Base description which applies to whole site

1. Onderwijs

In de beleidsagenda hebben wij vastgelegd dat ons doel is dat leerlingen en studenten nog meer worden uitgedaagd, dat toptalent wordt gestimuleerd en ambitie beloond. In dit beleidsverslag kijken we terug op de volgende vier doelstellingen:

  • 1. De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog;

  • 2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat;

  • 3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd;

  • 4. Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt.

1.1 De prestaties van leerlingen en studenten gaan omhoog

Het onderwijs moet leerlingen uitdagen zich optimaal te ontwikkelen. Op het gebied van toptalenten was 2014 een jaar van verdieping en verrijking. Niet langer richt toptalentenbeleid zich alleen op hoogbegaafden. Talent is in breder perspectief gezet. Dit is de reden dat de kwantitatieve ambitie op de cito-score en vo-eindexamencijfers in de begroting 2015 is losgelaten, en vervangen is door de ambitie dat alle leerlingen en studenten moeten worden uitgedaagd. Het gaat niet alleen om cognitief toptalent, ook om bijvoorbeeld creatief, praktisch of sportief talent. In maart afgelopen jaar is een plan van aanpak naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin zijn maatregelen opgenomen om uitdagend onderwijs voor toptalenten op alle scholen te stimuleren. In het vo is het mogelijk vakken op een hoger niveau af te sluiten, eerder dan in het voorlaatste jaar examen te doen en vanaf komend schooljaar bij een gemiddeld examenresultaat van een 8 of hoger een judicium cum laude te ontvangen. Er zijn acht regionale talentnetwerken om scholen in het primair en voortgezet onderwijs te ondersteunen bij het stimuleren van talentontwikkeling. In de regionale talentnetwerken zetten zogenoemde kwartiermakers zich in om bestaande initiatieven en netwerken te verbinden en te versterken, of om samen met scholen nieuwe initiatieven in samenwerking met partners in de regio (bedrijven, gemeenten) mogelijk te maken. Ook helpen zij ons invulling te geven aan uiteenlopende onderwerpen, bijvoorbeeld bij de aansluiting tussen po en vo. Voor excellentie/hoogbegaafde leerlingen is in 2014 voor het po en vo samen een bedrag van € 30 miljoen beschikbaar gesteld.

In het mbo heeft het excellentiebeleid ook een extra impuls gekregen. Talentvolle studenten moeten een ambitieus onderwijsprogramma kunnen volgen en gestimuleerd worden om na hun mbo-diploma binnen hun vakgebied door te groeien naar excellent vakmanschap, het meesterschap. Voor het stimuleren van excellentie zijn met de regeling Kwaliteitsafspraken mbo extra middelen ter beschikking gesteld (vanaf 2015 tot en met 2018 jaarlijks € 25 miljoen). Instellingen die extra ambities hebben om excellentie in het onderwijs concreet vorm te geven, stellen hiertoe een excellentieplan op. Ook jongeren voor wie leren geen vanzelfsprekendheid is, of een verhoogd risico lopen om uit te vallen, worden meer aangesproken op wat ze wél kunnen in plaats van afgerekend op wat ze niet kunnen. Talentenbeleid mag niet ten koste gaan van zwakke leerlingen. In december is daarom een plan van aanpak voor «kwetsbare jongeren» naar de Tweede Kamer gestuurd. In dit plan worden maatregelen aangekondigd voor meer maatwerk in de entreeopleiding en op mbo 2-niveau. Daardoor kunnen ook jongeren die niet verder kunnen leren een diploma halen waarmee ze een goede start op de arbeidsmarkt maken.

Wij vinden het belangrijk dat leerlingen vaardigheden ontwikkelen die aansluiten bij de eisen van de arbeidsmarkt. Daarom hebben wij de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangeboden waarmee scholen in het po de mogelijkheid krijgen om Engels, Duits of Frans als voertaal te gebruiken voor een deel van de onderwijstijd. Daarnaast zijn twintig basisscholen gestart met de pilot tweetaligheid waarbij tot en met 2019 30% tot 50% van de onderwijstijd in het Engels wordt gegeven. Het wetsvoorstel modernisering onderwijstijd biedt scholen in het vo meer ruimte voor effectief onderwijs.

