Base description which applies to whole site

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

Algemene doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp geprioriteerd worden en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Regisseren

Rol en Verantwoordelijkheden

Het Rijk kiest bij het ruimtelijk beleid voor een selectieve beleidsinzet op 13 nationale belangen. Bij deze 13 nationale belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de uitvoering. Het Rijk blijft daarnaast verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. In dit kader werkt het Rijk aan meer eenvoudige regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. In 2013 is vorm gegeven aan deze nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling. De uitvoering van het rijksbeleid op de 13 nationale belangen is beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR – Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr 50).

Door een goede afstemming met de andere overheden en met maatschappelijke partners kan de rijksrol zo efficiënt mogelijk worden ingevuld. De Minister van Infrastructuur en Milieu is vanuit deze rol verantwoordelijk voor:

  • De vernieuwing en vereenvoudiging van het omgevingsrecht.

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke Geo-informatie. Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders.

  • Vanuit de ruimtelijke invalshoek bijdragen aan (de nieuwe) bestuurlijke structuren en inrichting.

  • De duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals de Rijksstructuurvisie Wind op Land, de Rijksstructuurvisie Ondergrond en de Rijksstructuurvisie Amsterdam – Almere – Markermeer.

  • Verdere ontwikkeling van kennis op het ruimtelijke vlak en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • De structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.

  • Via de gebiedsagenda’s in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen (nationale) ruimtelijke projecten, verstedelijking, infrastructuur en (openbaar) vervoer op een zodanige wijze dat het afgestemde investeringsbeslissingen tussen Rijk en regio in het BO-MIRT ondersteunt.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

De monitor Infrastructuur en Ruimte zal primair de realisatie van de nationale belangen onderzoeken, afgezet tegen de gestelde ambities. Na de in 2012 uitgevoerde nulmeting zal het PBL in 2014 de eerste Monitor Infrastructuur en Ruimte uitbrengen. De gegevens van de monitor zijn te raadplegen via het Compendium voor de Leefomgeving.35 Met betrekking tot artikel 13 zijn de volgende kengetallen van belang (Kamerstukken II, 2011/12, 32 660, nr. A/50).

Kengetallen Structuurvisie Infrastructuur en Milieu

Nationaal belang SVIR

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen monitor Infrastructuur en Ruimte

Nulmeting

Realisatie 2013

 

1.

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

– Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

– Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

– Zie de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2012, nulmeting

– Geen nieuwe cijfers

1

– Bereikbaarheid

– Nabijheid wonen-werken

– 0,4% toename bereikbare banen tussen 2000 en 2010

– Geen nieuwe cijfers

2

– Vestigingsklimaat

– Fysiek vestigings-klimaat

– Zie de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2012, nulmeting

– Geen nieuwe cijfers

3

           

2.

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energie voorziening en de energietransitie

– Realisering netwerk SEV-III

– Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger

– Koppelnet 2.680 km Transportnetwerk 9.840 km (2010)

4

– Transitie duurzame energie

– Verbruik hernieuwbare energie

– 4,3% (2011)

– 4,4% (2012)

5

– Doelstelling windenergie

– Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

– 2.237 MW in 2010

– 2.434 MW (2012)

6

           

3.

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

– Buisleidingen in gereserveerde stroken

– Toename rode ontwikkelingen buisleiding-stroken

– indicator nog niet beschikbaar

 
           

4.

Efficiënt gebruik van de ondergrond

– Winning oppervlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

– Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

– nog niet uitgewerkt

 
           

13.

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

– Ladder voor duurzame verstedelijking

– Ladder voor duurzame verstedelijking

– Evaluatie in 2014

– niet van toepassing

 
Kengetallen Geo-informatie
 

Basiswaarde

Peildatum

Streefwaarde 1

Periode

Realisatie 2011

Streefwaarde 2

Periode

 

1 Gebruik nationaal Georegister

Index is 100

31-12-2011

Index is > 100

2011

 

Gebruik relevante overheidsbestanden 100%

2014

1

1a deelnemende organisaties

100% = 75

     

133% = 100

     

1b beschreven datasets

100% = 25.48

     

181% = 4.616

     

1c unieke gebruikers

100% = 10.944

   

141% = 15.481

     

2 Implementatie Inspire

Inspire-monitor indicatoren

15-5-2010

Beter dan 2010-

Beter conform Inspire

2013

nvt

nvt

Volledig Inspire Compliant

2016

2

3 Basisregistraties:

               

