Base description which applies to whole site

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Algemene doelstelling

Een internationaal concurrerende energievoorziening die betrouwbaar, veilig en duurzaam is.

Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties maar ook niet financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van de energie- en Gaswet om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Daarnaast is de Minister van EZ op grond van de Kernenergiewet eerstverantwoordelijk voor nucleaire veiligheid en stralingsbescherming. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen duurzame energie, energiebesparing en het gebruik van innovatieve energietechnologieën.

(Doen) uitvoeren

  • Het vergroten van het aandeel duurzame energie.

  • Het reguleren van de nucleaire veiligheid en de beveiliging bij: alle nucleaire installaties, de toepassing en het vervoer van radio-actief materiaal en het reguleren van een veilig en toekomstbestendig beheer van radio-actief afval in Nederland.

  • Het reguleren van een adequate bescherming van de samenleving tegen stralingsrisico's bij de toepassing en het vervoer van radio-actieve stoffen.

  • Het voorbereid zijn op een nucleair of (stralings)incident en bij crises bijdragen aan de uitvoering van de nationale crisisbesluitvorming.

  • Het doen van metingen, monitoring en onderzoek naar straling ter onderbouwing van besluiten van het bevoegd gezag.

  • Het doen van berekeningen en het doen van metingen en onderzoek naar straling in crisissituaties.

  • Het uitoefenen van toezicht op de nucleaire installaties en op alle andere bedrijven waar radio-actieve stoffen en ioniserende straling worden toegepast.

  • Het uitoefenen van toezicht op het vervoer van splijtstoffen en radio-actieve materialen.

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie – infrastructuur projecten die onder de rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde projecten.

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren.

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2 – uitstoot van energiebedrijven en industrie.

Beleidsconclusies

In 2014 is de uitvoering van het Energieakkoord, dat in het najaar van 2013 is afgesloten, voortvarend opgepakt. In het Energieakkoord hebben partijen zich gecommitteerd aan de volgende doelen:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5% per jaar;

  • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020;

  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking van 4,5% naar 14% in 2020;

  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16% in 2023;

  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen, voor een belangrijk deel in de eerstkomende jaren te creëren.

Er zijn belangrijke stappen gezet in de implementatie van het akkoord, vooral door het creëren van de juiste randvoorwaarden. Voor wind op zee is het wetgevend kader en de uitrolstrategie vormgegeven. Voor wind op land zijn de gebieden voor windenenergie planologisch vastgelegd en is de gedragscode wind op land vastgesteld. De duurzaamheidscriteria voor biomassa kunnen in de eerste maanden van 2015 worden vastgesteld. Uit de Nationale Energieverkenning 2014 blijkt dat de doelen uit het Energieakkoord behaald kunnen worden, maar dat hiervoor de komende jaren een stevige inzet van alle betrokken partijen noodzakelijk is.

In 2014 is de beleidsdoorlichting van artikel 14 over de jaren 2007 – 2012 afgerond (http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2014Z23842&did=2014D48069). De algemene conclusie van de beleidsdoorlichting is dat de inzet en inspanningen van EZ in redelijke mate hebben bijgedragen aan de operationele doelstellingen die in de begroting staan.

Uit het onderzoek blijkt dat het bevorderen van intensieve samenwerking tussen beleid en uitvoering, bijdraagt aan een beter ontwerp van instrumenten. Niet alleen bij het maken van beleid maar ook bij de vormgeving van beleidsinstrumenten is het beter om instrumenten die hetzelfde einddoel hebben, maar een andere prikkel of stimulering geven, meer integraal uit te voeren. De beleidsdoorlichting bevestigt inzichten over betere vormgeving van beleid, het concreet benoemen van meetbare doelstellingen en het belang van monitoring en regelmatige tussenevaluatie van instrumenten. Bij de meest bepalende beleidsinstrumenten voor de drie operationele doelen zijn verbeteringen doorgevoerd of zijn deze in voorbereiding.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt.

