944

– 39.520

De correcties op de netto rijksuitgaven kunnen grofweg in drie categorieën ingedeeld worden.

  • 1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.

  • 2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.

  • 3. Financieringsverschuivingen. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.

Tabel 12.3 Berekening accres 2017
 

2017

1. Accrespercentage (nominaal)

1,00%

2. Grondslag normeringssystematiek

19.195

3. Accresstand Financieel Jaarverslag Rijk 2017 (= 1 * 2)

191

wv. Gemeentefonds

166

wv. Provinciefonds

25

Tabel 12.4 Aansluiting accresstand Miljoenennota 2017 naar stand Financieel Jaarverslag Rijk 2017
 

2017

Accrespercentage, stand Miljoenennota 2017

1,13%

Accres in mln. euro, stand Miljoenennota 2017

216

   

Mutatie sinds Miljoenennota 2017, in mln. euro

– 24

   

Accresstand Financieel Jaarverslag Rijk 2017, in mln. euro

191

Accrespercentage, stand Financieel Jaarverslag Rijk 2017

1,00%

Toelichting

Ten opzichte van de stand Miljoenennota 2017 is het definitieve accres 2017 op basis van de realisaties in het Financieel Jaarverslag 2017 neerwaarts bijgesteld. Werd oorspronkelijk een accres van 1,13 procent geraamd is dit uiteindelijk uitgekomen op 1,00 procent. Dat is een daling van 24 miljoen euro voor beide fondsen samen.

Licence