A. Algemene doelstelling
Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.
Financieren
De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.
Stimuleren
De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.
Regisseren
De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder ook het accreditatiestelsel.
Indicatoren/kengetallen
Doelstelling/indicator1 | Basiswaarde (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Realisatie (jaartal) | Streefwaarde (jaartal) | Bron | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt | ||||||
a) | Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd | ||||||
• | Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs | (2010–2011) | (2014–2015) | (2015–2016) | Studentenmonitor Hoger Onderwijs | ||
hbo: 58% | hbo: 54% | hbo: 55% | hoger | ||||
wo: 68% | wo: 66% | wo: 67% | hoger | ||||
b) | Vergroten studiesucces | ||||||
• | Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar | (2010–2011) | (2014–2015) | (2015–2016) | DUO | ||
hbo: 65,7% | hbo: 60,5% | hbo: 61,0% | |||||
wo: 57,3% | wo: 72,8% | wo: 74,0% | |||||
• | Uitval in het eerste jaar | (2010–2011) | (2014–2015) | (2015–2016) | 3 | DUO | |
hbo: 27,9% | hbo: 27,8% | hbo: 26,7% | |||||
wo: 18,8% | wo: 15,9% | wo: 16,1% | |||||
• | Switchen na het eerste jaar | (2010–2011) | (2014–2015) | (2015–2016) | 3 | DUO | |
hbo: 8,7% | hbo: 8,5% | hbo: 8,5% | |||||
wo: 9,1% | wo: 8,6% | wo: 8,8% | |||||
2 | Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat | ||||||
a) | Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders | ||||||
• | Aandeel hbo-docenten met een afgeronde master- of Phd-opleiding | (2011) | (2013) | (2015) | (2016) | ||
66,2% | 72,2% | 75,2% | 80% | Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (PoMo2016) | |||
3 | Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties | ||||||
• | Studenten-tevredenheid | (2010–2011) | (2014–2015) | (2015–2016) | Nationale Studenten Enquête (NSE) | ||
hbo: 65,6% | hbo: 73,1% | hbo: 75,4% | |||||
wo: 81,1% | wo: 83,8% | wo: 85,0% | |||||
4 | Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren | ||||||
• | Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen | (2012) | (2015) | (2016) | (2016) | DUO | |
hbo: 18% | hbo: 19% | hbo: 19% | hbo: 19% | ||||
wo: 21% | wo: 23% | wo: 25% | wo: 22% | ||||
• | Percentage 25–64 jarigen (mbo/ho) dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren) | (2010) | (2015) | (2020) | EUROSTAT, Labour Force Survey (LFS) | ||
17% | 19% | 20% | |||||
• | Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was | (2013) | (2014) | (2015) | hoger | HBO-monitor5 | |
hbo: 72% | hbo: 72% | hbo: 72% | |||||
• | Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt | (2011) | (2013) | (2015) | hoger | Nationale Alumni Enquête (NAE)6 | |
wo: 56% | wo: 57% | wo: 47%7 |
De cijfers kunnen iets afwijken van eerder gepubliceerde cijfers, vanwege mutaties in de onderliggende dataset.
In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025 «De waarde(n) van meten», die in juli 2015 is gepresenteerd, wordt expliciet aandacht besteed aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en aan uitdagend onderwijs voor studenten.
Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. In november 2016 heeft de eindbeoordeling van de prestatieafspraken in het hoger onderwijs plaatsgevonden. Zie voor meer informatie over de eindbeoordeling de Kamerbrief van 17 november 2016 en voor meer informatie over de voortgang van het proces van profilering en kwaliteitsverbetering in het hoger onderwijs en onderzoek de stelselrapportage 2016.
Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.
Bron: Vereniging Hogescholen, factsheet «Feiten en cijfers: HBO-Monitor 2015». De indicator betreft de antwoord categorieën «voldoende/goede aansluiting op de arbeidsmarkt». De HBO-Monitor wordt jaarlijks uitgevoerd.
Tijdens de begrotingsbehandeling 2017 is toegezegd de daling in het percentage wo-gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op de arbeidsmarkt te onderzoeken. Dit onderzoek zal worden meegenomen in de eerstvolgende Nationale Alumni Enquête, die in het najaar van 2017 plaatsvindt. Over de uitkomsten van dit onderzoek wordt de Kamer uiterlijk juli 2018 geïnformeerd.
