Base description which applies to whole site

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling

Algemene Doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp geprioriteerd worden en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; Kamerstukken II 2011–2012 32 660, nr. 50). In dit rijksbeleid is het Rijk verantwoordelijk voor dertien nationale belangen. Het Rijk is verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. In dit kader werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving, evenals de medeoverheden. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang.

De Minister van IenM is vanuit deze rol verantwoordelijk dan wel coördinerend voor:

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening. Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Samenwerken met bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren.

  • De stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie samen met de andere overheden (invoeringsbegeleiding, digitale ondersteuning en infodesk).

  • De duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals de Structuurvisie Ondergrond en een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050.

  • Verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • De structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.

  • Via de gebiedsagenda’s in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (onder andere woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid).

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

De monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities. In de meeste gevallen is er daarbij sprake van een gewenste ontwikkelingsrichting en niet altijd van een kwantitatieve doelstelling. In 2016 is de tweede vervolgmeting verschenen.

Nationaal belang SVIR1

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte

Meting 2016

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

http://www.clo.nl/indicatoren/nl2150-economische-ontwikkeling-in-regios-met-concentratie-topsectoren?ond=20912

Doelrealisatie: Volgens het PBL doen de stedelijke regio's het economisch over het algemeen beter dan de overige delen van het land. Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner is het hoogst in de

COROP-plusgebieden Haarlemmermeer en omgeving, Amsterdam en Stadsgewest Utrecht. Daarnaast heeft Overig Groningen vanwege de aardgaswinning een hoog bbp per inwoner. De regio's Amsterdam en Utrecht hebben naar verhouding veel arbeidsplaatsen.

       
 

Bereikbaarheid

Nabijheid wonen-werken

http://www.clo.nl/indicatoren/nl2134-nabijheid-wonen---werken?ond=20912

Doelrealisatie:. De onderlinge nabijheid van wonen en werken in Nederland is voor de gemiddelde inwoner tussen 1996 en 2015 met circa 2,5% toegenomen. De regionale verschillen in nabijheid zijn groot

 

Vestigingsklimaat

Fysiek vestigingsklimaat

http://www.clo.nl/indicatoren/nl2133-regionale-quality-of-living?ond=2091

Doelrealisatie: De Quality of Living van Nederland is bovengemiddeld goed in vergelijking met andere Europese regio's. Dat geldt zelfs in vergelijking met de 25 Europese regio's met het hoogste Bruto Regionaal Product. Ten opzichte van twee jaar geleden zijn er weinig veranderingen opgetreden.

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor(duurzame) energievoorzieningende energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger

2.800 km (2008), 2.890 km (2012), 2890 (2015)

http://www.clo.nl/indicatoren/nl2135-hoogspanningsleidingen?ond=20912

De toename van het aantal woningen in zones langs hoogspanningsleidingen waar beperkingen gelden (indicatieve vrijwaringszones) is tussen 2000 en 2015 ongeveer 9.500 woningen

 

Transitie duurzame energie

Verbruik hernieuwbare energie

http://www.clo.nl/indicatoren/nl0385-verbruik-van-hernieuwbare-energie?ond=20912

Doelrealisatie: Het aandeel hernieuwbare energie van het totale energieverbruik is in 2015 gestegen met een kwart procentpunt naar 5,8 procent (CBS, 2016a).

 

Doelstelling windenergie

Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

http://www.clo.nl/indicatoren/nl0386-windvermogen-in-nederland?ond=20912

Doelrealisatie: De elektriciteitsproductie van windmolens nam in 2015 met 19 procent toe, vooral door uitbreiding van de capaciteit. In 2015 kwam 52 procent van de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie (CBS, 2016).

2 009 MW (2010) 2 205 MW op land (2012), 3031 MW (2015)

228 MW op zee (2012), 357 MW (2015)

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

Toename rode ontwikkelingen buisleidingstroken

http://www.clo.nl/indicatoren/nl2136-hoofdnetwerk-buisleidingen?ond=20912

Netlengte 18.406 km (2008),

Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 251(2000), 250 (2012) 250 (2016)

Doelrealisatie: Het aantal woningen binnen buisleidingstroken ligt in de periode 2000 – 2012 rond de 250 en is in de periode 2000 – 2015 vrijwel onveranderd

In 2008 bedraagt de lengte aan buisleidingen voor aardgas, olie en olieproducten en overige gevaarlijke stoffen, binnen de gereserveerde leidingstroken, in totaal 18.406 km. Daarnaast ligt er ongeveer 124.000 km aan gasleidingen voor lokale distributie. Sinds 2008 zijn geen gegevens beschikbaar over de ontwikkeling van het leidingennetwerk binnen de buisleidingstroken.

