In dit beleidsverslag wordt een overzicht gegeven van de realisatie van de doelstellingen op het terrein van OCW, zoals opgenomen in de begroting 2010 afgezet tegen de oorspronkelijke streefwaarden.
Samen werken, samen leven: kabinet Balkenende IV
In zijn Verantwoordingsbrief over het jaar 2009 legde voormalig minister-president Balkenende verantwoording af over de doelstellingen en projecten van zijn kabinet over 2009, waarbij ook aandacht geschonken werd aan de realisatie in het eerste kwartaal 2010. Met deze verantwoordingsbrief werd het Beleidsprogramma «Samen werken, samen leven 2007–2011» afgerond. Dit maakt het mogelijk de balans op te maken over de behaalde resultaten over de doelstellingen en projecten van dit beleidsprogramma. In onderstaande tabel wordt overzicht geboden over de resultaten die in 2010 op de doelstellingen en projecten van kabinet Balkenende IV zijn behaald op de beleidsterreinen onderwijs, cultuur en wetenschap, afgezet tegen de streefwaarden die oorspronkelijk waren gesteld.
Nr. | Doelstelling | Indicatoren | Meest recente resultaat (streefwaarde) | Verwijzing Artikel én OD | Financieel belang: Realisatie 2010 1 | |
---|---|---|---|---|---|---|
11 | Hoger onderwijs met meer kwaliteit en minder uitval | Percentage studieuitval (uit wo) en studie-switchers (binnen wo) na het (verwijzende en bindende) eerste bachelorjaar in bachelor-2 en -3 (Bron: 1 cijfer HO/VSNU) | 11% Peildatum:2009 (6% Peildatum:2011) | Art. 6 en 7, 6.3.3 | (Art. 6 € 34 867 en art. 7 € 15 337) € 50 204 voor minder uitval en kwaliteitsimpuls, € 0,140 voor studiekeuzegesprekken, € 2 400 voor studiekeuze Informatie voor het hoger onderwijs, deel middelen lumpsum waaronder met name de middelen «versterking kenniseconomie» (Voorjaarsnota 2006), verhogen Studierendement Nederlandse studenten met een niet-westerse achtergrond € 12 797, excellentie in onderwijs: binnen – en buitenlands talent (HSP) € 10 331 en excellentie in onderwijs FES (Sirius Programma) € 11 436. | |
Percentage studenten (herinschrijvers na het eerste studiejaarna) dat in 4 jaar de bachelorfase afrondt (Bron: 1 cijfer HO/VSNU) | 51% (studenten die zijn gestart met studeren in 2005) Peildatum:2009 (>70% Peildatum: 2014) | |||||
Rendement van studenten (herinschrijvers na het eerste studiejaar) na 6 jaar studie (Bron: 1 cijfer HO/HBO-raad) | 76% (studenten die zijn gestart met studeren in 2003) Peildatum:2008 (90% Peildatum:2013) | |||||
Kwaliteit docenten 4 : Percentage hbo-docenten dat minimaal beschikt over een mastergraad (Bron: POMO-onderzoek 2010van het Ministerie van Binnenlandse Zaken) | 63%, waarvan 7,7% PhD Peildatum:2009 (70% 5 in 2014, waarvan in 2017 10% gepromoveerd of deelneemt in promotietraject) | Art. 6 en 7, 6.3.2 | (Art. 6 € 5 474 en art. 7 € 5 414) = € 10 888 voor Kwaliteitsverbetering docenten en € 27 435 middelen hogescholen (functiemix docenten) | |||
12 | Het versterken van de internationale reputatie van de Nederlandse wetenschap | Versterking van de kwaliteit van het Nederlands wetenschappelijk onderzoek, mede blijkend uit citatiescores (mondiaal gemiddelde = 1) (Bron: NOWT/CWTS) | Mondiaal positie 4 (peildatum 2005–2008) (Behorende tot de top 5 mondiaal) | Art. 16, AD 16.1 | € 1 235 025 | |
Verbetering en versterking van het promotiestelsel en vergroting van het relatief aantal promoties (Bron: VSNU en CBS) | 1,73 (peildatum 2009 >1,73) | Art. 16, OD 16.3.3 | € 1 235 025 | |||
Versterking van de positie van vrouwen in de top van de wetenschap, waaronder vergroting van het aandeel vrouwelijke hoogleraren (Bron: VSNU / WOPI) | 12,3 (peildatum december 2009) (15% in 2010) | Art. 16, OD 16.3.3 | € 6 000 | |||
14 | Het versterken van het innovatief vermogen van de Nederlandse economie | Percentage RAAK-projecten met lectoraatsdeelname (Bron: SIA, juni 2009) | 96%5 peildatum:2010 (95% peildatum:2011) | Art. 6 en 7, OD 6.3.4 | € 83 711 | |
Internationale wetenschappelijke kwaliteit op basis van de relatieve Nederlandse citatiescore (mondiale gemiddelde = 1) (Bron: NOWT / CWTS) | Mondiaal positie 4 (peildatum 2005–2008) (Behorende tot de top 5 mondiaal) | Art. 16, AD 16.1 | € 1 235 025 | |||
36 | Het kabinet geeft een nieuwe impuls aan het emancipatiebeleid en aan het homo-emancipatiebeleid | Arbeidsparticipatie vrouwen (≥ 12 uur) (Bron:CBS) | 60% (3e kwartaal 2010)(65%) | Art. 25, AD 25.1 | Vrouwenemancipatie in totaal € 11,3 miljoen Homo-emancipatie in totaal € 3,4 miljoen | |
Aandeel vrouwen in topposities rijksoverheid (Bron: ministerie BZK) | 26% (25%) | Art. 25, AD 25.1 | ||||
Beloningsverschil tussen mannen en vrouwen bij de overheid (Bron: Emancipatiemonitor 2008) | 2,6% (2%) | Art. 25, AD 25.1 | ||||
Sociale acceptatie van homoseksuelen (Bron: SCP) | 91%(>85%) | Art. 25, AD 25.1 | ||||
Economische zelfstandigheid van vrouwen (Bron: CBS) | 46% in 2009 (60%) | Art. 25, AD 25.1 | ||||
37 | Verhogen van de kwaliteit van het onderwijs door basis- voortgezet, en beroepsonderwijs naadloos op elkaar en op het hoger onderwijs aan te laten sluiten | Taal en rekenen Gemiddelde vaardigheidsscores in groep 8 (basisschool) voor | € 34 000 | |||
a. | taal – woordenschat | 257 (249) | Art. 1 OD 1.3.2 | |||
