A. Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren
De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld.
C. Beleidsconclusies
Zie ook het beleidsverslag 2016.
Studievoorschot
Sinds het studiejaar 2015/2016 vallen nieuwe studenten onder het studievoorschot. Nieuwe studenten in het hoger onderwijs hebben niet langer recht op een basisbeurs, maar zij kunnen gebruik maken van het studievoorschot: een lening bij de overheid onder sociale voorwaarden en een lage rente. Terugbetalen mag in 35 jaar, en oud-studenten hoeven slechts 4% van hun inkomen boven het minimumloon in te zetten voor aflossing. Bij een inkomen onder het wettelijk minimumloon, hoeft de oud-student niet af te lossen.
De invoering van het studievoorschot maakt een flinke kwaliteitsimpuls in het hoger onderwijs mogelijk, zonder dat dit ten koste gaat van de toegankelijkheid. Dit onder andere door een aantal flankerende maatregelen: de eenoudertoeslag en de aanvullende beurs voor studenten van minder draagkrachtige ouders zijn behouden gebleven, en de aanvullende beurs is bovendien verhoogd. Zo is verzekerd dat iedereen die wil studeren, ook financieel in staat is om te studeren.
In april 2016 vond de eerste effectmeting plaats na invoering van het studievoorschot. Uit de eerste monitorrapportage kwam een dip in het aantal inschrijvingen naar voren, na een piek in de periode daarvoor (het boeggolf-effect). Veel scholieren stroomden in de aanloop na het studievoorschot direct door naar het hoger onderwijs, om nog met behoud van basisbeurs te kunnen studeren. De aanmeldingen voor het collegejaar 2016/2017 lieten alweer een herstel zien naar traditionele deelnamepatronen.
Afgesproken is dat vanaf 1 januari 2017 ook minderjarige deelnemers aan het mbo (bol) recht krijgen op de OV-studentenreisvoorziening. Begin 2017 hadden ruim 100.000 mbo’ers deze reisvoorziening aangevraagd.
Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS)
Het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) omvat de integrale vernieuwing van de uitvoering van de studiefinanciering bij de Dienst Uitvoering Onderwijs en zorgt voor een toekomstvaste en efficiëntere uitvoering. In 2016 is een belangrijke mijlpaal bereikt, want alle ruim 700.000 terugbetalers kunnen nu de nieuwe functionaliteit benutten en bijvoorbeeld flexibel en vervroegd terugbetalen met iDEAL. Naast terugbetalers kan ook een deel van mbo’ers op niveau 1 en 2 van de nieuwe systemen gebruik maken. PVS wordt naar verwachting in 2017 afgerond, waardoor alle studenten zijn aangesloten op PVS.
Aanpak van fraude
Om misbruik met de uitwonendenbeurs te voorkómen en strenger aan te pakken, worden sinds enkele jaren extra preventieve en repressieve maatregelen genomen. In 2016 zijn circa 2.000 uitwonende studenten met een hoog misbruikrisico op het Basisregistratie Personen(BRP)-adres gecontroleerd. Bij 40 procent van de geselecteerde studenten is vastgesteld (voor bezwaar en beroep) dat de studerende niet op het in de BRP geregistreerde adres woonachtig was. Het resterende misbruikrisico uitwonendenbeurs wordt geschat op een jaarlijks bedrag tussen de € 8 en € 18 miljoen. Ten opzichte van begin 2011 betekent dit een daling van het risico op misbruik van ongeveer 34 miljoen euro. Het gevoerde beleid is daarmee zeer succesvol. De verwachting is dat het misbruik de komende jaren nog verder zal afnemen als gevolg van de voortzetting van de controles en door het vervallen van het onderscheid tussen uit- en thuiswonenden onder het studievoorschot voor de studenten hoger onderwijs.
Daarnaast zijn in lijn met de rijksbrede aanpak van fraude voor enkele specifieke onderdelen van de studiefinanciering aanvullende maatregelen getroffen om fraude en misbruik krachtig tegen te gaan. De handhaving is met name versterkt ten aanzien van buitenlandse studenten die in Nederland komen studeren en Nederlandse (ex-)studenten die naar het buitenland vertrekken en studenten met een eenoudertoeslag. Het betreft verbetering van de voorlichting, een investering in fraudedetectie en uitbreiding van al bestaande maatregelen (controles en invordering).