Met de brief over toekomstgericht funderend onderwijs hebben wij vorig jaar het startschot gegeven om voor het hele curriculum po en vo te komen tot een relevante en toekomstgerichte inhoud. Ook zijn we een nationale dialoog gestart over de toekomst van het funderend onderwijs (Onderwijs 2032). Daarin willen we samen met leerlingen, leraren, ouders, wetenschap en het bedrijfsleven meer richting geven aan de inhoud van het curriculum. Welke kennis en vaardigheden hebben leerlingen nodig om voorbereid te zijn op het vervolgonderwijs, de toekomstige arbeidsmarkt en hun rol in een toekomstige maatschappij?

Per 1 augustus 2014 is de Wet Eindtoetsing PO van kracht geworden. Naast de door het College van Toetsen en Examens beschikbaar gestelde centrale eindtoets zijn twee andere toetsen toegelaten. Het beleid voor de invoering van de referentieniveaus taal en rekenen hebben we verder doorgezet. De centrale examens Nederlands in het vo zijn afgestemd op de referentieniveaus taal en met ingang van het lopende studiejaar (2014–2015) tellen de resultaten voor Nederlandse taal voor studenten in mbo-4 voor het eerst mee voor het behalen van het diploma, de jaren erna volgen de andere niveaus. Omdat is gebleken dat het rekenonderwijs nog niet overal op orde is en studenten hier niet de dupe van mogen worden, is met betrekking tot de rekentoets vo en het centraal examen rekenen mbo besloten tot een overgangsperiode. Hierin komt het niveau dat moet worden behaald elk jaar een stap hoger te liggen. Zo werken we geleidelijk toe naar het gewenste eindniveau.

Leerlingen verdienen een zo passend mogelijke onderwijsplek, een plek op een school die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Vanaf 1 augustus 2014 zijn de samenwerkingsverbanden passend onderwijs verantwoordelijk voor het aanbod van extra ondersteuning aan leerlingen in het po en vo die dat nodig hebben. Er is hard gewerkt om de overgang van het oude naar het nieuwe systeem goed te laten verlopen en dat is gelukt. Uit de eerste ervaringen blijkt dat scholen en samenwerkingsverbanden de ruimte gebruiken die de wet- en regelgeving biedt, en daarbinnen nieuwe en sneller inzetbare ondersteuningsvormen ontwikkelen. Dat betekent meer ondersteuning op maat. In de eerder genoemde brief over «kwetsbare jongeren» is aangekondigd dat het regionale overleg rondom passend onderwijs nog effectiever wordt gemaakt door de positie van mbo-instellingen in dit overleg te versterken.

Om schoolbesturen in een adequate positie te brengen een passend antwoord te formuleren op de leerlingendaling, is het noodzakelijk belemmeringen weg te nemen, juiste bekostigingsprikkels in te bouwen en ondersteuning aan te bieden. Daarom is in het afgelopen jaar de fusietoets aangepast en een start gemaakt met de ondersteuningsstructuur. Tevens wordt de fusiefaciliteit voor basisscholen verruimd.

Naar aanleiding van de gegevens uit de leerplichttelling 2012–2013 heeft Ingrado onderzoek laten doen naar de verzuimgegevens, zowel naar het absolute als het relatieve verzuim. In het lopende schooljaar 2014–2015 voeren we samen met Ingrado gesprekken met circa 30 gemeenten over de aanpak van ongeoorloofd schoolverzuim. Deze reflectie op de verzuimaanpak en het uitwisselen van goede voorbeelden stimuleert gemeenten tot verdere verbetering van hun werkwijze bij de aanpak van schoolverzuim en de wijze waarop zij daaraan met hun ketenpartners invulling geven.

Ter voorbereiding op de pilot diagnostische tussentijdse toets heeft het College voor Toetsen en Examens 150 scholen geworven. Het Cito heeft try-out afnames uitgevoerd voor leesvaardigheid en schrijfvaardigheid Nederlands en Engels en een aanvullende try-out voor wiskunde. DUO heeft het programma verder ontwikkeld waarin de eerste afname van de diagnostische tussentijdse toets gaat plaatsvinden. Tot slot hebben de universiteiten van Maastricht, Utrecht en Twente verkend wat er nodig is om de toets te benutten voor opbrengstgericht werken. Universiteiten zijn eveneens bij de pilot betrokken om verder in kaart te brengen hoe de effectiviteit van het gebruik van de toets op scholen kan worden geoptimaliseerd.