b. | taal – spelling | 252 (250) | Art. 1 OD 1.3.2 | |||
c. | taal – begrijpend lezen | 254 (252) | Art. 1 OD 1.3.2 | |||
d. | rekenen | 252 (250) | Art. 1 OD 1.3.2 | |||
(Bron: CITO – Jaarlijks Peilonderzoek van het Onderwijsniveau) | ||||||
Percentage 15-jarige leerlingen met lage leesvaardigheden (Bron: PISA 2006) | 14,4% (2009) (8% in 2015) | Art. 3 OD 3.3.2 | (is onderdeel van de Regeling Kwaliteit VO, waarmee meerdere beleidsprioriteiten worden gestimuleerd) | |||
Gewichtenregeling Reductie taalachterstand doelgroepleerlingen aan het einde van de basisschool: | n.b. (– 20%) | € 40 000 | ||||
a. | begrijpend lezen | |||||
b. | woordenschat | |||||
(Bron: COOL-cohortonderzoek NWO) | ||||||
Onderwijstijd Mate waarin vo scholen aan de normen voor onderwijstijd voldoen (Bron: Inspectie van het Onderwijs) | 80% (2009/2010) (overgrote deel) | Art. 3 OD 3.3.2 | Geen | |||
Mate waarin mbo opleidingen aan de normen voor onderwijstijd voldoen (Bron: Inspectie van het Onderwijs) | 75% (100%) (schooljaar 2009–2010) | Art. 4 OD 4.3.2 | Geen | |||
Zeer zwakke scholen Percentage zeer zwakke scholen in | Art. 1 | € 1 600 | ||||
a. | basisonderwijs | 0,7% (0,65%) | OD 1.3.3 | |||
b. | speciaal basisonderwijs | 1,3% (3,2%) | OD 1.3.3 | |||
c. | (voorgezet) speciaal onderwijs | 1,3% (2,5%) | OD 1.3.3 | |||
d. | voortgezet onderwijs | 0,8% (1,4%) | OD 3.3.2 | € 1 360 | ||
(Bron: Inspectie van het Onderwijs) | ||||||
Passend onderwijs Dekkingsgraad zorg- en adviesteams (Bron: Nederlands Jeugdinstituut) | po: 67% | OD 1.3.3 | Geen | |||
vo: 96% | ||||||
mbo: 98% | OD 4.3.3 | |||||
38 | Voldoende gekwalificeerd onderwijspersoneel nu en in de toekomst | Aantal openstaande vacatures voor leraren en managers in po, vo en bve in fte’s (Bron: Arbeidsmarktbarometer po, vo, bve) | 800; 0,4 % (< 2200; <1%) | Art. 9 en AD 9.1 | € 613 000 | |
39 | Het realiseren van een sluitend system voor kinderopvang voor 0–4 jarigen | Het percentage doelgroepleerlingen onder 4- en 5-jarigen dat feitelijk deelneemt aan een vve-programma (Bron: Sardes, 2010) | 58% (100%) | Art. 1 OD 1.3.3 | € 193 000 | |
Percentage doelgroepleerlingen onder 2- en 3-jarigen dat deelneemt aan een VVE-programma (Bron: Sardes, 2010) | 90% (100%) | Art. 1 OD 1.3.3 | € 193 000 | |||
40 | Het fors uitbreiden van het aantal brede scholen | Het aantal combinatiefuncties in en om de brede school (Bron: SGBO, monitor combinatiefuncties) | n.b. De eerstvolgende meting over de periode tot en met 2010 komt medio 2011 beschikbaar. (2500 in 2012) | OD 1.3.4 | € 8 000 | |
Aantal brede scholen po (Bron: Jaarbericht brede scholen in Nederland) | n.b. Het betreft een tweejaarlijks onderzoek. De eerstvolgende meting komt eind 2011 beschikbaar. (1500) | OD 1.3.4 | € 29 500 (waarvan € 28 000 voor een eenmalige regeling | |||
Aantal brede scholen vo (Bron: Jaarbericht brede scholen Nederland) | n.b. Het betreft een tweejaarlijks onderzoek. De eerstvolgende meting komt eind 2011 beschikbaar. (460) | OD 1.3.4 | ||||
41 | Een maatschappelijke stage voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs | Aantal leerlingen van alle vo-scholen dat een maatschappelijke stage loopt (Bron: Agentschap NL) | 260 619 (2009/2010) | OD 3.3.4 | € 69 478 | |
42 | Het invoeren van gratis schoolboeken | nvt | In het schooljaar 2009/2010 zijn de gratis boeken ingevoerd. Doelstelling is behaald. | OD 3.3.1 | € 297 191 | |
59 | Het tegengaan van radicalisering | OCW heeft geen eigen indicatoren voor deze doelstelling, maar sluit aan bij de doelstelling van BZK op dit terrein. | OCW heeft geen eigen indicatoren voor deze doelstelling, maar sluit aan bij de doelstelling van BZK op dit terrein. | DJV MinBZK | ||
73 | Alle jongeren zijn vertrouwd met cultuur en kunstvormen en met de Nederlandse geschiedenis | Verzilveringspercentage van de cultuurkaart (Bron: CJP) | 78% (resp. 88%) | Art. 14, OD 14.3.1 | € 10 795 | |
74 | Het aanbod van de publieke omroep is mediaal en richt zich op een breed en divers publiek | Mediawijsheid – expertisecentrum | p.m. (in 2011 is er een breed network op het terrein van media-educatie (mediawijsheid-expertisecentrum) van minimaal 150 aangesloten organisaties) | Art. 15, OD 15.1 | € 1 610 | |
2 | Nederland ondernemend innovatieland | OCW heeft geen eigen indicatoren voor deze doelstelling. | OCW heeft geen eigen indicatoren voor deze doelstelling. | DJV MinEL&I | ||
8 | Aanval op de schooluitval | Het aantal nieuwe vsv’ers per schooljaar (nationale indicator) Bron:kamerstuk 26 695, nr. 44) | Gerealiseerd: 46 800 (2008) 42 600 (2009) 39 600 (2010) Streefwaarde: (35 000)( 2011) | Art.4 OD 4.3.4 | € 61 221 (waarvan € 33 248 voor convenanten, € 22 865 voor programmagelden en € 5 108 voor aanvullende vergoeding experimenten vmbo-mbo) |
De bedragen in deze tabel illustreren het financieel belang van een kabinetsdoel of -project. De begroting is ingericht op beleidartikelen en niet op kabinetsdoelen. Deze bedragen zijn daarom indicatief en niet 1-op-1 uit de departementale administratie te herleiden. Het is in dit overzicht mogelijk dat een bedrag ten goede komt aan meerdere doelstellingen en dus meerdere keren wordt genoemd.
