Base description which applies to whole site

1. BELEIDSPRIORITEITEN

Het jaar 2015 stond vooral in het teken van het uitvoeren van de hervorming van de woningmarkt: meer doorstroming in de sociale huurmarkt met behoud van betaalbaarheid voor de doelgroep, een groter aanbod van middeldure huurwoningen, meer stabiliteit in de koopwoningmarkt door het stapsgewijs verminderen van de schuldfinanciering en zorgen dat woningcorporaties weer de nadruk gaan leggen op hun kerntaak: het zorgen voor huisvesting van mensen met een laag inkomen.

Op het terrein van bouwen is in het kader van het Energieakkoord in 2015 verder gewerkt aan verduurzaming en aan het geven van meer ruimte voor de markt.

De vluchtelingenstroom is als gevolg van de oorlog(en) in het Midden-Oosten in 2015 fors toegenomen. Dit heeft geleid tot aangepast en nieuw beleid op het gebied van de huisvesting van vergunninghouders. Dit is verwoord in het bestuursakkoord Verhoogde asielinstroom van 27 november 2015 (Kamerstukken II 2015–2016, 19 637, nr. 2107).

De bedrijfsvoering van de Rijksdienst maakt al geruime tijd een ontwikkeling door richting meer efficiency en verbetering van de kwaliteit door rijksbrede samenwerking. In 2015 zijn stappen gezet om de governance en de bekostiging van de Shared Service-organisaties te vereenvoudigen. Veel aandacht ging in 2015 uit naar het onderwerp ICT. Met de Operatie Informatiebestel Rijk en de oprichting van het Bureau ICT-Toetsing zijn belangrijke stappen gezet richting verdere professionalisering van de ICT-functie binnen het rijk en betere beheersing van ICT-projecten. Op personeelsgebied is met de Mobiliteitsbrief richting gegeven aan de wijze, waarop vorm wordt gegeven aan een wendbare rijksdienst en duurzame inzetbaarheid van personeel.

WONEN

Koopmarkt: ruimte geven voor herstel

Met de hervorming van de woningmarkt zoals opgenomen in het Woonakkoord beoogde het kabinet meer vertrouwen te scheppen voor vragers en aanbieders op de koopwoningmarkt. In 2015 is gebleken dat deze aanpak zijn vruchten heeft afgeworpen. Het herstel in 2014 heeft zich in 2015 voortgezet: het aantal woningtransacties bereikte in 2015 weer bijna het niveau van voor de crisis. De huizenprijzen stegen in 2015 gestaag met 3%. Het herstel verschilt per regio, maar trad op in alle regio’s en bij alle woningtypen. (Bron: Staat van de woningmarkt 2015 Kamerstukken II 2015–2016, 32 847, nr. 203)

Om de koopwoningmarkt een meer stabiel karakter te geven, is een aantal maatregelen genomen om de schuldfinanciering terug te dringen, onder andere de «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio) en de verhuisregeling. Zo is het maximale leenbedrag ten opzichte van de waarde van de woning, de zogeheten «Loan-to-Value-ratio» (LTV-ratio), per 1 januari 2015 beperkt van 104% tot 103%. De komende jaren wordt dit stapsgewijs verder verlaagd naar 100% in 2018.(naar artikeltoelichting)

Het kabinet heeft een aantal maatregelen genomen om te verhinderen dat de effecten van de crisis zouden na-ijlen en het herstel zouden belemmeren. In 2015 is de verhuisregeling blijvend met een jaar verruimd, zodat de hypotheekrente van de voormalige of toekomstige woning tot maximaal drie jaar fiscaal aftrekbaar is. Binnen de termijn van drie jaar na het verlaten van de oude woning, na afloop van een periode van tijdelijke verhuur, blijft het mogelijk de (hypotheek)rente van de voormalige eigen woning af te trekken voor de inkomstenbelasting.

Met het herstel van de woningmarkt, kan een aantal crisismaatregelen stapsgewijs worden teruggedraaid. In 2015 is de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) teruggebracht van € 265.000 tot € 245.000. Deze stap is onderdeel van de stapsgewijze afbouw van de kostengrens tot de gemiddelde woningwaarde.