In juni 2014 hebben we de Tweede Kamer een brief gestuurd met daarin de strategische agenda voor het mbo als sluitstuk van de mbo-tour. Mbo-instellingen gaan innovatiever, kleinschaliger en meer op de regio georganiseerd onderwijs aanbieden, zodat meer jongeren met overtuiging kiezen voor een beroepsopleiding. Kortere en intensievere leerroutes zoals nieuwe vakmanschaps-, technologie- en beroepsroutes, moeten studenten meer gaan uitdagen en hen beter voorbereiden op wat de regionale arbeidsmarkt vraagt. Getalenteerde jongeren krijgen meer mogelijkheden om hun creativiteit, kennis en vaardigheden en ondernemerschap op hoog niveau te ontwikkelen. Met de vakmanschaps- en technologieroutes maken we het tevens mogelijk dat vmbo- en mbo-scholen gezamenlijk een verkorte doorlopende leerroute kunnen inrichten. Daarmee wordt de doorstroom van het vmbo naar het mbo verbeterd. In het schooljaar 2014–2015 zijn de eerste experimenten van start gegaan. Er is extra geld beschikbaar gekomen voor meer samenwerking met regionale bedrijven en scholen krijgen meer ruimte om het onderwijs vorm te geven met bedrijven in de regio.

Uit de midtermreview van de prestatieafspraken die in het najaar heeft plaatsgevonden blijkt dat hogescholen en universiteiten hard werken aan het realiseren van hun ambities in de prestatieafspraken. Alle instellingen hebben voortgang geboekt bij de uitvoering van hun voornemens om profilering en zwaartepuntvorming te versterken. Ook de ontwikkeling van de Centres of Expertise ligt goed op koers. De reviewcommissie heeft de voortgang van (op één na) alle Centres of Expertise als voldoende beoordeeld.

Op 29 september 2014 startte de ho-tour. In vijf regiobijeenkomsten is de Minister het gesprek aangegaan met studenten, docenten, bestuurders en andere stakeholders in het hoger onderwijs. In de regiobijeenkomsten staan uitdagend onderwijs en de bijbehorende kwaliteitscultuur centraal. De opbrengsten van de gesprekken leveren een bijdrage aan de «Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek», die in de zomer van 2015 verschijnt. Naast de vijf regiobijeenkomsten is nog een aantal kleinere themabijeenkomsten georganiseerd over specifieke thema’s.

1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

Met scholen en instellingen werken we aan een cultuur van permanente verbetering. In de sectorakkoorden is invulling gegeven aan de ambities uit het Nationaal Onderwijs Akkoord (NOA) en de Lerarenagenda. De sociale partners hebben dit verder vastgelegd in de cao’s. In oktober 2014 is de Voortgangsrapportage van de Lerarenagenda naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin staat dat we het afgelopen jaar in het po en vo afspraken hebben gemaakt over de continue professionele ontwikkeling van leraren, de verbetering van de kwaliteit van docenten en de versterking van de cyclus van kwaliteitszorg binnen scholen. De gestelde doelen monitoren we kwantitatief op het «dashboard van de lerarenagenda», zie www.trendsinbeeldocw.nl. Per agendalijn zijn 3 tot 4 indicatoren opgenomen, soms met streefwaarden voor 2020. We zetten in op de begeleiding van startende leraren, verhoging van het percentage leraren met een afgeronde master- of PhD-opleiding in het po en vo (voor po inclusief een wo-bachelor), professionele ontwikkeling van leraren en het lerarenregister. Samen met het schoolleidersregister speelt het lerarenregister een rol als kwaliteitsinstrument voor en door de sector. De VO-academie ondersteunde ook in 2014 schoolleiders bij hun professionalisering. Binnen het programma «School aan zet» is gestart met het ontwikkelmodel Lerende Organisatie en «Samen Leren Inhoud Geven» (po). Verder zijn er extra programmafaciliteiten gestart in de vorm van leernetwerken. De Lerarenbeurs was ook in 2014 een belangrijk instrument voor leraren in het po, vo, mbo en hbo om hun deskundigheid te vergroten of zich te specialiseren. Afgelopen jaar zijn 5.000 Lerarenbeurzen toegekend. Niet het volledige budget is benut. Leraren geven tijdgebrek als belangrijkste reden om geen beurs aan te vragen. Zij kunnen een bachelor- of masteropleiding moeilijk combineren met werk en privé. Om de leraar tegemoet te komen, zijn daarom de studieverlofuren gekoppeld aan de Lerarenbeurs vanaf de aanvraagtermijn in 2015 in alle sectoren verhoogd. In het po en hbo is dat een verhoging van 4 naar 8 uur per week, en in het vo en mbo van 4 naar 6 uur per week.