De meerjarenafspraken vormen het uitgangspunt voor de indicatoren inzake verhogen van het studiesucces en kwaliteit in de bachelorfase. De basiswaarde voor de meerjarenafspraken is vastgesteld op basis van het 1- cijfer-ho bestand 2008.
Het gaat hierbij steeds om de herinschrijvers na het eerste studiejaar. Dat zijn studenten die zich na het eerste studiejaar opnieuw hebben ingeschreven in het wo dan wel in het hbo. Wanneer we het cohort 2001 bekijken, gaat het dus om de studenten die gestart zijn in 2001, maar die in 2002 nog steeds waren ingeschreven. Van die overgebleven groep wordt switchgedrag, uitval en rendement gevolgd. De reden om naar deze «herinschrijvers» te kijken, en niet naar het totale start-cohort is om recht te doen aan de oriënterende, selecterende en verwijzende functie van het eerste studiejaar.
In het convenant «Leerkracht van Nederland» is afgesproken dat hogescholen er naar streven dat 70% van de docenten in 2014 over een mastergraad beschikt. Daarnaast is afgesproken dat hogescholen ernaar zullen streven dat 10% van de docenten in 2017 beschikt over een PhD dan wel in een promotietraject participeert.
Samenhang Raak-lectoren: De streefwaarde voor deze indicator is inmiddels gehaald. Deze indicator was vooral van belang in de startfase van de ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek door hogescholen. Voor de begroting 2012 zal gezocht worden naar een nieuwe eenduidige indicator die de impact van een lectoraat in een hogeschool goed in beeld brengt.
Wetenschap (doelstelling 12)
Voor alle drie indicatoren geldt dat de gerealiseerde waarden voor 2010 nog niet beschikbaar zijn. Daarom zijn de meest recente eindwaarden vermeld:
• De streefwaarde van de citatiescore-indicator is in de begroting 2011 aangepast (van top-3 naar top-5), zodat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de uitspraak van de Tweede Kamer (motie Hamer) dat Nederland moet streven naar een positie in de top 5. Om grote schommelingen te voorkomen in de citatiescore werden in het NOWT-rapport de cijfers niet per jaar gepubliceerd, maar gecombineerd voor een aantal jaren. Bij de gegevens over de laatste berekeningsperiode – de periode 2005–2008 – is de relatieve Nederlandse citatiescore gelijk gebleven ten opzichte van de periode 2003–2006, maar heeft Nederland een plaats prijs moeten geven aan Denemarken, dat in de periode 2003–2006 al een citatiescore had die nagenoeg gelijk was aan die van Nederland. De citatiescore van Denemarken is in de afgelopen periode harder gegroeid dan die van Nederland. Desondanks blijft het Nederlandse onderzoek van internationale allure. Nieuwe gegevens komen medio 2011 beschikbaar.
• Voor de indicator over het relatief aantal promoties is de streefwaarde steeds gericht op een verhoging van de waarde ten opzichte van de laatste waarde. Sinds de peildatum in 2000 (waarde 0,95) en 2008 (waarde 1,61) is dit streven geslaagd.
• Ondanks een sterke groei van het aandeel vrouwelijke hoogleraren sinds de peildatum in 2000 (waarde: 6,3%) moet op grond van de groeicijfers in 2009 ten opzichte van 2008 geconcludeerd worden dat de gehanteerde streefwaarde van 15% in 2010 niet gehaald zal worden. Wel kan geconstateerd worden dat de instellingen in toenemende mate werk maken van het verhogen van het aandeel vrouwen in wetenschappelijke functies. Op grond van de groei de laatste jaren is de verwachting dat in 2012 het aandeel vrouwelijke hoogleraren ca. 15% zal zijn.
Emancipatie (doelstelling 36):
De voortgang in de uitvoering van doelstelling 36 wordt gemonitoord aan de hand van cijfers van het CBS en SCP. Daarnaast worden één maal per twee jaar cijfers gepubliceerd in de Emancipatiemonitor.
a. In het 3e kwartaal 2010 was de arbeidsparticipatie 60%. De cijfers over geheel 2010 komen in april 2011 beschikbaar.
b. Per 31-12-2010 is het aandeel vrouwen in de ABD (algemeen management en strategische concernfuncties) 25,9%. De doelstelling van het kabinet (25% in 2011) is hiermee gerealiseerd.
c. Dit zijn de meest recente gegevens op basis van onderzoek van BZK uit 2009. De uitkomsten uit dit onderzoek gaven verder een klein verschil in beloning aan, dat met name in de hogere leeftijdscohorten behaald werd. Bij nieuwe (jongere) instroom is er geen verschil in beloning. In aanloop naar de doelstelling in 2011 is daardoor vanzelf een teruglopend beloningsverschil te zien.
d. Uit de meting van het SCP is in 2010 gebleken, dat de sociale acceptatie van homoseksuelen nu 91% is.
e. Op basis van de groei in de arbeidsparticipatie van vrouwen (van 57% in 2007 naar 59% in 2008) is de verwachting dat de economische zelfstandigheid van vrouwen ook verder doorgroeit. Namelijk, in 2000 was economische zelfstandigheid van vrouwen 30%; in 2007 45% en in 2009: 46%. Daar de arbeidsparticipatie licht is gestegen, is de verwachting dat ook de economische zelfstandigheid van vrouwen licht stijgt.