Huurmarkt: evenwichtig en bereikbaar

Eind december 2015 is het wetsvoorstel Doorstroming Huurmarkt 2015 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 373, nr. 2). In lijn met het Sociaal Huurakkoord dat Aedes en Woonbond in juli 2015 overeen kwamen, streeft het kabinet met deze wet naar invoering van een huursombenadering. Dit houdt in dat de gemiddelde huurstijging per woningcorporatie niet hoger mag zijn dan de inflatie plus één procentpunt (inclusief harmonisatie). Binnen deze huursomstijging zijn op individueel niveau huurstijgingen mogelijk tot maximaal 2,5 procentpunt bovenop de inflatie.

Tevens breidt het wetsvoorstel Doorstroming Huurmarkt via een wijziging van het Burgerlijk Wetboek de mogelijkheden voor tijdelijke huurcontracten uit. Zo komen er, analoog aan de campuscontracten voor studenten, meer mogelijkheden om doorstroming te bevorderen bij woningen voor bepaalde doelgroepen. Daarnaast komt er een huurovereenkomst van maximaal 2 jaar.

Op 1 oktober 2015 is het nieuwe woningwaarderingsstelsel in werking getreden. Doordat de WOZ-waarde van een huurwoning nu onderdeel uitmaakt van het woningwaarderingsstelsel, komt de gewildheid en de locatie van een huurwoning beter tot uitdrukking bij de bepaling van de maximaal redelijke huurprijs.

Inspelen op woonwensen van specifieke groepen

In 2015 had de huisvesting van specifieke groepen de aandacht. Het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting werd afgerond. In totaal zijn er in de periode 2011–2015 een kleine 40.000 extra eenheden voor studenten gerealiseerd. In 9 regio’s waren in 2014 bestuurlijke afspraken gemaakt om 31.000 nieuwe huisvestingsplekken voor EU-arbeidsmigranten te realiseren. Eind 2015 was ruim de helft van deze plekken gerealiseerd.

Tevens is in 2015 werk gemaakt van de Transitieagenda Langer Zelfstandig Wonen van ouderen en mensen met een geestelijke of lichamelijke handicap of een psychiatrische beperking. Het Aanjaagteam Langer Zelfstandig Wonen heeft in juni 2015 een voortgangsrapportage gepubliceerd waarin zij rapporteren over hun activiteiten, zoals kennisdeling en advisering. (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847, nr. 182)

Stelselwijziging woningcorporaties: terug naar de kerntaak en scherp toezicht

Op 1 juli 2015 trad de Herziening van de Woningwet in werking. Kernpunten van de herziening van de wet zijn een versterking van het interne- en externe toezicht op woningcorporaties, een versterking van de rol van gemeenten en huurdersorganisaties als het gaat om de prestaties van woningcorporaties en een beperking van het werkterrein van de woningcorporatie tot verhuur en bouw van sociale huurwoningen, maatschappelijk vastgoed en leefbaarheid, ook wel de opgedragen dienst van algemeen economisch belang (DAEB) genoemd. Niet DAEB activiteiten zoals de bouw van koopwoningen en dure huurwoningen zijn alleen toegestaan als er geen marktpartijen zijn die dat willen doen. Woningcorporaties moeten daarnaast een scheiding aanbrengen tussen hun DAEB activiteiten en hun overige activiteiten.

Het toezicht op woningcorporaties is versterkt met de komst van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) per 1 juli 2015. De Autoriteit houdt integraal toezicht op de financiën, rechtmatigheid, integriteit en governance van woningcorporaties en is organisatorisch ondergebracht bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Per 1 januari 2016 is de formele reorganisatie afgerond, waarmee de Aw een apart domein is binnen de ILT.