Bron: VSNU, Nationale Alumni Enquête (NAE, voorheen wo-monitor) 2015, rapport Academici op de arbeidsmarkt. De indicator betreft de antwoord categorieën «in sterke/zeer sterke mate». De NAE wordt eenmaal in de twee jaar uitgevoerd.
(aantallen x 1.000) | 2011/12 | 2012/13 | 2013/14 | 2014/15 | 2015/16 | 2016/17 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Ingeschreven studenten (exclusief groen onderwijs) | ||||||||
• | hbo voltijd bachelor | 354,3 | 358,5 | 377,1 | 385,6 | 382,7 | 386,2 | ||
• | hbo voltijd master | 2,7 | 2,8 | 3,1 | 3,3 | 3,2 | 3,5 | ||
• | hbo deeltijd bachelor | 51,3 | 44,6 | 41,9 | 38,0 | 36,3 | 36,4 | ||
• | hbo deeltijd master | 9,4 | 8,2 | 8,5 | 8,6 | 8,8 | 8,3 | ||
Totaal hbo | 417,7 | 414,1 | 430,5 | 435,5 | 431,1 | 434,5 | |||
• | wo voltijd bachelor | 152,9 | 147,2 | 150,9 | 153,5 | 153,7 | 157,4 | ||
• | wo voltijd master | 76,1 | 79,2 | 83,9 | 86,5 | 91,2 | 93,5 | ||
• | wo deeltijd bachelor | 4,2 | 2,9 | 2,4 | 2,0 | 1,8 | 1,6 | ||
• | wo deeltijd master | 4,8 | 4,0 | 4,0 | 3,7 | 3,4 | 3,3 | ||
Totaal wo | 237,9 | 233,3 | 241,2 | 245,7 | 250,0 | 255,9 | |||
Bron: 1cijferho | |||||||||
2. | Gediplomeerden (exclusief groen onderwijs) | ||||||||
• | hbo voltijd bachelor | 53,9 | 49,9 | 52,1 | 55,7 | 57,3 | |||
• | hbo voltijd master | 1,2 | 1,1 | 1,2 | 1,3 | 1,3 | |||
• | hbo deeltijd bachelor | 9,7 | 8,0 | 7,3 | 6,7 | 6,4 | |||
• | hbo deeltijd master | 3,4 | 2,4 | 2,4 | 2,2 | 2,5 | |||
Totaal hbo | 68,2 | 61,4 | 63,1 | 65,8 | 67,4 | ||||
• | wo voltijd bachelor | 32,2 | 30,8 | 30,8 | 32,6 | 32,5 | |||
• | wo voltijd master | 37,0 | 33,8 | 35,6 | 37,2 | 37,6 | |||
• | wo deeltijd bachelor | 0,7 | 0,5 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | |||
• | wo deeltijd master | 1,9 | 1,4 | 1,3 | 1,4 | 1,1 | |||
Totaal wo | 71,9 | 66,5 | 68,2 | 71,4 | 71,4 | ||||
Bron: 1cijferho | |||||||||
(bedragen x € 1.000) | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |||||
3. | Onderwijsuitgaven per student | ||||||||
• | hbo | 6,7 | 6,7 | 6,8 | 6,8 | ||||
• | wo | 6,9 | 6,7 | 6,7 | 6,7 | ||||
(bedragen x € 1) | 2015/16 | ||||||||
4. | Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd) | 1.951 |
Toelichting:
-
1) De cijfers kunnen iets afwijken van eerder gepubliceerde cijfers, vanwege mutaties in inschrijvingsgegevens van voorgaande jaren.
-
2) Onderwijsuitgaven per student zijn in constante prijzen 2016 (dat wil zeggen gecorrigeerd voor de uitgekeerde loon- en prijsbijstelling).
Overige indicatoren en kengetallen voor het hoger onderwijs stelsel zijn opgenomen in het Onderwijsverslag 2015–2016 en in Trends in Beeld.
