Artikel
Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren en kengetallen
Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar de publicatie Trends in Beeld.
Beleidsconclusies
Zie ook het beleidsverslag 2014.
Op het gebied van de genoemde elementen uit het Regeerakkoord is er in mei 2014 een akkoord bereikt met de fracties van VVD, PvdA, D66 en GroenLinks voor een nieuw, integraal voorstel voor een sociaal leenstelsel in bachelor- en masterfase per 1 september 2015. Het wetsvoorstel studievoorschot dat deze stelselwijziging regelt is in september 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden, in november 2014 aan de Eerste Kamer en in januari 2015 aangenomen. Kern van de wet (inwerkingtreding 1 september 2015) is dat de basisbeurs verdwijnt en plaats maakt voor een sociale leenvoorziening die de overheid ter beschikking stelt: het studievoorschot. De terugbetaaltermijn wordt verlengd naar 35 jaar. Oud-studenten die het wettelijk minimumloon verdienen of minder, hoeven niet terug te betalen en oud-studenten betalen nooit meer dan 4% van hun meer-inkomen boven het wettelijk minimumloon. De aanvullende beurs blijft bestaan en wordt verhoogd om zo de toegankelijkheid van het hoger onderwijs te waarborgen voor in het bijzonder de lagere inkomensgroepen. De studentenreisvoorziening blijft in zijn huidige vorm behouden. In de wet is geregeld dat ook minderjarige deelnemers aan het mbo recht krijgen op de OV-kaart (per 1 januari 2017). Daarnaast is de taskforce «Beter benutten Onderwijs en Openbaar Vervoer» opgericht waarin de OV-bedrijven en de overheid de handen ineen slaan om, in samenwerking met de onderwijsinstellingen en studenten, onderwijstijden en reizen van studenten meer over de dag te spreiden waardoor huisvesting van instellingen beter wordt benut en de spits in het openbaar vervoer wordt afgevlakt. De middelen die hierdoor vrijkomen zullen worden geïnvesteerd in de kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |||
Verplichtingen | 3.790.873 | 4.131.887 | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.256.376 | 589.969 | ||
Uitgaven | 3.790.873 | 4.131.887 | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.256.376 | 589.969 | ||
Inkomensoverdracht | 2.404.319 | 2.688.924 | 2.270.346 | 2.446.647 | 3.011.892 | 2.544.550 | 467.342 | ||
• | Basisbeurs | 1.198.484 | 1.041.952 | 1.176.404 | 1.226.945 | 1.363.422 | 1.251.781 | 111.641 | |
– | Gift (R) | 808.120 | 873.052 | 915.853 | 1.001.245 | 989.938 | 1.068.758 | – 78.820 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 390.364 | 168.900 | 260.551 | 225.700 | 373.484 | 183.023 | 190.461 | |
• | Aanvullende beurs | 629.379 | 583.500 | 612.222 | 616.913 | 683.797 | 649.636 | 34.161 | |
– | Gift (R) | 523.731 | 489.800 | 499.865 | 528.140 | 537.091 | 552.321 | – 15.230 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 105.648 | 93.700 | 112.357 | 88.774 | 146.706 | 97.315 | 49.391 | |
• | Reisvoorziening | 450.811 | 803.237 | 292.937 | 450.303 | 819.053 | 529.173 | 289.880 | |
– | Bijdrage aan vervoersbedrijven (R) | 672.346 | 996.331 | 539.319 | 681.165 | 1.124.222 | 749.054 | 375.168 | |
– | Gift (R) | 425.909 | 463.234 | 497.253 | 541.148 | 521.861 | 569.207 | – 47.346 | |
– | Prestatiebeurs (R) | – 647.443 | – 656.328 | – 743.635 | – 772.010 | – 827.030 | – 789.088 | – 37.942 | |
• | Overige uitgaven | 125.645 | 260.235 | 188.783 | 152.485 | 145.620 | 113.961 | 31.659 | |
– | Overige uitgaven relevant (R) | 77.392 | 70.448 | 98.457 | 103.700 | 172.650 | 112.446 | 60.204 | |
– | Overige uitgaven niet-relevant (NR) | 48.253 | 189.787 | 90.326 | 48.785 | – 27.030 | 1.515 | – 28.545 | |