Met de inwerkingtreding van de nieuwe Woningwet zijn woningcorporaties op grond van de passendheidsnorm verplicht om jaarlijks bij toewijzing van woningen aan huishoudens met recht op huurtoeslag in minstens 95% van de gevallen een woning toe te wijzen met een huur onder de aftoppingsgrens. Met deze maatregel wordt de betaalbaarheid van het wonen voor de doelgroep van de huurtoeslag verzekerd.

Governance

De relatie tussen het Rijk en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) is in 2015 verstevigd. Per 1 juli 2015 zijn de statuten en overeenkomsten met het WSW aangepast, waarbij het Rijk goedkeuringsbevoegdheden ten aanzien van het beleid en de governance van het WSW heeft gekregen. Daarnaast wordt gewerkt aan de vormgeving van publiekrechtelijk toezicht op het WSW. Dit toezicht zal worden uitgeoefend door de Autoriteit woningcorporaties.

Migratie

In 2015 zijn aanvullende maatregelen afgesproken om te voorkomen dat de huisvesting van het toenemend aantal vergunninghouders leidt tot verdringing van andere woningzoekenden in de sociale huursector. De maatregelen die bijdragen aan de uitstroom van vergunninghouders uit de opvangcentra van het COA naar reguliere huisvesting zijn vastgelegd in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom (november 2015). Zo is er nu de tijdelijke regeling stimulering huisvesting vergunninghouders, bedoeld om extra huisvestingscapaciteit te realiseren. De regelgeving is aangepast zodat woningcorporaties meer mogelijkheden krijgen een rol te vervullen in de huisvesting van vergunninghouders. Ook wordt het mogelijk rijkspanden kostendekkend te verhuren aan gemeenten voor de huisvesting van vergunninghouders.

Ten slotte is vanuit het Expertteam (kantoor)transformatie bijgedragen aan het ondersteuningsteam asielzoekers en vergunninghouders van de VNG dat gemeenten ondersteunt bij huisvesting van deze doelgroep.

Bouwen en duurzaamheid: ruimte voor de markt

Bouwregelgeving

Het beleidsprogramma bouwregelgeving stond in het teken van meer ruimte voor de markt en duurzaamheid.

In 2015 is gewerkt aan wijzigingen in de bouwregelgeving. In 2015 is in overleg met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) en andere partners uit het veld gewerkt aan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL), één van de vier AMvB’s onder de Omgevingswet en het besluit waarin de bouwregelgeving zal worden opgenomen. In 2015 is een voorlopige versie van dit besluit voorgelegd aan de belangrijkste belanghebbenden (onder andere VNG, IPO, VNO-NCW en het overlegplatform bouwregelgeving).

Door wijziging van het Bouwbesluit en de regeling Bouwbesluit per 1 juli 2015 is gewerkt aan het garanderen van de bouwkwaliteit. Daarnaast is in 2015 verder gewerkt aan het ontwikkelen van een nieuw systeem van kwaliteitswaarborgen voor de bouw. Het wetsvoorstel is in mei 2015 voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Ook zijn in opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de regeldruk en maatschappelijke baten en lasten van het voorstel.

Energieprestaties

In 2015 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord verder ingevuld voor onder meer verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen. Begin 2015 is een voorlopig energielabel verzonden naar alle particuliere woningeigenaren die nog niet beschikten over een energielabel. Sinds juni 2015 kunnen verenigingen van eigenaren (VvE’s) een beroep doen op het Nationaal Energiebespaarfonds voor het afsluiten van leningen voor energiebesparende maatregelen. Het beroep op de Stimuleringsregeling energieprestatie huursector bedroeg eind 2015 55 miljoen euro. De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft in 2015 met geld van het Rijk lokale initiatieven voor energiebesparing ondersteund. De Europese richtlijn Energieprestatie van gebouwen (EPBD) is in 2015 ingevoerd.

In de Nationale Energieverkenning 2015 hebben het Energieonderzoek Centrum Nederland, het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek gemeld dat het energieverbruik blijft dalen, maar dat het tempo ervan afneemt. Op verzoek van de Tweede Kamer hebben de partijen van het Energieakkoord eind 2015 afspraken gemaakt om de doelen van het akkoord binnen bereik te houden.

