Base description which applies to whole site

13. RECHTSHANDHAVING, CRIMINALITEITS- EN TERRORISMEBESTRIJDING

Realisatie begrotingsuitgaven Justitie € 6 098,9 miljoen art. 13 Rechtshandhaving, criminaliteits- en terrorismebestrijding 47,8%

Realisatie begrotingsuitgaven Justitie € 6 098,9 miljoen art. 13 Rechtshandhaving, criminaliteits- en terrorismebestrijding 47,8%

Algemene doelstelling

Het bestrijden van criminaliteit en terrorisme door een doelmatige en effectieve preventie, rechtshandhaving en sanctietoepassing.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De trend dat de criminaliteit in Nederland daalt, heeft zich ook in 2010 doorgezet (bron: Integrale Veiligheidsmonitor 2010). De aanpak van georganiseerde criminaliteit is verder verstevigd. Dat geldt evenzeer voor de bestrijding van cybercrime en financieel-economische criminaliteit. Voor elk van deze onderwerpen wordt een versterkingsprogramma uitgevoerd door het Openbaar Ministerie (OM) en de politie. Ook het openbaar bestuur heeft een belangrijke rol bij het tegengaan van dit soort criminaliteit.

Het programma «Veiligheid begint bij voorkomen» (eindjaar 2010) is door de val van het kabinet Balkenende IV vroegtijdig tot een eind gekomen. Een eindrapportage is medio 2010 aan de Tweede Kamer gezonden. Hieruit blijkt onder meer dat de criminaliteit is afgenomen, dat in de recidive onder ex-gedetineerden en jeugdige daders een kentering ten goede is gekomen en het aantal zeer actieve volwassen veelplegers is afgenomen.

Externe factoren

Een goed functionerende strafrechtketen hangt mede af van een aantal externe factoren. De economische crisis en stijging van de werkeloosheid hebben geen aantoonbaar effect gehad op de criminaliteit. Op het terrein van de ketensamenwerking noch op het internationale vlak hebben in 2010 ontwikkelingen plaatsgevonden die substantiële invloed hebben gehad op de criminaliteitsbestrijding. De val van het kabinet Balkenende IV in 2010 heeft wel op een aantal beleidsterreinen vertragend effect gehad, doordat bepaalde beleidsdossiers, zoals het drugsbeleid, «controversieel» zijn verklaard tot het moment van aantreden van het nieuwe kabinet eind 2010.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

De doelstelling voor 2010 was het gereduceerd hebben van de criminaliteit met 25 procent in 2010 ten opzichte van het jaar 2002. Dit door de volgende instrumenten:

1. Twintig procent minder geweldsdelicten

Afname geweldsdelicten
 

Overall doelstelling2010 t.o.v. 2002

Herijkte «doelstelling» 2010 t.o.v. 2006

Gerealiseerd 2006

Resultaat monitor2008 t.o.v. 2006

Resultaat 2010

Nog te realiseren

Geweld

25%

20%

6%

14,50%

19

1

De geweldscriminaliteit is sinds 2006 sterk afgenomen: het aantal geweldsdelicten is volgens de laatst bekende cijfers met 19% gedaald ten opzichte van 2006 (TK 28 684, nr. 276). De reductie van geweld vormt een gezamenlijke opgave van de programma's Aanpak Geweld in het (semi-)publieke domein, Eergerelateerd Geweld en Huiselijk Geweld. Het gaat hierbij om vormen van expressief en cultureel bepaald geweld en niet om instrumentele vormen van geweld, zoals overvallen en straatroof. Overigens is het aantal overvallen, na een sterke toename sinds 2007, het afgelopen jaar met 11% afgenomen.

2. Daling criminaliteit tegen ondernemingen met vijfentwintig procent

Om het aantal diefstallen in de detailhandel verder terug te dringen, is in 2010 in samenwerking met het bedrijfsleven een aantal proeftuinen tegen winkelcriminaliteit gestart. Deze worden in 2011 geëvalueerd. In mei van 2011 zijn de cijfers uit de monitor criminaliteit bedrijfsleven over 2010 beschikbaar en worden aan de Tweede Kamer aangeboden.

3. Daling recidive met tien procentpunt

Het vergroten van de maatschappelijke veiligheid was een prioriteit van het kabinet Balkenende IV en veel criminaliteit werd veroorzaakt door recidivisten. De inspanningen waren daarom onder meer op gericht de recidive van justitiabelen te laten dalen. De inspanningen van het huidige kabinet kunnen uiteraard nog niet zichtbaar zijn in de recente recidivecijfers. Wel zetten de dalende recidivecijfers het kabinet aan stevig te blijven investeren in recidivebestrijding, zoals dat de afgelopen jaren is ingezet.

Recidiveontwikkeling Ex-gedetineerden (2-jaarsrecidive)

Recidiveontwikkeling Ex-gedetineerden (2-jaarsrecidive)

De WODC-Recidivemonitor is de belangrijkste informatiebron voor de uiteindelijke toets of de kwantitatieve kabinetsdoelstelling van 10 procentpunt recidivereductie behaald is. Voor het meten van het effect van de kabinetsdoelstelling geldt echter dat pas na enkele jaren zichtbaar is of ex-gedetineerden blijvend niet terugvallen in de criminaliteit. Het is gebruikelijk dat hierover na een periode van zeven jaar uitspraken kunnen worden gedaan. Het WODC is echter gevraagd een inschatting te maken van de definitieve effecten op basis van de 2-jaars recidive, zodat deze cijfers eerder beschikbaar zijn. De doelstelling om de 7-jaars recidive onder ex-gedetineerden met 10 procentpunt te verlagen komt tot uitdrukking in de verlaging van het 2-jaars recidivepercentage met 7,7 procentpunt (TK, 24 587, nr. 299). Het laatste jaar van de monitor heeft betrekking op personen die in 2007 een strafzaak hadden of in dat jaar uitstroomden uit een justitiële inrichting. Dit is het meest recente uitstroomjaar, omdat deze personen vervolgens nog 2 jaar worden gevolgd om de recidive te kunnen meten 7.

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

    

Jurisprudentie toepassing van anti-terrorismemaatregelen

13.6

2010

2010

www.wodc.nl

     

Effectenonderzoek ex-post

    

OM proeftuinen

13.3

2008

2010

www.wodc.nl

Onderzoek bereik geestelijke verzorging

13.4

2008

2010

www.wodc.nl

Monitor nazorg 2008–2009

13.4

2008

2010

www.wodc.nl

     

Overig evaluatieonderzoek

    

Landelijk invoering OK-punten

13.1

2008

2010

www.wodc.nl

Evaluatie van de pilots Stay in love Plus

13.1

2009

2010

www.wodc.nl

Effect van «Behave» van gedragscodes binnen in het onderwijs

13.1

2008

2010

www.wodc.nl

Procesevaluatie Halt-afdoening Alcohol

13.1

2009

2010

www.wodc.nl

Proces- en effectevaluatie Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan

13.1

2010

2011

 

Procesevaluatie van de Wet tijdelijk huisverbod

13.1

2009

2010

www.wodc.nl

Planevaluatie forensisch psychiatrisch toezicht en procesevaluatie pilots forensisch psychiatrisch toezicht

13.4

2009

2010

www.wodc.nl

Onderzoek naar de effectiviteit van de gedragsinterventie CoVa

13.4

2010

2012

 

Landelijke implementatie van Slachtoffer-dadergesprekken door Stichting Slachtoffer in Beeld (SIB)

13.5

2009

2010

www.wodc.nl

Evaluatie van de invoering van de wet over spreekrecht

13.5

2008

2010

www.wodc.nl

Jurisprudentie toepassing van anti-terrorismemaatregelen

Dit onderzoek maakt onderdeel uit van het rapport «Antiterrorismemaatregelen in Nederland in het eerste decennium van de 21ste eeuw» (zie operationele doelstelling 13.6, pagina 71).

OM proeftuinen

Proeftuinen zijn intelligent ingerichte leeromgevingen waarin het OM en de politie niet alleen opsporen met innovatieve methoden, maar ook andere partners als (lokale) overheden, providers en energiebedrijven betrekken bij het bestrijden van een criminaliteitsprobleem. In dit overkoepelende verslag zijn de ervaringen uit de drie proeftuinen gebundeld en is een voorstel gedaan voor de tweede fase van de evaluatie.

Evaluatie van de pilots Stay in love Plus

Uit het WODC-rapport «Geweld verslagen?» is de aanpak «Safe Dates» geselecteerd om te toetsen en te evalueren in de Nederlandse praktijk. In dit kader is het Nederlandse project «Stay in Love» aangevuld met de sterke «Safe Dates»-elementen uit de Verenigde Staten. De evaluatie heeft van januari 2009 tot mei 2010 geduurd. Algemeen genomen kan gesteld worden dat «Stay in Love» een klein, kortdurend effect op attitude en in mindere mate op kennis en sociale vaardigheden met betrekking tot partnergeweld heeft. Vervolgonderzoek moet vaststellen of de effecten van «Stay in Love» ook daadwerkelijk leiden tot een vermindering van partnergeweld.

Effect van «Behave» van gedragscodes binnen het onderwijs

In 2008 is gestart met de ontwikkeling en uitvoering van «Zo gaat dat hier: Behave!», een programma voor de onderbouw van het VMBO, HAVO en VWO waarbij leerlingen projectmatig aan de slag gaan met het ontwikkelen van een gedragscode. Uit het evaluatieonderzoek blijkt dat het programma in opzet sterk is op het vlak van motivatie, werkvormen en flexibiliteit. Maar in de praktijk biedt het programma te veel variatie in inhoud en uitvoering en de professionalisering is onvoldoende gericht op hoe het programma in didactisch opzicht moet worden uitgevoerd. De scholen vinden het belangrijk om blijvend aandacht te besteden aan gedrag en gedragsregels, maar zijn er minder zeker van of dat door middel van het programma «Behave» moet gebeuren.

Proces- en effectevaluatie Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan

In veel gemeenten zijn samenwerkingsverbanden gesmeed tussen de politie, het lokaal bestuur en de uitbaters van de horeca. Via convenanten «Veilig Uitgaan» en «Kwaliteitsmeters Veilig Uitgaan» (KVU) wordt samenwerking en het treffen van preventieve maatregelen gestimuleerd. In 2004 heeft de Algemene Rekenkamer een kritisch rapport uitgebracht over het effect van deze samenwerkingsverbanden op het uitgaansgeweld en is in 2006 nagegaan wat er met de aanbevelingen uit 2004 is gedaan. Thans zijn de KVU’s zowel in kwaliteit als in aantal toegenomen en is in 2010 de (plan)evaluatie van de KVU’s ter hand genomen. Het onderzoeksrapport verschijnt in 2011.