Iedere leerling moet zich op school veilig kunnen voelen. Daarom hebben we de uitvoering van het plan van aanpak tegen pesten onverminderd doorgezet. Zo zijn er bijeenkomsten georganiseerd en heeft er onderzoek plaatsgevonden naar goede anti-pestprogramma’s en naar de hoeveelheid aandacht die pabo’s en lerarenopleidingen schenken aan sociale veiligheid in de opleiding. In het afgelopen jaar is gewerkt aan het wetsvoorstel sociale veiligheid op school waarmee scholen de wettelijke plicht krijgen om pesten tegen te gaan en te zorgen voor een sociaal veilige omgeving die doorlopend gemonitord wordt. Ook is in 2014 een veiligheidsmonitor uitgevoerd.

In het mbo zijn in 2011 afspraken gemaakt met instellingen over de professionaliseringsinspanningen van de mbo-scholen gericht op onderwijsgevenden en management, kwaliteitsontwikkeling van de teams. In het bestuursakkoord mbo 2014 zijn verdere afspraken gemaakt. Alle instellingen leggen in een kwaliteitsplan vast hoe zij onder andere invulling geven aan de begeleiding van startende docenten, meer masteropgeleide docenten, betere aansluiting en samenwerking met het bedrijfsleven en betere inzet van ict. Ten minste één keer per jaar vindt een voortgangsgesprek plaats met het bevoegd gezag van de instelling.

In het ho heeft de Inspectie van het Onderwijs een sectorbeeld gemaakt van de kwaliteit van lerarenopleidingen. Het aantal mannen dat deelneemt aan de pabo is gestegen. In het mbo hebben de instellingen zich gecommitteerd aan het kwaliteitskader zij-instroom. De tweedegraads lerarenopleidingen hebben een landelijk raamwerk ontwikkeld voor de kwaliteit van het pedagogisch didactisch getuigschrift. Voor de tweedegraads lerarenopleidingen zijn programma’s voor de afstudeerrichting beroepsonderwijs en algemeen vormend onderwijs ontwikkeld. Zes hogescholen hebben voor vakbacheloropleidingen een educatieve minor ontwikkeld.

In 2014 is de visiebrief internationalisering in het ho en mbo, inclusief de voortgang van het actieplan Make it in the Netherlands, uitgebracht. We gaan door met de uitwerking en uitvoering van aspecten in de visiebrief. Op 17 november 2014 is de stimuleringsregeling gepubliceerd waarmee instellingen de komende 4 jaren projecten met open en online onderwijs, waaronder MOOCs, kunnen opzetten. In de regeling is ook de kennisagenda opgenomen waarmee de resultaten beschikbaar komen voor alle Nederlandse instellingen. Daarnaast is met het NRO mogelijk gemaakt dat er parallel aan de projecten stevig en fundamenteel onderzoek plaatsvindt naar de effecten van open en online onderwijs in de Nederlandse context.

1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd

Goed onderwijs vereist goed bestuur. Als uitwerking van de brief Versterking governance in de praktijk hebben wij de Tweede Kamer het wetsvoorstel Versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen aangeboden. Dit bevat een reeks van voorstellen tot wijziging van onderwijswetten ten behoeve van versterking van de bestuurskracht in het onderwijs. Hiermee worden knelpunten in de uitvoering van de Wet medezeggenschap op scholen (WMS) aangepakt, vindt uitbreiding plaats van de taken van de Landelijke Commissie voor Geschillen WMS en wordt de positie van de medezeggenschapsraad versterkt.