Woningbouw

Het streven van het kabinet om in 2015 de bouwsector beter te laten aansluiten bij de wensen van bewoners en gebruikers, heeft geresulteerd in een toename van het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw ten opzichte van 2014.

Het Expertteam Versnellen ondersteunt (op aanvraag) gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling. Het expertteam blijft tot aan de invoering van de Omgevingswet actief.

Het Expertteam Transformatie heeft in 2015 de rapportage 2013–2015 opgeleverd (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 201). Het aantal transformaties is de laatste jaren sterk is toegenomen (Kamerstukken I, 2015–2016, 32 769, nr. L1). Ook zijn verschillende goede voorbeelden van transformatie van zorgvastgoed in «reguliere woonruimte» voor ouderen, starters, studenten en arbeidsmigranten in de rapportage opgenomen.

In 2015 is de eerste fase van het MIRT-onderzoek «Stimuleren Stedelijke Wonen in de Zuidelijke Randstad» afgerond. Aanleiding voor dit onderzoek is de afname in de binnenstedelijke woningbouwproductie in deze regio, terwijl de trek naar de stad juist toeneemt. Het onderzoek heeft ten doel na te gaan waaraan dit ligt en welke maatregelen er mogelijk zijn om de productie te stimuleren. De eerste fase leverde een aantal concrete producten op, zoals het «omgekeerde bidbook» van de Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed Nederland (IVBN) en adviezen voor de aanpassing van de «ladder voor duurzame verstedelijking» en het ontwikkelen van een gebiedsinvesteringszone.

Een leefbare woonomgeving: handvatten bieden aan lokale partijen

In 2015 is met verschillende partners gewerkt aan het realiseren van een leefbare en veilige woonomgeving. Met de wijzigingen van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, de Woningwet en de Huisvestingswet hebben gemeenten meer instrumenten in handen gekregen om overlast en verloedering tegen te gaan.

De wijziging van de wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek maakt het voor gemeenten mogelijk om woningzoekenden met een crimineel of overlast verleden, te weren uit gebieden die kampen met ernstige leefbaarheidproblemen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 314, nr. 3).

Daarnaast heeft het Rijk lokale partijen ondersteund met kennis, onder andere door het organiseren van leerkringen.

Rotterdam Zuid heeft ondersteuning gekregen bij de aanpak van de fysieke problematiek. Krimp- en anticipeerregio’s zijn ook in 2015 met kennis en middelen gefaciliteerd bij de aanpak van bevolkingsdaling. Met regionale partners is samengewerkt aan de opstelling van een nieuw Actieplan Bevolkingsdaling voor de periode 2016–2020.

RIJKSDIENST

Het kabinet streeft naar een meer slagvaardige, dienstverlenende en kostenbewuste rijksdienst. Met een mix van lopende en nieuwe initiatieven wordt geld bespaard en kwaliteitswinst geboekt.

Het programma Compacte Rijksdienst is in 2015 afgerond en waar nodig overgedragen aan bestaande organisatieonderdelen van het Rijk. Dit programma richt zich op de totstandkoming van een rijksbrede infrastructuur voor de bedrijfsvoering en clustering van werkzaamheden van uitvoering- en toezichtorganisaties.

Daarnaast hebben tal van andere initiatieven en projecten binnen de rijksdienst in 2015 bijgedragen aan verbetering van de efficiency en de kwaliteit van de dienstverlening:

  • De verdere ontwikkeling van de shared service-organisaties inclusief vereenvoudiging van de governance (oprichting bestuurlijk overleggen) en de bekostiging (centrale bekostiging voor P-Direkt en FMHaaglanden).

  • Het ter uitvoering van het kabinetsstandpunt Tijdelijke Commissie ICT-projecten opgezette Programma Operatie Informatiebestel Rijk (OIR), gericht op strakkere sturing en de beheersing van ICT-projecten. De vorming van het Bureau ICT-Toetsing maakt onderdeel uit van de getroffen maatregelen.

