Afgelopen jaar zijn verschillende stappen genomen om de onderwijskwaliteit in Caribisch Nederland te verbeteren. Ter versterking van de verdere ontwikkeling van de bestuurskracht van de scholen is bijvoorbeeld het besluit gepubliceerd waarmee de bepalingen over «goed onderwijs goed bestuur» in de onderwijswetgeving voor Caribisch Nederland in werking treden. Met de daarbij gehanteerde invoeringstermijn van één jaar (WPO BES) respectievelijk twee jaar (WVO BES) krijgen de scholen de gelegenheid om aan de nieuwe regels te voldoen.
De Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland «Samenwerken aan kwaliteit» 2011–2016 is het afgelopen jaar geëvalueerd. Het onderwijs in Caribisch Nederland heeft de afgelopen vijf jaar een flinke verbeterslag gemaakt, alle betrokken partijen hebben hard gewerkt om alle leerlingen onderwijs van voldoende niveau te bieden. Deze inzet heeft ertoe geleid dat het merendeel van de instellingen het niveau basiskwaliteit heeft bereikt. Dat is een enorme vooruitgang ten opzichte van de situatie van voor de staatkundige transitie op 10 oktober 2010, waar alle betrokkenen heel erg trots op mogen zijn. Ook de omstandigheden waaronder de leerlingen onderwijs krijgen zijn ingrijpend verbeterd. Ondanks de grote vooruitgang die is geboekt, zijn nog niet alle ambities gerealiseerd. Uit de evaluatie blijkt dat de onderwijsagenda een goed sturingsinstrument was en dat met name de borging van de behaalde resultaten een belangrijk aandachtspunt is. Daarom is in goede samenwerking met de betrokkenen in Caribisch Nederland de tweede Onderwijsagenda «Samen werken aan de volgende stap» 2017–2020 tot stand gekomen. Hiervoor zijn in 2016 verschillende bijeenkomsten op de eilanden georganiseerd. Alle betrokkenen hebben daarbij een grote inzet getoond. De nieuwe onderwijsagenda is op 28 november tijdens de onderwijsconferentie op Sint Eustatius ondertekend.
Realisatie beleidsdoorlichtingen
Artikel | Realisatie | Wanneer gepland | Geheel artikel | Behandeling in Tweede Kamer | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | ||||
1. Primair onderwijs | |||||||||||
1, 3, 4, 6, 7 en 9 Onderwijs | |||||||||||
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1 | 20142 | Nee3 | Schriftelijk vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen. | ||||||||
Doelmatigheid en focus op het onderwijs1 | 20142 | Nee3 | Schriftelijk vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen. | ||||||||
Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1 | 20142 | Nee3 | Schriftelijk vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen. | ||||||||
1,3, 4, 6 en 7 Onderwijs | |||||||||||
Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk | 2014 | Nee3 | Betrokken bij WGO jaarverslag. | ||||||||
Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat | 2014 | Nee3 | Betrokken bij WGO jaarverslag. | ||||||||
Brede scholen4 | 2014 | Nee3 | Betrokken bij WGO jaarverslag. | ||||||||
4. Beroepsonderwijs en volwasseneducatie | |||||||||||
Leren & Werken | 2011 | Nee5 | Schriftelijk overleg of schriftelijke vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen. | ||||||||
6 en 7. Hoger onderwijs | |||||||||||
Kennisfunctie Hoger beroepsonderwijs | 2010 | Nee6 | Schriftelijk overleg of schriftelijke vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen | ||||||||
9. Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid | |||||||||||
Actieplan Leerkracht | 2013 | Nee | Betrokken bij AO over leraren en lerarenopleiding. | ||||||||
12. Tegemoetkoming onderwijs bijdrage en schoolkosten | X | 2017 | Ja | Nog te ontvangen. | |||||||
14. Cultuur | |||||||||||
Waarborgen aanbod en participatie cultuur | 2011 | Nee7 | Betrokken bij notaoverleg | ||||||||
Cultuur 2009–2014 | 20148 | Ja | Betrokken bij AO over cultuurbeleid en cultuur. | ||||||||
15. Media | |||||||||||
Mediabeleid 2004–2009 | 2010 | Ja | Schriftelijke vragen en beantwoording in overleg. | ||||||||
Mediabeleid 2010–2013 | 2014 | Ja | Betrokken bij wetsvoorstel Publiek Omroepstelsel. | ||||||||
16. Onderzoek en wetenschapsbeleid | |||||||||||
25. Emancipatie | |||||||||||
Emancipatie 2011–2014 | 2014 | Ja | Betrokken bij AO Emancipatie |
Zie ook: «meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen»
Zie ook: Bijlage 2. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek.