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Realisatie 20141

Ambitie 2014

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

– HHI

2.263

2.465

2.338

2.276

2.230

Stabiliseren tussen 1.800–2.500

– C3

81%

85%

83%

81%2

81%

Daling/lager

Concentratiegraad in de retailsector gas

– HHI

2.158

2.344

2.258

2.204

2.171

Stabiliseren tussen

1.800–2.500

– C3

79%

83%

81%

79%2

79%

Daling/lager

Bron: ACM

1

betreft het 1e halfjaar 2014

2

de waarden wijken af van de in het jaarverslag van 2013 opgenomen waarden omdat deze waren gebaseerd op het eerste halfjaar van 2013

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Elektriciteitsstoring in minuten per jaar

34 min

23 min

27 min

23 min

20 min

Bron: Netbeheer Nederland

Toelichting

Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit.

Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1.000

Realisatie

Oorspronkelijk Vastgestelde begroting

Verschil

 

2010

2011

2012

2013

2014

2014

2014

VERPLICHTINGEN

8.177.479

3.155.526

2.289.462

3.397.213

2.646.202

3.899.850

– 1.253.648

Waarvan garantieverplichtingen

324.000

 

147.225

47.342

526

 

526

UITGAVEN

1.065.905

1.027.671

1.085.460

1.251.807

1.441.886

1.538.633

– 96.747

               

Subsidies

858.527

834.077

857.264

1.030.692

1.181.789

1.331.133

– 149.344

Stadsverwarming (14.1)

8.812

4.487

         

Topsectoren Energie (14.3)

47.553

34.867

29.792

30.282

34.925

45.787

– 10.862

Energie-innovatie (IA) (14.3)

20.868

22.317

56.868

36.766

27.383

19.749

7.634

Green Deal (14.3)

   

225

1.889

918

28.692

– 27.774

Energie akkoord

       

666

35.000

– 34.334

MEP (14.3)

668.063

658.895

619.608

505.321

432.032

470.000

– 37.968

SDE/SDE+ (14.3)

29.529

57.472

100.954

169.133

235.116

588.556

– 353.440

Interne begrotingsreserve duurzame energie

     

225.007

369.356

 

369.356

CCS (14.3)

21.047

12.352

5.531

5.015

4.905

39.047

– 34.142

Hoge Flux Reactor (14.3)

8.223

8.223

7.250

7.250

7.250

7.250

0

Aanschafsubsidie zonnepanelen (14.3)

   

21.339

29.632

     

Elektrisch rijden (14.3)

 

3.993

2.154

2.535

2.184

2.210

– 26

Caribisch Nederland

   

1.304

3.161

6.807

11.500

– 4.693

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

       

56.955

78.000

– 21.045

Overige subsidies (14.3)

54.432

31.471

12.239

14.701

3.292

5.342

– 2.050

               

Garanties

5.268

6.094

 

526

9.206

 

9.206

Geothermie

5.268

6.094

 

526

     

Interne begrotingsreserve Geothermie

       

9.206

 

9.206

               

Opdrachten

18.821

23.545

24.654

33.861

28.108

27.268

840

O&O bodembeheer (14.2)

2.354

3.997

2.897

2.497

3.843

666

3.177

Joint implementation (14.3)

12.399

13.079

14.787

12.148

768

2.308

– 1.540

Straling (14.3)

 

3.196

5.006

9.726

9.257

11.456

– 2.199

Pallas (14.3)

   

154

1.001

10.004

9.100

904

Onderzoek en opdrachten (14.3)

4.068

3.273

1.810

8.489

4.236

3.738

498

               

Bijdragen aan agentschappen

38.246

37.057

43.095

45.589

47.281

34.998

12.283

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

38.246

36.668

42.342

38.680

41.949

31.012

10.937

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

 

389

753

698

692

693

– 1

Kern Fysische Dienst

     

6.211

3.690

3.293

397

Koninklijk Nederlands Meteorologsich Instituut

       

950

 

950

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

88.646

89.292

86.418

103.039

110.603

113.106

– 2.503

Doorsluis COVA heffing (14.2)

88.646

89.292

86.418

100.947

107.594

111.000

– 3.406

TNO bodembeheer (14.2)

     

2.092

3.009

2.106

903

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

56.397

37.606

74.029

38.100

64.899

32.128

32.771

ECN/NRG (14.3)

55.956

37.232

73.557

37.757

57.903

31.347

26.556

Interne begrotingsreserve risicopremie lening ECN/NRG

       

6.600

 

6.600

Diverse instituten (14.2)

441

374

472

343

396

781

– 385

               

ONTVANGSTEN

7.866.462

11.299.393

11.960.294

13.547.739

10.801.567

12.165.411

– 1.363.844

COVA

88.646

89.292

86.436

100.947

107.594

111.000

– 3.406

SDE+

     