Procesevaluatie Halt-afdoening Alcohol

Plegers van geweld onder invloed van alcohol zijn vooral man en jong. In de Halt-afdoening Alcohol, waarmee in de afgelopen jaren regionaal ervaring is opgedaan in de vorm van het project «Boete of Kanskaart», krijgen jongeren die onder invloed van alcohol een Halt-waardig feit gepleegd hebben, een interventie opgelegd die ingrijpt op alcoholmisbruik in relatie tot de delictpleging. Ook de ouders van de jongeren zijn betrokken bij de afdoening. In 2009 is ingezet op een extra kwaliteitslag in de afdoening en is de checklist Halt-afdoening Alcohol ontwikkeld, waarna de procesevaluatie in 2010 van start is gegaan. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat er regionaal een aantal verschillen is in de uitvoering. Deze constatering heeft geleid tot de start, eind 2010, van de uniformering van de Halt-afdoening, zodat in 2011 de effectevaluatie uitgevoerd kan worden.

Evaluatie landelijke implementatie slachtoffer-dadergesprekken door Slachtoffer in Beeld (SiB)

Uit de evaluatie is gebleken dat het algemene oordeel over de interne implementatie binnen SiB goed is. Het aantal zaken dat door SiB in behandeling is genomen laat een gestage groei zien van 467 in 2007 naar bijna 1 100 in 2009. Aanmeldingen via de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering zijn verantwoordelijk voor 66% in 2007 en 88% in 2009 van het totale aantal aanmeldingen. Aanmeldingen vanuit Slachtofferhulp Nederland (SHN) blijven constant op ongeveer 130, terwijl slachtoffer-dadergesprekken primair bedoeld zijn voor slachtoffers.

Evaluatie van de invoering van de wet over spreekrecht

Het onderzoek naar de werking van het spreekrecht en de reactie daarop zijn in 2010 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 32 500 VI, nr. 9). Het blijkt dat het spreekrecht in de praktijk goed functioneert en dat secundaire victimisatie of een te grote belasting voor de rechtspraak zich niet voordoet. Op basis van enkele gesignaleerde knelpunten wordt het spreekrecht op onderdelen aangepast.

Procesevaluatie van de Wet tijdelijk huisverbod

De toenmalige Minister van Justitie heeft bij de wetsbehandeling toegezegd dat de wet tussentijds, binnen 2,5 jaar na inwerkingtreding van de wet, geëvalueerd zou worden. In november 2010 is de Procesevaluatie «Wet tijdelijk huisverbod» opgeleverd. Het onderzoeksrapport is in 14 februari 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd, voorzien van een beleidsreactie (TK 28 345, nr. 112).

Planevaluatie forensisch psychiatrisch toezicht en procesevaluatie pilots forensisch psychiatrisch toezicht

Het WODC heeft onderzoek verricht naar het forensisch psychiatrisch toezicht op Tbs-gestelden. Daaruit blijkt dat het aannemelijk is dat het forensisch psychiatrisch toezicht bijdraagt aan het verminderen van recidive. Het forensisch psychiatrisch toezicht heeft volgens het onderzoek een positief effect op vroegsignalering van terugval van Tbs-gestelden. Dit betekent dat dreigende recidive vroegtijdig wordt gesignaleerd, zodat onmiddellijk kan worden ingegrepen waardoor gevaarsrisico’s en eventuele slachtoffers worden voorkomen. Op basis van de positieve resultaten van het WODC-onderzoek wordt het forensisch psychiatrisch toezicht landelijk geïmplementeerd.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
      

Realisatie

Begroting

Verschil

  

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Verplichtingen

2 127 707

2 349 592

2 722 045

2 938 544

3 075 007

2 895 925

179 082

waarvan garanties

2 759

3 631

134

293

286

388

– 102

         

Programma-uitgaven

2 118 339

2 504 516

2 694 104

2 939 067

2 913 129

2 895 925

17 204

        

13.1

Preventieve maatregelen

13 555

11 865

15 322

19 315

27 793

24 736

3 057

13.1.1

Dienst Justis

898

596

4 313

4 537

9 501

8 921

580

13.1.2

Overig

12 657

11 269

11 009

14 778

18 292

15 815

2 477

         

13.2

Opsporing en forensisch onderzoek1

71 166

72 929

0

0

0

0

0

13.2.1

NFI

54 509

57 911

0

0

0

0

0

13.2.2

Overig

16 657

15 018

0

0

0

0

0

         

13.3

Handhaving en vervolging1

536 681

564 701

716 149

794 078

811 137

789 418

21 719

13.3.1

Rechtshandhaving

16 529

19 774

82 941

115 972

129 084

133 501

– 4 417

13.3.2

Openbaar Ministerie

520 152

544 927

570 903

611 165

615 642

588 885

26 757

13.3.3

NFI

54 509

0

62 305

66 941

66 411

67 032

– 621

         

13.4

Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties

1 442 548

1 793 652

1 886 853

2 055 808

2 000 713

1 993 384

7 329

13.4.1

DJI-gevangeniswezen-regulier

1 057 474

1 103 134

1 043 547

1 164 888

1 035 610

1 017 232

18 378

13.4.2

DJI-TBs

130 894

403 169

532 803

577 162

672 255

668 136

4 119

13.4.3

Reclasseringsorganisaties

119 943

148 227

211 715

236 982

241 569

268 155

– 26 586

13.4.4

SRN – taakstraffen

40 121

41 403

0

0

0

0

0

13.4.5

CJIB

89 346

92 221

93 503

70 050

43 978

32 514

11 464

13.4.6

Overig

4 770

5 498

5 285

6 726

7 301

7 347

– 46

         

13.5

Slachtofferzorg

25 835

31 001

32 331

33 996

33 072

54 346

– 21 274

13.5.1

Slachtofferhulp Nederland (SHN)

12 438

13 334

14 706

15 407

17 384

32 129

– 14 745

13.5.2

Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM)

13 397

17 667

17 625

18 589

15 688

22 217

– 6 529

         

13.6

Terrorismebestrijding

28 554

30 368

43 449

35 870

40 414

34 041

6 373

13.6.1

NCTb

25 494

27 241

40 352

32 697

37 374

30 870

6 504

13.6.2

IND

3 060

3 127

3 097

3 173

3 040

3 171

– 131

         

Ontvangsten

727 730

841 973

818 542

846 774

842 826

879 110

– 36 284

Waarvan Boeten en Transacties

679 906

718 012

731 143

763 625

746 106

830 991

– 84 885

Waarvan Pluk-ze

17 541

23 572

23 401

39 116

33 885

27 820

6 065

1

In het jaar 2007 heeft er een wijziging plaatsgevonden in de budgettenstructuur. Hierdoor is een aantal budgetten verplaatst.

Verplichtingen

Financiële toelichting

Het verschil tussen de vastgestelde begroting 2010 en de realisatie over 2010 wordt voornamelijk verklaard door:

  • Het Openbaar Ministerie heeft in 2009 verplichtingen vastgelegd die geraamd waren in 2010. Hierdoor ontstond er in 2010 een onderuitputting op de verplichtingen van € 17,9 miljoen;

  • Omdat veel subsidies voor 2010 en 2011 al in 2009 zijn vastgelegd ontstond er in 2010 een onderuitputting op verplichtingenruimte van (€ 27,3 miljoen);

  • Ook ten aanzien van de reclasseringsorganisaties, Slachtofferhulp Nederland en het Schadefonds Geweldsmisdrijven is er een onderuitputting van € 12,8 miljoen ontstaan doordat er al in 2009 verplichtingen zijn aangegaan voor het jaar 2010.

Uitgaven

Het verschil tussen de vastgestelde begroting 2010 en de realisatie over 2010 wordt voornamelijk verklaard door:

Operationele Doelstelling 13.3

De Justitiële informatiedienst (JustID) voert naast de reguliere taken ook een aantal opdrachten voor derden uit, zoals het beheer van systemen. Deze middelen zijn toegevoegd aan het budgettaire kader (€ 17,6 miljoen).

  • Door onderuitputting op diverse beleidsdossiers en schadeloosstellingen van in totaal € 6,7 miljoen

  • Diverse overige mutaties, zoals Veiligheidshuizen, art 30 WAM (onverzekerd rijden), forensisch onderzoek, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerleggeing geldelijke sancties en beslissing tot confiscatie, en subsidies aan onder andere CCV, van per saldo – € 15,5 miljoen.

  • Budgetophogingen bij het OM door diverse mutaties voor onder andere Veiligheidshuizen, justitiële voorwaarden, slachtofferhulp, forensisch onderzoek van totaal bijna € 11,8 miljoen. Daarnaast heeft het OM een overschrijding van ruim € 15 miljoen op het P&M budget, omdat de niet ontvangen loonbijstelling in 2010 niet meer geheel kon worden gecompenseerd door maatregelen en dit budget voor een groot deel uit salariskosten bestaat.

Operationele Doelstelling 13.4

  • Een verhoging van de bijdrage met € 15 miljoen in verband met de inzet van extra personeel in de avond en nacht in het kader van de brandveiligheid:

  • Een verhoging van de bijdrage met € 9,6 miljoen in verband met diverse capacitaire maatregelen in het gevangeniswezen op grond van het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ);

  • Door opgelegde taakstellingen en bijdragen aan Justitiebrede activiteiten is de bijdrage verlaagd met € 23,4 miljoen;

  • Een verhoging van de bijdrage met per saldo € 14 miljoen in verband met de uitvoering van diversen projecten waaronder het ISD verbeterplan, het Programma «Nazorg», het Programma «Voorwaardelijke invrijheidsstelling» en het Libanontribunaal;

  • Een verhoging van de bijdrage met € 10 miljoen ter financiering van de autonome groei van de inkoop van forensische zorg in het strafrechtelijk kader;

  • Een verhoging van de bijdrage met € 8,0 miljoen ten behoeve van de inkoop van Justitiële verslavingszorg;

  • Een verhoging van de subsidies aan de 3RO met € 10,8 miljoen De herziene bekostigingssystematiek en wijzigingen van de kwaliteitseisen die gevolgen hebben voor de reclasseringsorganisaties liggen hieraan ten grondslag. Tevens zijn de reclasseringsorganisaties betrokken in de voorbereidingen en implementatie van de diverse beleidsprogramma’s die betrekking hebben op ondermeer justitiële voorwaarden en Forensisch Psychiatrisch Toezicht. Zie ook de toelichting die is opgenomen in Hoofdstuk 12 Toezichtrelatie ZBO/RWT;

  • herschikkingen tot een bedrag van circa € 17,8 miljoen die grotendeels binnen beleidsdoelstelling 13 hebben plaatsgevonden. Dit in verband met de verdere ontwikkelingen en implementatie van de diverse beleidsprogramma’s betreffende ondermeer justitiële voorwaarden, Nazorg, ISD verbeterplan en inkoop justitiële verslavingszorg. Hierbij zijn verschillende uitvoeringsorganisaties zoals het OM, CJIB en DJI betrokken;

  • In het kader van in te vullen taakstellingen is het artikel met € 6,1 miljoen verlaagd;

  • uitgaven op het terrein van het programma «justitiële voorwaarden» zijn getemporiseerd vanwege het controversieel verklaren van het wetsvoorstel justitiële voorwaarden. Dit impliceert het inwerking treden van de wet op 1 januari 2012. Zie voor de nadere toelichting onder operationele doelstelling 13.4. Hierdoor is er circa € 5 miljoen minder uitgegeven dan geraamd.