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |||||
Verplichtingen | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.367.687 | 5.828.062 | 4.953.609 | 874.453 | ||||
Uitgaven | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.367.687 | 5.828.062 | 4.953.609 | 874.453 | ||||
Inkomensoverdracht | 2.270.346 | 2.446.647 | 3.011.892 | 2.261.813 | 3.202.597 | 2.730.556 | 472.041 | ||||
• | Basisbeurs | 1.176.404 | 1.226.945 | 1.363.422 | 1.307.103 | 1.014.122 | 959.045 | 55.077 | |||
– | Gift (R) | 915.853 | 1.001.245 | 989.938 | 1.045.073 | 1.075.460 | 1.088.140 | – 12.680 | |||
– | Prestatiebeurs (NR) | 260.551 | 225.700 | 373.484 | 262.030 | – 61.338 | – 129.095 | 67.757 | |||
• | Aanvullende beurs | 612.222 | 616.913 | 683.797 | 736.390 | 757.761 | 768.533 | – 10.772 | |||
– | Gift (R) | 499.865 | 528.140 | 537.091 | 579.340 | 585.282 | 620.752 | – 35.470 | |||
– | Prestatiebeurs (NR) | 112.357 | 88.774 | 146.706 | 157.051 | 172.479 | 147.781 | 24.698 | |||
• | Reisvoorziening | 292.937 | 450.303 | 819.053 | 167.521 | 1.420.507 | 1.022.667 | 397.840 | |||
– | Bijdrage aan vervoersbedrijven (R) | 539.319 | 681.165 | 1.124.222 | 384.717 | 1.605.171 | 1.204.730 | 400.441 | |||
– | Gift (R) | 497.253 | 541.148 | 521.861 | 594.044 | 639.958 | 629.544 | 10.414 | |||
– | Prestatiebeurs (R) | – 743.635 | – 772.010 | – 827.030 | – 811.239 | – 824.622 | – 811.606 | – 13.016 | |||
• | Overige uitgaven | 188.783 | 152.485 | 145.620 | 50.798 | 10.207 | – 19.689 | 29.896 | |||
– | Overige uitgaven relevant (R) | 96.589 | 100.891 | 170.521 | 97.552 | 117.723 | 128.913 | – 11.190 | |||
– | Caribisch Nederland (R) | 1.868 | 2.809 | 2.129 | 3.013 | 3.320 | 2.129 | 1.191 | |||
– | Overige uitgaven niet-relevant (NR) | 90.326 | 48.785 | – 27.030 | – 49.767 | – 110.836 | – 150.731 | 39.895 | |||
Leningen | 1.423.416 | 1.576.661 | 1.713.785 | 1.974.217 | 2.500.210 | 2.114.614 | 385.596 | ||||
– | Rentedragende lening (NR) | 1.300.675 | 1.434.492 | 1.551.003 | 1.771.421 | 2.238.174 | 1.910.571 | 327.603 | |||
– | Collegegeldkrediet (NR) | 122.741 | 142.169 | 162.782 | 202.796 | 262.036 | 204.043 | 57.993 | |||
Bijdrage aan agentschappen | 113.293 | 127.043 | 120.668 | 131.657 | 125.255 | 108.439 | 16.816 | ||||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs (R) | 113.293 | 127.043 | 120.668 | 131.657 | 125.255 | 108.439 | 16.816 | |||
Ontvangsten | 694.980 | 737.384 | 751.400 | 764.976 | 795.034 | 869.711 | – 74.677 | ||||
– | Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R) | 234.426 | 213.912 | 186.151 | 154.920 | 128.017 | 199.619 | – 71.602 | |||
– | Kortlopende vorderingen (R) | 76.206 | 105.077 | 96.423 | 92.801 | 83.054 | 96.624 | – 13.570 | |||
– | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 384.348 | 418.395 | 468.826 | 517.254 | 583.963 | 573.468 | 10.495 |
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |||
Totaal programma-uitgaven | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.367.687 | 5.828.062 | 4.953.609 | 874.453 | ||
Relevante uitgaven: | 1.920.405 | 2.210.431 | 2.639.400 | 2.024.157 | 3.327.547 | 2.971.041 | 356.506 | ||
Niet-relevante uitgaven: | 1.886.650 | 1.939.920 | 2.206.945 | 2.343.531 | 2.500.515 | 1.982.569 | 517.946 | ||
Totaal ontvangsten | 694.980 | 737.384 | 751.400 | 764.976 | 795.034 | 869.711 | – 74.677 | ||
Relevante ontvangsten: | 310.632 | 318.989 | 282.574 | 247.721 | 211.071 | 296.243 | – 85.172 | ||
Niet-relevante ontvangsten: | 384.348 | 418.395 | 468.826 | 517.254 | 583.963 | 573.468 | 10.495 |
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door de studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.