Leningen | 1.294.051 | 1.354.449 | 1.423.416 | 1.576.661 | 1.713.785 | 1.614.861 | 98.924 | ||
– | Rentedragende lening (NR) | 1.207.497 | 1.252.579 | 1.300.675 | 1.434.492 | 1.551.003 | 1.435.020 | 115.983 | |
– | Collegegeldkrediet (NR) | 86.554 | 101.870 | 122.741 | 142.169 | 162.782 | 179.841 | – 17.059 | |
0 | |||||||||
Bijdrage aan agentschappen | 92.503 | 88.514 | 113.293 | 127.043 | 120.668 | 96.965 | 23.703 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs (R) | 92.503 | 88.514 | 113.293 | 127.043 | 120.668 | 96.965 | 23.703 | |
Ontvangsten | 629.024 | 662.979 | 694.980 | 737.384 | 751.400 | 766.271 | – 14.871 | ||
– | Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R) | 223.869 | 240.832 | 234.426 | 213.912 | 186.151 | 265.030 | – 78.879 | |
– | Kortlopende vorderingen (R) | 67.593 | 61.536 | 76.206 | 105.077 | 96.423 | 57.050 | 39.373 | |
– | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 337.562 | 360.611 | 384.348 | 418.395 | 468.826 | 444.191 | 24.635 |
Realisatie | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
Totaal programma-uitgaven | 3.790.873 | 4.131.887 | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.256.376 | 589.969 |
Waarvan relevant (R) | 1.952.557 | 2.325.051 | 1.920.405 | 2.210.431 | 2.639.400 | 2.359.663 | 279.737 |
Waarvan niet-relevant (NR) | 1.838.316 | 1.806.836 | 1.886.650 | 1.939.920 | 2.206.945 | 1.896.713 | 310.232 |
Totaal ontvangsten | 629.024 | 662.979 | 694.980 | 737.384 | 751.400 | 766.271 | – 14.871 |
Waarvan relevant (R) | 291.462 | 302.368 | 310.632 | 318.989 | 282.574 | 322.080 | – 39.506 |
Waarvan niet-relevant (NR) | 337.562 | 360.611 | 384.348 | 418.395 | 468.826 | 444.191 | 24.635 |
Toelichting:
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.
De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
Het verschil tussen de oorspronkelijk begroting en de uitgavenrealisatie in 2014 is € 590,0 miljoen, waarvan € 279,8 miljoen relevant en € 310,2 miljoen niet-relevant.
Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de ontvangstenrealisatie in 2014 is – € 14,9 miljoen, waarvan – € 39,5 miljoen relevant en € 24,6 miljoen niet-relevant. De verschillen tussen de begrotingsramingen en realisaties 2014 worden hierna bij de instrumenten toegelicht.
Toelichting op de instrumenten
Inkomensoverdracht
Basisbeurs
Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten in het hoger onderwijs en deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
Studerenden met een basisbeurs | 606.390 | 625.730 | 629.184 | 645.065 | 665.088 | 647.500 | 17.588 |
bol | 219.110 | 220.271 | 223.172 | 229.484 | 237.993 | 236.700 | 1.293 |
hbo | 260.442 | 266.876 | 271.003 | 277.294 | 283.878 | 276.000 | 7.878 |
wo | 126.838 | 138.583 | 135.009 | 138.287 | 143.217 | 134.800 | 8.417 |
Alleen (nul)lening | 97.841 | 99.020 | 101.745 | 104.322 | 109.981 | 103.700 | 6.281 |
bol | 1.752 | 2.146 | 4.632 | 5.409 | 6.235 | 4.900 | 1.335 |
hbo | 42.647 | 43.151 | 44.706 | 48.277 | 52.994 | 45.500 | 7.494 |
wo | 53.442 | 53.723 | 52.407 | 50.636 | 50.752 | 53.300 | – 2.548 |
Totaal | 704.231 | 724.750 | 730.929 | 749.387 | 775.069 | 751.200 | 23.869 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het aantal studerenden met een vorm van studiefinanciering is in 2014 totaal 23.869 hoger dan geraamd. Bij de studerenden met een basisbeurs ligt dit aantal 17.588 hoger dan verwacht. Bij alle drie onderwijssoorten zijn de gerealiseerde aantallen hoger dan geraamd. De aantallen prestatiebeurs bol binnen die realisatie zijn nagenoeg gelijk aan de raming.