Het CBS heeft de realisatiecijfers twee jaar ná afloop van het onderzoeksjaar beschikbaar. De realisatie economische zelfstandigheid 2010 is dus pas in het tweede kwartaal van 2012 beschikbaar.
Taal en rekenen (doelstelling 37): n.b. Het Cito heeft de gegevens over woordenschat, spelling, begrijpend lezen en rekenen op dit moment nog niet beschikbaar.
Gewichtenregeling (doelstelling 37): gegevens over reductie taalachterstand over 2010 zijn niet beschikbaar, omdat deze metingen eens per 3 jaar plaatsvinden. Begin 2012 zijn de gegevens over 2011 beschikbaar.
Maatschappelijke stage (doelstelling 41): Om scholen zo goed mogelijk voor te bereiden op de wettelijke verplichting van de maatschappelijke stage vanaf schooljaar 2011/2012 is gekozen voor een fasegewijze invoering. Hierbij is een groeimodel gehanteerd waarbij in de eerste jaren de focus lag op het aantal scholen (2007–2009) en in de daarop volgende jaren (2009–2011) het aantal leerlingen en uren. Vanaf schooljaar 2011/2012 lopen alle leerlingen die dan instromen in het vo (circa 195 000) gedurende hun schoolperiode een maatschappelijke stage van minimaal 30 uur. Al in 2010 was het absolute aantal leerlingen dat een maatschappelijke stage liep hoger dan de omvang van het instromende cohort namelijk 260 619. Dat komt omdat scholen in aanloop naar de verplichting in verschillende leerjaren tegelijk door leerlingen een maatschappelijke stage laten uitvoeren. Een betere indicator in deze is daarom het absolute aantal leerlingen dat per jaar een maatschappelijke stage loopt.
Terug naar de kern, optimale leerroutes, de lat omhoog: een terugblik op 2010
Leraren
Evenals in 2009 is in 2010 gewerkt aan de doelstellingen uit het actieplan LeerKracht van Nederland, gericht op voldoende en voldoende goed gekwalificeerd onderwijspersoneel in 2011. De maatregelen behelzen een aanpak van het tekort aan leraren en schoolleiders en het versterken van de positie en de kwaliteit van de leraar. Voor de uitvoering hiervan is een budget oplopend naar € 1 miljard in 2020 beschikbaar.
In 2010 zijn de volgende maatregelen genomen:
• De vervolginvesteringen van in totaal € 461 mln. in een betere beloning van onderwijspersoneel (waaronder functiemix, de inkorting van de carrièrepatronen en de beloning van directeuren in het po) zijn gedaan.
• Met het oog op het toekomstige lerarentekort wordt innovatie binnen scholen gestimuleerd. Hiervoor is in 2010 de regeling InnovatieImpuls Onderwijs geïntroduceerd. Ca. 200 scholen doen mee.
• In 2010 is het mogelijk gemaakt dat vanaf 2011 de promotiebeurs wordt verstrekt, waarmee leraren in het po, vo, mbo en hbo in staat worden gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Deze beurs is beschikbaar voor maximaal 40 leraren in vier jaar tijd.
Daarnaast zijn de volgende resultaten bereikt:
• In 2010 hebben ca. 6 700 leraren in po, vo, mbo en hbo een beurs ontvangen om te kunnen beginnen aan een opleiding voor opscholing of specialisatie. Vanaf de invoering van de «Lerarenbeurs voor Scholing» hebben in totaal ca. 19 000 leraren een beurs ontvangen.
• Er zijn ca. 330 universitaire bachelorstudenten die hebben gekozen voor een educatieve minor.
• In 2010 is een groot aantal kennisbases voor de hbo-lerarenopleidingen ontwikkeld en zijn opleidingen begonnen met de implementatie ervan.
• Het project opleiden in de school heeft als resultaat 7 801 studenten. Hiermee is in 2010 het streefcijfer voor 2011 van 8 000 studenten al bijna gerealiseerd.
• In 2010 zijn 16 studenten begonnen in het traject «Eerst de klas»
• In het studiejaar 2010–2011 zijn circa 420 bachelorstudenten aan de (tweedegraads) «kopopleiding hbo» (als tweede bacheloropleiding) begonnen.
• In 2010 is voor 538 zij-instromers in het beroep van leraar een subsidie toegekend.
• Het wetsvoorstel ter versterking van de positie van de leraar is in mei 2010 bij de Tweede Kamer ingediend.
• In 41 samenwerkingsverbanden werken scholen en lerarenopleidingen aan projecten op het gebied van excellentie bij het opleiden van leraren en/of het beroep van leraar.
Taal en rekenen
In 2010 is een belangrijke stap gezet op weg naar een duurzame verbetering van de taal- en rekenprestaties in het gehele onderwijs. In de wet Referentieniveaus taal en rekenen, die in 2010 in werking trad, staat gedetailleerd beschreven welke eisen we stellen aan leerlingen op verschillende momenten in hun leerloopbaan ten aanzien van deze basisvaardigheden. Het Referentiekader taal en rekenen is door de Expertgroep doorlopende leerlijnen taal en rekenen (commissie Meijerink) na raadpleging van uiteenlopende experts, leraren en praktijkdeskundigen in 2009 opgeleverd. Uit de zogenaamde veldraadplegingen blijkt er in alle sectoren een breed draagvlak te zijn voor het referentiekader.