De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de uitgavenrealisatie in 2016 is € 874,5 miljoen, waarvan € 356,5 miljoen relevant en € 517,9 miljoen niet-relevant.
Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de ontvangstenrealisatie in 2016 is – € 74,7 miljoen, waarvan – € 85,2 miljoen relevant en € 10,5 miljoen niet-relevant.
De verschillen tussen de begrotingsramingen en de realisaties 2016 worden hierna bij de instrumenten toegelicht.
Inkomensoverdrachten
Basisbeurs
Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten in het hoger onderwijs (ho) en deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Studerenden met basisbeurs | 629.184 | 645.065 | 665.088 | 630.872 | 506.094 | 485.580 | 20.514 |
Bol | 223.172 | 229.484 | 237.993 | 238.947 | 236.048 | 236.780 | – 732 |
Hbo | 271.003 | 277.294 | 283.878 | 265.655 | 197.812 | 179.300 | 18.512 |
Wo | 135.009 | 138.287 | 143.217 | 126.270 | 72.234 | 69.500 | 2.734 |
(Nul)lening en geen basisbeurs | 101.745 | 104.322 | 109.981 | 153.663 | 277.203 | 297.700 | – 20.497 |
Bol | 4.632 | 5.409 | 6.235 | 6.975 | 7.702 | 6.700 | 1.002 |
Hbo | 44.706 | 48.277 | 52.994 | 75.663 | 142.916 | 167.400 | – 24.484 |
Wo | 52.407 | 50.636 | 50.752 | 71.025 | 126.585 | 123.600 | 2.985 |
Totaal | 730.929 | 749.387 | 775.069 | 784.535 | 783.297 | 783.280 | 17 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Uit de realisatiecijfers blijkt dat het totaal aantal studerenden met studiefinanciering in 2016 ongeveer gelijk is aan de raming (verschil van 17 studenten). In de tabel zijn studenten die te maken hebben met het studievoorschot opgenomen in de categorie «(nul)lening en geen basisbeurs», omdat zij geen basisbeurs ontvangen. Deze categorie bevat ook studerenden die hun recht op basisbeurs reeds hebben verbruikt. Het totaal aantal studenten bij de bol is iets hoger dan was geraamd. Bij het hbo is in de realisatie ten opzichte van de raming een schuif zichtbaar van aantallen met alleen een (nul)lening naar aantallen met basisbeurs. Het aantal hbo-studenten dat nog recht had op de basisbeurs vanwege het overgangsrecht was hoger dan geraamd. Dit wordt in het totaal aantal weer deels gecompenseerd door het aantal hbo-studenten met een (nul)lening zonder basisbeurs wat hoger was geraamd dan uit de realisatie blijkt. Bij het wo is het totaal aantal studerenden wat hoger, wat zich in beide categorieën uit.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Bol direct gift | 107,0 | 110,6 | 115,6 | 103,2 | 85,0 | 108,9 | – 23,9 |
Bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 173,8 | 187,2 | 201,3 | 209,5 | 217,0 | 230,2 | – 13,2 |
Ho direct gift | 4,9 | 2,9 | 2,7 | 2,4 | 2,7 | 1,8 | 0,9 |
Ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 630,1 | 700,5 | 670,3 | 730,0 | 770,8 | 747,2 | 23,6 |
Totaal | 915,9 | 1.001,2 | 989,9 | 1.045,1 | 1.075,5 | 1.088,1 | – 12,6 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Bol toekenningen | 222,5 | 234,2 | 251,8 | 256,7 | 259,5 | 262,8 | – 3,3 |
Bol omzettingen | – 173,0 | – 187,2 | – 200,1 | – 208,0 | – 217,0 | – 228,9 | 11,9 |
Ho toekenningen | 884,5 | 925,6 | 977,9 | 933,7 | 662,8 | 598,0 | 64,8 |
Ho omzettingen | – 673,5 | – 746,9 | – 656,1 | – 720,4 | – 766,6 | – 761,0 | – 5,6 |
Totaal | 260,6 | 225,7 | 373,5 | 262,0 | – 61,3 | – 129,1 | 67,8 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
In de beroeps opleidende leerweg (bol) is in 2016 per saldo € 27,2 miljoen (– € 23,9 miljoen en – € 3,3 miljoen) minder aan basisbeurs uitbetaald dan geraamd. De € 23,9 miljoen lagere uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door het lagere studentenaantal bol niveau 1/2. Ook is het aantal eenoudertoeslagen, die qua bedrag ook onder basisbeursbedragen vallen, voor deze groep wat lager dan geraamd. Er is € 3,3 miljoen minder aan basisbeurs als prestatiebeurs in de bol toegekend dan geraamd.