C. Beleidsconclusies
Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals opgenomen in de begroting. Zo is in 2016 een start gemaakt met de uitwerking van de Strategische Agenda hoger onderwijs en onderzoek «De waarde(n) van weten», onder andere met het Comenius-beurzenprogramma, het programma «Open en Verbonden Hoger Onderwijs» en de pilots werkplaatsen onderwijsonderzoek. Verder zijn in 2016 de pilots flexibilisering en het experiment vraagfinanciering in het deeltijd hoger onderwijs van start gegaan, is een nieuw accreditatiekader in werking getreden, is het Wetsvoorstel versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen aangenomen door de Eerste Kamer en is een beleidsbrief met daarin de contouren van een nieuw macrodoelmatigheidsbeleid naar de Tweede Kamer gestuurd. Tevens heeft in november 2016 de eindbeoordeling van de prestatieafspraken plaatsgevonden. Alle universiteiten en vrijwel alle hogescholen hebben hun afgesproken prestaties op onderwijskwaliteit en studiesucces in voldoende mate gerealiseerd. Voor de hogescholen is het trilemma – het spanningsveld tussen de opdracht om de kwaliteit te verbeteren, het studiesucces te verhogen en tegelijkertijd de toegankelijkheid te borgen – een reëel vraagstuk gebleken. Aan de oordelen over de realisatie van de afgesproken prestaties ten aanzien van onderwijskwaliteit en studiesucces zijn in 2017 conform het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs financiële consequenties verbonden.
In het beleidsverslag wordt de stand van zaken van deze ontwikkelingen nader beschreven. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot bijstelling aan het licht gekomen.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |||
Verplichtingen | 2.630.999 | 2.773.137 | 2.961.392 | 2.874.883 | 2.867.843 | 2.848.076 | 19.767 | ||
Waarvan garantieverplichtingen | 153.459 | 30.850 | 26.789 | 25.983 | 70.434 | 70.434 | |||
Uitgaven | 2.543.058 | 2.610.870 | 2.732.897 | 2.811.099 | 2.833.160 | 2.823.794 | 9.366 | ||
Bekostiging | 2.491.890 | 2.568.770 | 2.688.138 | 2.756.130 | 2.773.809 | 2.770.700 | 3.109 | ||
• | Hoofdbekostiging | 2.439.659 | 2.409.651 | 2.518.043 | 2.578.000 | 2.584.417 | 2.585.882 | – 1.465 | |
– | Onderwijsdeel hbo | 2.358.218 | 2.333.833 | 2.445.854 | 2.507.785 | 2.505.033 | 2.496.001 | 9.032 | |
– | Deel ontwerp en ontwikkeling | 68.605 | 68.693 | 69.201 | 70.046 | 70.915 | 69.202 | 1.713 | |
– | Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (Leven Lang Leren) | 8.346 | 19.195 | – 10.849 | |||||
– | Bekostiging experimenten open bestel | 10.611 | 5.456 | 2.537 | 0 | ||||
– | Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo | 922 | 573 | 451 | 169 | 123 | 1.484 | – 1.361 | |
– | Bekostiging tweede bachelor- en mastergraden in het hbo | 1.303 | 1.097 | ||||||
• | Prestatiebox | 52.231 | 159.119 | 170.095 | 178.130 | 189.392 | 184.818 | 4.574 | |
– | Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering | 52.231 | 159.119 | 170.095 | 178.130 | 189.392 | 184.818 | 4.574 | |
Subsidies | 30.425 | 23.671 | 752 | 3.798 | 5.569 | 3.044 | 2.525 | ||
– | Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen | 22.267 | 19.967 | ||||||
– | Regeling stimulering Bèta/techniek | 0 | 2.758 | 4.289 | 2.524 | 1.765 | |||
– | Studiekeuze-informatie hoger onderwijs | 2.455 | 2.475 | 0 | |||||
– | Overig | 5.703 | 1.229 | 752 | 1.040 | 1.280 | 520 | 760 | |
Opdrachten | 353 | 91 | 242 | 271 | 0 | 0 | 0 | ||
– | Uitbesteding1 | 353 | 91 | 242 | 271 | 0 | 0 | ||
Bijdragen aan agentschappen | 20.390 | 18.338 | 17.851 | 17.613 | 17.540 | 15.195 | 2.345 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs | 20.390 | 18.338 | 17.851 | 17.613 | 17.540 | 15.195 | 2.345 | |
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s | 0 | 0 | 23.616 | 31.096 | 36.242 | 34.855 | 1.387 | ||