Het aantal studerenden zonder beurs maar met een rentedragende lening en/of de reisvoorziening is per saldo 6.281 hoger dan geraamd. Bij het wo hebben 2.548 minder studenten gebruik gemaakt van deze mogelijkheden, maar bij de bol en het hbo samen ligt dit aantal totaal 8.829 hoger.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 119,4 | 112,5 | 107,0 | 110,6 | 115,6 | 124,0 | – 8,4 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 138,6 | 159,2 | 173,8 | 187,2 | 201,3 | 202,5 | – 1,2 |
ho direct gift (ho met diploma) | 3,5 | 3,5 | 4,9 | 2,9 | 2,7 | 5,1 | – 2,4 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 546,6 | 597,8 | 630,1 | 700,5 | 670,3 | 737,2 | – 66,9 |
Totaal | 808,1 | 873,1 | 915,9 | 1.001,2 | 989,9 | 1.068,8 | – 78,9 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
bol toekenningen | 219,1 | 222,0 | 222,5 | 234,2 | 251,8 | 237,7 | 14,1 |
bol omzettingen | – 137,9 | – 158,5 | – 173,0 | – 187,2 | – 200,1 | – 202,5 | 2,4 |
ho toekenningen | 853,1 | 873,0 | 884,5 | 925,6 | 977,9 | 934,3 | 43,6 |
ho omzettingen | – 543,9 | – 767,7 | – 673,5 | – 746,9 | – 656,1 | – 786,4 | 130,3 |
Totaal | 390,4 | 168,9 | 260,6 | 225,7 | 373,5 | 183,0 | 190,5 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
In de bol is in 2014 per saldo € 5,7 miljoen (– € 8,4 miljoen en + € 14,1 miljoen) meer aan basisbeurs uitbetaald dan geraamd. De – € 8,4 miljoen in tabel 11.4 is het saldo van € 11,8 miljoen minder betalingen in de bol direct gift (niveau 1/2) en € 3,4 miljoen meer betalingen basisbeurs direct gift in de bol niveau 3/4. Er is € 14,1 miljoen meer aan basisbeurs als prestatiebeurs in de bol toegekend dan geraamd.
In 2014 is per saldo € 1,2 miljoen minder basisbeurs prestatiebeurs bol in gift of definitieve lening omgezet dan geraamd.
In het ho is ten opzichte van de raming € 66,9 miljoen minder basisbeurs omgezet in gift, voornamelijk bij het hbo.
De toekenningen als gift van basisbeurzen aan ho-studenten die al een diploma hebben zijn € 2,4 miljoen lager dan geraamd. De toekenningen van basisbeurs als prestatiebeurs aan ho-studenten waren € 43,6 miljoen hoger dan geraamd. Er waren ook meer ho-studerenden dan geraamd met een basisbeurs (tabel 11.3).