In 2016 is per saldo € 13,2 miljoen minder basisbeurs prestatiebeurs bol in gift omgezet dan geraamd.
In het ho is ten opzichte van de raming € 23,6 miljoen meer basisbeurs omgezet in gift, wat bijna volledig verklaard wordt door het hbo. De toekenningen als gift van basisbeurzen aan ho-studenten die al een diploma hebben zijn € 0,9 miljoen hoger dan geraamd.
De toekenningen basisbeurs prestatiebeurs in het hoger onderwijs waren € 64,8 miljoen hoger dan begroot, omdat er meer studenten waren die nog onder het overgangsrecht vielen en daardoor nog recht hadden op de basisbeurs.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering in hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde veronderstelde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Bol | 103.469 | 106.760 | 112.519 | 115.390 | 115.226 | 116.900 | – 1.674 |
Hbo | 81.821 | 82.873 | 85.600 | 88.881 | 86.974 | 90.300 | – 3.326 |
Wo | 26.133 | 26.765 | 28.077 | 29.202 | 28.540 | 29.300 | – 760 |
Totaal | 211.423 | 216.398 | 226.196 | 233.473 | 230.740 | 236.500 | – 5.760 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het aantal verstrekte aanvullende beurzen is in 2016, met name in het hbo, wat lager uitgekomen dan geraamd.
Realisatie | Vastge-stelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Bol direct gift | 117,0 | 219,1 | 232,4 | 239,8 | 228,6 | 250,1 | – 21,5 |
Bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 209,2 | 121,2 | 130,9 | 135,4 | 139,7 | 149,7 | – 10,0 |
Ho direct gift | 35,0 | 34,7 | 36,5 | 48,1 | 47,1 | 52,2 | – 5,1 |
Ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 138,6 | 153,1 | 137,3 | 156,0 | 169,8 | 168,7 | 1,1 |
Totaal | 499,9 | 528,1 | 537,1 | 579,3 | 585,3 | 620,8 | – 35,5 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Bol toekenningen | 145,5 | 146,7 | 158,2 | 167,7 | 174,0 | 162,1 | 11,9 |
Bol omzettingen | – 110,9 | – 121,2 | – 128,2 | – 132,8 | – 139,8 | – 147,0 | 7,2 |
Ho toekenningen | 233,1 | 234,3 | 250,3 | 275,7 | 307,2 | 297,7 | 9,5 |
Ho omzettingen | – 155,3 | – 171,0 | – 133,6 | – 153,6 | – 168,9 | – 165,0 | – 3,9 |
Totaal | 112,4 | 88,8 | 146,7 | 157,0 | 172,5 | 147,8 | 24,7 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
De toekenningen van aanvullende beurzen in de bol zijn in 2016 per saldo € 9,6 miljoen lager uitgekomen. Dit betreft voor – € 21,5 miljoen direct gift, wat voornamelijk veroorzaakt wordt door een lager aantal studenten bol niveau 1/2. Daarnaast is € 11,9 miljoen meer toegekend aan prestatiebeurs aanvullende beurs bol niveau 3/4 dan begroot.
De omzettingen van prestatiebeurs bol naar gift zijn 10 miljoen lager dan geraamd.
De toekenningen als gift van aanvullende beurzen aan ho-studenten zijn € 5,1 miljoen lager dan geraamd. Bij de toekenningen aanvullende beurs als prestatiebeurs in het ho is het verschil ten opzichte van de raming € 9,5 miljoen. Bij de uitgaven omzettingen van aanvullende beurzen in gift bij het ho is het verschil € 1,1 miljoen.