97.363

173.619

200.000

– 26.381

Aardgasbaten

7.657.541

11.165.588

11.839.743

13.342.665

10.505.291

11.850.000

– 1.344.709

Ontvangsten zoutwinning

2.443

2.379

2.350

2.373

2.474

1.761

713

Diverse ontvangsten

117.832

42.135

31.765

4.391

10.405

2.650

7.755

Ontvangsten Geothermie

       

2.184

 

2.184

Toelichting op de verplichtingen

De lagere verplichtingenrealisatie houdt met name verband met de sluiting van de laatste fase van de openstelling SDE+ regeling in december 2014. Hierdoor zal een deel van de toezeggingen pas in 2015 plaatsvinden.

Toelichting op de uitgaven

Subsidies

De (per saldo) lagere uitgaven hebben met name betrekking op:

  • Een deel van de toezeggingen Topsectoren Energie vindt in 2015 plaats waarmee een deel van de betalingen ook verschuift naar 2015.

  • Hogere uitgaven als gevolg van een groot aantal vertraagde energie innovatieprojecten uit het verleden in het kader van de Innovatie Agenda Energie (IA) die dit jaar tot uitbetaling zijn gekomen.

  • De lagere uitgaven (€ 27,8 mln) zijn te verklaren door overhevelingen van in totaal € 5,0 mln naar het Gemeente- en Provinciefonds en daarnaast zijn er in 2014 minder Green Deals afgesloten dan beoogd (€ 22,8 mln).

  • Lagere uitgaven op het onderdeel Energieakkoord zijn met name het gevolg van subsidietoezeggingen in het kader van de regeling Demonstratie energie-innovatie (DEI) die pas laat in het jaar hebben plaatsgevonden en niet meer hebben geleid tot kasuitgaven in 2014.

  • De lagere uitgaven op het onderdeel Carbon Capture and Storage (CSS) betreffen met name het Rotterdam Opslag en Afvang Demonstratieproject (ROAD), omdat de finale investeringsbeslissing nog niet genomen is en het voor 2014 geraamde budget voor bevoorschotting daarom niet benut is.

  • Lagere uitgaven voor Caribisch Nederland omdat de investeringen in duurzame energie in tegenstelling tot eerdere verwachting niet zijn gedaan in 2014.

Topsector Energie

In de Topsector Energie is het onderzoek- en innovatieportfolio van de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) in 2014 verder aangescherpt en is het aantal deelnemende partijen toegenomen. Hiervan komt bijna de helft uit het MKB. Uit een studie van CE Delft en Triple E blijkt dat de Topsector Energie de juiste dingen doet. Het rapport beveelt onder meer aan om de visie en doelstellingen van de Topsector Energie te verduidelijken (bron: http://topsectorenergie.nl/programmering-2015-topsector-energie).

In 2014 zijn de eerste stappen gezet voor een TKI-overstijgend thema systeemintegratie. Het thema systeemintegratie is gericht op onderzoek en innovaties naar toekomstige uitdagingen waarmee het energiesysteem wordt geconfronteerd door de energietransitie. Hiervoor zijn in 2014 de eerste onderzoeken gestart. De deelname van de Nederlandse energiesector aan het Europese onderzoeksprogramma Horizon 2020 is goed.

Innovatieprogramma voor demonstratieprojecten

Op 1 juli 2014 is de nieuwe demonstratieregeling voor energie-innovatieprojecten (DEI) voor het eerst opengesteld tot 1 november 2014 naar aanleiding van de afspraak in het Energieakkoord voor duurzame groei. Dit is later dan gepland, waardoor het afgeven van de beschikkingen zal plaatsvinden in 2015.

De regeling is ruim overtekend voor 3,5 keer het beschikbare budget van € 24 mln. Een kwart van de ingediende projecten is positief beoordeeld door de externe beoordelingscommissie. Er zal voor ongeveer € 22 mln aan projecten ondersteund worden. Het betreft projecten op het gebied van groen gas, biobased economy, wind, geothermie, zon, smart grids, gebouwde omgeving, energiebesparing en energie uit water. Reden dat er relatief veel aanvragen niet positief beoordeeld zijn is dat indieners nog niet altijd goed genoeg op de hoogte zijn dat het project ook een bredere economische impact moet hebben buiten het eigen project. In 2015 krijgt dit extra aandacht in de communicatie. De verwachting voor 2015 en verder is positief, gezien de resultaten die de komende tijd gaan komen uit het topsectorenbeleid.