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is.

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

http://www.clo.nl/indicatoren/nl2173-toepassing-ladder-duurzame-verstedelijking?ond=20912

http://www.clo.nl/indicatoren/nl2172-naleving-ladder-duurzame-verstedelijking?ond=20912

Aandeel Ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de Ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013) 43% (2016)

Doelrealisatie: Volledige toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking in ladderplichtige bestemmingsplannen nam de afgelopen twee jaar ten opzichte van de vorige periode toe van 8 naar 43 procent. Inclusief summiere of gebrekkige toepassingen is dat zelfs bij twee derde van de plannen het geval.

Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2016, Planbureau voor de Leefomgeving (www.clo.nl)

1

Met betrekking tot artikel 13 zijn vijf belangen uit de Monitor SVIR van belang (Kamerstukken II 2011–2012 32 660, nr. A/50). Aangegeven wordt in hoeverre er sprake is van een gewenste ontwikkelingsrichting dan wel in hoeverre de doelstelling wordt gerealiseerd.

Kengetallen: Geo-informatie
 

Basiswaarde

Oude streefwaarde

Realisatie 2013

Nieuwe streefwaarde

Te behalen in jaar

Realisatie 2016

Gebruik Nationaal GeoRegister

Index: 100

>100%

85%

Gebruik relevante overheidsbestanden 100%

2015

99%

Implementatie Inspire

Inspire-monitor indicatoren

Beter dan 2013

99%

Volledig Inspire Compliant

2016

100%

Basisregistraties

           

BAG gebruik

100%

>50%

85%

>90%

2014

100%

BRT gebruik

100%

>75%

100%

100%

n.v.t.

100%

BGT opbouw registratie

100%

>75%

>65%

100%

2016

80%

BRK gebruik

100%

100%

100%

100%

n.v.t.

100%

BRO opbouw registratie

100%

>50%

<35%

>90%

2016

<50%

Bron: Kadaster, stichting SVB-BGT en TNO (2016)

Afkortingen

BAG: Basisregistratie Adressen en Gebouwen

BRT: Basisregistratie Topografie

BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie

BRK: Basisregistratie Kadaster

BRO: Basisregistratie Ondergrond

Toelichting

  • Aan de vulling van de Basisregistratie Grootschalige Topografie is in 2016 hard gewerkt. De vulling is tot ongeveer 80% gerealiseerd. In 2017 wordt de vulling naar 100% afgerond. De vooruitzichten zijn goed.

  • De opzet van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) strekt zich uit over meerdere domeinen en is daarmee complex. De betrokken partners zitten wel op de goede koers om de registratie te realiseren. In 2016 is een nieuw samengesteld programmateam aan de slag gegaan. Het realisatietempo voor de BRO gaat hiermee aanmerkelijk omhoog.

Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854).

Beleidsconclusies

In 2016 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) tussentijds geëvalueerd. In de aanbiedingsbrief van de evaluatie aan de Tweede Kamer is een beleidsreactie opgenomen (Kamerstukken II 2015–2016 32 660, nr. 66) waarbij is aangegeven dat de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) het richtinggevende nationale ontwikkelingsperspectief wordt waaraan, volgens de evaluatie, behoefte bestaat.

De bij de kengetallen en indicatoren gepresenteerde monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Een vijftal hiervan zijn van belang voor het doelbereik van artikel 13: ruimtelijke ontwikkeling. In 2016 is de tweede vervolgmeting van deze monitor verschenen. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) constateert hierin dat de resultaten grotendeels vergelijkbaar zijn met de meting in 2014. Volgens het PBL doen de stedelijke regio's het economisch in het algemeen beter dan de overige delen van het land. De nabijheid van wonen en werken is sinds 1996 licht verbeterd, met name vanwege de groei van bevolking en werkgelegenheid in steden. De afstemming van maatregelen op het gebied van verstedelijking en infrastructuur is echter nog niet optimaal. Zo kwamen nieuwe arbeidsplaatsen voor een belangrijk deel terecht op autosnelweglocaties; deze locaties zijn met openbaar vervoer minder goed bereikbaar. De Quality of Living van Nederland is bovengemiddeld goed in vergelijking met andere Europese regio's. Verder is de toepassing van de Ladder voor Duurzame verstedelijking in ladderplichtige bestemmingsplannen de afgelopen twee jaar sterk toegenomen. In 2016 is de Ladder voor Duurzame verstedelijking aangepast en ligt – na consultatie – voor bij de Raad van State.