  • De diverse vormen van samenwerking tussen departementen op bedrijfsvoeringgebied, zoals gezamenlijke huisvesting, facilitaire dienstverlening en gezamenlijk gebruik van financiële systemen.

  • De vorming van een rijksbrede medezeggenschap.

  • De samenvoeging per 1 januari 2015 van de ICT shared servic-organisaties (SSC-ICT Den Haag en SSC-ICT Den Haag pijler II (voormalig Gemeenschappelijk Dienstencentrum ICT)) tot één shared service-organisatie (SSC-ICT Haaglanden).

In 2015 heeft de invulling van het centraal opdrachtgeverschap P-Direkt vorm gekregen. De centraal opdrachtgever heeft de dienstverleningsopdracht in afstemming met de eisen en wensen van de afnemers, verleend aan P-Direkt en heeft er op toegezien dat de afgesproken diensten binnen het beschikbare budget en volgens kwaliteitsafspraken geleverd zijn. Samen met de partners in het Bestuurlijk Overleg is er op deze wijze invulling gegeven aan de besturing van P-Direkt waarmee het voor departementen verantwoord is gebleken om de oude rollen los te laten en daadwerkelijk de bestuurlijke drukte te verminderen.

In de Aanbiedingsbrief bij de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2014 (Kamerstukken II 31 490, nr. 174) zijn maatregelen aangekondigd gericht op de verdere verbetering van de beheersing van de uitgaven voor personeel en materieel, de zogenaamde apparaatsuitgaven. In 2015 zijn de procedures aangescherpt om strakker aan de voorkant te gaan sturen op de apparaatsuitgaven. De hoofdregel is dat als er sprake is van extra uitgaven, de desbetreffende Minister die in beginsel uit het eigen apparaatbudget dekt. Daarnaast zijn voorbereidingen getroffen om de manier waarop departementen in hun begroting en verantwoording omgaan met de post «bijdrage agentschappen» te uniformeren. Daardoor kunnen de apparaatlasten van agentschappen afzonderlijk zichtbaar worden gemaakt en kunnen deze beter worden gevolgd.

Strategisch personeelsbeleid Rijk

Op 2 oktober 2015 is een nieuwe CAO voor de sector Rijk tot stand gekomen. Deze heeft een looptijd tot ultimo 2016. Naast een inkomensverbetering bevat de CAO afspraken over het verlengen van het van-werk-naar-werk-beleid tot ultimo 2016. Ook is in de nieuwe CAO afgesproken een agenda strategisch personeelsbeleid Rijk 2025 op te stellen, zodat bij de volgende CAO vernieuwende afspraken kunnen worden gemaakt die passen bij een wendbare en kwalitatief hoogstaande rijksdienst en die recht doen aan de professionele medewerkers en hun duurzame inzetbaarheid.

Het UWV houdt de voortgang van de banenafspraak uit het sociaal akkoord (2013) in de gaten. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft het te realiseren aantal extra banen bij de overheid (25.000 in 2023) naar rato van het aantal fte’s uitgesplitst over de verschillende overheidssectoren. Voor de sector Rijk betekent dit in 10 jaar 3.340 extra banen – verdeeld over de Ministeries – voor mensen met een arbeidsbeperking.

In mei 2015 heeft het kabinet besloten tot de instelling van een Groepsondernemingsraad Rijk (GOR Rijk). De secretaris generaal van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overlegt met de GOR Rijk. Een groot deel van 2015 is besteed aan de inrichting en werkwijze van de Groepsondernemingsraad.

In 2015 heeft Bureau Algemene Bestuursdienst (ABD) de personeelscyclus voor de ambtelijke top versterkt. Ook het ontwikkelaanbod voor topmanagers binnen de rijksdienst is verder uitgebreid. Daarbij is in het bijzonder aandacht besteed aan ontwikkelmogelijkheden op het gebied van vakmatige aspecten (zoals ICT en communicatie), leiderschap en reflectie.