BAG

 

31-12-2011

 

2011

   

2014

3

opbouw registratie

100%

 

100%

 

>99%

100%

   

gebruik

100%

 

>50%

 

>35%

>90%

   
                 

BRT

 

31-12-2011

 

2011

   

2014

4

opbouw registratie

100%

 

100%

 

100%

Productie100%

   

gebruik

100%

 

>75%

 

>60%

Gebruik >90%

   

BGT

 

31-12-2011

 

2011

   

2017

 

opbouw registratie

100%

>40%

>30%

Productie100%

gebruik

100%

nvt

nvt

Gebruik >70%

BRK

 

31-12-2011

 

2011

   

2014

 

opbouw registratie

100%

 

100%

 

100%

Productie100%

   

gebruik

100%

 

100%

 

100%

Gebruik >90%

   

BRO

 

31-12-2011

 

2011

   

2015

5

opbouw registratie

100%

 

>10%

 

<10%

>90%

   

gebruik

100%

 

nvt

 

nvt

>90%

   

Afkortingen

BAG: Basisregistratie Adressen en Gebouwen

BRT: Basisregistratie Topografie

BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie

BRK: Basisregistratie Kadaster

BRO: Basisregistratie Ondergrond

Toelichting

  • 1. Het gebruik van het nationaal georegister (NGR) is inmiddels goed ingeburgerd in Nederland. Zowel de professionele gebruiker als de particulier weet inmiddels dat het register een brede keur aan data bevat. Voor de buitenwacht vormen het NGR en Publieke Dienstverlening op de Kaart (PDOK) een functionele eenheid waar men bestanden kan publiceren en raadplegen. Voor de overheid in brede zin is PDOK uitgegroeid tot het uitwisselplatform voor de Geo-informatie, getuige het aantal gerealiseerde hits.

  • 2. In 2013 zijn de definitieve dataspecificaties voor de thema’s uit Annex III beschikbaar gesteld. IenM is met het werkveld tot een overzicht gekomen van de datasets in Nederland die onder INSPIRE vallen. Deze aangemerkte datasets zijn per 3 december in het NGR opgenomen.

  • 3. De bronhouders zijn 100% aangesloten en hebben de BAG geïntegreerd in hun administraties. Gebruik onder verplichte overheidsafnemers wordt niet gemeten. Op basis van de wetsevaluatie die in het eerste kwartaal van 2014 naar de Tweede Kamer gaat en afnemersonderzoek 2013 moet geconcludeerd worden dat minder dan 90% is aangesloten.

  • 4. De BRT is landsdekkend. In 2013 heeft doorontwikkeling plaatsgevonden. Het gaat hierbij om aanpassingen in het productieproces «Lean en Autogen» en deze zorgen vooral voor een hogere actualiteit. De BRT is beschikbaar als open data, maar het potentieel gebruik is nog niet helemaal gerealiseerd. De conceptwet BRO is gereed en door Raad van State van advies voorzien. Het nader rapport is bijna gereed, waarna het wetsvoorstel voor behandeling naar de Tweede Kamer kan.

  • 5. De realisatie van de BRO blijkt weerbarstig. De pilot voor het registratieobject Sonderingen is ondanks een langere doorlooptijd succesvol afgerond. Momenteel wordt gewerkt aan een herplanning van de BRO, waarbij de realisatie ook vanwege bezuinigingen op het beschikbare budget over een langere periode vorm zal krijgen.

Beleidsconclusies

In het kader van de stelselherziening van het omgevingsrecht is in 2013 een belangrijke mijlpaal gehaald. De concept Omgevingswet is voor de zomer ingediend bij de Raad van State voor advisering. Over de voortgang van de stelselherziening is de Tweede Kamer in oktober bij brief geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013/14, 33 118, nr. 8). Daarnaast is de Crisis- en herstelwet (Chw) verlengd en zal deze opgaan in de Omgevingswet. Over de voortgang van de implementatie van de Chw is de Tweede Kamer geïnformeerd middels een voortgangsrapportage «Praktijkervaringen Crisis- en herstelwet» (Kamerstukken II, 2012/13, 32 127, nr. 170).