Operationele doelstelling 13.5

Het verschil van € 14,7 miljoen ten opzichte van het begrote bedrag wordt ten dele verklaard met de budgetoverboekingen vanuit dit artikel naar het OM (€ 5,1 miljoen), het CJIB (€ 0,3 miljoen) en DJI (€ 0,2 miljoen) ten behoeve van de voorbereidings- en implementatiekosten van de Wet «Versterking van de positie van het slachtoffer». De vertraging van de inwerkingtreding van deze wet naar 1 januari 2011 verklaart het overige verschil van € 8,3 miljoen, omdat in 2010 nog geen sprake was van uitvoeringskosten, in het bijzonder van de voorschotregeling.

De oorzaken van het verschil van € 6,5 miljoen ten opzichte van het voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven (SGM) begrote bedrag zijn: enkele taakstellingen (in totaal € 0,5 miljoen), een lager beroep op de Regeling Overvallen (€ 2,9 miljoen) en een gemiddeld lager verstrekte tegemoetkoming, onder meer door een beleidswijziging ten aanzien van bedreiging met vuurwapens.

Operationele Doelstelling 13.6

  • In 2010 is circa € 6,5 miljoen extra uitgegeven dan geraamd. Dit is voornamelijk het gevolg van onvoorziene uitgaven in verband met ministeriële aanwijzing nummer 5636068/09, naar aanleiding van het incident op vlucht NW253 van Schiphol naar Detroit op 25 december 2009.

Ontvangsten

Het verschil tussen de vastgestelde begroting 2010 en de realisatie over 2010 wordt voornamelijk verklaard door:

Operationele Doelstelling 13.3

  • JustID beheert systemen voor derden. Met deze ontvangsten (€ 11,2 miljoen) is het uitgavenbudget verhoogd;

  • PlukZe en verbeurd verklaringen: Er is een meevaller op de PlukZe en ontvangsten uit verbeurd verklaringen gerealiseerd van € 27,3 miljoen;

  • Overige ontvangsten: Er is meer rente ontvangen over de in zekering gestelde gelden bij het Ministerie van Financiën. Daarnaast is er een bedrag van € 2,1 miljoen ontvangen van de RGD. Dit betrof een nacalculatie.

Operationele Doelstelling 13.4

Boeten & Transacties: Op boeten en transacties is in 2010 een tekort van circa € 85 miljoen ontstaan. Het aantal opgelegde (verkeers)boetes is sterk teruggelopen. Oorzaak is ondermeer het winterweer van de eerste maanden van 2010. Tevens zijn een aantal trajectcontrolesystemen in onderhoud geweest en is met het programma «optimalisering van de verkeershandhaving» een lagere opbrengst gerealiseerd dan geraamd.

Operationele doelstelling 13.1

Het voorkomen en verder terugdringen van criminaliteit door inzet van een effectief instrumentarium van preventie en het effectief bestrijden van huiselijk geweld.

Doelbereiking

Een effectieve en efficiënte rechtshandhaving is gebaat bij een combinatie van preventie en repressie. Bij de preventie van criminaliteit heeft niet alleen de (rijks)overheid verantwoordelijkheden, maar ook de samenleving als geheel. Vanuit Veiligheid en Justitie is in 2010 de publiek-private samenwerking bij de aanpak van overvallen geïntensiveerd in de Taskforce overvallen. Met de transportsector zijn de afspraken uit het convenant «Aanpak Transportcriminaliteit» geïmplementeerd. Met een aantal grote winkelketens zijn proeftuinen opgezet om het aantal winkeldiefstallen terug te dringen.

De aanpak van geweld

Instrumenten

De geweldscriminaliteit is in 2010 met 19% gedaald ten opzichte van 2006 (TK, 28 684 nr. 276). In het programma «Geweld in het (semi-)publieke domein» zijn de volgende resultaten in 2010 behaald:

  • 1. weerbaarheid vergroten:

    • scholen: gedragscodeprojecten (400 scholen voor het primair onderwijs en 70 scholen voor het voortgezet onderwijs) en leerlingbemiddeling (70 scholen voor primair onderwijs) zijn geïmplementeerd. In drie regio’s zijn Platforms Veiligheid actief (Den Haag, Leeuwarden en Amsterdam), bestaande uit veiligheidscoördinatoren van de deelnemende scholen, politie, Halt en waar nodig andere externen;

    • buurten: in 150 gemeenten is buurtbemiddeling en in 75 buurten zijn gedragscodeprojecten ingevoerd.

  • 2. risicofactoren voor geweld:

    • wapens: checklisten voor preventieve controle zijn ontwikkeld, twee metingen over wapengerelateerd geweld zijn uitgevoerd en 500 wapenkluizen zijn aan de horeca ter beschikking gesteld.

    • alcohol: de Halt-afdoening Alcohol is ontwikkeld, erkend en op proces geëvalueerd. De kosten en baten van alcoholregistratie door de politie bij geweld zijn berekend. Op basis hiervan wordt in 2011 besloten over de invoer van alcoholregistratie bij geweld.

    • schadelijk beeldmateriaal: de maatregelen voor een betere naleving van artikel 240a Wetboek van Strafrecht (de strafbaarstelling van het aanbieden, verstrekken of vertonen van voor jongeren onder 16 jaar schadelijk beeldmateriaal, aan een jongere in die leeftijdsgroep) zijn in uitvoering en de handhaving via bijzondere opsporingsambtenaren van de toezichthoudende instantie is gestart.

  • 3. risicogroepen voor geweld:

    • de gebiedsscan Criminaliteit en Overlast risicogroepen is ontwikkeld, een overzicht van effectieve interventies is opgesteld en 45 scholen namen deel aan de Agressie RegulatieTraining.

  • 4. dadergerichte aanpak:

    • De modelaanpak is ontwikkeld, de ontwikkelfase in 3 pilots is afgerond en de kennisplatforms voor de Veiligheidshuizen worden van informatie over de dadergerichte aanpak voorzien. Deze aanpak wordt middels pilots, die zijn gekozen op basis van geweldsconcentraties, verder uitgerold. Daarbij is gekeken naar spreiding van initiatieven over het land, zodat de ontwikkelde instrumenten breed toepasbaar zijn in het hele land. Geweld, met name expressief geweld komt breed voor in Nederland en is, anders dan instrumenteel geweld, niet geconcentreerd in de vier grote steden.

Tegengaan van huiselijk geweld

Om huiselijk geweld en kindermishandeling vroegtijdig te kunnen signaleren zijn, vooruitlopend op de wettelijk verplicht te stellen meldcode, de beroepsgroepen die in hun beroepsuitoefening te maken kunnen krijgen met huiselijk geweld of kindermishandeling (naast artsen en leraren bijvoorbeeld medewerkers kinderopvang) gestimuleerd om meldcodes te ontwikkelen en het gebruik daarvan door hun medewerkers te bevorderen.

Voorts is een nieuwe gedragsinterventie voor daders van partnergeweld ontwikkeld. Ook is in 2010 – in het verlengde van de landelijke modelaanpak huiselijk geweld – een start gemaakt met het opzetten van een databank met effectieve interventies voor huiselijk geweld. Deze databank is bedoeld voor een zo breed mogelijk publiek en is via internet bereikbaar.

In 2010 is een derde inventarisatie van de stand van zaken bij de aanpak van huiselijk geweld door gemeenten, politie, OM, hulpverlening, en in de ketensamenwerking tot stand gekomen; deze is in juli 2010 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 28 345, nr. 106).

Het landelijke onderzoek naar de omvang en aard van huiselijk geweld is in december 2010 afgerond. Hierover is de Tweede Kamer in januari 2011 geïnformeerd (TK 28 345, nr. 109). Uit het onderzoek is gebleken dat huiselijk geweld vandaag de dag een zeer ernstige en veel voorkomende vorm van geweld is (jaarlijks 200 000 slachtoffers van ernstige vormen van huiselijk geweld en 1 miljoen slachtoffers van incidenteel huiselijk geweld).

Bij al deze onderwerpen is en wordt op een goede en intensieve wijze samengewerkt met de andere betrokken ministeries, met name met het Ministerie van VWS.

Aanpakken van criminaliteit in het bedrijfsleven

  • De Taskforce Overvallen heeft in 2010 de publiek-private aanpak van overvallen geïntensiveerd. In diverse regio’s heeft de politie speciale overvallenteams opgezet. In het najaar is een landelijk «Donkere Dagenoffensief» georganiseerd. De meeste overvallen vinden plaats in de maanden waarin het vroeg donker is. Winkeliers zijn ervan bewust gemaakt om alert te zijn en voorzorgsmaatregelen te nemen. Een onderzoeksgroep heeft in 2010 onderzocht wat de oorzaken zijn van het gestegen aantal overvallen, wat de karakteristieken van de daders zijn en hoe de aanpak verder kan worden verbeterd. Op basis van het rapport heeft de Taskforce begin 2011 een actieprogramma «Ketenaanpak Overvalcriminaliteit» opgesteld. De inspanningen in 2010 hebben ertoe geleid dat het aantal overvallen met 11% is gedaald van ongeveer 2 900 naar zo’n 2 600 overvallen.