Kengetal

2010

2011

2012

2013

Realisatie 2014

Ambitie 2014

Private R&D-investeringen (uitgedrukt in % van omzet) 1

Bron: CBS

2.4%

n.v.t.

geen publicatie

n.v.t

geen publicatie

n.v.t.

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI 2

Bron: RVO

n.v.t.

n.v.t.

3013

486

612

10% groei t.o.v. 2013

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het zevende EU kaderprogramma thema energie 4

6,8%

7,4%

7,0%

6,8%

6,6%

6,9%

Bron: RVO

           
1

Onderzoek naar private R&D investeringen vond elke twee jaar plaats. Voor 2009, 2011 en 2013 zijn daardoor geen gegevens beschikbaar. Het CBS publiceert dit kengetal niet meer. Met ingang van de begroting 2016 zal dit kengetal derhalve vervallen.

2

In september 2012 zijn de TKI ’s opgericht. Daardoor zijn er geen gegevens beschikbaar voor de jaren 2010 en 2011.

3

De oorspronkelijke waarde van 333 is bijgesteld naar 301. Oorzaken hiervoor waren: het terugtrekken van bedrijven uit samenwerkingsprojecten en goedgekeurde projecten die uiteindelijk niet zijn doorgegaan of waarvan de aanvraag is ingetrokken.

4

De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007.

Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie

De overheid en het bedrijfsleven hebben meerjarenafspraken energie-efficiëntie afgesloten (MJA-convenant). De convenanten stimuleren energie-efficiëntie in de industrie. In 2014 is onder meer naar aanleiding van de evaluatie van de Meerjarenafspraken Energie Efficiëntie ETS ondernemingen het convenant verstevigd. Het betreft onder meer het aanscherpen van de naleving en handhaving en het uitbreiden van de eisen aan de energie efficiëntieplannen die bedrijven opstellen.

Compensatieregeling Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Op 1 januari 2014 is in het kader van het Energieakkoord de subsidieregeling compensatie indirecte emissiekosten ETS in werking getreden. Het beschikbare budget voor de regeling en uitvoering bedroeg € 78 mln. Er is in 2014 uiteindelijk een beroep gedaan op de regeling voor € 57 mln. Het lagere beslag is ontstaan doordat minder bedrijven in aanmerking kwamen of een aanvraag indienden voor de compensatie dan van tevoren was ingeschat. De subsidieregeling is op verzoek van de Tweede Kamer op 20 november 2014 gewijzigd. De wijziging houdt in dat ondernemingen die in 2015 voor subsidie in aanmerking willen komen, hun energie-efficiëntie dienen te verbeteren door een energie efficiency plan (EEP) op te stellen, uit te voeren en daarover te rapporteren. Dit is een verplichting die is overeengekomen in de Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS (MEE) en Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie 2001–2020 (MJA3).

Green Deal

In 2014 is er een Green Deal voor diepe geothermie afgesloten en een Green Deal over de verduurzaming van schoolgebouwen. Andere Green Deals op het terrein van energie zijn in voorbereiding. In totaal zijn er 105 Green Deals waarbij energie één van de thema’s is. Bij 51 van deze deals is energie het hoofdthema. 2014 heeft in het teken gestaan van de uitvoering van de bestaande Green Deals. 6 Green Deals waarbij energie het hoofdthema is, zijn inmiddels afgerond.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)/ Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De kasuitgaven Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) zijn in 2014 bijna € 38 mln lager uitgevallen dan het begrote bedrag (€ 470 mln). De lagere uitgaven zijn het gevolg van lagere subsidiabele producties dan waarmee in de begroting is gerekend. Een deel van dit bedrag kan in de jaren na 2014 alsnog tot uitbetaling komen. Op het Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) instrument lagen de uitgaven over 2014 in totaal ruim € 233 mln lager dan begroot (€ 417 mln). Dit is vooral veroorzaakt door het niet tot betaling komen van subsidieprojecten, omdat deze vertraging in de oplevering hebben opgelopen. Die subsidie zal aan het einde van de subsidieperiode van deze projecten alsnog tot uitbetaling komen.