– | NWO (Praktijkgericht onderzoek hbo) | 23.616 | 28.696 | 29.477 | 28.510 | 967 | |||
– | NWO (Promotiebeurs voor leraren) | 2.400 | 2.949 | 2.869 | 80 | ||||
– | Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)2 | 3.816 | 3.476 | 340 | |||||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 0 | 0 | 2.298 | 2.191 | 0 | 0 | 0 | ||
– | Stichting Studiekeuze 1233 | 2.298 | 2.191 | 0 | 0 | ||||
Ontvangsten | 8.646 | 6.447 | 2.615 | 1.288 | 1.903 | 1.213 | 690 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |||||
Verplichtingen | 4.028.132 | 4.180.059 | 4.293.686 | 4.235.203 | 4.391.850 | 4.142.227 | 249.623 | ||||
Waarvan garantieverplichtingen | 104.400 | 0 | 9.017 | 9.017 | |||||||
Uitgaven | 3.984.999 | 4.065.742 | 4.152.113 | 4.210.383 | 4.328.205 | 4.160.209 | 167.996 | ||||
Bekostiging | 3.930.849 | 4.015.082 | 4.115.685 | 4.178.621 | 4.298.116 | 4.131.818 | 166.298 | ||||
• | Hoofdbekostiging | 3.904.174 | 3.895.816 | 3.986.790 | 4.042.961 | 4.153.232 | 3.990.020 | 163.212 | |||
– | Onderwijsdeel wo | 1.611.971 | 1.588.295 | 1.641.970 | 1.675.277 | 1.731.117 | 1.636.333 | 94.784 | |||
– | Onderzoeksdeel wo | 1.706.967 | 1.707.703 | 1.730.563 | 1.750.117 | 1.768.756 | 1.733.463 | 35.293 | |||
– | Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek | 581.042 | 595.447 | 614.257 | 617.567 | 653.359 | 618.019 | 35.340 | |||
– | Bekostiging flexibel hoger onderwijs (Leven Lang Leren) | 0 | 2.205 | – 2.205 | |||||||
– | Bekostiging tweede mastergraden in het wo | 4.194 | 4.371 | ||||||||
• | Prestatiebox | 26.675 | 119.266 | 128.895 | 135.660 | 144.884 | 141.798 | 3.086 | |||
– | Onderwijskaliteit en studiesucces, en profilering | 26.675 | 119.266 | 128.895 | 135.660 | 144.884 | 141.798 | 3.086 | |||
Subsidies | 26.218 | 22.684 | 10.067 | 4.709 | 3.160 | 2.930 | 230 | ||||
– | Subsidieregeling Sirius programma | 11.543 | 10.302 | 5.443 | 1.726 | ||||||
– | Subsidieregeling Libertas Noodfonds | 765 | 745 | 605 | 265 | ||||||
– | 3TU’s samenwerking | 6.000 | 3.500 | 1.500 | |||||||
– | Open en online onderwijs | 1.027 | 1.000 | 27 | |||||||
– | Subsidieregeling Programma Akademie assistenten | 957 | |||||||||
– | Toetsing en Toetsgestuurd leren | 2.426 | 2.260 | ||||||||
– | Overig | 4.527 | 5.877 | 2.519 | 2.718 | 2.133 | 1.930 | 203 | |||
Opdrachten | 1.630 | 1.584 | 1.240 | 1.374 | 2.716 | 1.667 | 1.049 | ||||
– | Uitbesteding1 | 1.630 | 1.584 | 1.240 | 1.374 | 2.716 | 1.667 | 1.049 | |||
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s | 3.986 | 3.878 | 3.769 | 4.032 | 0 | 0 | 0 | ||||
– | Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)2 | 3.986 | 3.878 | 3.769 | 4.032 | ||||||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 22.316 | 22.514 | 21.352 | 21.647 | 24.213 | 23.794 | 419 | ||||
– | Organisaties excl. NVAO, SKI 123, PBT en SURF3 | 22.316 | 22.514 | 21.352 | 21.647 | 24.213 | 23.794 | 419 | |||
Ontvangsten | 114 | 963 | 10.426 | 592 | 2.253 | 16 | 2.237 |
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Bekostiging
De bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering (prestatiebox). De bekostiging is voor het hbo met € 3,1 miljoen en voor het wo met € 166,3 miljoen verhoogd. Dit betreft:
-
– Aanpassing op basis van de studentenaantallen uit de Referentieraming 2016 (hbo – € 45,5 miljoen en wo + € 57,4 miljoen);
-
– De doorverdeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016, de meerjarige doorwerking loonruimte-overeenkomst en de herstelopslag pensioenpremie loon- en prijsbijstelling 2016 (hbo + € 72,7 miljoen en wo + 93,4 miljoen);
-
– toevoegingen vanuit het Ministerie van VWS ten behoeve van de academische ziekenhuizen (wo + € 28,2 miljoen) voor de incidentele herstelopslag ABP en de structurele compensatie level-playing-field pensioenen;
-
– de verlaging als gevolg van de lumpsum- en subsidietaakstelling (hbo – € 4,7 miljoen en wo – € 6,9 miljoen);