  • Ter voorkoming van winkeldiefstallen is in 2010 een start gemaakt met een aantal proeftuinen. Verschillende maatregelen zijn uitgerold, zoals overlastdonatie (schade die een winkelier lijdt door een winkeldiefstal in de vorm van oponthoud en overlast die bij de winkeldief in rekening wordt gebracht) en het verbeteren van de aangifte. Eén van de proeftuinen richt zich op de informatie-uitwisseling tussen grootwinkelbedrijven en het KLPD over rondtrekkende bendes; deze heeft tot enkele concrete aanhoudingen geleid.

  • Ter bestrijding en voorkoming van criminaliteit in de transportsector is de landelijk officier van Justitie voor transportcriminaliteit in 2010 gestart. In samenwerking met het bedrijfsleven en de politie is een integrale aanpak ontworpen. Een evaluatie van het project «Secure Lane», een systeem met intelligent cameratoezicht in Zuid-Nederland, heeft aangetoond dat hiermee het aantal diefstallen van en uit vrachtwagens sterk kan worden gereduceerd.

Daling criminaliteit in het bedrijfsleven
    

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2004

2008

2009

2010

2010

 

Aantal overvallen

 

2 575

2 898

2 572

1 900

672

Aantal diefstallen detailhandel

1 500 000

1 727 000

1 527 000

1 674 000

1 125 000

549 000

Geweld tegen bedrijfsleven (% slachtoffer)

      

– bouw

2,2

1,8

1,7

1,7

1,5

0,2

– detailhandel

6,7

5,6

5,4

5,9

5,0

0,9

– transport

7,3

4,2

4,6

5,3

5,0

0,3

– zakelijke dienstverlening

3,6

2,8

2,6

2,4

3,0

– 0,6

– horeca

10,0

9,1

8,0

8,5

7,5

1,0

Het aantal overvallen ligt dankzij acties als ondermeer een «Donkere Dagenoffensief» samen met het bedrijfsleven en extra inzet van politie 11% lager dan in 2009. Hiermee is de stijgende lijn doorbroken.

Integriteit

Om te voorkomen dat burgers en bedrijven geconfronteerd worden met criminaliteit is ingezet op het beschermen van de integriteit van kwetsbare groepen (kinderen, hulpbehoevenden), de integriteit van de publieke sector en de integriteit van het financieel-economische stelsel door het screenen en toetsen van (rechts)personen en het inschatten en signaleren van risico’s op misbruik.

Herziening Toezicht op rechtspersonen

Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Wet controle rechtspersonen, is de Verklaring van geen bezwaar bij oprichting in 2010 gehandhaafd.

Verklaring Omtrent het Gedrag

In 2010 is naar aanleiding van een aantal incidenten in de taxibranche de politieke en maatschappelijke roep om meer controle op taxichauffeurs ontstaan. De Tweede Kamer is op 16 november 2010 geïnformeerd (TK 31 521, nr. 57) over het voornemen de screening in de taxibranche te verbeteren als ook te onderzoeken onder welke voorwaarden screening voor andere beroepsgroepen kan worden geoptimaliseerd.

Op 1 juli 2010 is gestart met een pilot van de elektronische aanvraag voor de Verklaring omtrent gedrag (VOG). Via de pilot kan een representatieve groep van externe organisaties en burgers nu op een elektronische, plaats- en tijdsonafhankelijke manier een VOG aanvragen. Deze pilot loopt door in 2011, waarna deze elektronische aanvraag beschikbaar komt voor in principe alle burgers en organisaties in Nederland.

De Ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport financieren de uitwerking van een samenhangend pakket aan maatregelen om seksueel misbruik door vrijwilligers die met jongeren werken te voorkomen. Deze aanpak, «In veilige handen», omvat onder andere gedragsregels, een omgangscode, een meldprotocol, een stappenplan voor organisaties en een risicoprofiel voor functies waarvoor een vrijwilligersorganisatie een VOG kan vragen van vrijwilligers.

BIBOB

De Wet Bibob biedt bestuursorganen de mogelijkheid te voorkomen dat ongewild criminaliteit wordt gefaciliteerd door het verlenen van vergunningen of subsidies en het verstrekken van opdrachten. In 2010 heeft de Raad van State advies uitgebracht op het wetsvoorstel voor de uitbreiding en verbetering van de toepassing van de Wet Bibob.

Kansspelbeleid

Ter voorbereiding op mogelijke aanpassingen in het kansspelbeleid is in 2010 onderzoek gedaan naar kansspelen op internet (TK 24 557, nr. 123). Een ambtelijke werkgroep heeft eind 2010 twee rapporten opgeleverd over transparante vergunningverlening voor loterijen. In maart 2011 is het kabinetsstandpunt over deze thema’s in een visiebrief over kansspelen met de Tweede Kamer gedeeld.

Het wetsvoorstel tot oprichting van de Kansspelautoriteit is in december 2009 aanhangig gemaakt bij de Tweede Kamer. De schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel heeft in 2010 plaatsgevonden. De plenaire behandeling wordt begin 2011 verwacht en er wordt gekoerst op inwerkingtreden van de wet medio 2011. Voor zover mogelijk zijn voorbereidingen getroffen voor de inrichting van de organisatie.

Volume- en prestatiegegevens

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

1. Terugdringen van alcoholgerelateerd geweld

Alcoholgerelateerd geweld
  

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2010

2010

 

Aantallen

38 600

PM

36 670

PM

De alcoholregistratie door de politie bij geweldsdelicten is nog niet standaard ingevoerd, omdat eerst de kosten en baten van deze registratie becijferd moesten worden. De uitkomsten van deze becijfering is in 2010 afgerond en ter finale besluitvorming voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. De weergave van de realisatie is afhankelijk van het besluit van de minister om de registratie wel of niet te bekostigen.

2. Terugdringen van wapengerelateerd geweld

Wapengerelateerd geweld
  

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2010

2011

 

Incidenten in percentages op scholen

24,0%

20%

20,4%

0,4%

Rond scholen

18,0%

15%

15,3%

0,3%

In de horeca

7,0%

5%

6,0%

1%

Rond horeca

23,0%

21%

19,6%

– /– 1,4%

Toelichting kengetallen

De percentages voor wapengerelateerd geweld zijn gebaseerd op de vervolgmeting «Wapens weren». Zowel op als rond scholen en horecaaangelegengeden zijn de wapengerelateerde incidenten gedaald. Van de scholen acht 88% lokale samenwerking bij de aanpak van wapens essentieel en 70% werkt ook daadwerkelijk samen met lokale partners. In de horeca bedragen deze percentages respectievelijk 44% en 14%. Daar waar samenwerking van de grond is gekomen, wordt het meest met de politie samengewerkt (scholen 98%, horeca 90%), gevolgd door samenwerking met andere scholen/horecazaken en met gemeenten (scholen 73%, horeca 73%). De politie werkt het meest samen met scholen, horeca en gemeente (> 80%). In mindere mate werkt zij samen met het OM (76%) en particuliere beveiligingsbedrijven (57%). Ook noemt de politie samenwerking met Halt en jongerenwerk. Gemeenten geven aan vooral met horeca samen te werken (66%) bij de aanpak van wapens en in iets mindere mate met scholen (59%). Ook Koninklijke Horeca Nederland en Halt noemen de gemeentes als samenwerkingspartners.

3. Verhogen van de naleving van de leeftijdsgrenzen van Kijkwijzer en PEGI

In samenwerking met de audiovisuele branches zijn maatregelen in uitvoering, die ertoe moeten leiden dat het nalevingspercentage stijgt van gemiddeld 14% in 2008 naar ten minste 70% bij de hoogste categorie schadelijk beeldmateriaal (films en games met een classificatie van 16 of ouder) eind 2011. In 2010 is een publiekscampagne uitgevoerd, is het toezicht van start gegaan en is gestart met maatregelen voor betere bescherming van jongeren en betere leeftijdscontrole bij verkoop op het internet.

4. Integriteit

Integriteit (aantal BIBOB-adviezen en BIBOB-adviezen ernstig gevaar)
    

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Aantal adviezen

197

265

237

212

400

188

Waarvan ernstige mate van gevaar

118

113

100

92

n.n.b.

92

In 2010 zijn 212 BIBOB-adviezen afgegeven. Dit betekent dat sprake is van een lichte daling ten opzichte van het aantal afgegeven adviezen in 2008 en 2009. Daarnaast is de afgelopen jaren een toename te zien in het aantal aanvullende adviezen van 5 in 2007 tot 63 in 2009 en 43 in 2010. Ook bij deze aanvullende adviezen is er in 2010 sprake van een daling. Deze aanvullende adviezen worden niet bij de telling van het aantal afgegeven adviezen meegenomen omdat het hier om adviezen gaat die in het verlengde liggen van de eerder geleverde adviezen waarover de aanvrager nog specifieke vragen had.

Aantal aangevraagde en geweigerde VOG’s
    

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2010

2010

Aantal aangevraagde VOG’s

373 072

471 300

460 073

504 033

555 100

– 51 067

Waarvan geweigerd in de beschikkingsfase op basis van antecedenten

   

4 064

0

4 064

Ten opzichte van 2010 is er sprake van een algemene toename van het aantal gevraagde VOG’s. Deze toename heeft zich vooral voorgedaan bij VOG-rechtspersonen en Integriteitsverklaringen Beroepsgoederenvervoer (IVB), zowel voor rechtspersonen als natuurlijke personen.

Operationele doelstelling 13.3

Het bestrijden van criminaliteit door een effectief en doelmatig instrumentarium van opsporing en vervolging.

Aanpak van minder zichtbare criminaliteit

Doelbereiking

De organisaties van het OM en politie zijn in 2010 beter toegerust voor de bestrijding van voor de burger minder zichtbare vormen van criminaliteit, zoals de georganiseerde misdaad. De capaciteit van de organisaties is versterkt, op een groot aantal plaatsen in het land is een brede, programmatische aanpak gestart waar de georganiseerde misdaad niet alleen met strafrechtelijke, maar ook met bestuurlijke en fiscale instrumenten wordt aangepakt. Deze vernieuwende aanpak is in het bijzonder toegepast op de prioriteiten «georganiseerde hennepteelt»,«mensenhandel» en «vastgoedfraude».

Kwaliteit en professionaliteit van de opsporing

Aangevangen is onder meer met de verbetering van de opsporing door middel van de automatische kentekenherkenning (Automatic Numberplate Plate Recognition) door de politie (TK 31 051, nr. 6 en TK 31 051, nr. 8). Hiervoor zijn in 2010 wetswijzigingen voorbereid.

Voor de resultaten van het programma «Versterking Opsporing en Vervolging» wordt verwezen naar operationele doelstelling 12.3 (rechtsbestel).