Een belangrijke voorwaarde voor betere prestaties van scholen is het zichtbaar maken van resultaten. In zowel po als vo werken scholen en besturen via Vensters PO en VO waarin cijfermatige informatie over scholen verzameld wordt in één systeem. Hiermee leggen zij op een transparante manier verantwoording af aan hun omgeving. Daarnaast kunnen scholen zich met elkaar vergelijken om van elkaar te leren en zich op grond daarvan te verbeteren. In 2014 zijn in Vensters meer gegevens toegankelijk gemaakt, er doen meer scholen mee en voor vso-scholen is een eigen venster ontwikkeld.

Naast het versterken van het bestuur en de horizontale verantwoording is ook het financieel toezicht door de Inspectie van het Onderwijs geïntensiveerd. De Inspectie van het Onderwijs kijkt sinds eind 2013 met het programma intensivering financieel continuïteitstoezicht uitgebreider naar mogelijke financiële risico’s. Op basis van een nieuw risicomodel heeft de Inspectie van het Onderwijs analyses uitgevoerd naar de financiële positie van een groot aantal besturen. Daarnaast leveren besturen sinds 2014 verplicht een continuïteitsparagraaf aan als onderdeel van hun jaarverslag, waarin de financiële verwachtingen voor de komende drie jaar worden vastgelegd. Het prospectieve karakter van het financieel toezicht wordt hierdoor verder versterkt.

In 2014 zijn de gevolgen van het wijzigen van de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs in het uitvoeringsbesluit wet educatie en beroepsonderwijs definitief geworden. Vanaf 1 augustus 2014 is de nieuwe bekostigingssystematiek voor het mbo ingevoerd.

1.4 Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt

De jeugdwerkloosheid bereikte in juli 2013 zijn top met een werkloosheidspercentage van 17% en is sindsdien gedaald tot 14% in oktober 2014. Met de aanstelling van Mirjam Sterk als ambassadeur Aanpak Jeugdwerkloosheid is door SZW en OCW een SterkTeam gevormd. Het team heeft in 2014 vooral ingezet op een betere match tussen vraag en aanbod van stages en banen. Er zijn met bedrijven akkoorden gesloten om meer jongeren aan een stage of (leer)baan te helpen. Een belangrijke component in de aanpak van jeugdwerkloosheid is de bestrijding van voortijdig schoolverlaten (vsv). Het aantal vsv’ers in het schooljaar 2013–2014 is verder gedaald tot 25.970. Onderwijsinstellingen, gemeenten en andere ketenpartners hebben een grote inspanning geleverd om de daling voort te zetten. We zijn hierdoor goed op koers om de landelijke doelstelling van 25.000 vsv’ers in 2016 te halen. Met het project «vsv een jaar later» hebben wij een begin gemaakt met het langer volgen van voortijdig schoolverlaters. Samen met SZW is de ambitie geformuleerd dat een jaar na uitval 70% van de jongeren een startkwalificatie heeft, weer op school zit, werkt of een leerwerktraject volgt. De tussenstand na 7 maanden liet zien dat de ambitie door de meeste regio’s al was gehaald.

Het programma SchoolEx bereikte met loopbaangesprekken goede resultaten en een betere keuze van jongeren voor arbeidsmarktrelevante opleidingen. Het wetsvoorstel Macrodoelmatigheid, dat in december is aangenomen door de Tweede Kamer, creëert waarborgen om deelnemers, instellingen en bedrijfsleven in positie te brengen om een doelmatige situatie ook daadwerkelijk te realiseren. Daarnaast worden instellingen met het wetsvoorstel verplicht studenten te voorzien van objectieve informatie over de kwaliteit en arbeidsmarktrelevantie van opleidingen. Dit wetsvoorstel kent als sluitstuk de mogelijkheid van ingrijpen door de Minister. De Minister zal zich daarvoor laten adviseren door een onafhankelijke commissie Macrodoelmatigheid MBO.