In 2014 is DUO een andere boekingsmethode gaan hanteren bij het registreren van omzettingen van prestatiebeurs naar gift en rentedragende leningen. Deze andere boekingsmethode resulteert op deze post, namelijk de omzettingen prestatiebeurs ho, in hogere niet-relevante uitgaven van € 130,3 miljoen. Deze gewijzigde boekingsmethode was nog niet verwerkt in de begrotingsraming 2014. Dit boekhoudkundige effect treedt ook elders op, zie de tabellen 11.8 en 11.11.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering in hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde veronderstelde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
bol | 103.455 | 102.301 | 103.469 | 106.760 | 112.519 | 109.400 | 3.119 |
hbo | 82.102 | 81.252 | 81.821 | 82.873 | 85.600 | 83.300 | 2.300 |
wo | 25.997 | 25.785 | 26.133 | 26.765 | 28.077 | 26.300 | 1.777 |
Totaal | 211.554 | 209.338 | 211.423 | 216.398 | 226.196 | 219.000 | 7.196 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het aantal verstrekte aanvullende beurzen is in 2014, enigszins in lijn met de gerealiseerde aantallen bij de basisbeurs (tabel 11.3), wat hoger uitgekomen dan geraamd.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma | 121,6 | 113,6 | 117,0 | 219,1 | 232,4 | 229,8 | 2,6 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 188,0 | 198,7 | 209,2 | 121,2 | 130,9 | 126,1 | 4,8 |
ho direct gift (ho met diploma) | 77,6 | 36,8 | 35,0 | 34,7 | 36,5 | 36,3 | 0,2 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 136,6 | 140,7 | 138,6 | 153,1 | 137,3 | 160,1 | – 22,8 |
Totaal | 523,8 | 489,8 | 499,9 | 528,1 | 537,1 | 552,3 | – 15,2 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
bol toekenningen | 140,6 | 137,7 | 145,5 | 146,7 | 158,2 | 154,0 | 4,2 |
bol omzettingen | – 87,4 | – 103,2 | – 110,9 | – 121,2 | – 128,2 | – 126,1 | – 2,1 |
ho toekenningen | 188,7 | 217,4 | 233,1 | 234,3 | 250,3 | 250,4 | – 0,1 |
ho omzettingen | – 136,2 | – 158,2 | – 155,3 | – 171,0 | – 133,6 | – 181,0 | 47,4 |
Totaal | 105,6 | 93,7 | 112,4 | 88,8 | 146,7 | 97,3 | 49,4 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Aan toekenningen van aanvullende beurzen in de bol is in 2014 per saldo € 6,8 miljoen meer toegekend. Dit betreft voor € 2,6 miljoen direct gift, wat weer verdeeld is in € 10,1 miljoen minder bij de bol niveau 1/2 en € 12,7 miljoen meer bij bol niveau 3/4. Daarnaast is € 4,2 miljoen meer toegekend aan prestatiebeurs aanvullende beurs bol dan begroot.
Bij de omzettingen van prestatiebeurs bol naar gift zijn hier geringe afwijkingen ten opzichte van de raming.
De toekenningen als gift van aanvullende beurzen aan ho-studenten die al een diploma hebben zijn iets hoger (€ 0,2 miljoen) dan geraamd. Bij de toekenningen aanvullende beurs als prestatiebeurs in het ho is er ten opzichte van de raming nagenoeg helemaal geen verschil. Bij de uitgaven omzettingen van aanvullende beurzen in gift bij het ho is het verschil – € 22,8 miljoen. Door de gewijzigde boekingssystematiek door DUO in 2014 ontstaat een verschil bij de niet-relevante ho-omzettingen van € 47,4 miljoen (zie hiervoor ook de toelichting bij tabel 11.5).
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
Aantal gebruikers van het reisrecht | 618.274 | 644.700 | 656.510 | 642.618 | 657.972 | 639.800 | 18.172 |
bol | 186.234 | 192.548 | 194.599 | 204.514 | 210.984 | 210.200 | 784 |
ho | 432.040 | 452.152 | 461.911 | 438.104 | 446.988 | 429.600 | 17.388 |
Aantal RBS | 17.671 | 17.828 | 18.964 | 17.688 | 19.345 | 19.400 | – 55 |
bol | 2.595 | 2.418 | 2.609 | 2.553 | 2.809 | 2.800 | 9 |
ho | 15.076 | 15.410 | 16.355 | 15.135 | 16.536 | 16.600 | – 64 |
Totaal | 635.945 | 662.528 | 675.474 | 660.306 | 677.317 | 659.200 | 18.117 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het aantal studenten dat gebruik maakt van de reisvoorziening is in 2014 per saldo 18.117 hoger dan geraamd. In de bol zijn ten opzichte van de raming 784 meer OV-kaarthouders, in het ho is het aantal OV-kaarthouders ten opzichte van de raming 17.388 hoger. De hogere aantallen gebruikers van de OV-kaart zijn in lijn met de hogere uitkomst van het aantal studerenden, zie ook tabel 11.3.