Internationale samenwerking

Internationale samenwerking heeft plaatsgevonden als onderdeel van de versterking van de aanpak van georganiseerde misdaad. Bereikte resultaten op dit gebied zijn onder meer de verbetering van de internationale rechtshulp, de operationele aansluiting van Nederland bij en de samenwerking met het Maritieme Analyse en Operatie Centrum Narcotica (MAOC(N)) waardoor Nederland een bijdrage kan leveren aan de Europese maritieme bestrijding van smokkel van verdovende middelen. In de samenwerking met Suriname inzake bestrijding cocaïnesmokkel via luchthavens zijn speurhonden en bagagescans geleverd die hebben gezorgd voor een verdere daling van deze smokkel. Ook heeft versterking plaatsgevonden van de operationele samenwerking met onder meer Bulgarije. Deze intensieve samenwerking met Bulgarije heeft geleid tot verschillende veroordelingen in beide landen, een bestuurlijke rapportage en een voorlichtingsfilm voor Bulgaarse middelbare scholen over het gevaar van seksuele uitbuiting.

Programma «Versterking aanpak georganiseerde misdaad»

Instrumenten

De vernieuwende, programmatische aanpak van georganiseerde misdaad is in 2010 verder in de praktijk gebracht en ontwikkeld in concrete proeftuinen op de thema’s bestrijding georganiseerde hennepteelt, mensenhandel en vastgoedfraude, vaak in combinatie met andere criminaliteitsfenomenen. Op elk van deze thema’s is een Task Force actief die de voortgang van de proeftuinen monitort. Een aantal proeftuinen is inmiddels afgerond, een aantal loopt nog door tot in 2011. De aanbevelingen uit de afgeronde proeftuin zijn via de verantwoordelijke Task Force in uitvoering genomen.

De aanpak van vastgoedcriminaliteit en de uitvoering van de maatregelen zoals opgenomen in de beleidsbrief «aanpak misbruik vastgoed» (TK 29 911, nr. 16) zijn in volle gang.

Het wetsvoorstel tot verbetering van de uitvoering van de ontnemingsmaatregel (wetsvoorstel TK 32 194); Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten ter verbetering van de toepassing van de maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (verruiming mogelijkheden voordeelontneming) bevindt zich in de fase van schriftelijke behandeling in de Eerste Kamer. De beoogde inwerkingtreding is 1 juli 2011.

Programma «Aanpak cybercrime»

  • De organisaties van politie en OM zijn in 2010 beter toegerust voor de bestrijding van Cybercrime. De versterkingsprogramma's die tot en met 2012 doorlopen, liggen op schema. In 2010 zijn diverse grote zaken met succes aangepakt, waarvoor ook relatief veel media aandacht bestond.

  • Het Platform «Internetveiligheid» dat in december 2009 is gestart, is in 2010 gestart met de uitwerking van de afspraken met providers over het filteren en blokkeren van kinderporno. Ook heeft via het Platform in 2010 het botnet-experiment verder vorm gekregen en is gewerkt aan de uitbouw en bestendiging van de «Notice & Take Down» Code. Deze code is een gefaseerde procedure die gebruikt wordt om servers met illegale inhoud van het internet te verwijderen. Deze code houdt in dat zodra kinderporno wordt waargenomen (notice), het eraf gehaald wordt (take down).

  • Een eerste onafhankelijke Trendrapportage Cybercrime («Nationale Trendrapportage Cybercrime en Digitale Veiligheid 2010») is uitgebracht, waarin onder andere trends op het terrein van cybercrime en digitale veiligheid worden gesignaleerd en maatregelen die daarop zijn gericht worden afgewogen en waarvan de werking wordt beoordeeld. Bevindingen in 2010 zijn uiteenlopend: onder meer dat systemen in de procesautomatisering, vaak gebruikt in vitale sectoren, momenteel meer risico lopen dan voorheen, burgers en bedrijfsleven ICT veilig genoeg vinden om te gebruiken, er veel initiatieven voor ICT-veiligheid zijn genomen maar dat de coördinatie daarvan een aandachtspunt blijft en dat cyberspace in opkomst is als vijfde domein van de krijgsmacht. Het rapport is op 15 november 2010 aan de Tweede Kamer gezonden (TK 28 864, nr. 292).

  • Evenals in 2009 heeft in 2010 in opdracht van de Ministeries van Justitie en Economische Zaken een postbus 51 campagne «Veilig Internetten» plaatsgevonden. Het brede publiek werd gewaarschuwd om ook op internet zorgvuldig om te gaan met de eigen persoonsgegevens. Naast een tv- en radiospot en een website is de viral «the online identity» ontwikkeld om met name jongeren gericht te benaderen. Met Marktplaats is een take-over (scherm overname) van hun website ontwikkeld. De impact ervan voor kijkers was aanzienlijk. Iedereen die in een bepaalde periode op Marktplaats een transactie pleegde of contact opnam met aanbieders, kreeg via een filmpje zogenaamde hackers te zien die zogenaamd meekeken. Ook ontving men tips. Tot slot is in het najaar samen met Habbo voor de leeftijdscategorie 12 tot en met 17 jaar een hacker hunt georganiseerd, met chatsessies door de hoofdcommissaris van Amsterdam en een echte hacker. Deze actie was een doorslaand succes binnen Habbo. Meer dan 95 000 jongeren bezochten in drie weken de headquarters van de Hacker Hunt binnen Habbo.

Prostitutie en mensenhandel

In april 2010 is de nota naar aanleiding van het verslag aan de Tweede Kamer (TK 32 211) verstuurd. De plenaire behandeling van het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche heeft inmiddels (januari 2011) plaatsgevonden. Maatregelen voor regulering prostitutie en mogelijkheid om misstanden te bestrijden zijn in gang gezet.

Programma «Versterking aanpak financieel-economische criminaliteit en fraude»

  • In 2010 is een verbreding van de aanpak geïntroduceerd: niet alleen strafrechtelijk, maar een geïntegreerde aanpak met betrokkenheid van OM, politie, Bijzondere Opsporingsdiensten, Belastingdienst, Financiële toezichthouders, gemeenten en private partijen;

  • De Nederlandse aanpak financieel-economische criminaliteit is in de EU-raadswerkgroep positief beoordeeld als «helder en duidelijk regeringsbeleid», de uitwerking waarvan in de praktijk is «flexibel en pragmatisch, gebaseerd op een scala van instrumenten van preventie en bestuurlijke maatregelen tot vervolging en strafsancties»;

  • Goede resultaten als gevolg van versterking financiële recherche in 5 politieregio’s: meer fraudezaken en witwaszaken opgepakt, intensieve samenwerking met partners als Belastingdienst, OM en banken, werving van ruim honderd financiële experts uit onder meer de bankwereld om de politiekorpsen te versterken.

Drugs

De toenmalige Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben in het huidige bestuursakkoord met de VNG afgesproken dat alle gemeenten in 2011 voor coffeeshops een afstandscriterium van minimaal 250 meter voor scholen tot het voortgezet onderwijs hanteren of andere drempelverhogende maatregelen treffen. Een evaluatie in 2010 heeft uitgewezen dat eind 2011 naar verwachting 101 van de 106 gemeenten waarbinnen zich één of meer coffeeshops bevinden, op enigerlei wijze voldaan heeft aan de afspraak die in 2008 tussen Rijk en VNG in het Bestuursakkoord over het afstandscriterium is gemaakt. Het huidige regeerakkoord bevat echter een verscherping van dit beleid, tot een afstandscriterium van minimaal 350 meter.

Veiligheidshuizen

De slotrapportage van «Veiligheid begint bij Voorkomen» is op 23 april 2010 aan de Tweede Kamer gezonden (TK 28 684, nr. 276) samen met de Integrale Veiligheidsmonitor. In de slotrapportage is de verantwoording tot mei 2010 opgenomen. Sindsdien is er een doorstart gemaakt; het Programma «doorontwikkeling veiligheidshuizen» is binnen het Ministerie van Veiligheid en Justitie opgestart en de overgebleven doelstellingen worden in dat kader opgepakt. In 2010 is een landelijk dekkend netwerk van veiligheidshuizen gerealiseerd en is gewerkt aan de landelijke verbinding tussen de veiligheidshuizen en de Centra voor Jeugd en Gezin en Zorgadviesteams.

Volume- en prestatiegegevens

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Productie en prestaties Openbaar Ministerie

 Arrondissementsparketten

2006

2007

2008

2009

Realisatie 20101

Begroting 2010

Verschil

Rechtbankzaken

       

Afdoeningen

269 400

261 500

264 900

260 000

209 900

269 000

– 22%

Overdracht aan buitenland

200

200

200

100

100

300

– 67%

Onvoorwaardelijk sepot

27 400

27 100

31 400

31 200

23 900

26 900

– 11%

Transactie, strafbeschikking en voorwaardelijk sepot

81 700

73 500

72 800

77 100

55 000

72 600

– 24%

Voegen (ter berechting of ad info)

11 700

11 600

12 000

8 600

5 200

13 600

– 62%

Dagvaarding

148 400

149 200

148 500

143 000

125 700

155 600

– 19%

w.v. Meervoudige kamer (inclusief economisch en militair)

13 100

13 800

14 500

14 800

14 800

14 800

0%

Politierechter (inclusief economisch en militair)

122 000

121 100

119 600

115 500

99 900

126 800

– 21%

Kinderrechter

13 300

14 300

14 500

12 700

11 100

14 000

– 21%

Interventiepercentage (%)

88

88

86

87

87

90

– 3%

Gemiddelde doorlooptijd (vanaf instroom OM in dagen)

139

137

158

174

172

130

32%

 

       

Doorloopsnelheid jeugd binnen 3 maanden afgedaan (%)

79

77

79

79

81

80

1%

        

Kantonzaken

       

Afdoeningen

279 300

268 700

241 000

243 000

216 000

329 800

– 35%

waarvan sepot, transactie, strafbeschikking, voegen en overdracht buitenland

112 500

104 500

91 400

84 500

45 800

118 600

– 61%

waarvan dagvaarding

166 800

164 200

149 600

158 500

170 200

211 200

– 19%

        

Mulderzaken

       

Uitstroom beroepen Openbaar Ministerie

362 200

376 500

329 500

360 200

321 200

361 100

– 11%

        

Hoger beroep (ressortsparketten) (uitstroom)

       

Rechtbankappellen (incl. inttrekkingen)

18 200

16 100

12 800

13 600

16 100

13 400

20%

Kantongerechtsappellen (incl. inttrekkingen)

7 800

7 900

5 700

4 800

4 400

8 200

– 46%

Mulderberoepen

1 500

1 700

1 600

2 300

2 300

2 100

10%

Klachten artikel 12 Sv

2 200

2 300

2 500

2 400

2 500

2 400

4%

1

Deze cijfers zijn voorlopig

Toelichting kengetallen

Ten opzichte van 2009 is het aantal verwerkte zaken gedaald. De volgende oorzaken liggen daaraan ten grondslag:

  • Dalende instroom. Dit is deels het gevolg van succesvol beleid zoals de invoering van de OM-afdoening en de bestrijding van de jeugdcriminaliteit. Politie en OM investeren in de samenwerking met de partners (programmatische aanpak, veiligheidshuizen).