Duurzame energieproductie/SDE+

In april is de SDE+ regeling 2014 in zes fasen opengesteld met een verplichtingenbudget van € 3,5 mld. De kasuitgaven in het kader van de SDE+ zijn in 2014 € 134 mln lager uitgevallen dan het in de begroting beschikbare bedrag (€ 200 mln), als gevolg van het trager op gang komen van projecten dan eerder geraamd. De onbesteed gebleven middelen blijven beschikbaar voor uitgaven in de jaren na 2014.

Interne begrotingsreserve Duurzame energie

Sinds 2013 is er een interne begrotingsreserve voor duurzame energie. De reserve is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2014 is € 369 mln in de reserve gestort. Daarvan was € 16 mln afkomstig van de MEP, € 220 mln afkomstig van de SDE (in totaal dus € 236 mln uit de algemene middelen) en € 134 mln van de SDE+ (afkomstig uit de opslag duurzame energie).

Bedragen x € 1.000

Stand 1/1/2014

225.007

+ Storting

+369.356

Stand per 31/12/2014

594.363

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Bron

Duurzame energieproductie

4,2%

2011

4,5%

nog niet bekend

CBS

Bron: ECN, PBL, CBS, RVO

De over 2014 gerealiseerde waarde zal het CBS in februari 2016 publiceren.

De doelstelling voor duurzame energieproductie moet worden bereikt op de meest kostenefficiënte wijze. De SDE+ is daarvoor het belangrijkste instrument. In het Energieakkoord is de doelstelling van 14% in 2020 en 16% in 2023 vastgesteld. Naar verwachting zullen wind op zee, wind op land en biomassa de belangrijkste bijdrage leveren. Het aandeel duurzame energie in 2013 was 4,5%.

Carbon Capture and Storage (CCS)

In 2014 is gewerkt aan een visie voor de afvang en opslag van CO2 (CCS). In het Energieakkoord is afgesproken dat de overheid een langetermijnvisie zou ontwikkelen op de positie van CCS in de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening. Belangrijk daarbij is dat er een beeld is bij het beleid dat nodig is voor CCS en voor Carbon Capture and Use (CCU) in de periode tot 2050, met de nadruk op de periode tot 2030. Dit zal in breder perspectief meegenomen worden in het Energierapport 2015 en de Structuurvisie Ondergrond. Er is door E.ON en GDF-SUEZ nog geen definitief investeringsbesluit voor het Rotterdamse CCS- project ROAD genomen. In samenspraak met de EU en andere Lidstaten wordt nu naar een oplossing gezocht. De verwachting is dat er in de eerste helft van 2015 duidelijkheid is over de toekomst van ROAD.

Elektrisch rijden

In 2014 zijn de werkgelegenheid, omzet en export van de elektrische vervoersector, van deze in absolute termen nog kleine sector, flink gegroeid. Zo heeft Tesla in 2014 besloten om een extra assemblagehal in Tilburg in gebruik te nemen. De groeiverwachtingen binnen de EV-sector blijven positief. In de periode tot 2020 kan de sector verder groeien van de huidige 1.600 fte tot zo’n 10.000 voltijdsbanen (bron: CE Delft, 2014). Het aantal elektrische voertuigen groeide minder hard dan in 2013; het totale aantal voertuigen nam toe van 30.200 tot 46.100. Plug-in hybrides, die zowel elektrisch kunnen laden als benzine of diesel kunnen tanken, vormen daarvan nog steeds de grote meerderheid. Het aantal publiek toegankelijke laadpunten nam toe van 3.521 tot 5.421, het aantal semi-publieke van 2.249 tot 6.439, het aantal snellaadpunten van 106 tot 254 en het aantal private laadpunten van naar schatting 18.000 tot naar schatting 28.000. Het tekort aan laadpunten in de openbare ruimte is in 2014 opgelopen. Een belangrijke reden is dat het niet is gelukt om voor eind 2014 de aangekondigde privaat-publieke afspraak over de financiering van deze laadinfrastructuur tot stand te brengen.

Garanties

Geothermie

Op de garantieregeling geothermie is in 2014 zoals voorzien niets uitgekeerd. De huidige openstelling loopt t/m 13 maart 2015. In deze openstelling zijn tot nu toe drie aanvragen ingediend. Zeven beschikkingen uit eerdere openstellingen zijn nog van kracht.