In relatie tot de Geo-informatie zijn de streefcijfers met betrekking tot het gebruik van het Nationaal GeoRegister praktisch volledig en in het geval van Inspire zelfs een jaar eerder gehaald. Met betrekking tot de basisregistraties loopt realisatie iets achter bij streefwaardes. Dat komt voornamelijk door de complexe opbouw van de Basisregistratie Ondergrond (BRO). Het gebruik van Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG) stijgt conform de verwachtingen en ook bij de opbouw van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) is in 2016 een dusdanige versnelling opgetreden dat de streefwaarde van 100% in 2016 nagenoeg is gerealiseerd en 100% in de eerste helft van 2017 wordt gehaald.

Evaluaties

Overeenkomstig de aankondiging in de begroting 2016 heeft er in 2016 een evaluatie plaatsgevonden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling bijzondere financiering Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB. De conclusie van de evaluatie, uitgevoerd door EY, is dat hoewel de regeling bodemsaneringsborgstellingskrediet complementair is aan andere regelingen op het gebied van bodemsaneringen, de relevantie van de regeling gering is. In het MKB is beperkt behoefte aan een borgstellingskrediet voor bodemsanering. Wijzigingen in het bodembeleid en de komst van subsidieregelingen in 2006 (waaronder de bedrijvenregeling en cofinanciering), hebben ertoe geleid dat de relevantie van de regeling is afgenomen. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is beëindigd. Met ingang van 2017 wordt garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 436.000.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)

13

Ruimtelijke ontwikkeling

       

Realisatie

Begroting

Verschil

 
   

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

 

Verplichtingen

 

35.851

101.410

69.162

119.401

111.358

8.043

1)

Uitgaven

 

112.483

98.154

112.043

114.623

112.233

2.390

 

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

 

12.920

7.728

12.065

8.261

6.849

1.412

 

13.01.01

Opdrachten

 

5.651

4.469

4.665

7.472

4.672

2.800

2)

 

– Wabo

 

187

25

2

0

1.463

– 1.463

 
 

– Architectonisch beleid

 

1.543

1.800

1.744

1.933

1.728

205

 
 

– Overige opdrachten

 

3.921

2.644

2.919

5.539

1.481

4.058

 

13.01.02

Subsidies

 

4.868

1.770

4.472

789

966

– 177

 

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

1.948

1.451

2.436

0

1.211

– 1.211

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

1.948

1.451

2.436

0

1.211

– 1.211

 

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

453

38

492

0

0

0

 

13.02

Geo-informatie

 

36.184

42.613

51.639

47.809

38.806

9.003

 

13.02.01

Opdrachten

 

2.554

2.676

2.385

3.087

4.788

– 1.701

 

13.02.02

Subsidies

 

5.060

11.494

12.532

10.571

1.999

8.572

 
 

– Basisregistraties

 

5.060

11.494

12.532

10.571

1.999

8.572

3)

13.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

 

28.570

28.443

36.722

34.151

32.019

2.132

4)

 

– Kadaster

 

28.570

28.443

36.722

34.151

32.019

2.132

 

13.03

Gebiedsontwikkeling

 

16.345

13.603

3.422

7.671

8.069

– 398

 

13.03.01

Opdrachten

 

5.341

1.733

932

1.160

1.111

49

 

13.03.02

Subsidies

 

48

194

134

72

90

– 18

 

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

 

86

0

0

0

0

0

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

86

0

0

0

0

0

 

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

10.870

11.676

2.356

6.439

6.868

– 429

 
 

– Projecten BIRK

 

4.823

11.676

2.288

3.889

4.318

– 429

 
 

– Projecten Nota Ruimte

 

6.047

0

68

0

0

0

 
 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

 

0

0

0

2.550

2.550

0

 

13.04

Ruimtegebruik bodem

 

42.609

28.438

32.367

25.737

43.748

– 18.011

 

13.04.01

Opdrachten

 

2.756

1.846

1.784

5.531

3.350

2.181

5)

13.04.02

Subsidies

 

22.047

19.447

17.654

13.380

12.000

1.380

 
 

– Bedrijvenregeling

 

6.912

6.924

10.746

6.977

10.000

– 3.023

6)

 

– Bodemsanering NS

 

4.538

4.538

4.538

0

0

0

 
 

– Caribisch Nederland

 

0

0

0

4.372

0

4.372

 
 

– Overige subsidies

 

10.597

7.985

2.370

2.031

2.000

31

 