Het aantal studenten met een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland is in 2014 bij het ho iets lager dan geraamd.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
Betaling aan vervoersbedrijven | 672,3 | 996,3 | 539,3 | 681,2 | 1.124,2 | 724,9 | 399,3 |
bol prestatiebeurs | – 170,0 | – 174,3 | – 200,4 | – 222,7 | – 242,2 | – 233,8 | – 8,4 |
bol omzettingen | 106,3 | 118,0 | 129,7 | 145,0 | 159,4 | 160,8 | – 1,4 |
ho prestatiebeurs | – 477,5 | – 482,0 | – 543,3 | – 549,3 | – 584,8 | – 555,2 | – 29,6 |
ho omzettingen | 300,1 | 325,7 | 343,9 | 370,3 | 335,6 | 381,9 | – 46,3 |
RBS en overig | 19,5 | 19,5 | 23,7 | 25,9 | 26,9 | 26,4 | 0,5 |
Totaal | 450,8 | 803,2 | 292,9 | 450,3 | 819,1 | 505,0 | 314,1 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
De realisatie 2014 van de uitgaven reisvoorziening is per saldo € 314,1 miljoen hoger dan geraamd.
Bij de betaling aan vervoersbedrijven is het verschil tussen begroting en realisatie 2014 per saldo € 399,3 miljoen. Dit wordt voor het grootste deel veroorzaakt een kasschuif van 2015 naar 2014. In december 2014 is € 450,0 miljoen van de voorlopige vergoeding 2015 aan de OV-bedrijven vooruit betaald, waarmee een bijdrage is geleverd aan de optimalisatie van het kasritme van de Staat.
Daarnaast is de vergoeding aan de OV-bedrijven in 2014 lager uitgevallen dan geraamd, als gevolg van een herijking van het aantal gereisde kilometers.
De reisvoorziening is voor de meeste studerenden onderdeel van de prestatiebeurs. Er is € 38,0 miljoen minder reisvoorziening als prestatiebeurs toegekend (bol – € 8,4 miljoen, ho – € 29,6 miljoen).
De omzettingen naar gift in 2014 zijn € 47,7 miljoen lager dan de raming voor 2014 (bol – € 1,4 miljoen, ho – € 46,3 miljoen).
Het verschil van € 0,5 miljoen bij de reisvergoeding aan studerenden in het buitenland in relatie tot lagere aantallen dan geraamd, houdt verband met hogere gemiddeld gerealiseerde maandvergoedingen.
Overige uitgaven
De overige uitgaven omvatten voornamelijk technische boekingen, waaronder achterstallige rechten, omzettingen van prestatiebeurzen in gift of naar rentedragende lening en overige technische correcties tussen relevante- en niet-relevante uitgaven. Daarnaast komen ten laste van dit artikelonderdeel ook uitgaven gedaan aan EG-studerenden, voorschotten en handbetalingen. Het totale verschil tussen raming en realisatie 2014 op dit onderdeel bedraagt € 31,7 miljoen.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
rentedragende lening | 1.131,5 | 1.169,1 | 1.212,8 | 1.343,5 | 1.567,1 | 1.339,2 | 227,9 |
omzettingen prestatiebeurs naar rentedragende lening | 76,0 | 83,4 | 87,9 | 91,0 | – 16,1 | 95,8 | – 111,9 |
collegegeldkrediet | 86,6 | 101,9 | 122,7 | 142,2 | 162,8 | 179,8 | – 17,0 |
Totaal | 1.294,1 | 1.354,4 | 1.423,4 | 1.576,7 | 1.713,8 | 1.614,9 | 98,9 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Per saldo is er in 2014 € 98,9 miljoen meer door studenten geleend dan geraamd. De uitgaven aan de reguliere studielening zijn in 2014 € 227,9 miljoen hoger dan geraamd. Dit komt doordat in de raming 2014 is uitgegaan van een lager gemiddeld geleend bedrag; door een stijging van het aantal studerenden dat leent; door meer omzettingen van achterstallige lagere rechten in langlopende vorderingen en door overige technische bijstellingen op dit artikelonderdeel.
De omzettingen van prestatiebeurzen in een rentedragende lening zijn in 2014 € 111,9 miljoen minder dan geraamd. Dit houdt verband met de gewijzigde boekingssystematiek door DUO in 2014 (zie hiervoor ook de toelichting bij tabel 11.5).