Voor leraren zijn de referentieniveaus van groot belang om opbrengstgericht te werken en het maximale uit hun leerlingen te halen. In 2010 is vastgelegd dat deze taal- en rekenprestaties in alle sectoren, na een zorgvuldig invoeringstraject van een aantal jaren, in 2013/2014 verplicht zullen worden getoetst en geëxamineerd. Deze beleidsmaatregelen hebben, in combinatie met aanvullende investeringen in taal- en rekenonderwijs, geleid tot zichtbare intensivering van het taal- en rekenonderwijs in de verschillende sectoren. Het is de verwachting dat deze intensivering ook zal leiden tot een verdere stijging van de taal- en rekenprestaties op nationale en internationale metingen.
In het voortgezet onderwijs is in 2010 zichtbaar dat de investeringen in het taalonderwijs hun vruchten afwerpen. Op 7 december 2010 presenteerde de OESO het PISA 2009 rapport, waarin de resultaten zijn gepresenteerd van het onderzoek naar de vaardigheid van taal, wiskunde en science van 15-jarige leerlingen in 65 landen. Uit het rapport blijkt dat Nederlandse jongeren goed scoren op taal; Nederland neemt hiervoor de tweede plaats in binnen Europa, vlak achter Finland. Het percentage zwakke lezers is ten opzichte van 2006 afgenomen. In de wereld staat Nederland bij lezen op 10e plaats.
Op wiskunde scoren Nederlandse vo-leerlingen echter minder. Voor wiskunde en science behoort Nederland nog tot de top 5 in Europa. Mondiaal gezien staat Nederland voor beide vakken op de 11e plaats. Zwitserland, Canada en Japan zijn Nederland de afgelopen jaren op het terrein van wiskunde gepasseerd.
Voor het mbo is een belangrijke mijlpaal dat vanaf 1 augustus 2010 elke mbo-opleiding voortaan de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen bevat. Verder hebben alle onderwijsinstellingen in 2010 implementatieplannen opgesteld voor de intensivering van het taal- en rekenonderwijs, en zijn ze gestart met de voorbereiding voor centrale examinering van Nederlands en rekenen die vanaf 2013/2014 (mbo-4) en 2014/2015 (mbo-2 en mbo-3) zullen plaatsvinden.
In het hbo is in 2010 een vervolg gegeven aan de noodzakelijke remediërende activiteiten.
Aanval op de schooluitval
In het schooljaar 2009/2010 stopten 39 600 jongeren onder de 23 jaar zonder startkwalificatie met hun opleiding. Het aantal voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) is daarmee ook in 2010 verder gedaald. Sinds 2002 is door extra maatregelen het aantal vsv’ers flink gereduceerd: van 71 000 naar 39 600. In 2010 zijn de maatregelen gecontinueerd die zijn genomen in het kader van het programma «Aanval op de uitval», zoals de samenwerking tussen Rijk, contactgemeenten en onderwijsinstellingen vastgelegd in vsv-convenanten; betere aansluiting vmbo/mbo; loopbaan- en studiekeuzebegeleiding; en sluitende verzuimregistratie via het digitaal verzuimloket. In vervolg op het WRR-rapport «Vertrouwen in de school» zijn in 2010 plusvoorzieningen gestart. Verspreid over het hele land hebben scholen, gemeenten en zorginstanties de handen ineen geslagen om voor overbelaste jongeren de ondersteuning en hulp te bieden die ze nodig hebben: onderwijs, zorg en arbeidstoeleiding.
Passend onderwijs
Met passend onderwijs wordt beoogd dat voor elke leerling die extra ondersteuning nodig heeft een passende plek in het onderwijs wordt gerealiseerd. Eind 2010 is gestart met de uitwerking daarvan. De verdere invulling van passend onderwijs en de taakstelling wordt in de komende periode vormgegeven.
De basis op orde in het mbo
Mede naar aanleiding van aanhoudende klachten over uitval van lesuren en examens van onvoldoende kwaliteit, werd politiek de vraag gesteld of de brede opdracht aan het bve-stelsel wel uitvoerbaar was. In het voorjaar van 2010 heeft de staatssecretaris van OCW daarom de Commissie Onderwijs en Besturing BVE (commissie Oudeman) ingesteld in om onderzoek te doen naar de organisatie en bestuurbaarheid van de bve-sector. In november 2010 bracht de commissie haar eindrapport uit. Hieruit blijkt dat een deel van de instellingen wel degelijk goede prestaties levert en dat voor verdere verbeteringen van de kwaliteit de bestuurbaarheid moet worden vereenvoudigd. Ten eerste door het op orde brengen van de interne bedrijfsvoering door instellingen. Het gaat om o.a. het versterken van: intern toezicht, kwaliteitszorg bedrijfsvoering en professionalisering van bestuur, teamleiders en docenten. Ten tweede door een vereenvoudiging van de relatie tussen instellingen onderling en met het bedrijfsleven. Bijvoorbeeld doordat instellingen heldere keuzes maken in hun aanbod aan opleidingen om versnippering tegen te gaan en een helder profiel op te bouwen dat aansluit bij regionale economische sterktes.
Tevens heeft in 2010 de commissie Kwalificeren en Examineren, waarin sociale partners en onderwijsveld in vertegenwoordigd waren, geadviseerd over verminderen en bundelen van kwalificaties, standaardisering van examens en de doelmatigheid van opleidingen. Sociale partners en onderwijsveld hebben tevens het initiatief genomen voor de Stichting beroepsonderwijs bedrijfsleven i.o. om hun nauwe samenwerking bij het middelbaar beroepsonderwijs vorm te geven.
Om de kwaliteit van het onderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg te verbeteren, heeft de Tweede Kamer in 2010 een voorstel ontvangen voor aanscherping van het aandeel door de instelling te begeleiden onderwijstijd. Vooruitlopend op een wettelijke regeling, heeft de sector zelf het initiatief genomen het aandeel begeleide onderwijstijd te verhogen. Uit het Examenverslag 2009 bleek dat een aantal examens van onvoldoende kwaliteit was. Deze resultaten zijn per instelling en opleiding openbaar gemaakt als onderdeel van het instellingsprofiel dat door de Inspectie van het Onderwijs vanaf najaar 2010 op internet geplaatst wordt. Tevens is een groot aantal bestuurlijke sancties (waarschuwingen en intrekkingen) genomen.