Reisvoorziening:
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Aantal gebruikers van het reisrecht | 656.510 | 642.618 | 657.972 | 668.303 | 663.486 | 662.300 | 1.186 |
Bol | 194.599 | 204.514 | 210.984 | 215.151 | 214.627 | 209.200 | 5.427 |
Ho | 461.911 | 438.104 | 446.988 | 453.152 | 448.859 | 453.100 | – 4.241 |
Aantal RBS | 18.964 | 17.688 | 19.345 | 20.614 | 20.568 | 19.500 | 1.068 |
Bol | 2.609 | 2.553 | 2.809 | 2.978 | 3.017 | 2.800 | 217 |
Ho | 16.355 | 15.135 | 16.536 | 17.636 | 17.551 | 16.700 | 851 |
Totaal | 675.474 | 660.306 | 677.317 | 688.917 | 684.054 | 681.800 | 2.254 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het aantal studenten dat gebruik heeft gemaakt van de reisvoorziening is in 2016 per saldo iets hoger (totaal 2.254) dan begroot waarbij er sprake was van meer bolstudenten en juist iets minder studenten uit het hoger onderwijs. Het aantal studenten dat in 2016 een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland ontving is 1.068 hoger dan geraamd, voornamelijk bij het ho.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Betaling aan vervoerbedrijven | 539,3 | 681,2 | 1.124,2 | 384,7 | 1.605,2 | 1.204,7 | 400,5 |
Bol prestatiebeurs | – 200,4 | – 222,7 | – 242,2 | – 238,9 | – 246,3 | – 236,4 | – 9,9 |
Bol omzettingen | 129,7 | 145,0 | 159,4 | 181,5 | 193,3 | 202,9 | – 9,6 |
Ho prestatiebeurs | – 543,3 | – 549,3 | – 584,8 | – 572,3 | – 578,3 | – 575,2 | – 3,1 |
Ho omzettingen | 343,9 | 370,3 | 335,6 | 385,7 | 419,5 | 400,0 | 19,5 |
RBS en overig | 23,7 | 25,9 | 26,9 | 26,9 | 27,2 | 26,6 | 0,6 |
Totaal reisvoorziening | 292,9 | 450,3 | 819,1 | 167,5 | 1.420,5 | 1.022,7 | 397,8 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
De realisatie 2016 van de uitgaven reisvoorziening is totaal € 397,8 miljoen hoger dan geraamd.
Dit grote verschil zit voornamelijk bij de betaling aan vervoerbedrijven met een verschil van € 400,5 miljoen. Hiervan wordt € 391,1 miljoen verklaard door een aanvullende kasschuif van het jaar 2017 naar het jaar 2016 voor de optimalisatie van het kasritme van de Staat. De overige € 9,4 miljoen komt voort uit het hogere aantal gebruikers en iets hogere prijzen.
De reisvoorziening is voor de meeste studerenden onderdeel van de prestatiebeurs. Deze prestatiebeurzen worden relevant negatief geboekt als tegenhanger van de betaling aan de vervoerbedrijven. Voor de bol prestatiebeurs geldt dat dit negatieve bedrag € 9,9 miljoen negatiever was dan geraamd. Dit wordt veroorzaakt door met name hogere aantallen en een licht hogere prijs. Voor het hoger onderwijs is dit negatieve bedrag € 3,1 miljoen negatiever dan geraamd.
De omzettingen van prestatiebeurs naar gift waren voor de bolstudenten € 9,6 miljoen lager en voor de studenten hoger onderwijs € 19,5 miljoen hoger. Deze bedragen worden voornamelijk bepaald door het aantal studenten dat in 2015 is afgestudeerd en het aantal jaren dat zij recht hebben gehad op de reisvoorziening. Bij de omzettingen basisbeurs prestatiebeurs waren al dezelfde richtingen van de effecten zichtbaar.
Het verschil tussen begroting en realisatie 2016 bij de reisvergoeding aan studerenden in het buitenland is € 0,6 miljoen.
Overige uitgaven
De overige uitgaven omvatten voornamelijk technische boekingen, waaronder achterstallige rechten, omzettingen van prestatiebeurzen naar rentedragende lening en overige technische correcties tussen relevante- en niet-relevante uitgaven. Daarnaast worden ten laste van dit artikelonderdeel ook uitgaven gedaan aan Caribisch Nederland, EG-studerenden, kwijtscheldingen, voorschotten en handbetalingen. Tot slot worden ook niet-relevante uitgaven aan de reisvoorziening hieronder geschaard. Het totale verschil tussen raming en realisatie 2016 bij overige uitgaven bedraagt € 29,9 miljoen, waarvan – € 10,0 miljoen relevant en € 39,9 miljoen niet-relevant.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Rentedragende lening | 1.300,7 | 1.434,5 | 1.551,0 | 1.771,4 | 2.238,2 | 1.910,6 | 327,6 |
Collegegeldkrediet | 122,7 | 142,2 | 162,8 | 202,8 | 262,0 | 204,0 | 58,0 |
Totaal | 1.423,4 | 1.576,7 | 1.713,8 | 1.974,2 | 2.500,2 | 2.114,6 | 385,6 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Per saldo zijn in 2016 de niet-relevante uitgaven aan de leenfaciliteit € 385,6 miljoen hoger dan geraamd. De uitgaven aan de rentedragende lening zijn in 2016 per saldo € 327,6 miljoen hoger dan geraamd. In heel 2016 zijn meer studenten gaan lenen dan aanvankelijk was geraamd en het gemiddeld geleende bedrag was ook hoger. Dit gold zowel voor bolstudenten als voor studenten in het hoger onderwijs (ongeacht of studenten wel of niet onder het studievoorschot vallen).