-
– een overheveling van middelen naar beleidsartikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid) (hbo – € 4,0 miljoen en wo – € 8 miljoen) voor wat betreft het aandeel van de hogescholen en universiteiten in de startimpuls aan de uitvoering van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA);
-
– Een intertemporele compensatie (hbo – € 10,8 miljoen en wo – € 2,2 miljoen) om de beschikbare budgetten over de jaren heen voor de bekostiging van Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen in overeenstemming te brengen met de beoogde uitgaven;
-
– Diverse kleinere mutaties voor onder andere lerarenbeleid en uitbesteding van opdrachten (hbo – € 4,6 miljoen en wo + € 4,4 miljoen).
Hoofdbekostiging
Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs en onderzoek. De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.
Onderwijsdeel (hbo en wo)
Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:
-
a) een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),
-
b) een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en
-
c) een onderwijsopslag als percentage.
Deel Ontwerp en ontwikkeling (hbo) en Onderzoeksdeel (wo)
Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:
-
a) het aantal bekostigde graden,
-
b) een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,
-
c) een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht, en
-
d) een voorziening onderzoek in percentages.
In de Wetenschapsvisie 2025: keuzes voor de toekomst zijn twee maatregelen aangekondigd ten aanzien van het onderzoeksdeel wo;
-
• de invloed van de promotieparameter wordt gemaximeerd op 20 procent van het onderzoeksdeel wo en;
-
• het werken met driejarige gemiddelden bij promoties en graden in het onderzoeksdeel wo.
In 2016 zijn beide maatregelen uitgewerkt via het Uitvoeringsbesluit WHW. De maatregelen zullen ingaan vanaf het bekostigingsjaar 2017.
Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek
De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden voor de opleidingen geneeskunde, geneeskunde-klinisch onderzoeker en arts-klinisch onderzoeker, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).
Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen (hbo en wo)
De middelen zijn ingezet voor de bekostiging van het experiment vraagfinanciering en voor de pilots flexibilisering. Doel van het experiment vraagfinanciering is om kennis op te doen over de effecten van vraagfinanciering in de vorm van vouchers, in combinatie met meer mogelijkheden voor flexibiliteit, op de vraaggerichtheid van het aanbod deeltijd hoger onderwijs, de deelname van volwassenen daaraan en de aantallen gediplomeerden. De eerste lichting studenten is van start gegaan in 2016, in de sector Techniek & ICT. In 2016 is een aanjager aangesteld om ook in de sector Zorg & Welzijn tot een experiment vraagfinanciering te komen in 2017. Daartoe zijn regionale bijeenkomsten georganiseerd met werkgevers en hogescholen. In september 2017 gaat het experiment in de sector Zorg & Welzijn van start.
De pilots flexibilisering zijn gericht op alle deeltijd en duale opleidingen en niet op specifieke sectoren. De pilots zijn in 2016 van start gegaan. Binnen de pilots wordt het onderwijsaanbod geflexibiliseerd door te gaan werken met leeruitkomsten in plaats van met vaste onderwijsprogramma’s. Maatwerk wordt daardoor veel beter mogelijk. Doel van de pilots flexibilisering is te onderzoeken of verruiming van bestaande kaders bijdraagt aan de totstandkoming van een onderwijsaanbod dat flexibeler is en beter aansluit op de kenmerken en behoeften van volwassenen, met behoud van de kwaliteit van het onderwijs. Zie tevens de voortgangsrapportage leven lang leren 2016 die in september 2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo
De middelen zijn ingezet voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.