In het najaar van 2010 is de tweejaarlijkse monitor van studenttevredenheid in het mbo (JOB monitor) verschenen. Het rapportcijfer van studenten over hun opleiding gestegen van een 6,4 naar een 6,9.
Leven lang leren
Om Nederland sterker te maken, moeten we beschikken over goed opgeleide mensen die duurzaam aan het werk zijn of aan het werk kunnen op de arbeidsmarkt. In 2010 is verder geïnvesteerd in de regionale infrastructuur voor een Leven Lang Leren en er zijn belangrijke stappen gezet om de basiskwaliteit van het Ervaringscertificaat op orde te brengen en de betrouwbaarheid van afgegeven EVC-verklaringen te vergroten. Daarnaast worden mkb-ondernemers ondersteund bij het ontwikkelen van een leercultuur in hun bedrijf, gericht op een duurzame en brede inzetbaarheid van hun medewerkers.
Krachtig bestuur
Een visie op het onderwijs gericht op een versterking van de kwaliteit van het onderwijs en bevordering van hogere prestaties vraagt om instellingen en docenten die zich richten op het behalen van een hoog rendement, die permanent streven naar kwaliteitsverbetering en daarvoor gegevens over hun prestaties benutten. Het verschijnsel van (zeer) zwakke scholen wordt nog krachtiger aangepakt: deze scholen moeten binnen één jaar het onderwijsproces op orde hebben.
In 2010 is uitvoering gegeven aan het Actieplan zeer zwakke basisscholen (kamerstuk 31 293, nr. 28) en het Actieplan zeer zwakke scholen in het voortgezet onderwijs (kamerstuk 31 289, nr. 55). In het primair onderwijs heeft OCW subsidie verleend aan de PO-Raad om een programma uit voeren dat gericht is op preventie en curatie van zeer zwakke scholen. In dit programma zijn onder meer analyseteams opgenomen, zijn sterke en minder sterke schoolleiders aan elkaar gekoppeld («twinning») en is het gebruik van systemen van vroegsignalering van tekortschietende onderwijskwaliteit gestimuleerd. Verder zijn in 2010 de Vliegende Brigades actief geworden: deze teams van onderwijsspecialisten helpen zeer zwakke scholen om de kwaliteit van het onderwijsleerproces op de kortst mogelijke termijn op orde te brengen. Bovendien zijn er eind 2009 en begin 2010 kwaliteitsakkoorden gesloten met de noordelijke provincies, omdat zich daar concentraties van zeer zwakke scholen bevonden. Mede door deze inspanningen is het aantal basisscholen dat zeer zwak is gedaald. De doelstelling om het aantal zeer zwakke scholen in 2011 te halveren ten opzichte van 2009 is in 2010 al gehaald. De oprichting van een steunpunt Zeer Zwakke scholen en een Taskforce in het voortgezet onderwijs heeft goede resultaten opgeleverd. Het steunpunt brengt zeer zwakke scholen bij elkaar en wijst hen de weg naar verbetering met behulp van onder andere voorlichting en netwerkbijeenkomsten. De taskforce staat de zeer zwakke scholen op vrijwillige basis gericht bij. Zeer zwakke scholen kunnen onder meer verzoeken om een audit, een financiële bijdrage voor interim-management of een procesbegeleider.
In 2010 is in het kader van het beleid rond menselijke maat het wetsvoorstel fusietoets in het onderwijs in de Tweede Kamer aangenomen. De wettelijke toets borgt de legitimatie van fusies in het onderwijs door de invoering van een fusie-effect-rapportage waarmee de MR van de school/instelling ingestemd moet hebben. Tevens wordt in het vervolg getoetst of de variëteit van het onderwijsaanbod als gevolg van bestuurlijke of institutionele fusies niet te zeer in het gedrang komt. In januari 2011 boog de Eerste Kamer zich over het wetsvoorstel.
Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap
Op 13 april 2010 verscheen het rapport van de commissie «Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel» (onder voorzitterschap van prof. dr. C.P. Veerman). De voormalig minister van OCW had, mede namens de voormalig minister van LNV, aan deze commissie gevraagd om op basis van een vergelijking van het Nederlandse stelsel met toonaangevende stelsels elders in de wereld, een oordeel te geven over de toekomstbestendigheid van het Nederlandse hoger onderwijsstelsel op de langere termijn.
Het centrale advies van de commissie is: «Geef een krachtige impuls aan de kwaliteit en diversiteit van het Nederlandse hoger onderwijs.» De kwaliteit moet over de volle breedte van het hoger onderwijs en onderzoek omhoog. Daarnaast moet er meer differentiatie in het onderwijs komen en meer diversiteit tussen instellingen door profilering.
In 2010 werd een nieuw bekostigingssysteem ingevoerd. Vanaf 2011 wordt de rijksbijdrage voor hoger onderwijs met name gebaseerd op onderwijsinspanningen, de diplomaopslag is fors verlaagd.
Hogescholen en universiteiten zien zich geconfronteerd met de vraag hoe een sterk groeiende en meer gedifferentieerde studentenpopulatie een goed opleidingsaanbod te geven. In 2008 maakte het kabinet meerjarenafspraken met hogescholen en universiteiten op het gebied van studiesucces en kwaliteit. Volgens de inspectie is er veel draagvlak bij de instellingen voor de meerjarenafspraken en deze hebben een sturende werking (Werken aan een beter rendement, 2009). Hogescholen en universiteiten hebben inspanningen geleverd om hun ambities te realiseren. Universiteiten maken vorderingen bij het bestrijden van uitval en het verbeteren van rendementen. Bij hogescholen zien we een stijging van het scholingsniveau van docenten. Het arrangement wordt door de inspectie geëvalueerd.