Ook de niet-relevante uitgaven aan collegegeldkrediet zijn gestegen. In totaal is € 58,0 miljoen meer collegegeldkrediet verstrekt.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Het verschil tussen raming en realisatie 2016 bedraagt € 16,8 miljoen. Bij Voorjaarsnota 2016 is er € 14,2 miljoen extra beschikbaar gesteld voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) en € 2 miljoen extra voor de invordering van studiefinancieringsbedragen in het buitenland op grond van de business case fraude.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Hoofdsom (NR) | 384,3 | 418,4 | 468,8 | 517,3 | 584,0 | 573,5 | 10,5 |
Relevante rentedragende lening | 5,5 | 3,7 | 2,4 | 2,2 | 1,1 | 1,4 | – 0,3 |
Rente ontvangsten | 223,8 | 204,9 | 177,7 | 146,5 | 126,3 | 191,8 | – 65,5 |
Renteloos voorschot | 5,1 | 5,3 | 6,1 | 6,2 | 0,6 | 6,4 | – 5,8 |
Totaal | 618,8 | 632,3 | 655,0 | 672,2 | 712,0 | 773,1 | – 61,1 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
In vergelijking met de raming terugbetaling studieleningen is er in 2016 per saldo € 61,1 miljoen minder terugbetaald dan geraamd. De belangrijkste component van deze lagere ontvangsten is de ontvangen rente. Doordat de rente de afgelopen jaren steeds verder is gedaald, is ook het rentebedrag dat studenten terug moeten betalen steeds lager geworden.
De ontvangsten renteloos voorschot zijn aanzienlijk lager dan geraamd. Dit heeft te maken met een verschuiving van deze ontvangsten naar de ontvangsten hoofdsom. Er werden de afgelopen jaren abusievelijk onder het renteloos voorschot ook normale leningen geboekt. DUO heeft dit gecorrigeerd.
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
---|---|---|---|---|---|
Renteloze voorschotten t/m 1986 | 27,5 | 27,3 | 28,8 | 25,5 | 10,7 |
Rentedragende leningen verstrekt voor 1992 | 25,7 | 21,2 | 15,5 | 13,1 | 13,2 |
Rentedragende leningen verstrekt na 1992 | 11.598,0 | 12.637,1 | 13.759,0 | 15.044,4 | 16.754,2 |
Collegegeldkrediet | 397,7 | 488,1 | 583,3 | 699,9 | 850,0 |
Totaal | 12.048,9 | 13.173,7 | 14.386,6 | 15.782,9 | 17.628,1 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Tabel 11.13 geeft de vorderingstanden aan het einde van het jaar weer. Het betreft de vorderingen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2016 | 2016 | |
Achterstallig lager recht (ALR) | 48,1 | 48,7 | 50,8 | 47,6 | 41,8 | 50,8 | – 9,0 |
Reisvoorziening | 16,9 | 46,7 | 35,1 | 35,2 | 35,2 | 35,1 | 0,1 |
Overig | 11,2 | 9,7 | 10,5 | 10,0 | 6,0 | 10,7 | – 4,7 |
Totaal | 76,2 | 105,1 | 96,4 | 92,8 | 83,1 | 96,6 | – 13,5 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het verschil tussen realisatie en raming 2016 bij de ontvangsten op kortlopende vorderingen bedraagt totaal – € 13,5 miljoen. Er is voor € 9 miljoen minder ontvangen op achterstallig lager recht. Dit komt omdat er ook minder achterstallig lager recht is geconstateerd. De ontvangsten op de post overig zijn € 4,7 miljoen lager dan begroot. Dit komt voornamelijk doordat de bijverdiengrens voor studenten onder het studievoorschot niet meer geldt en er daardoor minder studiefinanciering terugbetaald hoeft te worden.