De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog is uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.
Deze doorlichtingen zijn in 2014 gestart, maar zijn in 2015 afgerond zodat de resultaten van meerdere effectstudies die in 2015 beschikbaar kwamen in de doorlichtingen meegenomen konden worden.
Deze beleidsdoorlichtingen zijn gebaseerd op de beleidsdoelstellingen die in de beleidsagenda 2012 zijn opgenomen en zijn artikel overschrijdend.
Deze doorlichting is onderdeel van de beleidsdoorlichting Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat.
Deze beleidsdoorlichting dekt de beleidsdoelstelling «De samenleving benut optimaal de kennis van het hoger onderwijs en onderzoek vice versa».
In verband met het focusonderwerp kwaliteit beleidsdoorlichtingen van de Tweede Kamer wordt in onderstaande tabel ingegaan op de belangrijkste conclusies en ingezette beleidsacties naar aanleiding van de conclusies van de beleidsdoorlichtingen die in 2014, 2015 en 2016 zijn afgerond.
Doorlichting | Belangrijkste conclusies en ingezette acties naar aanleiding van de conclusies. |
---|---|
1, 3, 4, 6, 7 en 9 Onderwijs | |
Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1 Doelmatigheid en focus op het onderwijs1 Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat Brede scholen | In de beleidsdoorlichting «Prestaties van leerlingen en studenten omhoog» is alleen gefocust op het nieuwe beleid zoals verwoord is in de beleidsagenda 2012. De beleidsdoorlichting gaat over de vijf centrale beleidsdoelstellingen van het onderwijsbeleid in de beleidsagenda 2012: 1. prestaties van leerlingen en studenten omhoog 2. scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat 3. goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders 4. scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd 5. doelmatigheid en focus op het onderwijs zelf |
Op hoofdlijnen heeft de ADR het volgende geconcludeerd: Ten eerste is de implementatie van beleid goed op streek, maar is de doorwerking op het niveau van de klas een zaak van langere adem. Ten tweede vertonen veel prestaties een stijgende lijn, maar blijven de prestaties op bepaalde onderdelen achter. Ten derde zijn er indicaties dat het onderwijs in de afgelopen jaren een doelmatigheidsslag heeft gemaakt, maar is het lastig om de doelmatigheid ervan daadwerkelijk vast te stellen. Door de vele beïnvloedende factoren is het echter lastig om de effectiviteit en doelmatigheid van afzonderlijke beleidsinstrumenten vast te stellen. | |
In de beleidsreactie op de beleidsdoorlichting «prestatie van leerlingen en studenten omhoog» wordt ingegaan op de lessen die per conclusie kunnen worden getrokken en wordt verwezen naar diverse Kamerstukken die over de verschillende beleidsdoelstellingen aan uw Kamer zijn verzonden. Het kabinet blijft hiermee onverminderd in zetten op het inzichtelijk maken van de doelmatigheid van het beleid, onder meer door het uitvoeren van evaluaties en het tegen het licht houden van doelmatigheid van de stelselkenmerken, zoals ook door de OESO werd onderzocht. | |
14. Cultuur | |
Cultuur 2009–2014 | De ADR concludeert dat de beleidsdoelen uit de begroting 2012 grotendeels zijn behaald. Voor het kunstenveld gaat het om doelstellingen op het gebied van kwaliteit, diversiteit van het aanbod, toegankelijkheid, geografische spreiding, publiek en de eigen inkomstennorm. Voor erfgoed gaat het om goede zorg, bescherming en ontsluiting. De ADR constateert dat er een omslag is in de cultuursector: instellingen zijn minder afhankelijk van subsidies. Tegelijkertijd wijzen zij er op dat het nog te vroeg is om definitieve conclusies te trekken voor de lange termijn. Belangrijke beleidswijzigingen zijn nog maar een paar jaar geleden geïmplementeerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de bezuinigingen op de culturele basisinfrastructuur (BIS) en wijzigingen in de monumentenzorg. Daarbij merkt de ADR ook op dat de doelmatigheid van de beleidsuitvoering nog niet overal kan worden vastgesteld. |
De bevindingen uit deze doorlichting onderstrepen het belang en de noodzaak van beleidsevaluaties en het longitudinaal monitoren van ontwikkelingen en hebben hieraan een impuls gegeven. Dit gebeurt in overleg met de sector, de rijkscultuurfondsen, de gemeenten, de brancheorganisaties, het SCP en het CBS. De jaarlijkse publicatie Cultuur in Beeld brengt de belangrijkste ontwikkelingen en inzichten over het culturele veld en de effecten van beleid samen. Begin 2017 verschijnt de Erfgoedbalans met feitelijke informatie over het erfgoed in Nederland, en de effecten van het erfgoedbeleid. Verdere stappen hierin zijn dat het SCP op verzoek van OCW een set kernindicatoren cultuur zal ontwikkelen in samenspraak met het veld. Ook zal het SCP op verzoek van OCW een monitor cultuur ontwikkelen. | |