Voor het overige waren het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijhorende resultaten het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals gemeld in de begroting en zijn er geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

   

Realisatie

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Verschil

 
   

2011

2012

2013

2013

2013

 

Verplichtingen

   

35.851

157.114

– 121.263

1)

Uitgaven

   

112.483

147.634

– 35.151

 

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

   

12.920

20.485

– 7.565

 

13.01.01

Opdrachten

   

5.651

17.238

– 11.587

2)

13.01.02

Subsidies

   

4.868

3.247

1.621

 

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

   

1.948

0

1.948

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

   

1.948

0

1.948

3)

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

   

453

0

453

4)

13.02

Geo-informatie

   

36.184

30.556

5.628

 

13.02.01

Opdrachten

   

2.554

1.980

574

 

13.02.02

Subsidies

   

5.060

0

5.060

5)

13.02.06

Bijdrage aan ZBO en RWT

   

28.570

28.576

– 6

6)

 

– Basisregistraties

   

28.570

0

28.570

6)

13.03

Gebiedsontwikkeling

   

16.345

39.530

– 23.185

 

13.03.01

Opdrachten

   

5.341

757

4.584

7)

13.03.02

Subsidies

   

48

0

48

 

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

   

86

0

86

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

   

86

0

86

 

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

   

10.870

38.773

– 27.903

 
 

– Bufferzones

   

0

5.303

– 5.303

8)

 

– Projecten BIRK

   

4.823

19.642

– 14.819

9)

 

– Projecten Nota Ruimte

   

6.047

13.828

– 7.781

10)

 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

   

0

0

0

 

13.04

Ruimtegebruik bodem

   

42.609

57.063

– 14.454

 

13.04.01

Opdrachten

   

2.756

9.321

– 6.565

11)

13.04.02

Subsidies

   

22.047

18.138

3.909

12)

 

– Bedrijvenregeling

   

6.912

6.400

512

 
 

– Overige subsidies

   

15.135

11.738

3.397

 

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

   

7.938

0

7.938

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

   

7.938

0

7.938

11)

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

   

1.500

20.904

– 19.404

 
 

– Meerjarenprogramma Bodem

   

0

13.946

– 13.946

13)

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

   

1.500

6.958

– 5.458

14)

13.04.07

Bekostiging

   

8.368

8.700

– 332

 
 

– Uitvoering klimaatadaptatie

   

8.368

8.700

– 332

 

13.05

Eenvoudig Beter

   

4.425

0

4.425

 

13.05.01

Opdrachten

   

2.357

0

2.357

15)

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

   

2.068

0

2.068

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

   

2.068

0

2.068

16)

 

Ontvangsten

6.938

934

6.004

17)

Verplichtingen (ad 1)

Toelichting op de financiële instrumenten

Het verschil in de verplichtingenrealisatie wordt met name verklaard door:

  • Een verlaging van het budget met € 29 miljoen bij eerste suppletoire begroting 2013 ter compensatie van de verplichtingen die reeds in 2012 zijn aangegaan.

  • Een verlaging van het budget met € 21 miljoen in verband met de overheveling van middelen naar het Ministerie van EZ ten behoeve van de afronding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

  • Een verhoging van het budget door het vastleggen in 2013 van de subsidie van € 10 miljoen aan het Bodemcentrum welke in de periode 2014–2017 tot betaling komt en een versnelde opdrachtverstrekking aan het Kadaster voor 2014 (ruim € 14 miljoen).

  • Daarnaast is er sprake van een vrijval van circa € 34 miljoen aan verplichtingen vanwege de decentralisatie van een aantal Nota Ruimte projecten naar het Gemeente- en Provinciefonds.

  • Het feit dat in 2013 geen beroep is gedaan op de garantieregeling bodemsaneringskredieten midden- en kleinbedrijf (MKB), waardoor het hiervoor bestemde verplichtingenbudget van € 65 miljoen niet is gerealiseerd.

13.01 Ruimtelijke Instrumentarium
13.01.01 Opdrachten (ad 2)

De lagere realisatie op dit financieel instrument is onder andere veroorzaakt door een overboeking van € 2 miljoen naar artikel 98 ten behoeve van de uitvoering en beheer WABO en een overboeking van € 2,3 miljoen naar financieel instrument «opdrachten» artikel 13.03.01 Gebiedsontwikkeling ten behoeve van de schadevergoeding in het kader van de Beleidslijn Ruimte voor de Rivier. Hiernaast is € 1,3 miljoen bij Voorjaarsnota afgeboekt ter compensatie van overbesteding in 2012. Tevens is € 1,9 miljoen overgeboekt naar RWS leefomgeving ten behoeve van het beheer van het Omgevingsloket Online.