  • De overgang van het registratiesysteem Compas naar het nieuwe bedrijfsprocessysteem GPS. Deze overgang heeft in 2010 door de organisatorische aanpassingen, de aanpassing van de processen en de gewenning aan het systeem (zoals verwacht) in 2010 nog niet tot de beoogde efficiëntie geleid. De voordelen van GPS op het gebied van efficiëntie in de bedrijfsvoering en de kwaliteit van het juridische proces zullen in 2011 en de jaren daarna merkbaar zijn.

Volume- en prestatiegegevens

Ontwikkeling afdoening rechtbankzaken en kantonzaken

Kantonzaken

Kantonzaken

Ontwikkeling afdoening rechtbankzaken

Ontwikkeling afdoening rechtbankzaken

Toelichting grafieken

De productie van het aantal rechtbank- en kantonzaken is lager dan volgens de prognoses werd verwacht. Dit komt mede doordat in het Prognosemodel Justitiële Ketens de effecten van de sinds 2009 dalende instroom nog niet geheel waren doorgetrokken naar de voorspelling voor 2010. Met name de prognose van de instroom van kantonzaken bleek te hoog.

Ontwikkeling hoger beroep (ressortsparketten)

Ontwikkeling uitstroom hoger beroep ressortparketten

Ontwikkeling uitstroom hoger beroep ressortparketten

Toelichting grafiek

Over het algemeen is de uitstroom ongeveer net zo hoog als geraamd, De uitstroom voor Rechtbankappellen is fors hoger, en de uitstroom voor Kantongerechtsappellen is gedaald.

Verdeling dagvaardingen 2010

Verdeling dagvaarding realisatie 2010

Verdeling dagvaarding realisatie 2010

Toelichting taartdiagram

De realisatie is ten opzichte van de begroting nagenoeg even groot als geraamd.

Volume en prestatiegegevens

Financial Intelligence Unit Nederland (FIU NL)
     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Aantal ongebruikelijke transacties

172 865

214 042

388 800

163 900

183 400

403 000

– 219 600

Aantal verdachte transacties

34 531

45 656

54 600

32 100

29 800

58 000

– 28 200

Percentage verdachte transacties (%)

20

21

14

20

16

14

2

Toelichting kengetallen

De prognose van 403 000 ongebruikelijke transacties (OT's) en 58 000 verdachte transacties (VT's) in 2010 is mede gebaseerd op de realisatie van 2008. Dit was echter een uitzonderingsjaar waarin de FIU-Nederland een bulk van zo'n 175 000 achterstallige meldingen ontving. Dit verklaart het achterblijven van de realisatie bij de prognose.

Volume en prestatiegegevens

Centraal Informatiepunt Onderzoek en Telecommunicatie
     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Aantal aanbieders

29

64

101

114

153

140

13

Aantal vragen

1 771 941

1 901 024

2 800 000

2 930 941

2 592 320

3 200 000

– 607 680

Hit-rate (%)1

83–93

84–94

88–94

90–94

93

96

– 3

1

Hit-rate is het aantal hits gedeeld door het aantal vragen maal 100%. De hit-rate wordt bepaald door het aantal aangesloten aanbieders, de kwaliteit van de vragen en de kwaliteit van de aangeleverde gegevens. Een hit op een vraag kan een of meerdere antwoorden bevatten.

Toelichting

De autonome realisatie van de bevragingsmodule van het CIOT is afhankelijk van de behoefte van de (Bijzondere) Inlichtingen- en Opsporingsdienst ((B)IOD).

Ontwikkeling aantal aanbieders

Ontwikkeling aantal aanbieders

Ontwikkeling aantal vragen

Ontwikkeling aantal vragen

Volume en prestatiegegevens

Unit Landelijke Interceptie (ULI)
 

Realisatie

 

20071

2008

2009

2010

Aantal telefoonnummers waarvoor een bevel tot aftappen is gegeven

12 4911

26 425

24 724

22 006

Gemiddeld aantal taps per dag

1 6811

1 946

2 121

1 635

Percentage taps op mobiele lijnen

84%1

90%

86%

2

Percentage taps op vaste lijnen

16%1

10%

14%

2

IP-taps3

   

1 704

Gemiddeld aantal IP- taps per dag

   

131

Aantal aanvragen op historische gegevens4

   

24 0125

     
1

Cijfers over de tweede helft 2007

2

Het onderscheid tussen vaste telefoonaansluitingen en mobiele telefoons is komen te vervallen. Deze gegevens zijn onbetrouwbaar geworden, omdat vaste aansluitingen vaker zijn gekoppeld aan mobiele nummers.

3

Dit betreft zowel Internettaps als emailtaps.

4

Zoals verkeersgegevens en identificerende gegevens.

5

Cijfers over de tweede helft van 2010

Toelichting kengetallen

Jaarlijks worden tapstatistieken opgenomen in het Jaarverslag van Veiligheid en Justitie.

Ten opzichte van 2009 is het aantal telefoontaps met 11% gedaald. Ook de gemiddelde duur van een tap in 2010 is ten opzichte van 2009 met 23% afgenomen. Dit blijkt uit de afname van het gemiddeld aantal taps per dag.

Operationele doelstelling 13.4

Het bestrijden van criminaliteit met een effectieve en doelmatige tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen.

Doelbereiking

Veel criminaliteit werd en wordt veroorzaakt door recidivisten. Om de recidive te verminderen is in 2010 onder andere ingezet op een toename van voorwaardelijke straffen met bijzondere voorwaarden en het versterken van de nazorg.

Ruimere toepassing justitiële voorwaarden

Instrumenten

Het controversieel verklaren van het wetsvoorstel voorwaardelijke sancties en voorwaardelijke invrijheidstelling heeft tot gevolg dat de inwerkingtreding is verschoven naar 1 januari 2012. Toename van vonnissen voorwaardelijke straffen met bijzondere voorwaarden wordt ná de wetswijziging verwacht.

Vanuit het programma «justitiële voorwaarden» is in 2010 ter voorbereiding op de inwerkingtreding van de wetswijziging en een verwachte groei ingezet op kwaliteitsverbetering. In alle arrondissementen is een projectteam opgezet waarin onder regie van het OM wordt gewerkt aan implementatie van landelijke ketenafspraken, lokale verbeterpunten en tijdigheid binnen het strafproces, gericht op de verwerking van de toename van voorwaardelijke straffen met bijzondere voorwaarden.

Tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen

Vrijheidsstraffen blijven onmisbaar, zowel met het oog op de doelstelling van vergelding, als op het ontnemen van de mogelijkheid om delicten te begaan. Een eerste vereiste is de beschikbaarheid van voldoende sanctiecapaciteit. In 2009 is het «Masterplan Gevangeniswezen 2009–2014» opgesteld. Belangrijk onderdeel van het Masterplan is de regionale plaatsing van gedetineerden, zodat het strafproces en de reïntegratie beter op elkaar aansluiten. De regionale plaatsing van preventief gehechten (doelstelling is 90%), kort- en langverblijvenden in de laatste vier maanden van detentie dient eind 2012 te zijn gerealiseerd.

De persoonsgerichte aanpak op basis van de levensloopbenadering vormt de kern van het programma «Modernisering van het Gevangeniswezen» (MGW). De persoonsgerichte aanpak richt zich op screening bij binnenkomst, een detentie- en reïntegratieplan voor elke gedetineerde en het aanbieden van een dagprogramma dat gericht is op resocialisatie en reïntegratie.

In 2010 is de implementatie van het programma MGW gestart. Het afgelopen jaar is er al veel in gang gezet. Doelstelling is dat alle projecten van het programma eind 2011 zijn geïmplementeerd. Belangrijke successen in 2010 zijn:

  • Er is een werkwijze opgesteld om een gestandaardiseerde screening van gedetineerden bij binnenkomst in te voeren. Deze werkwijze dient begin 2011 in alle penitentiaire inrichtingen te zijn gerealiseerd. Per 1 juni 2011 heeft elke gedetineerde een detentie- en reïntegratieplan.

  • In alle penitentiaire inrichtingen is een extra zorgvoorziening ingericht.

  • Het dagprogramma I (OPI I) is nagenoeg overal ingevoerd. Vervolgens wordt in alle penitentiaire inrichtingen in de eerste helft van 2011 het avond- en weekendprogramma ingevoerd.

  • Alle doelgroepen komen in aanmerking voor arbeid. Gedetineerden zijn minimaal 20 uur in de week ononderbroken beschikbaar voor arbeid.

  • Ongeveer 60% van het personeel is geschoold in motiverende bejegening.

  • De concentratie en uitbreiding van de zorgplaatsen in vijf PPC’s is gerealiseerd.

ISD-maatregel

Het beleid ten aanzien van (zeer actieve) veelplegers is voortgezet, met name in het kader van de uitvoering van de ISD-maatregel (plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders). In 2010 is de, in de begroting 2010 aangekondigde, verbetering van de uitvoering van de ISD-maatregel gerealiseerd.

Nazorg

Op het terrein van nazorg is grote vooruitgang geboekt. Er waren eind 2010 in 406 gemeenten nazorgcoördinatoren. Deze coördinatoren vervullen, samen met de Medewerkers Maatschappelijk Dienstverlening (MMD’ers), een spilfunctie in het regelen van nazorg. Een goede, snelle communicatie tussen deze MMD’ers en de gemeenten is essentieel voor de inrichting van een nazorgtraject. Eind 2010 is een meer uitgebreide en gebruikersvriendelijker versie van het Digitaal Platform Nazorg (DPAN) in gebruik genomen, waardoor de informatie-uitwisseling tussen de Penitentiaire Inrichtingen en gemeenten sneller, vollediger en betrouwbaarder wordt. In juni 2010 had meer dan de helft van de centrumgemeenten de nazorg structureel en op regionaal niveau georganiseerd, veelal via vastgelegde afspraken in het Veiligheidshuis. In de meeste Veiligheidshuizen is er inmiddels een casusoverleg ten behoeve van de terugkeer van gedetineerden. Dat leidt ertoe dat de krachten rond gedetineerden met hoog risico op terugval en meervoudige problematiek worden gebundeld. Tot slot zijn in 2010 werkwijzen ontwikkeld en beproefd op het terrein van arbeidstoeleiding en schuldhulpverlening in detentie en zijn 5 regiobijeenkomsten georganiseerd die zeer goed bezocht zijn door vertegenwoordigers van PI-en, gemeenten en maatschappelijke organisaties.