Om studie-uitval te voorkomen is het van belang dat studenten een goede begeleiding ontvangen bij de keuze voor die specifieke studie die past bij hun interesses en talenten. Een studiekeuzegesprek beoogt studenten meer zelfinzicht te geven en betere informatie over de factoren voor het succesvol doorlopen van de opleiding waarmee zij willen starten. Dit om studie-uitval te voorkomen. In het hoger onderwijs werd in 2010 een pilot uitgevoerd bij hogescholen en universiteiten. Binnen die projecten zijn in 2009/2010 ruim 4 000 studiekeuzegesprekken gevoerd met aspirant-studenten. Aanstaande studenten die een studiekeuzegesprek hebben gevoerd, achten zich beter geïnformeerd en meer bewust van hun (on)geschiktheid voor de studie en van mogelijke verbeterpunten in hun studiehouding of -aanpak. Maar de gesprekken hebben ook andere effecten: zij bevorderen het gevoel van binding met de opleidingen. Ook krijgen de opleidingen zelf door de gesprekken betere kennis van hun aanstaande studenten. Elke deelnemende instelling had daarbij een eigen aanpak. Dit blijkt uit de rapportage «Studiekeuzegesprekken in het hoger onderwijs», dat door het SCO-Kohnstamm Instituut is uitgevoerd in het kader van het SURF-programma.
Voor een plek in de top 5 van Global Competitiveness Index is ook de kwaliteit van het Nederlandse wetenschappelijke onderzoek van belang: in internationaal perspectief is die al op niveau (de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap afgemeten aan de relatieve citatiescore behoort tot de top 4 van de wereldranglijstmondiaal), maar de kennisverspreiding en de samenwerking van bedrijven met kennisinstellingen kunnen beter. Om de positie op de wereldranglijst te behouden, werd in 2010 ingezet op het bieden van ruimte aan excellente wetenschappers en aan grensverleggend onderzoek. Behalve via de bekostiging van de nationale onderzoeksinstellingen werd dit vooral mogelijk gemaakt door:
– versterking van het Talentinstrumentarium, met name door de uitbreiding van de vernieuwingsimpuls en het programma Graduate Schools;
– een grote participatie van onderzoekers in het EU-kaderprogramma, in het European Research Council en deelname aan de programma’s van de grote internationale onderzoeksorganisaties (ESA, ESO, CERN, EMBL, EMBC);
– investeringen in grootschalige onderzoeksinfrastructuren voor toponderzoek in internationaal verband;
Daarnaast was 2010 het laatste jaar van de door het kabinet in 2009 als crisismaatregel ingestelde regeling voor kenniswerkers. De regeling had tot doel op termijn kenniswerkers te behouden voor Nederlandse bedrijven. In twee tenders konden in totaal 1 875 kenniswerkers en 191 jonge onderzoekers tijdelijk bij een kennisinstelling aan het werk.
Emancipatie
De arbeidsparticipatie van vrouwen steeg gestaag. In 2010 is de arbeidsparticipatie, na een korte periode van terugval, opnieuw boven de 60% uitgekomen. De doelstelling van 25 procent vrouwen in topposities bij de rijksoverheid in 2011 is behaald en tot 25,9 procent doorgegroeid. Het aantal bedrijven dat het Charter Talent naar de Top heeft getekend is eind 2010 verder gestegen tot ongeveer 160 bedrijven. De aanpak om samen met het Platform Bèta Techniek meer meisjes te motiveren voor een technische studierichting heeft goed gewerkt. Vooral de groei van het aantal meisjes dat kiest voor een NT/NG-profiel is groot. Vergeleken met het jaar 2000 is dit aantal met meer dan 80% gestegen. Het landelijk en lokaal homo-beleid is in 2010 actief voortgezet met positieve impact op de sociale acceptatie van homoseksualiteit onder de bevolking.
Cultuur
In februari 2010 heeft de Raad voor Cultuur een advies over het orkestenbestel uitgebracht. De Raad oordeelde dat de kwaliteit goed is, maar dat orkesten om toekomstbestendig te zijn, kritischer naar hun repertoire moeten kijken en beter samen moeten werken op het gebied van educatie, marketing en talentontwikkeling. In vervolg op het raadsadvies is onderzoeksbureau Berenschot gevraagd verschillende prestatiemodellen voor de rijksgesubsidieerde orkesten te ontwikkelen. Gekeken wordt hoe de orkesten hun capaciteit beter kunnen benutten en hoe het aanbod aangepast kan worden om beter tegemoet te komen aan de behoeften van podia en het publiek.
In de loop van 2010 is de landelijke digitale bibliotheek zover gereed gekomen dat kon worden begonnen met een implementatietraject voor de lokale bibliotheken. Bijna 90% van alle openbare bibliotheken toonde interesse en vroeg subsidie aan. Een eerste tranche bibliotheken wordt in 2011 aangesloten op deze digitale voorziening. Voor de overige bibliotheken start in 2011 een tweede ronde.
In december 2010 heeft het Kabinet groen licht gegeven voor een bijdrage aan de digitalisering van de filmhuizen in ons land. Met het uitrusten van alle bioscopen en filmtheaters met digitale projectoren loopt Nederland voorop in Europa. Het is een toonbeeld van publiek-private samenwerking. Het merendeel van het geld – 32 van de benodigde 38 miljoen euro – wordt opgebracht door de sector zelf, de rest door de overheid.
Voor restauratie, herbestemming en gebiedsgerichte monumentenzorg is structureel € 23 miljoen aan de begroting toegevoegd met ingang van 2010, ter compensatie van de afschaffing van de vrijstelling overdrachtsbelasting monumentenpanden. In oktober 2010 is de Restauratieregeling Monumenten 2010 en 2011 in werking getreden. De restauratieachterstanden kunnen daarmee verder worden weggewerkt. De wijzigingen in het Brim, waardoor de regeling wat eenvoudiger wordt, en waardoor ook eigenaren van archeologische monumenten een aanvraag kunnen indienen, zijn in 2010 ingevoerd zodat het vernieuwde Brim 2011 per 1 januari 2011 in werking kon treden.