Uitvoering SVIR

De financiële middelen zijn mede ingezet ten behoeve van het houden van zicht op de realisatie van de SVIR en het zorg dragen voor kennis. De uitvoering van de SVIR is volgens plan verlopen. De voortgang is gerapporteerd aan de Kamer (Kamerstukken II, 2013/14, 32 660, nr. 59).

In 2013 zijn vooral ook in samenspraak met het PBL verkenningen afgerond over de relatie tussen energie en ruimte en de betekenis van natuur en groen voor de concurrentiepositie van steden. Verkenningen over de betekenis van «smart cities», de relatie tussen infrastructuur en verstedelijking en de concurrentiepositie van stedelijke regio’s zijn in 2013 begonnen. Vanuit het programma Bevolkingsdaling & Ruimte is actief ondersteuning geboden aan ruimtelijke transformaties in verschillende anticipeerregio’s. Tevens is hierover in krimpgebieden kennis uitgewisseld met decentrale overheden, burgers en maatschappelijke organisaties.

De «pilots» rond decentralisatie van kennis in samenwerking met Interprovinciaal Overleg (IPO) en provincies werden in 2013 afgerond.

Digitalisering ruimtelijk instrumentarium

In 2013 is een start gemaakt met de voorbereiding van de ruimtelijke digitale instrumenten op de Omgevingswet. De voorbereidingen voor de ontwikkeling van een nieuwe release van het omgevingsloket zijn in gang gezet en de programma- organisatie is gevormd. De landelijke voorziening Ruimtelijkeplannen.nl werd in 2013 verder gemoderniseerd en voorbereid op een mogelijke uitbreiding met nieuwe instrumenten uit de toekomstige Omgevingswet. Ten behoeve van de Wet kenbaarheid publiekrechterlijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb) is een «pilot» uitgevoerd om gemeentelijke beperkingen op andere wijze te registreren. De pilot heeft de conclusie opgeleverd dat deze oplossingsrichting realistisch en uitvoerbaar is. De resultaten van de pilot worden betrokken bij de Omgevingswet en het daarmede samenhangende digitaliseringproject. De Wkpb zelf zal in de Omgevingswet worden opgenomen.

Deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering

In het kader van het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering van het Deltaprogramma is in 2013 verkend hoe ruimtelijke maatregelen kunnen bijdragen aan het beperken van de gevolgen van overstroming, een hevige regenbui, langdurige droogte en extreme hitte. In 2013 zijn onderzoek – en draagvlaktrajecten uitgevoerd ten behoeve van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie

VerDuS

In 2013 is in het kader van VerDuS/Urban Regions in the Delta onderzoek verricht naar vernieuwend instrumentarium en nieuwe vormen van integrale gebiedsontwikkeling. De kennis die uit de 6 lopende onderzoeken kwam, is en wordt bij de beleidsvorming betrokken en gedeeld met de praktijk door middel van «Communities of Research and Practice» en door toepassing in de praktijk («Living labs»). Een aantal actuele kennisvragen werd in nauwe samenwerking met Europese partners onderzocht vanwege de identieke complexe verstedelijkingsvraagstukken.

13.01.02 Subsidies

Vanuit de idee dat architectuur en ruimtelijk ontwerp van belang zijn voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, is in 2013 getracht de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken. De uitvoering van de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO) 2013–2016 verliep in 2013 geheel volgens plan. Er zijn geen tekortkomingen of afwijkingen aan het licht gekomen.

Met het programma klimaatbuffers wordt de realisatie van 20 natuurprojecten ondersteund, die de effecten van klimaatverandering tegengaan. Dit gebeurt vooral door het tegengaan van wateroverlast en – schaarste en het verbeteren van de waterveiligheid en -kwaliteit. Ook wordt er op deze manier bijgedragen aan kennisverwerving en de verspreiding daarvan. Natuurorganisaties hebben hiertoe subsidies gekregen. Van het totale aantal van twintig gebieden zijn er thans elf afgerond waarvan zeven in 2013.