Interne begrotingsreserve Geothermie

Bedragen x € 1.000

Stand 1/1/2014

10.831

+ Storting

+9.206

Stand per 31/12/2014

20.037

De interne begrotingsreserve voor de garantieregeling Geothermie is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Geothermie betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO) die wordt gestort in de interne begrotingsreserve.

Als dekking voor eventuele toekomstige uitgaven heeft in 2014 een storting van € 9,2 mln in een interne begrotingsreserve plaatsgevonden.

Opdrachten

De hogere uitgaven op het onderdeel O&O bodembeheer zijn met name toe te schrijven aan aanvullende- en vervolgonderzoeken inzake de aardgaswinning in Groningen.

Joint Implementation

In 2014 zijn de aankoopcontracten met de EBRD, de Wereldbank en ERUPT afgerond en zijn de resterende gelden terug geboekt naar EZ. In 2014 zijn er uit het Prototype Carbon Fund van de Wereldbank nog 174.493 CER’s (Certified Emmission Reductions) op de EZ-rekening bijgeschreven. Deze rechten kunnen nog ingezet worden in het kader van de 2e Kyoto periode die tot 2020 loopt.

Stralingsbescherming en Nucleaire Veiligheid

Op grond van Europese richtlijnen moet elke EU-lidstaat ten minste om de tien jaar een zelfevaluatie uitvoeren van de nationale nucleaire wet- en regelgeving en van de bevoegde regelgevende autoriteit. Deze zelfevaluatie is in november 2014 door het Internationaal Atoomenergieagentschap beoordeeld in een Integrated Regulatory Review Service (IRRS). De Kernenergiewet en de daarop gebaseerde regelgeving, de samenwerking tussen de diverse departementen die zich met nucleaire veiligheid en stralingsbescherming bezig houden en de wijze van handhaving en toezicht zijn beoordeeld. Het IRRS-team, dat bestond uit deskundigen uit andere landen, beoordeelde Nederland positief en gaf een aantal aanbevelingen ter verhoging van de nucleaire veiligheid in Nederland.

Voor het verhogen van de internationale nucleaire beveiliging zijn bijdragen geleverd aan de Nuclear Security Summit 2014 en de Nuclear Industry Summit. Beide internationale conferenties werden eind maart 2014 georganiseerd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Autoriteit Nucleaire Veiligheid (ANVS)

De afgelopen jaren waren diverse overheidstaken en de kennis over nucleaire veiligheid en stralingsbescherming verspreid over verschillende instanties. In januari 2014 heeft de ministerraad besloten dat er een onafhankelijke autoriteit gevormd moest worden. Met 1 januari 2015 als startdatum voor deze nieuwe autoriteit is het afgelopen jaar een Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) opgebouwd waarin kennis en kunde is gebundeld. De ANVS voldoet aan internationale richtlijnen (zoals die van het internationale atoomenergieagentschap IAEA) en werkt nauw samen met nationale en internationale organisaties.

Bijdragen aan agentschappen

Voor de uitvoering van diverse regelingen (onder andere Nationaal Energie Akkoord, Green Deal) zijn extra uitgaven gedaan ten behoeve van het agentschap RVO.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

De afdracht aan de COVA is lager dan geraamd, omdat het volume aardolieproducten waarover de voorraadheffing is geheven in 2014 lager is uitgekomen dan de raming.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN)/ Nuclear Research Group (NRG)

ECN heeft in 2014 deelgenomen aan 5 van de 7 thema’s van de Topsector Energie en voert daarin door middel van PPS-constructies samen met het bedrijfsleven onderzoeks- en demonstratieprojecten uit. In 2014 is een lening verstrekt aan ECN van maximaal € 82 mln tegen een marktconforme rente. Hiertoe werd besloten nadat gebleken was dat ECN niet in staat was tijdig een lening van marktpartijen te betrekken en vanwege het publieke belang van ECN/NRG voor de volksgezondheid (beschikbaarheid medische radio-isotopen) en de kennisinfrastructuur (energieonderzoek). De lening wordt in tranches uitbetaald – in 2014 is een eerste tranche van € 25 mln uitbetaald. De lening is verstrekt onder voorwaarden van een veilige bedrijfsvoering van de Hoge Flux Reactor en een vooruitzicht van een gezonde, commerciële en verantwoorde bedrijfsvoering door ECN en NRG.