Sinds enkele jaren is er in het vo en mbo het Stimuleringsprogramma LOB (Loopbaanoriëntatie en -begeleiding) ter versterking van loopbaanleren. In beide programma’s waren de impulsen vooral gericht op verankering van LOB in visie en beleid van de school (toepassing beleidsscan), professionalisering van docenten, mentoren, schoolcoaches, studieloopbaanbegeleiders (trainingen), én de ontwikkeling van LOB-instrumenten en kennisdeling. In het mbo zijn 35 mbo-instellingen intensief betrokken bij dit kwaliteitsverbeteringsprogramma (dus circa de helft van de mbo-sector). Alles wat in dit kader gebeurt, vindt plaats mét en door de betrokkenen vanuit de onderwijspraktijk, met externe deskundigen en wetenschappers. Ook andere mbo-scholen die niet direct deelnemen aan het LOB-project plukken de vruchten van deze samenwerking. Samen met een expert werken scholen LOB op maat uit op een aantal speerpunten voor specifieke doelgroepen zoals risicogroepen, excellente en allochtone studenten. Speerpunten zijn de doorstroom naar mbo-ho en arbeidsmarkt en hoe ouders beter te betrekken bij de loopbaanontwikkeling en studiekeuzes van hun kind. Op onderdelen wordt nauw samengewerkt tussen vmbo- en mbo-scholen waar het gaat om betere begeleiding bij de overgang van vmbo naar mbo. De regionale kennisdelingsbijeenkomsten worden druk bezocht door zowel mbo- als vo-scholen. Alle ontwikkelingen, producten, instrumenten en leergangen zijn te vinden op www.lob4mbo.nl en www.lob-vo.nl.

Enkele jaren geleden zijn diverse vernieuwingen gestart in het vmbo om het onderwijs toekomstbestendig te maken. Het meest omvangrijke traject is de vernieuwing van de beroepsgerichte examenprogramma’s. In het schooljaar 2013–2014 is de eerste tranche examenpilots gestart in leerjaar 3 van het vmbo. Op 28 scholen zijn leerlingen gestart met onderwijs op basis van de eerste zes nieuwe profielen voor Bouwen, wonen en interieur (BWI), Produceren, installeren en energie (PIE), Motorvoertuigen en transport (M&T), Economie en Ondernemen (EO), Horeca, bakkerij en recreatie (HBR) en Zorg en Welzijn (ZW). In het schooljaar 2014–2015 zijn ook pilots gestart met de profielen Media, vormgeving en ict (MVI), Groen én Dienstverlening en producten (D&P).

De Tweede Kamer heeft op 9 december 2014 het wetsvoorstel Wet educatie en beroepsonderwijs inzake de overgang van de wettelijke taken van kenniscentra naar de Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven (SSB) aangenomen. Over de personele gevolgen van de overheveling van de wettelijke taken naar SBB heeft OCW op 3 november 2014 een brief gestuurd naar de besturen van alle kenniscentra. Over de afbouw van de kenniscentra en de inrichting van de nieuwe SBB zijn afspraken gemaakt tussen de werkgeversvereniging van de kenniscentra en SBB, onder regie van OCW. De kenniscentra, die als werkgever verantwoordelijk zijn voor het opstellen van een sociaal plan, hebben in 2014 samen met de SBB voorbereidingen getroffen voor de transitie.

Met de update van Studie in Cijfers («Studiebijsluiter») van afgelopen zomer zijn alle bekostigde opleidingen binnen de instellingen, die bij de VSNU en Vereniging Hogescholen aangesloten zijn, voorzien van studiebijsluiters. Alle studiebijsluiters (beschikbaar voor voltijd-bachelor opleidingen) zijn zowel in het Nederlands als in een Engelse versie geleverd aan de HO-instellingen. In 2014 is voor het eerst de vervroegde aanmelddatum van 1 mei ingegaan. Deze vervroeging van de aanmelding is een van de maatregelen uit de wet kwaliteit in verscheidenheid, met als doel dat studenten in staat worden gesteld een betere studiekeuze te maken. Studenten hebben zich massaal op tijd aangemeld voor deze datum, waardoor zij in de gelegenheid waren studiekeuzechecks te volgen bij hogescholen en universiteiten. In de monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs zal het effect van deze maatregelen worden gevolgd. De Nederlandse versies van de studiebijsluiters van de voltijdse bekostigde bachelors zijn te zien op de website van Stichting Studiekeuze123. Ook in het mbo wordt gewerkt met de studiebijsluiter «Studie in Cijfers». Samen met de websites MBO Stad en Beroepen in Beeld is hierdoor de informatievoorziening voor de aanstaande student verbeterd. De studiebijsluiters bevatten voor elke mbo-opleiding essentiële informatie over de kwaliteit en het arbeidsmarktperspectief van de opleiding. 16 mbo-scholen gebruiken inmiddels deze bijsluiter in hun voorlichting. Een groot aantal scholen werkt aan de voorbereidingen hiervoor.