In het kader van het Programma Duurzame Dynamiek in de Delta is in 2013 eveneens subsidie toegekend voor de uitvoering van het project «Urban Regions» in the Delta. Hetgeen heeft bijgedragen aan de kennisontwikkeling bij de uitvoering van de SVIR en de strategische kennis- en innovatieagenda van IenM. Het onderzoek in het programma URD heeft zich zowel op water, leefbaarheid en mobiliteit als op vraagstukken over bestuur en informatiesystemen gericht waarbij er sprake is geweest van een combinatie van theoretisch en praktijkgericht onderzoek. In 2013 hebben alle projecten tussenrapportages uitgebracht.36

13.01.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 3)

De uitgaven betreffen het beheer ten behoeve van het Omgevingsloket Online (OLO 2.9) waarvoor budget is overgeheveld vanuit financieel instrument «Opdrachten» op 13.01.01 naar RWS Leefomgeving.

13.01.04 Bijdrage aan medeoverheden (ad 4)

De uitgaven betreffen het programma Mooi Nederland. De middelen hiervoor zijn overgeheveld van het financieel instrument «Subsidies» (13.01.02) naar «Bijdrage aan medeoverheden». Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In dit kader krijgen 58 Voorbeeldprojecten medefinanciering uit de Innovatieregeling Mooi Nederland. Naar aanleiding van de motie Wiegman is in 2013 geld van het innovatieprogramma ook beschikbaar gesteld voor «Voorbeeldgebieden Investeren in het landschap».

13.02 Geo-informatie
13.02.01 Opdrachten

De implementatie van de Europese richtlijn INSPIRE was dit jaar voornamelijk gericht op de verplichte beschikbaarheid van de ruimtelijke gegevens per 3 december 2013. Voor alle datasets is een data- provider in overleg met alle overheden aangewezen. Voor de gemeentelijke verplichtingen wordt nog aan een oplossing gewerkt. Opdrachten in het kader van de landelijke beleidscoördinatie ten behoeve van stimulering en innovatie zijn verstrekt aan de stichting Geonovum, Stichting Arbeidsmarkt GEO en aan Geofort. In 2013 is gestart met de evaluatie van de BAG door de Auditdienst Rijk. De evaluatie zal, vergezeld van een beleidsreactie, begin 2014 aan de Kamer worden toegezonden

13.02.02 Subsidies (ad 5)

De uitgaven betreffen subsidies in het kader van de Basisregistraties, welke aanvankelijk gebudgetteerd stonden onder het financieel instrument «Opdrachten». Het betreft vergoedingen voor beheer en transitiekosten. Het budget is overgeboekt naar het financiële instrument «Subsidies» om deze uitgaven te kunnen doen.

13.02.06 Basisregistratie Grootschalige Topografie (ad 6)

In de eerste suppletoire begroting heeft een technische herrubricering binnen 13.02 Geo-informatie plaatsgevonden. Het budget voor de Basisregistraties wordt sindsdien verantwoord op «Basisregistratie Grootschalige Topografie» in plaats van op «Bijdrage aan ZBO en RWT». Voor de exploitatie en beheer van de basisregistraties adressen, gebouwen, topografie en het overheidsgebruik van de kadastrale gegevens is de jaarlijkse bijdrage aan het Kadaster verstrekt. Tevens is aan het Kadaster een bijdrage verstrekt voor de exploitatie en het beheer van ruimtelijke plannen.nl en PDOK met daarin het INSPIRE geo-portaal. Het PDOK-loket is het centrale punt voor de ontsluiting van de Geo-informatie van de overheid in Nederland. Met het onderdeel nationaal geo-register wordt het open databeleid van IenM ondersteund. De Wet basisregistratie grootschalige topografie (BGT) is in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten (ad 7)

De hogere realisatie is met name veroorzaakt door een niet gebudgetteerde uitgave van € 3,4 miljoen met betrekking tot schadevergoeding in het kader van de beleidslijn Ruimte voor de Rivier en versnelling van betalingen op lopende verplichtingen voor circa € 1 miljoen.

13.03.02 Subsidies

Om de blijvende betrokkenheid van de rijksoverheid bij de ontwikkeling van de Wadden gestalte te geven heeft het Regionaal College Waddengebied ook in 2013 de jaarlijkse subsidie ontvangen.

13.03.03 Bijdrage aan agentschappen

Aan RWS zijn voor 2013 middelen ter beschikking gesteld ten behoeve van het platform Duurzame gebiedsontwikkeling.