Interne begrotingsreserve risicopremie lening ECN/NRG

Bedragen x € 1.000

Stand 1/1/2014

 

+ Storting

+6.600

Stand per 31/12/2014

6.600

Diverse instituten

De doelstelling om samenwerking in de Noordwest-Europese elektriciteitsmarkten te verstevigen is bereikt. Binnen het Pentalaterale Forum is verder gewerkt aan de integratie van regionale markten en een gezamenlijke aanpak van leveringszekerheidvraagstukken. Een belangrijke stap in 2014 betrof het opstellen van een regionale analyse over de leveringszekerheid in de Noordwest-Europese regio door de gezamenlijke landelijke netbeheerders (TSO’s). Daarnaast is ook de samenwerking met buurlanden geïntensiveerd, in het bijzonder met Duitsland en België. Met Duitsland is een bilateraal akkoord voor een brede energie-samenwerking opgesteld en met België is een soortgelijk initiatief voorzien in 2015. Belangrijke onderwerpen voor bilateraal overleg zijn: leveringszekerheid, de integratie van hernieuwbare energie, (grensoverschrijdende) infrastructuur en innovatie.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

De lagere ontvangsten zijn het gevolg van een lager volume aardolieproducten, waarover de voorraadheffing is geheven, dan was geraamd.

SDE+

Het Ministerie van Financiën heeft in 2014 aan heffingen minder gerealiseerd dan geraamd. De ontvangsten zijn achtergebleven bij de raming vanwege de relatief warmere winter in 2014.

Aardgasbaten

De baten vallen lager uit dan geraamd vanwege een aantal oorzaken. De belangrijkste zijn de verkoopprijs en het productievolume. De verkoopprijs van het aardgas was lager dan geraamd. Als indicator hierbij geldt onder andere de beursprijs van gas dat op de marktplaats TTF verhandeld wordt. In de raming werd uitgegaan dat deze beursprijs 26 cent per m3 zou bedragen in 2014. De gerealiseerde beursprijs kwam uit op 21 cent per m3. Hiernaast is een lager gasvolume geproduceerd dan geraamd, namelijk 70 mld m3 in plaats van 71 mld m3. Naast de verkoopprijs en het productievolume wordt de tegenvaller veroorzaakt door onder andere de hogere kosten als gevolg van de aardbevingsrisico’s en een kleine overschatting welk gedeelte van de voorlopige afdracht op basis van de Mijnbouwwet al in 2014 plaats zou hebben.

Verwachting 2013–2014

2013

2014

Productie aardgas totaal (mld m3)

Bron: TNO

72

71

Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,25

1,32

Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

95

103

Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

23,9

26

Kengetallen

2010

2011

2012

2013

Realisatie

2014

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden

Bron: TNO

32 mld m3

29 mld m3

28 mld m3

27 mld m3

25 mld m3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

12

18

161

9

21

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

35

39

192

18

32

4. Productie aardgas totaal

Bron: TNO

86 mld m3

79 mld m3

78 mld m3

85 mld m3

70

5. Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,33

1,39

1,283

1,33

1,33

6. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

79,5

111,3

111,7

108,7

101,4

7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

15,8

22,94

24,04

26,0

21,3

1

De waarde wijkt af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarde. Uit een in februari 2014 ontvangen TNO-rapportage blijkt dat een correctie, in de tabel van 2012, van 1 is doorgevoerd in verband met een indeling in de verkeerde categorie.

2

De waarde wijkt af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarde. Uit een in februari 2014 ontvangen TNO rapportage blijkt dat een correctie, in de tabel van 2012, van 10 is doorgevoerd in verband met een rekenfout.

3

De waarde van de euro/dollarkoers wijkt af van de in de Rijksbegroting opgenomen waarde.

Deze waarde was gebaseerd op een raming van het CBS/CPB.

4

De waarden van 2011 en 2012 wijken af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarden.

Dit is veroorzaakt door het in het verleden toepassen van een onjuiste correctiefactor.

  • 1 t/m 4 In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1, 3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EZ stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • 5 t/m 7 De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollar-koers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.

Diverse ontvangsten

De hogere ontvangsten zijn met name toe te schrijven aan verrekeningen met het agentschap RVO. Daarnaast heeft een afrekening plaatsgevonden uit hoofde van het project Joint Implementation.

Licence