Het aandeel vrouwen dat op 31 december 2015 een topfunctie bekleedde binnen de rijksoverheid was 31%1. Om de instroom van vrouwen in de ABD te vergroten, zorgt Bureau Algemene Bestuursdienst er onder meer voor dat er voldoende zicht is op talent en managementpotentieel binnen de rijksdienst.

Vastgoed

Ook in 2015 was de afstoot van rijksvastgoed een belangrijke opgave. Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft 155 verkopen gerealiseerd: ruim 350 hectare en 56 gebouwen of gebouwcomplexen. Daarnaast zijn 29 monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie overgedragen aan de Nationale Monumentenorganisatie. Met deze overdracht is de toekomst van dit cultureel erfgoed gewaarborgd.

Het RVB heeft bijgedragen aan de uitvoering van het in november 2015 gesloten bestuursakkoord Verhoogde asielinstroom. Vanaf medio september 2015 is overtollig rijksvastgoed actief aangeboden om vluchtelingen in op te vangen: aan het COA voor de opvang van asielzoekers en aan gemeenten voor de huisvesting van statushouders. Op verzoek van het COA levert het RVB – zolang dit nodig is – aanvullende diensten zoals het gebruiksklaar maken van rijkspanden, het gebouwbeheer gedurende het gebruik door het COA en het actief schouwen en/of huren van panden van derden. Ook aan gemeenten heeft het RVB extra dienstverlening aangeboden. Zo kunnen gemeenten rijksvastgoed, bedoeld voor de huisvesting van statushouders, huren tegen kostendekkende prijzen. Eind 2015 waren 25 objecten verhuurd aan het COA (totaal 310.000 m2 bruto vloeroppervlak) en nog eens 37 objecten in optie bij het COA en verschillende gemeenten. Vanzelfsprekend staat het gemeenten en het COA nog steeds vrij rijksobjecten te kopen. Hiervoor gelden dan gewone marktconforme prijzen, zodat er geen sprake is van markverstoring door het verlenen van staatssteun.

Conform het energieakkoord levert het Rijksvastgoedbedrijf met het beheer en de ontwikkeling van het eigen vastgoed een bijdrage aan energiebesparing, energieneutraliteit, duurzame energieopwekking en circulaire economie.

In 2015 heeft het Rijksvastgoedbedrijf zich voorbereid op het nieuwe rijkshuisvestingsstelsel voor kantoren. Binnen het nieuwe stelsel worden taken en verantwoordelijkheden op het gebied van rijkshuisvesting anders verdeeld, wordt de rijkshuisvesting bestuurlijk en administratief eenvoudiger en is de beprijzingsmethodiek vereenvoudigd. Er is meer centrale regie waardoor nog beter kan worden gestuurd op het beperken van leegstand, het realiseren van aangepaste werkpleknormen en het toepassen van energiebesparende maatregelen binnen rijkskantoren. Met de mogelijkheid de huur per jaar op te kunnen zeggen worden departementen geprikkeld te bezuinigen op het gebruik van vierkante meters.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen

Realisatie

Artikel

Naam artikel

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Geheel artikel?

Artikel 1

Woningmarkt

                   

1.1

Betaalbaarheid

   

X

X

       

X

ja 1)

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

               

X

ja 1)

Artikel 2

Woonomgeving en bouw

                   

2.1

Energie en bouwkwaliteit

             

X

 

nee 2)

2.2

Woningbouwproductie

                 

ja 3)

2.3

Kwaliteit woonomgeving

X

     

X

   

X

 

nee 4)

Artikel 3

Kwaliteit Rijksdienst

             

X

 

nee 5)

Artikel 6

Uitvoering rijksvastgoedbeleid

                   

6.1

Doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

                 

nee 6)

6.2

Bijdrage materieel activa

                 

nee 6)

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link:

http://www.rijksbegroting.nl/2016/voorbereiding/begroting,kst212120_4.html

Voor de realisatie (hyperlinks) van beleidsdoorlichtingen en andere onderzoeken, zie de bijlage «Evaluatie en overig onderzoek».