13.03.04 Bijdrage aan medeoverheden (ad 8, 9 en 10)

De andere overheden (provincies en gemeenten) zijn bezig het beleid dat in de Nota Ruimte vorm is gegeven, uit te voeren. Het beschikbare budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. De lage realisatie is met name veroorzaakt door een overboeking van € 5,3 miljoen naar het Ministerie van EZ met betrekking tot het afronden van het Investeringsbudget Landelijke Gebied (ILG) (ad 8). Weergegeven is de doorwerking van de reeds vóór 2013 gedecentraliseerde BIRK projecten (ad 9). Tot slot is het Nota Ruimtebudget project Hengelo in 2013 gedecentraliseerd door de resterende budgetten in het Gemeentefonds te storten en is € 4,8 miljoen van het meerjarig budget herschikt als gevolg van tempowijziging in de uitvoering van de lopende projecten (ad 10).

De nog beschikbare middelen uit het NSP budget (Nieuwe Sleutel Projecten) werd in 2013 ingezet ter ontwikkeling en versterking van een tweetal projecten met betrekking tot het (her)ontwikkeling van zogenaamde HSL stations en omgeving. In 2013 had dit betrekking op de laatste twee projecten in Breda en Arnhem.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten

Zie voor een toelichting op de onderuitputting van het budget op 13.04.01 de toelichting bij 13.04.03.

Structuurvisie Ondergrond (STRONG)

Op 21 maart 2013 is de Kamer geïnformeerd over de verbreding van de scope van de Structuurvisie Ondergrond. In 2013 is door het Rijk in samenwerking met medeoverheden en andere stakeholders gewerkt aan de inventarisatie van de opgaven, knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen. Deze investering aan de voorkant van het proces heeft geholpen om bij de probleemstelling horende oplossingen te operationaliseren. Als gevolg hiervan is het oorspronkelijk voor 2013 geplande onderzoek voor de planMER en MKBA doorgeschoven naar 2014.

Structuurvisie Wind op Land

In 2013 heeft beleidsonderbouwend onderzoek, inclusief het begeleiden van de publieksparticipatie, plaatsgevonden voor de Ontwerp Structuurvisie Windenergie op land, die op 28 maart 2013 door de Ministerraad is vastgesteld en naar de Tweede Kamer is gezonden (Kamerstukken II, 2012/13, 33 612, nr.1).

Fundamentele herziening Wet bodembescherming

Het beleidsonderbouwend onderzoek voor de fundamentele herziening van de Wet bodembescherming was in 2013 met name gericht op de beschrijving van het instrumentarium en voorbereiding van de opname in de Omgevingswet en Kaderwet subsidies.

Aanpassing financiering Commissie voor de m.e.r.

In 2013 was er geen behoefte aan beleidsonderbouwend onderzoek inzake de aanpassing van de financiering van de Commissie voor de m.e.r..

13.04.02 Subsidies (ad 12)

Cie MER

De overschrijding op de overige subsidies wordt veroorzaakt door de subsidie aan de Commissie voor de Milieueffectrapportage (Cie MER). Deze hogere realisatie wordt echter grotendeels gedekt door de bijdragen van EZ en OCW aan de Cie MER. In 2013 is een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Wet milieubeheer (tarieven Commissie voor de milieueffectrapportage) (Kamerstukken II, 2013/14, 33 686, nr. 7) dat voorziet in het regelen van een wettelijke basis om vergoeding voor adviezen van de Commissie voor de m.e.r. in rekening te kunnen brengen. De beoogde datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 januari 2014 is niet gehaald.

Bedrijvenregeling

Er zijn betalingen verricht ten behoeve van een aantal beschikkingen op grond van de bedrijvenregeling.

NS-Bodem

In 2013 is de subsidie op grond van de overeenkomst met Stichting Bodemsanering NS betaalbaar gesteld.

Incidentele subsidies

In 2013 zijn de subsidies op grond van de overeenkomst met Stichting Kennisontwikkeling Bodem betaalbaar gesteld.

13.04.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 11)

Per 1 januari 2013 worden de taken van Bodem+ door RWS Leefomgeving uitgevoerd. Deze werden voorheen door Agentschap NL uitgevoerd. Om die reden zijn de middelen van «Opdrachten» naar «Bijdrage aan agentschappen» overgeheveld. Dit verklaart de onderuitputting op «Opdrachten» en de overschrijding op «Bijdrage aan agentschappen».