Op 31 oktober 2014 heeft het kabinet de beleidsbrief Leven Lang Leren uitgebracht. Hierin zijn naast maatregelen gericht op flexibilisering van het hoger onderwijs ook maatregelen opgenomen gericht op het mbo en gericht op het arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid. Het nieuwe studiefinancieringsstelsel geeft ook een impuls aan Leven Lang Leren. Het collegegeldkrediet is uitgebreid naar studenten boven de 30 die een geaccrediteerde opleiding willen volgen in het hbo en wo, voltijd én deeltijd, en naar studenten in het mbo-bol.

Om het onderwijs en de arbeidsmarkt beter te laten aansluiten op elkaar en om het aantal technici te vergroten is het Nationaal Techniekpact 2020 gesloten tussen onderwijs, ondernemers en de overheid. Het Techniekpact kent drie actielijnen: kiezen voor techniek, leren in de techniek en werken in de techniek. Aan die lijnen zijn concrete acties gekoppeld. Een van de maatregelen is het Regionaal investeringsfonds mbo. We hebben voor de periode 2014–2017 € 100 miljoen beschikbaar gesteld om duurzame publiek-private samenwerking in het beroepsonderwijs te stimuleren. In 2014 zijn in de eerste aanvraagronde 18 aanvragen toegekend voor ruim € 14 miljoen. Aangevuld met twee derde deel cofinanciering van het bedrijfsleven en de regio is een totale investering van ruim € 42 miljoen ontstaan voor het opstarten van deze duurzame publiek-private samenwerkingsverbanden. Vanuit het actieplan «kiezen voor techniek» zijn diverse activiteiten opgestart vanaf juni 2014. Zo hebben 105 vmbo-t scholen zich aangemeld voor het M-tech programma en is gestart met de uitvoering van het programma om meer leerlingen te interesseren voor een technologische loopbaan. Dit doen zij binnen 19 netwerken verspreid over heel Nederland. Binnen deze netwerken werken scholen aan een ontwikkelagenda en de daaraan verbonden activiteiten. Ook is Jet-Net gestart met een webcast om meer leerlingen te bereiken, met gastlessen die worden gegeven door bedrijven en loopt er een onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte met betrekking tot Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) in de nieuwe beroepsgerichte examenprogramma’s en LOB op het gebied van technologie op de mavo. De officiële kick-off van «kiezen voor techniek» vond plaats op 1 oktober 2014. Het percentage leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek is tussen 2012 en 2013 gestegen van 23% naar ruim 27%. Ook het aandeel mbo-studenten techniek is enigszins toegenomen, van ruim 26% naar ruim 27%. De ambitie van 30% (voor beide sectoren) is daarmee iets dichterbij gekomen.

Tot slot is besloten dat het aantal techniek bachelors in het bekostigde hbo teruggebracht wordt van 65 naar circa 30 à 35 brede bachelors waardoor het aanbod transparanter wordt. Daarnaast kunnen de bredere opleidingen makkelijker inspelen op ontwikkelingen op de (regionale) arbeidsmarkt. De hbo-techniekopleidingen worden ondergebracht in zes landelijke domeinen: Applied Sciences, Built Environment, Creative Technologies, Engineering, ICT en Maritime Operations. De achttien techniekhogescholen hebben, conform landelijke afspraken onderling, verzoeken bij ons ingediend om hun techniekopleidingen per 1 september 2015 daar waar nodig te converteren.

Licence