Ad. 1 In de begroting voor Wonen en Rijksdienst is voor 2015 een beleidsdoorlichting van artikel 1 opgenomen. De Tweede Kamer is vooraf over de opzet en vraagstelling van deze beleidsdoorlichting geïnformeeerd en heeft eind 2015 de beleidsdoorlichting ontvangen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 120 nr 9).

Ad 2. De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting bestond uit afzonderlijke beleidsevaluaties op de thema's Energie en Bouwkwaliteit. De beleidsinstrumenten uit het Energieakkoord zijn niet in deze beleidsdoorlichting betrokken. Zoals is afgesproken in het Energieakkoord worden de hierin opgenomen beleidsinstrumenten in 2016 geëvalueerd.

Ad 3. In 2016 is een beleidsdoorlichting van artikelonderdeel 2.2 «Woningbouw» voorzien. De Tweede Kamer heeft de opzet en vraaagstelling hiertoe ontvangen evenals de antwoorden op de gestelde vragen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 120, nr. 7).

Ad. 4 De in 2014 uitgevoerde beleidsdoorlichting betrof het Programma Bevolkingsdaling, vallend onder artikelonderdeel 2.3 «Kwaliteit woonomgeving». Dit artikelonderdeel bevat ook andere beleidsdoelen. Een deel hiervan is in eerdere beleidsdoorlichtingen aan de orde geweest. Zo heeft de visitatiecommissie Wijkenaanpak in 2011 de wijkenaanpak doorgelicht.

Ad 5 Daar artikel 3 het beleid voor de gehele bedrijfsvoering van het Rijk omvat, is een beleidsdoorlichting in 1 jaar niet afdoende om het gehele beleid te evalueren. Het beleid ten aanzien van personeel kent ook een andere cyclus dan bijvoorbeeld het beleid ten aanzien van inkoop. Voor 2014 is gekozen voor een beleidsdoorlichting op een bijdrage die een groot budgettair beslag heeft binnen het artikel. Uiteraard wordt beleid wel geëvalueerd en regelmatig wordt de Kamer hierover geïnformeerd, zie de bijlage afgerond evaluatie- en overig onderzoek. Tijdens de begrotingsbehandeling in het najaar 2014 is aan de Tweede Kamer toegezegd dat in de begroting 2016 het doel en de reikwijdte van dit artikel duidelijker zal worden verwoord. In de begroting 2016 is voor dit artikel de rol en verantwoordelijkheid van de Minister hierop aangepast (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 000-XVIII).

Ad 6 De instrumenten op dit artikel hebben betrekking op de ondersteuning voor rijkshuisvesting en het onroerend goed van en voor het Rijk. Op artikel 6 wordt dan ook het beheer van de monumenten, de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van AZ en de Koning begroot en verantwoord, maar ook worden vanuit dit artikel de zakelijke lasten bekostigd en wordt de financiële relatie tussen het Ministerie en het RVB geregeld.Voor de zakelijke lasten en de «moederbijdrage» geldt dat zij geen beleidsmatige doelstellingen kennen en zich daarom niet lenen voor een doorlichting in de zin van doelmatigheid en doeltreffendheid. Daarbij komt dat op dit artikel momenteel 2 bewegingen spelen die van invloed zijn op het plannen van de evaluaties. Vanwege de voorgenomen oprichting van het agentschap Rijksvastgoedbedrijf en de vervreemding van een groot deel van de portefeuille van monumenten zonder huisvestingsfunctie naar de Nationale Monumentenorganisatie is het eerst gelegen moment voor het plannen van evaluaties vanaf 2020. Het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) bij verkoop is geïntroduceerd in (medio) 2014 en zal daarom in 2019 worden doorgelicht.

Achterborgstelling Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Achterborgstelling: Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (bedragen x € 1 mld)

Omschrijving

2014

20151

Achterborgstelling

85,1

83,8

Bufferkapitaal

0,5

0,5

Obligo

3,2

3,2

1

Cijfers 2015 betreffen voorlopige cijfers.