15. Media | |
Mediabeleid 2010–2013 | De centrale beleidsdoelstelling is: een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod dat toegankelijk en betaalbaar is voor alle lagen van de bevolking. De ADR concludeert dat de inzet van de instrumenten wetgeving en financiering doeltreffend en doelmatig lijken. Het gaat dan om het stelsel van de publieke omroepen en het toezicht van het Commissariaat voor de Media daarop, de werking van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek, het Mediafonds en de maatregelen ter stimulering van bewust mediagebruik (Mediawijzer.net en Kijkwijzer). Er zijn ook een aantal aandachtspunten. Zo zijn twee (van de 24) doelstellingen uit de prestatieovereenkomst van de NPO in de onderzoeksperiode niet gehaald: het gestelde doel voor het bereik van het audio-aanbod (radio) en het vergroten van het bereik onder jongeren. Over een deel van de doelstellingen concludeert de ADR dat deze niet smart geformuleerd zijn of dat geen norm gesteld is. Vaak is wel aannemelijk dat het beleid doeltreffend en doelmatig is, maar ontbreekt echt effectonderzoek om dat te kunnen vaststellen. Maar soms is dat effectonderzoek niet mogelijk. |
De bevindingen hebben geleid tot enkele aandachtspunten in het beleid. De Staatssecretaris is op onderdelen kritischer dan de ADR. Om publieke omroep toekomstbestendig te houden is volgens het kabinet meer nodig dan de uitvoering van in de begroting genoemde doelstellingen. Grote veranderingen in het medialandschap en het mediagebruik maken dit noodzakelijk. De NPO moet meer onderscheidend zijn en meer openstaan voor partijen buiten het bestel. Verder heeft de beleidsdoorlichting geleid tot een verbetering van de beleidsdoelstelling in de begroting. Tenslotte is er meer aandacht voor beleidsevaluaties, zoals in het geval van Mediawijzer.net dat scherpere doelen moet formuleren en de resultaten beter moet evalueren. | |
25. Emancipatie Emancipatie 2011–2014 | De belangrijkste conclusies uit de beleidsdoorlichting emancipatie zijn: • Er zijn betekenisvolle resultaten op projectniveau, maar het is lastig om een causaal verband te leggen tussen deze projecten en de cijfermatige ontwikkelingen, zeker als de activiteiten van andere departementen dan OCW niet worden meegenomen; • Ook spelen bij emancipatie veel maatschappelijke factoren een rol waarop beleid geen directe invloed kan uitoefenen. Vaak hebben de emancipatieprojecten van OCW geen landelijk bereik; • Pleidooi voor meer kwantitatieve operationele doelen van projecten en externe (effect)evaluaties; |
De belangrijkste beleidsacties zijn: • Aanscherping van de subsidieregeling emancipatie; er wordt uitgegaan van (meest meerjarige) strategische partnerschappen tussen overheid en veld. (Staatscourant 2 dec 2016, nr. 64836). • Meer sturing op lopende en nieuwe gesubsidieerde projecten op bijdrage aan integrale beleid; • Meer focus op de samenhang tussen projecten en verschillende interventieniveaus (bijv. de landelijke gay-straightallianties en de «Regenboogsteden») en tussen projecten gericht op vrouwen- en LHBT-emancipatie (bijv. de nieuwe alliantie genderdiversiteit); • Meer eigenaarschap en verankering van emancipatie op lokaal niveau (bijv. in de GSA Natuurlijk Samen en in Kracht on Tour); • Een steviger rol van vakdepartementen bij het verankeren van emancipatie in het eigen beleid, bij. op het thema Gender en Gezondheid (VWS ondersteunt nu een groot programma via ZonMW op dit thema); • Het nog beter volgen van de voortgang van het beleid via landelijke monitors (van SCP en CBS), maar ook meer specifiek op thema, lokaal en internationaal (o.a. benchmarking), bijvoorbeeld door extra vragen bij Veiligheidsmonitor en Nationale Enquête Arbeidsmarkt; • Verdere (effect)evaluaties van projecten, vooruitlopend op de volgende beleidsdoorlichting (in 2018); • Verder stimuleren van het certificeren van emancipatie-instrumenten op hun werkzaamheid, bijv. opnemen van interventies gericht op jongeren in het systeem van NJI (Nationaal Jeugdinstituut). |
Toetsing kwaliteit beleidsdoorlichtingen
Onderstaande alinea gaat in op het focusonderwerp van de Vaste Kamercommissie OCW: toetsing kwaliteit van de beleidsdoorlichtingen, met name van de doorlichting «Prestaties leerlingen en studenten omhoog».