Er is in 2014 € 17,0 miljoen minder aan collegegeldkrediet verstrekt dan geraamd.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Het verschil tussen raming en realisatie 2014 bedraagt € 23,7 miljoen. Dit wordt hoofdzakelijkveroorzaakt door een bijstelling (bij voorjaarsnota 2014) van het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) met € 20,3 miljoen als gevolg van de actualisering van de business case. Met de nieuwe systemen kan de uitvoering efficiënter worden, de dienstverlening aan studenten eigentijds (digitaal) en kunnen maatregelen binnen de studiefinanciering beter worden geaccommodeerd. Daarnaast is er een structurele interne overboeking binnen het beleidsartikel studiefinanciering van € 2,9 miljoen in verband met een gewijzigde afrekensystematiek van de uitvoeringskosten in relatie tot onterecht kaartbezit bij de reisvoorziening. Ten derde is er een bijstelling van het DUO-budget met € 2,9 miljoen voor onder meer het leerlingenvolume en de uitvoeringskosten op het gebied van het tegengaan van misbruik uitwonendenbeurs en de aanpak van fraudebestrijding in de studiefinanciering. Als gevolg van een herziening van het kasritme bij PVS is een bedrag van € 3,0 miljoen dat in 2014 niet tot besteding is gekomen naar 2015 overgeboekt. Een bijstelling van € 0,5 miljoen staat verder in verband met de toename van het aantal uren als gevolg van ontwikkelingen in de projecten portfolio bij DUO.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
Hoofdsom (NR) | 337,6 | 360,6 | 384,3 | 418,4 | 468,8 | 444,2 | 24,6 |
relevante rentedragende lening | 12,3 | 8,5 | 5,5 | 3,7 | 2,4 | 3,2 | – 0,8 |
rente-ontvangsten | 206,4 | 227,5 | 223,8 | 204,9 | 177,7 | 257,2 | – 79,5 |
renteloos voorschot | 5,1 | 4,9 | 5,1 | 5,3 | 6,1 | 4,6 | 1,5 |
Totaal | 561,4 | 601,4 | 618,8 | 632,3 | 655,0 | 709,2 | – 54,2 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
In vergelijking met de raming terugbetaling studieleningen is er in 2014 per saldo € 54,2 miljoen minder terugbetaald. Dit saldo wordt voornamelijk gevormd door € 24,6 miljoen meer niet-relevante ontvangsten hoofdsom studielening en € 79,5 miljoen minder relevante rente-ontvangsten als gevolg van een lagere rente dan waarmee in de raming rekening werd gehouden.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | |
---|---|---|---|---|---|
renteloze voorschotten t/m 1986 | 30,2 | 28,2 | 27,5 | 27,3 | 28,8 |
rentedragende leningen verstrekt voor 1992 | 44,4 | 33,1 | 25,7 | 21,2 | 15,5 |
rentedragende leningen verstrekt na 1992 | 9.703,4 | 10.645,4 | 11.598,0 | 12.637,1 | 13.759,0 |
collegegeldkrediet | 208,2 | 296,7 | 397,7 | 488,1 | 583,3 |
Totaal | 9.986,2 | 11.003,4 | 12.048,9 | 13.173,7 | 14.386,6 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Tabel 11.13 geeft de vorderingstanden aan het einde van het jaar. Het betreft de vorderingen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de prestatiebeursleningen.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2014 | 2014 | |
achterstallig lager recht (ALR) | 47,6 | 45,2 | 48,1 | 48,7 | 50,8 | 47,0 | 3,8 |
reisvoorziening | 19,6 | 16,1 | 16,9 | 46,7 | 35,1 | 1,5 | 33,6 |
overig | 0,4 | 0,2 | 11,2 | 9,7 | 10,5 | 8,6 | 1,9 |
Totaal | 67,6 | 61,5 | 76,2 | 105,1 | 96,4 | 57,1 | 39,3 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het verschil tussen realisatie en raming 2014 bij de ontvangsten op kortlopende vorderingen bedraagt totaal € 39,3 miljoen. Dit betreft voor het grootste deel (€ 33,6 miljoen) meer-ontvangsten reisvoorziening (opbrengsten incasso OV-kaart). OCW int deze vorderingen nu zelf, waar voorheen DUO deze ontvangsten verrekende met de vervoersbedrijven. In de begroting 2014 was daar nog geen rekening mee gehouden. Daarnaast is er een verschil van € 3,8 miljoen bij de ontvangsten uit achterstallige lagere rechten en € 1,9 miljoen meer overige ontvangsten.
Artikel