Zie hiervoor ook de toelichting bij de saldibalans

Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zorgt ervoor dat woningbouwcorporaties toegang kunnen krijgen tot de kapitaalmarkt en tegen gunstige rentetarieven geld kunnen lenen. Als organisatie doen ze dit door garanties te verstrekken aan hun financiers. De corporaties bouwen hierdoor tegen zo laag mogelijke kosten sociale woningbouwprojecten en maatschappelijk vastgoed; de financiers krijgen maximale zekerheid.

De Staat is gezamenlijk met de gemeenten achtervanger bij de Stichting WSW. Dit betekent dat zodra het WSW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen het Rijk en de gemeenten zich verplicht hebben gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen.

Deze borgstelling vormt de tertiaire zekerheid van het fonds. De primaire zekerheid wordt gevormd door het eigen vermogen van de aangesloten corporaties. Indien de financiële positie van de corporatie, naar de eisen van kredietwaardigheid van het WSW, onvoldoende is, kan onder bepaalde voorwaarden saneringssteun worden verleend.

De secundaire zekerheid wordt gevormd door het vermogen van het WSW. Dit vermogen is opgebouwd uit een borgstellingreserve en een obligo op corporaties. Het totaalbedrag aan obligo’s is € 3,2 miljard. De kans dat de tertiaire zekerheid wordt aangesproken is nagenoeg nihil.

Per eind 2015 heeft het WSW € 83,8 miljard (voorlopig cijfer) aan garanties uitstaan.

Achterborgstelling Nationale Hypotheekgarantie

Achterborgstelling: Nationale Hypotheekgarantie (WEW) (bedragen x € 1 mld)

Omschrijving

2013

2014

20151

Achterborgstelling

164

176

187

Bufferkapitaal

0,8

0,8

0,9

Obligo

N.v.t.

N.v.t.

N.v.t.

1

Cijfers 2015 betreffen voorlopige cijfers

Zie hiervoor ook de toelichting bij de saldibalans

De Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is de uitvoerder van de Nationale Hypotheek garantie (NHG) en heeft als doel het bevorderen van een duurzaam gunstig klimaat voor het eigenwoningbezit in Nederland, evenals het hiertoe op de financiële markten bevorderen van de financierbaarheid van eigen woningen.

Het Rijk is de achtervanger bij het WEW. Dit betekent dat, zodra het WEW onvoldoende risicovermogen heeft om aanspraken op de garantstelling te kunnen betalen, het Rijk zich verplicht heeft gesteld om achtergestelde renteloze leningen te verschaffen. Tot 2011 was het Rijk samen met de gemeenten achtervanger. Vanaf 1 januari 2011 is alleen het Rijk achtervanger, voor de oude gevallen blijven de gemeenten verantwoordelijk voor 50% van de achtervang.

In 2015 zijn meer garanties afgesloten (135.400) dan in 2014 (116.100). Het aantal verliesdeclaraties in 2015 (4.493) is met 6 procent afgenomen ten opzichte van 2014 (4.800). De afname concentreerde zich in de tweede helft van het jaar en wordt met name toegeschreven aan de aantrekkende woningmarkt. Het garantievermogen van de stichting is ultimo 2015 toegenomen naar € 880 mln. Dit is toe te schrijven aan een toename van het aantal nieuwe garanties en de afname van het aantal verliesdeclaraties. In de liquiditeitsprognose van het WEW voor de periode 2016–2020 wordt geen aanspraak op de achtervang van de overheid voorzien.

Hypotheekgarantie

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)
 

Omschrijving

Uitstaande garanties

Verleende garanties

Vervallen garanties

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal plafond

Artikel 3

 

2014

2015

2015

2015

   

Kwaliteit Rijksdienst

Hypotheekgaranties

111

0

63

48

356

170

Zie hiervoor ook de toelichting bij saldibalans

De garanties betreffen hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheekgarantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten.

Er zijn ultimo december 2015 nog 2 garanties geldig. Het theoretische risico bedraagt € 0,05 mln. Het maximale garantieplafond per 31 december 2015 bedraagt € 0,17 mln.

1

Het betreft hier het aandeel vrouwen op basis van feitelijke bezetting, zie overigens de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2015.

Licence