OCW heeft in 2014 en 2015 de beleidsdoelstellingen uit de beleidsagenda van 2012 doorgelicht. In een beleidsdoorlichting staat de effectiviteit van een specifiek beleidsonderdeel centraal. De beleidsdoorlichtingen zijn uitgevoerd door de ADR. De beleidsdoorlichtingen voldoen aan de kwaliteitseisen die de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek van Financiën (RPE, art.3.2) op het moment van uitvoering voorschreef. Bij de beleidsdoorlichtingen is gekozen voor een benadering vanuit de beleidsdoelstellingen uit de beleidsagenda (artikel-overschrijdend voor onderwijs) in plaats van op de artikelen uit de begroting. Op basis van onze ervaringen hebben we geleerd dat dit uitgangspunt de uitvoerbaarheid van de beleidsdoorlichting niet ten goede kwam, noch de leesbaarheid. Ook was de periode tussen de start van de beleidsdoelstellingen en de uitvoering van de beleidsdoorlichting soms te kort om de effecten van de beleidsdoelstellingen diepgaand te meten. Daarbij heeft onderwijs ook nog eens te maken met het gegeven dat effecten van een beleidsdoelstelling of onderwijsbeleid niet altijd te isoleren zijn.
Naast de beleidsdoorlichting heeft de OESO heeft het afgelopen jaar op ons verzoek gekeken naar de prestaties van het Nederlandse onderwijsstelsel als geheel (met uitzondering van het hoger onderwijs). Zo kon het Nederlandse onderwijsstelsel worden vergeleken met de onderwijsstelsels in andere landen. In haar review constateert de OESO dat het Nederlandse onderwijsstelsel er goed voor staat. Het Nederlandse onderwijs is volgens de meeste OESO-indicatoren sterk en steekt op veel gebieden boven het maaiveld uit.
Overzicht van Risicoregelingen
Artikel | Omschrijving | Uitstaande garanties 2015 | Verleend 2016 | Vervallen 2016 | Uitstaande garanties 2016 | Garantie-plafond | Totaal plafond | Totaal stand risicovoorziening |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
14 | Indemniteitsregeling | 277.000 | 659.159 | 678.782 | 257.377 | 300.000 | ||
Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen | 202.049 | 0 | 12.709 | 189.340 |
«De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen onder meer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.
Voor de Academische Ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.
Artikel | Omschrijving | 2015 | 2016 |
---|---|---|---|
14 | Achterborgovereenkomst NRF | 278,7 | 307,8 |
Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van Rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratie-opgave gefinancierd te krijgen. De achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.
Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.
De achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de achterborg.
Artikel | Omschrijving | Uitgaven 2015 | Ontvangsten 2015 | Saldo 2015 | Uitgaven 2016 | Ontvangsten 2016 | Saldo 2016 | Totaal stand mutatie volume risicovoorziening 2016 en 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
3 | Voortgezet Onderwijs | 184 | 184 | 184 |
In verband met de afhandeling van het faillissement van de Islamitische Scholengemeenschap Ibn Ghaldoun in 2013, en de garantstelling die door het Ministerie van OCW wordt verleend voor schatkistbankieren, is een bedrag van € 184.338,07 betaald aan het Ministerie van Financiën voor het openstaande bedrag van de roodstandfaciliteit.