Forensische zorg/terbeschikkingstelling

In 2010 is verder gewerkt aan de verbetering en veilige tenuitvoerlegging van de Tbs-maatregel. Zo is bij het forensisch psychiatrisch toezicht, na een positieve evaluatie door het WODC en een onderzoekvan de Inspectie sanctietoezicht, gestart met landelijke implementatie. Het wetsvoorstel aanpassingen Tbs met voorwaarden is in 2010 in werking getreden. Het Adviescollege verloftoetsing Tbs is geëvalueerd. De Tweede Kamer is op 5 oktober 2010 geïnformeerd over de uitkomsten van dit onderzoek (TK 24 452, nr 135). Voorts heeft het WODC onderzoek verricht naar de opgelopen behandelduur van Tbs-gestelden. Dit onderzoek wordt in 2011 aan de Tweede Kamer gezonden.

Daarnaast zijn bij de uitvoering van het programma «Vernieuwing Forensische Zorg» in 2010 de volgende doelstellingen behaald:

  • Alle klinische forensische zorg wordt op basis van de indicatiestelling verleend. Op deze wijze wordt de zorgbehoefte en het vereiste beveiligingsniveau gestructureerd vastgesteld. De drie reclasseringsorganisaties gaan de indicatiestelling bij ambulante forensische zorg verrichten. In december 2010 is een pilot gestart waarin de nieuwe werkwijze getest wordt.

  • De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de plaatsing van justitiabelen. Het plaatsingsbeleid met de daarbij horende verantwoordelijkheidsverdeling is gerealiseerd. In 2011 vindt implementatie plaats.

  • Om de informatie-uitwisseling voor de gehele keten te optimaliseren, is het Informatiesysteem forensische zorg (Ifzo) opgericht. Ifzo is sinds 1 januari 2010 gedeeltelijk operationeel en ondersteunt de hele keten van forensische zorg, van indicatiestelling tot en met facturering.

  • De wetsvoorstellen Forensische Zorg en Verplichte Geestelijke Gezondheidszorg zijn in juni 2010 bij de Tweede Kamer ingediend (TK 32 398, nr. 2). Het interim-besluit forensische zorg, dat vooruitlopend op inwerkingtreding van het wetsvoorstel forensische zorg een wettelijke kader voor het forensisch zorgstelsel creëert, is per 1 januari 2011 in werking getreden.

Volume- en prestatiegegevens

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Justitiële voorwaarden
   

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2010

 

Aantal kandidaten voorwaardelijke invrijheidstelling1

30

430

1 076

900

176

Aantal verslaafden dat onder justitiële voorwaarden naar zorg wordt toegeleid

3 736

4 000

6 2002

5 000

– 1 200

1

Dit betreft het aantal personen dat de aanvraagprocedure voor v.i. ingaat. Het aantal dat daadwerkelijk met v.i. gaat wijkt hiervan af.

2

Dit betreft een voorlopig aantal.

Toelichting kengetallen

Voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) zijn in de recidivebrief schattingen van het aantal gedetineerden opgenomen dat voor v.i. in aanmerking komt. De schatting van het aantal personen dat met v.i. gaat vanaf 2009 is ten opzichte van de cijfers in de recidivebrief geactualiseerd. In april 2010 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (TK 28 684, nr. 276).

Mede door toename van het aanbod van zorg voor een complexe doelgroep met triple problematiek is het aantal verslaafden dat kon worden toegeleid naar de zorg hoger dan eerder was gepland.

Nazorg
   

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2008

2009

2010

2010

 

Percentage screeningen en informatie-overdracht aan gemeenten

60

80

90

100

– 10

Percentage dekking gemeentelijke contactpersonen

75

90

90

100

– 10

Toelichting kengetallen

In 90% van de gevallen wordt tijdig informatie overgedragen aan gemeenten via DPAN. In geval van zeer kortgestraften is screening op de leefgebieden niet haalbaar. In die gevallen wordt alleen melding van detentie gemaakt. Eind 2010 waren er 406 gemeentelijke nazorgcoördinatoren bij gemeenten werkzaam.

Operationele doelstelling 13.5

Het bijdragen aan de beperking van schade van slachtoffers door een effectieve slachtofferzorg.

Doelbereiking

De versterking van de positie van slachtoffers is gerealiseerd door inwerkingtreding van de Wet Versterking Positie Slachtoffers in het strafproces (VPS) waarmee de rechten van slachtoffers zijn uitgebreid en wettelijk verankerd. Onderdeel van de wet is de introductie van een voorschotregeling waarmee de overheid aan het slachtoffer na acht maanden de schadevergoedingsmaatregel vooruit betaalt en de vordering op de dader overneemt.

Schade verhalen op dader

Instrumenten

In de wet VPS is het voegingscriterium verruimd. Dat betekent dat meer slachtoffers zich kunnen voegen als benadeelde partij in het strafrecht en dus minder slachtoffers zich zelfstandig hoeven te wenden tot de civiele rechter.

Verbetering informatievoorziening aan slachtoffers en kennisnemen van processtukken

In de wet VPS is de informatiepositie van het slachtoffer verbeterd. Het slachtoffer moet door politie en justitie worden geïnformeerd over het verloop van «zijn» zaak, mag kennisnemen van processtukken en zelf stukken toevoegen aan het dossier.

Verbeteren informatievoorziening over strafverloop

Slachtoffers die daar prijs op stellen worden, conform de wet VPS, door het OM geïnformeerd over het verloop van de strafzaak.

Verplichte verschijning van ouders van minderjarige verdachten

De pilot «verschijningsplicht» is in december 2010 afgerond. Op 1 januari 2011 is de verschijningsplicht voor beide ouders ter terechtzitting van hun minderjarig kind in werking getreden. In 2011 wordt de uitvoering van de verschijningsplicht geëvalueerd. Aandachtspunt in dat kader is onder meer het feit dat de verschijningsplicht extra inzet vergt van de politie, de Raad voor de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie en de Rechterlijke Macht.

Verbetering afstemming van diensten op slachtoffers en nabestaanden

Voor wat betreft de afstemming van de slachtofferdiensten van de politie, het Openbaar Ministerie, de Zittende Magistratuur en Slachtofferhulp Nederland op de behoeften van slachtoffers is in 2010 een kwalitatieve monitor ontwikkeld.

Stand van zaken slachtofferloket

De pilot «vernieuwd slachtofferloket» heeft geleid tot een verbeterde werkwijze in de bestaande loketten, waar het OM, Slachtofferhulp Nederland en de politie samenwerken. Op basis hiervan wordt het aantal loketten uitgebreid naar elf (medio 2011), waarmee landelijke dekking wordt gerealiseerd.

Volume- en prestatiegegevens

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Aantal uitkeringen uit Schadefonds geweldsmisdrijven (SGM)
     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Aantal positieve beslissingen SGM

3 325

4 689

4 459

5 459

5 266

4 700

566

Toelichting kengetallen

In de ontwerpbegroting 2010 kon nog geen rekening gehouden worden met de forse toename in 2009. Ten opzichte van de begroting is daardoor sprake van een hoger aantal positieve beslissingen. De toename van het aantal positieve beslissingen hangt samen met het toegenomen aantal verzoeken om een tegemoetkoming.

Aantal slachtoffer-dadergesprekken
     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Aantal slachtoffer-dadergesprekken

75

366

904

1 050

1 075

1 100

– 25

Toelichting kengetallen

In 2010 konden 25 minder zaken worden afgerond dan geraamd. Een geringer aantal aanmeldingen via de Raad voor de Kinderbescherming is daarvoor de belangrijkste verklaring.

Aantal slachtoffers dat juridische ondersteuning ontvangt van Slachtofferhulp Nederland (SHN)
     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Juridische ondersteuning

1

1

49 241

42 599

43 311

48 200

– 4 889

1

Vanwege een gewijzigde registratiewijze niet beschikbaar voor de jaren vóór 2008.

Toelichting kengetallen

De omvang van de in 2010 verleende juridische ondersteuning is beperkt hoger dan die in 2009. De verwachte stijging ten tijde van het opstellen van de ontwerpbegroting 2010 heeft zich niet voorgedaan.

Aantal slachtoffers dat emotionele ondersteuning ontvangt van Slachtofferhulp Nederland (SHN)
     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Emotionele ondersteuning

1

1

43 544

39 678

34 471

43 000

– 8 529

1

Vanwege een gewijzigde registratiewijze niet beschikbaar voor de jaren vóór 2008.

Toelichting kengetallen

De omvang van de in 2010 verleende emotionele ondersteuning is lager dan begroot. De belangrijkste verklaring daarvoor zijn registratie-effecten van het nieuwe dienstenregistratiesysteem, waarbij een verschuiving optreedt van emotionele ondersteuning naar praktische ondersteuning.

Aantal slachtoffers dat praktische ondersteuning ontvangt van Slachtofferhulp Nederland (SHN)
     

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2006

2007

2008

2009

2010

2010

 

Praktische ondersteuning

1

1

28 910

23 867

35 524

28 000

7 524

1

Vanwege een gewijzigde registratiewijze niet beschikbaar voor de jaren vóór 2008.

Toelichting kengetallen

De omvang van de in 2010 verleende praktische ondersteuning is aanzienlijk hoger dan in 2009 en begroot voor 2010. Een belangrijke verklaring daarvoor zijn registratie-effecten van het nieuwe dienstenregistratiesysteem, waarbij een verschuiving optreedt van emotioneleondersteuning naar praktische ondersteuning

Operationele doelstelling 13.6

Het risico op en de vrees voor terroristische aanslagen in Nederland zoveel mogelijk verkleinen, alsmede het op voorhand beperken van schade als gevolg van een mogelijke aanslag.

Doelbereiking

In Nederland zijn ruim 20 instanties 19 betrokken bij de bestrijding van terrorisme. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) heeft tot taak een doeltreffende coördinatie, samenwerking en afstemming van beleid en uitvoering te ontwikkelen. Dit betreft niet uitsluitend een preventieve taak, maar is ook noodzakelijk op het moment van concrete dreiging.