Prestatiebox: Onderwijskwaliteit en studiesucces, en profilering (hbo en wo)
Voor de periode 2013 tot en met 2016 ontvingen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken over versterking van onderwijskwaliteit en studiesucces, profilering en zwaartepuntvorming van onderwijs en onderzoek en valorisatie. In november 2016 heeft de eindbeoordeling van de prestatieafspraken plaatsgevonden. Alle universiteiten en vrijwel alle hogescholen hebben hun afgesproken prestaties op onderwijskwaliteit en studiesucces in voldoende mate gerealiseerd. Zes hogescholen hebben op twee van de drie aspecten een positief advies gekregen en op één aspect, studiesucces, een negatief advies. Voor de hogescholen is het trilemma – het spanningsveld tussen de opdracht om de kwaliteit te verbeteren, het studiesucces te verhogen en tegelijkertijd de toegankelijkheid te borgen – een reëel vraagstuk gebleken. Aan de oordelen over de realisatie van de afgesproken prestaties ten aanzien van onderwijskwaliteit en studiesucces zijn in 2017 conform het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs financiële consequenties verbonden. Zie ook de brief die hierover eind 2016 naar de Tweede Kamer is gestuurd.
Subsidies
Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (hbo)
Hiermee wordt de ontwikkeling van (de eerste) drie Centres of Expertise (CoE’s) hbo gefinancierd. De CoE’s, die met cofinanciering van bedrijven en instellingen tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties. Uitgangspunt hierbij is 25 procent financiering uit het werkveld, 25 procent van onderwijsinstellingen en 50 procent profilerings-bekostiging. De middelen worden via het Platform Bèta Techniek beschikbaar gesteld aan de CoE’s. Het budget is met € 1,8 miljoen verhoogd in verband met het naar beleidsartikel 6 (Hoger beroepsonderwijs) overgeboekte aandeel van beleidsartikel 4 (Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie) voor de Centra voor innovatief vakmanschap.
Open en online hoger onderwijs (hbo en wo)
De stimuleringsregeling Open en online hoger onderwijs is bedoeld om (zoals aangekondigd in de visiebrief) instellingen, passend bij hun profiel, te laten experimenteren met verschillende vormen van open en online onderwijs. Dit draagt bij aan de onderwijskwaliteit, de toegankelijkheid van onderwijs(materiaal) voor bijvoorbeeld de doelgroep Leven Lang Leren, het studiesucces van studenten, internationalisering en de (internationale) reputatie van Nederlandse instellingen. SURF (ICT-samenwerkingsorganisatie van het onderwijs en onderzoek in Nederland) adviseert de Minister over de projectaanvragen en ondersteunt de instellingen tijdens de uitvoering van de projecten. Onder begeleiding van SURF zijn in 2015 in de eerste tranche elf projecten gestart en in 2016 twaalf projecten. De projecten kennen een looptijd van maximaal 16 maanden. Deze instellingen hebben maximaal € 100.000 aangevraagd en matchen dit zelf met ten minste hetzelfde bedrag. Daarnaast voert SURF een Kennisagenda uit, gericht op het opdoen, ontwikkelen en delen van kennis over open en online onderwijs in de Nederlandse context. De resultaten van de projecten van de instellingen zijn hiervoor belangrijke input.
Overig (hbo en wo)
Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het budget voor subsidies op artikel 6 (hbo) is verhoogd met € 0,8 miljoen als gevolg van een technische herschikking over de instrumenten binnen het hbo van de middelen voor het lerarenbeleid.
Opdrachten
Uitbesteding (hbo en wo)
Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek en communicatie rondom het studievoorschot.
Bijdragen aan agentschappen
Dienst Uitvoering Onderwijs
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen. De hogere realisatie wordt met name veroorzaakt door aanvullende werkzaamheden in het kader van de doorontwikkeling van BRON.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
NWO
Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo bij het NWO: het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennis-functie hogescholen). Vanaf 2014 is vanuit het Regeerakkoord Rutte II extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek.
Promotiebeurs voor Leraren: Leraren in het po, vo, mbo, so en hbo worden in staat gesteld om promotieonderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. In 2016 is via NWO aan 47 leraren een nieuwe beurs voor een periode van vijf jaar verstrekt.
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Dit betreft de bijdrage die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.
Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
Organisaties
Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.
Ontvangsten
De ontvangsten betreffen met name terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van correcties en eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende bekostiging en subsidies.