13.04.04 Bijdrage aan medeoverheden

Meerjarenprogramma Bodem (ad 13)

De uitgavenverlaging op het Meerjarenprogramma Bodem wordt veroorzaakt door de overboeking van bodemsaneringsmiddelen naar het Gemeente- en Provinciefonds (decentralisatie). In 2013 zijn de bijdragen aan Moerdijk en Asbest Overijssel overgeboekt, is een toezegging voor de aanpak van Cadmium in de Kempen versneld toegekend (was voorzien in 2014) en is een betaling gedaan ten behoeve van de nazorgkosten van het bodemsaneringsproject Diemerzeedijk te Amsterdam.

Programma Gebiedsgericht Instrumentarium (ad 14)

Het verschil in budget op het programma gebiedsgericht instrumentarium wordt veroorzaakt doordat voor de afronding van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) budgetten van IenM naar EZ zijn overgedragen.

In 2013 is een bijdrage verstrekt aan USONA (Uitvoeringsorganisatie Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen) ten behoeve van het rioolzuiveringsproject in Bonaire.

13.04.07 Bekostiging

Kennis voor Klimaat

Voor Kennis voor Klimaat stonden in 2013 twee speerpunten centraal. Het eerste is de afronding van het programma in 2014. Voor de hotspots betekent dit het toewerken naar hun eindproduct gericht op regionale adaptatiestrategieën. Voor de consortia, die de acht onderzoekprogramma’s in de tweede tranche uitvoeren, is dit de afronding en rapportage van het onderzoek. Met de consortia wordt toegewerkt naar de eindproducten, waaronder de ontwikkeling van een boekenreeks, uitgegeven door een academische uitgever. Het tweede speerpunt is de valorisatie van kennis. Hierbij gaat het om de creatie van economische en maatschappelijke waarde.

MKB krediet

In 2013 is geen beroep gedaan op de garantieregeling bodemsaneringkredieten midden- en kleinbedrijf (MKB).

13.05 Eenvoudig Beter
13.05.01 Opdrachten (ad 15)

Het verschil wordt verklaard doordat bij de Miljoenennota 2014 de budgetten voor de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter zijn gebundeld en naar het artikelonderdeel «13.05 Eenvoudig Beter» zijn overgeheveld. Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter wordt gewerkt aan de integrale Omgevingswet (Ow) en de implementatie van de Crisis- en Herstelwet (Chw). In 2013 zijn opdrachten versterkt gericht op het nader uitwerken van de Ow in de uitvoeringsregelgeving, voor de consultatie en toetsing van de AMvB’s onder de Ow, voor het omgevingsmanagement en voor de implementatie van Ow en Chw. In 2013 is verder gewerkt aan en het ontwikkelen en bouwen van een OLO3 (Omgevingsloket Online) systeem, dat met name meer toekomstvast gemaakt zal worden en gericht is op de tijdige ondersteuning als de nieuwe omgevingswet in uitvoering komt.

13.05.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 16)

Het verschil wordt verklaard doordat bij de Miljoenennota 2014 de budgetten voor de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter zijn gebundeld en naar het artikelonderdeel «13.05 Eenvoudig Beter» zijn overgeheveld. Aan RWS zijn middelen ter beschikking gesteld voor de capaciteitsinzet voor de implementatie van de Ow en Chw. Daarnaast heeft RWS in 2013 de opdracht gekregen om een verkenning implementatie Ow uit te voeren. Deze is gericht op vier samenhangende onderdelen, te weten invoeringsbegeleiding, informatiepunt, digitale informatievoorziening Ow en uitvoering vergunningverlening en toezicht en handhaving (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 118, nr.8).

Ontvangsten (ad 17)

De hogere ontvangsten worden met name veroorzaakt door de opbrengst van grondverkoop Bommelwaard (€ 1,5 miljoen), de overdracht van het restant van Sewerage project middelen door ILT (€ 1,6 miljoen) aan IenM, opbrengsten in het kader van het bodemverhaal met betrekking tot de wet bodembescherming (€ 1,5 miljoen), incidentele MER ontvangsten van gemeenten die moeten bijdragen aan door IenM geïnitieerde onderzoeken (€ 0,8 miljoen) en meerontvangsten Geo-informatie.

Licence