Wegnemen voedingsbronnen terrorisme

Instrumenten

Radicalisering

Begin 2010 is de Tweede Kamer met twee brieven geïnformeerd over een aantal wetenschappelijke en AIVD-studies naar het jihadisme en het salafisme. In de brieven (TK 29 754, nr. 178 en TK 29 614, nr. 22) is naar aanleiding van de studies het beleid hieromtrent verder uitgewerkt en toegelicht. In de loop van 2010 zijn een aantal studies en onderzoeken opgeleverd die verband houden met radicalisering. Deze studies naar bijvoorbeeld radicalisering onder kleine etnische groepen, internationale deradicaliseringsaanpakken, het salafisme in Nederland, mediagebruik onder jongeren, hebben bijgedragen aan de verscherping van ontwikkelde contrastrategieën.

Signaleren en wegnemen terrorismedreiging

Dreigingsbeeld Terrorisme, dreigingsanalyses

In 2010 is vier keer een Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) opgesteld. Dit is een analyse van de nationale en internationale terroristische dreiging tegen Nederland en Nederlandse belangen in het buitenland. Het algemene dreigingsniveau is gedurende heel 2010 ongewijzigd gebleven en bevindt zich op het niveau beperkt.

(Zelfgemaakte) explosieven

In september 2010 presenteerde de Europese Commissie een concept-verordening (COM (2010) 473) welke de beschikbaarheid van risicovolle chemische stoffen voor particulieren beperkt. De ontwerp-verordening behandelt het misbruik van chemische stoffen als precursoren van zelfgemaakte explosieven en draagt bij aan het verkleinen van het risico dat terroristen en andere criminelen hier aanslagen mee plegen. Het Nederlandse beleid is in lijn met de voorgestelde regelgeving en maatregelen.

In 2009 is een pilot uitgevoerd waarbij het Meldpunt misbruik chemicaliën is ingezet voor verdachte transacties inzake (precursoren voor) zelfgemaakte explosieven. Inmiddels is één loket voor meldingen over (mogelijk) verdachte transacties van chemicaliën voor zowel explosieven als drugs gerealiseerd. Dit loket wordt gecontinueerd. Dit gebeurt mede op verzoek van bedrijfsleven, vooruitlopend op de verplichting hiertoe in genoemde verordening.

Cameratoezicht

Het subsidieprogramma «Cameratoezicht in het Openbaar Vervoer» (CTOV) heeft door cofinanciering van projecten op het gebied van cameratoezicht een impuls gegeven aan de beveiliging van de voor terroristische aanslagen kwetsbare openbaar vervoerssector. Veiligheid is het doel, camera’s zijn het middel. Samenwerking tussen de betrokken partijen staat centraal.

In het kader van het subsidieprogramma is in 2010 de bouw van de in 2009 gestarte cameraprojecten op zeven stationslocaties voortgezet. De projecten bevonden zich eind 2010 conform planning in de afrondende bouwfase. De afronding van de fysieke bouw van de projecten zal het sluitstuk zijn van het programma CTOV. Het bevorderen van samenwerking ten behoeve van meer veiligheid is steeds het centrale thema geweest. Voor wat betreft die samenwerking zijn in 2010 verdere stappen gezet. Partijen hebben elkaar nader leren kennen en vanuit hun respectieve bevoegdheden en mogelijkheden de samenwerking verder geïntensiveerd.

Project «Gemeenschappelijke Meldkamerinfrastructuur (GMI)»

In 2010 is onderzoek gedaan naar de toegevoegde waarde van het GMI met het oog op een eventuele vervolgfase. Uit deze evaluatie is gebleken dat de betrokken partijen het GMI als een toegevoegde waarde zien voor ondersteuning bij primaire taken van risicobeheersing, handhaving, controle en procesbeheersing. In 2011 wordt op basis van een evaluatie besloten over mogelijke vervolgstappen binnen het project .

Bewaken en beveiligen

In 2010 is «veiligheidsbewustzijn» onder de aandacht gebracht van beveiligingsprofessionals door een periodieke training. Het betrof professionals van bedrijven afkomstig uit sectoren als chemie, gas, nucleair, elektriciteit, telecom, drinkwater, financieel, luchthavens, zeehavens, stads- en streekvervoer, tunnels en waterkeringen, hotels, publieksevenementen en de overheid.

Beveiliging burgerluchtvaart

In april 2010 is de EU verordening nr. 300/2008 betreffende gemeenschappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart van kracht geworden en in Nederland geïmplementeerd. Deze verordening en de onderliggende implementatie regelgeving beoogt het regelgevend kader voor de beveiliging van de burgerluchtvaart in de EU verder te harmoniseren, te verbeteren en te verduidelijken. Het betreft hier onder meer regelgeving met betrekking tot de beveiliging van een luchthaven, beveiligingsmaatregelen die moeten worden toegepast door luchtvaartmaatschappijen en vrachtbedrijven, trainingsvereisten, eisen voor beveiligingsapparatuur.

Passenger Name Records

De NCTb is betrokken bij de ontwikkelingen omtrent een voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot het verzamelen van Passenger Name Records (PNR-gegevens) in de EU. Dit Europese systeem dient een bijdrage te leveren aan de bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit, doordat inlichtingen kunnen worden verkregen over het reisgedrag van terroristen, criminelen en risicovolle passagiers. Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon in december 2009, werd het voor de Commissie noodzakelijk een nieuw voorstel in te dienen. In tegenstelling tot eerdere berichten is dit nieuwe voorstel eerst op 2 februari 2011 gepubliceerd (COM2011/32), waardoor de onderhandelingen in Europees verband in 2010 hebben stilgelegen.

BES-eilanden

Vanaf 10 oktober 2010 is de Minister van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk voor de beveiliging van de burgerluchtvaart (security) op de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden).

In 2010 heeft er een nulmeting plaatsgevonden van de huidige beveiligingsmaatregelen. Op basis hiervan wordt verder uitvoering gegeven aan het plan van aanpak voor de beveiliging van de burgerluchtvaart op de BES-eilanden, waarbij als uitgangspunt de ICAO-regelgeving geldt. In het kader daarvan is er een start gemaakt met het opstellen van de drie Nationale programma’s voor de beveiliging van burgerluchtvaart op de BES-eilanden gebaseerd op de ICAO-regelgeving. Deze Nationale programma’s (Beveiligings-, Kwaliteitscontrole- en Trainingsprogramma) zijn noodzakelijk omdat zij een overzicht geven van alle (juridische) verplichtingen die rusten op alle belanghebbenden die een positie innemen in het proces van de beveiliging van de burgerluchtvaart.

Voorbereid zijn op een terroristische aanslag

Alertering

In 2010 zijn oefeningen gehouden voor de sectoren Zeehavens, Chemie en Drinkwater.

Feitelijk alerteren van een van de 15 aangesloten sectoren is in het verslagjaar niet noodzakelijk gebleken. Wel zijn de sectoren meerdere keren geïnformeerd naar aanleiding van mediaberichtgeving over (terreur)dreigingen tegen landen in West-Europa, waarbij sectoren de indruk zouden kunnen krijgen dat zij daarbij onderwerp zouden kunnen zijn. Gelet op de reacties uit de sectoren wordt deze vorm van direct informeren gewaardeerd en verstevigt dit het gevoel van de gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Beleidsdoorlichting

Vervolg Commissie Suyver

De Ministers van BZK en Justitie hebben op 29 oktober 2009 de Tweede Kamer toegezegd dat zij zorgdragen voor een handzame evaluatie van antiterrorismemaatregelen. De NCTb heeft de opdracht gekregen de aanpak hiervan te coördineren.

De aanpak is gebaseerd op de geclusterde aanbevelingen van de commissie Suyver die in mei 2009 zijn rapport uitbracht over de wijze waarop antiterrorismemaatregelen kunnen worden geëvalueerd. Op basis van dit kader is een beschouwing gegeven van (a) het gehele antiterrorismebeleid op hoofdlijnen, (b) een beschouwing van vijf door de commissie Suyver geselecteerde afzonderlijke maatregelen, (c) een casusgerichte beschouwing over de toepassing van maatregelen en (d) een beschouwing van antiterrorismemaatregelen vanuit een juridisch perspectief (fundamentele rechten).

Het onderzoek langs de vier hiervoor genoemde hoofdlijnen is eind 2010 afgerond. Het eindrapport is op 28 januari 2011 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 29 754, nr. 199).

Naar aanleiding van de evaluatie onderneemt het kabinet verschillende acties. Zo wordt een nationale contraterrorismestrategie opgesteld waarmee een samenhangende aanpak van terrorisme verder wordt bevorderd. Het lerend vermogen wordt geborgd door in ieder geval vijfjaarlijks een dergelijke evaluatie uit te voeren. Bevorderd wordt dat het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid wordt ingetrokken. Ten slotte worden geleerde lessen opgenomen in de oefen- en opleidingsprogramma’s voor professionals.

Volume- en prestatiegegevens

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

De maatschappelijke effecten in het kader van de terrorismebestrijding zijn moeilijk meetbaar te maken (explain). Voor meetbare gegevens wordt verwezen naar de periodieke voortgangsrapportage terrorismebestrijding aan de Tweede Kamer waarin een beeld wordt geschetst van de stand van zaken van het terrorismebeleid in Nederland.

7

De oorspronkelijke grafiek, zoals in de begroting is opgenomen, verschilt in twee opzichten met de bovenstaande grafiek. Ten eerste werd in de begroting de 7-jaars recidive-doelstelling ten onrechte vergeleken met de 2-jaars recidive-realisatie. Dit zijn twee onvergelijkbare grootheden. In de bovenstaande grafiek is dit gecorrigeerd en wordt de 2-jaars recidive-doelstelling vergeleken met de 2-jaars recidive-realisatie.

Ten tweede worden de ruwe recidivecijfers door het WODC gecorrigeerd, zodat de storende invloed van verschuivingen in de samenstelling van de populaties voor een deel kan worden geneutraliseerd en zodat de «netto-ontwikkeling» van de recidive beter kan worden blootgelegd. Daarnaast is in de tussenliggende jaren de definitie van de populatie iets gewijzigd. Door beide redenen kan het startpunt van de grafiek jaarlijks veranderen.

19

Waaronder genoemd kunnen worden de MIVD, AIVD, FIOD, Politie, KLPD, Kmar, DJI, OM en de Ministeries van Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Buitenlandse Zaken.

Licence