In april 2010 is het voor eigenaren van zogeheten «groene» monumenten (o.a. tuinen en parken van monumentale buitenplaatsen, stadsparken, begraafplaatsen) mogelijk geworden subsidie te krijgen voor de instandhouding van hun bezit. De overheid heeft € 4 miljoen toegevoegd voor deze groene monumenten aan de bestaande instandhoudingsregeling voor monumenten.
In 2010 is besloten om de taken van het Instituut Collectie Nederland (ICN) onder te brengen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Per 1 januari 2011 is alle expertise op het terrein van roerend en onroerend erfgoed gebundeld in één erfgoedinstituut.
In het regeerakkoord zijn bezuinigingen voor cultuur opgenomen. Het Kabinet heeft in 2010 besloten de matchings- en innovatieregeling te schrappen. Daarnaast is besloten het Nationaal Historisch Museum niet langer te subsidiëren voor het realiseren van een gebouw. De doelstelling van het NHM blijft onverminderd gelden.
Media
Op 1 september 2010 begon de nieuwe concessieperiode voor de landelijke publieke omroep, die loopt tot 1 januari 2016. Voor de zomer van 2010 werd ook de toekomstverkenning ten aanzien van de publieke omroep naar de Tweede Kamer verstuurd, net als de beleidsdoorlichting van artikel 15.
Op 16 december 2010 heeft het kabinet besloten de Tijdelijke wet mediaconcentraties (TWM) per 1 januari 2011 in te trekken. TWM zorgde ervoor dat één concern niet meer dan 35 procent van de dagbladmarkt in handen mocht hebben. Het toezicht op basis van de Mededingingswet biedt echter al voldoende waarborg voor het voorkomen van ongewenste mediaconcentraties.
In 2010 was mediawijzer.net, het mediawijsheidexpertisecentrum, op volle sterkte. Mediawijs zijn wil zeggen: beschikken over de kennis en vaardigheden om bewust, kritisch en actief te kunnen zijn in de multimediale samenleving. Ruim 350 partijen uit media, onderwijs en bibliotheeksector hebben zich aangesloten bij het centrum, dat zich richt op ouders, opvoeders en docenten.
Verder werd in 2010 nog volop gebruik gemaakt van twee persregelingen. Via de innovatieregeling kon ruim € 6 miljoen verdeeld worden over in totaal 36 innovatieve initiatieven. De regeling Jonge Journalisten maakten het mogelijk dat 55 jonge journalisten voor twee jaar aan de slag konden bij een dagblad of tijdschrift.
Een klein en slagvaardig OCW: minder ambtenaren, minder subsidies, de beleidsketen versterkt
OCW heeft bij de taakstelling Balkenende IV taken gebundeld en doelmatiger georganiseerd en waar mogelijk ook taken geschrapt. Daar stonden nieuwe taken tegenover die politiek noodzakelijk waren. OCW heeft als een goed werkgever de medewerkers zoveel mogelijk begeleid naar ander werk. De taakstelling voor OCW bedroeg ruim 600 fte; eind 2010 moet daarvan nog 190 fte worden gerealiseerd. Hiervan was 70 fte eind 2010 nog in vast dienstverband en 120 fte in tijdelijk dienstverband.
In de uitvoering is de Dienst Uitvoering Onderwijs dé uitvoerorganisatie van het ministerie van OCW. Per 1 januari 2010 heeft DUO de status van baten-lastendienst. In 2009 was aan DUO de status van tijdelijke baten-lastendienst verleend voor maximaal drie jaar. DUO voldeed toen nog niet aan alle instellingsvoorwaarden volgens de Regeling baten-lastendiensten 2007. Het ging daarbij met name om zaken op het gebied van «efficiënte en effectieve resultaatsturing». Het is dus binnen een jaar gelukt om te voldoen aan de voorwaarden. Het besluit is 2 december 2010 in de Staatscourant (Staatscourant 2010, nr. 19278) gepubliceerd.
Toezicht en handhaving
In 2010 heeft de Inspectie van het Onderwijs het in 2008 gestarte risicogerichte toezicht voortgezet. Doel is terugdringing van de toezichtlast en tegelijkertijd verhoging van de effectiviteit van het toezicht. De eerste evaluatie van het risicogerichte toezicht heeft in 2010 plaatsgevonden. Uit de evaluatie is gebleken dat het risicogerichte toezicht er toe heeft geleid dat de toezichtlast op de scholen voor primair en voortgezet onderwijs in 2008/2009 met gemiddeld 46% is gedaald. Aan scholen met tekortkomingen is de inspectie juist 60% meer tijd gaan besteden. Daarbij is de inspectie besturen veel nadrukkelijker gaan aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor het onderwijs. Het aantal zeer zwakke scholen is in 2008/2009 licht gedaald. Het was in deze evaluatie nog te vroeg om een directe relatie te leggen tussen deze daling en het risicogerichte toezicht. In 2010 heeft de daling van het aantal zeer zwakke scholen zich doorgezet.
In 2010 heeft de inspectie haar handhavende rol verder ontwikkeld. De inspectie heeft in 2010 vooral sanctietrajecten uitgevoerd in het bve-veld op de terreinen examentoezicht en onderwijstijd. Sanctiebesluiten worden genomen door de bewindspersonen. Ook werd de gewijzigde Wet op het onderwijstoezicht toegepast. Hiermee zal onder meer de grondslag worden gelegd voor mandatering van een deel van het sanctierepertoire naar de inspectie van het onderwijs.
Een korte vooruitblik op 2011: hervormingen
Het kabinet Rutte heeft zeventien hervormingen aangekondigd. Voor de beleidsterreinen van onderwijs, cultuur en wetenschap zijn vier hervormingen relevant: een hervorming van het mediastelsel, een hervorming van het cultuurstelsel, de invoering van een prestatiebeloning voor leraren en in de studiefinanciering de invoering van een sociaal leenstelsel voor studenten in de masterfase van het hoger onderwijs. Bij Verantwoordingsdag 2011 presenteert minister-president Rutte namens het kabinet de eerste stand van zaken op deze vier hervormingen.