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

 

7.938

6.862

8.709

6.826

7.523

– 697

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

7.938

6.862

8.709

6.826

7.523

– 697

 

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

 

1.500

283

1.900

0

20.875

– 20.875

7)

 

– Meerjarenprogramma Bodem

 

0

0

1.900

0

20.225

– 20.225

 
 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

 

1.500

283

0

0

650

– 650

 

13.04.07

Bekostiging

 

8.368

0

2.320

0

0

0

 
 

– Uitvoering klimaatadaptie

 

8.368

0

2.320

0

0

0

 

13.05

Eenvoudig Beter

 

4.425

5.772

12.550

25.145

14.761

10.384

 

13.05.01

Opdrachten

 

2.357

3.700

4.158

10.582

8.281

2.301

8)

 

– Eenvoudig Beter

 

2.357

3.511

4.019

10.582

8.281

2.301

 
 

– OLO 3

 

0

189

139

0

0

0

 

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

 

2.068

2.072

8.392

14.563

6.480

8.083

9)

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

2.068

2.072

8.392

14.563

6.480

8.083

 
                   
 

Ontvangsten

 

6.938

2.901

6.371

23.057

934

22.123

10)

Garanties

Toelichting op de financiële instrumenten

Op artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling zijn garanties verstrekt aan het Kadaster en voor de garantieregeling MKB krediet. Ultimo 2016 bedragen de uitstaande garanties € 25,4 miljoen.

Verplichtingen (ad 1)

De mutatie in het verplichtingensaldo wordt met name veroorzaakt door overhevelingen in het Gemeentefonds en Provinciefonds in het kader van het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020.

13.01 Ruimtelijke Instrumentarium
13.01.01 Opdrachten (ad 2)

Uitvoering Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In 2016 zijn de financiële middelen voor een belangrijk deel ingezet ter voorbereiding van de Nationale Omgevingsvisie. Daarnaast is verder gewerkt aan de realisatie van de SVIR en de kennisontwikkeling ten behoeve van de uitvoering (door derden) van de SVIR. Meer concreet is bijgedragen aan de evaluatie van de SVIR, zijn beleidsverkenningen uitgevoerd en is vakkennis op peil gehouden. Bovendien zijn in 2016 wederom provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s ondersteund door middel van het vergaren van kennis en het doen van experimenten.

Architectonisch beleid

De Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp (AAARO) 2013–2016 was ook in 2016 het kader voor de beleidsinzet om de positie van ontwerpend onderzoek te versterken. Met uiteenlopende programma’s is invulling gegeven aan deze beleidsdoelstelling. In 2016 is een succesvol begin gemaakt met de inzet van het zogenaamde «O-team» om lokale publieke opdrachtgevers te ondersteunen bij gebiedsopgaven en te adviseren over de inzet van ontwerp. Samen met het Ministerie van OCW is in 2016 de programmering voor de periode 2017–2020 vastgesteld (Kamerstukken II 2016–2017, 31 535, nr. 11).

Overige opdrachten (ondermeer Ruimtelijke Adaptatie)

In het nieuwe programma Ruimtelijke Adaptatie, als uitwerking van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie is in 2016, als onderdeel van de Klimaatagenda ondermeer gewerkt aan de Nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS). Deze is begin december 2016 aan de TK aangeboden. De NAS geeft een overzicht van de risico’s van klimaatverandering over de volle breedte van alle domeinen en sectoren, geeft extra aandacht aan een aantal urgente risico’s die zich met name het komende decennium voordoen, beschrijft het staand beleid op deze onderwerpen en benoemt een aantal concrete acties. Eveneens heeft in 2016 in Den Haag de succesvolle internationale klimaatconferentie PROVIA in mei plaatsgevonden.

De hogere realisatie van de uitgaven is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Ter financiering hiervan is een kasschuif van ca. € 2,0 miljoen uit latere jaren uitgevoerd. Tevens is het beheer en onderhoud van het Omgevingsloket Online (OLO) 2, circa € 1,2 miljoen overgeheveld van het financieel instrument «Bijdrage aan agentschappen» naar het reguliere opdrachtenbudget van RO.

13.01.02 Subsidies

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)

De in 2016 toegezegde subsidies aan de activiteiten, die door het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, De TU Delft, de Academies van Bouwkunst en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam in het kader van de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013–2016 zijn uitgevoerd.

13.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Sinds 2016 wordt de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS m.b.t. het OLO2 beheer en onderhoud niet meer via dit budget verstrekt, maar via het reguliere opdrachtenbudget van Ruimtelijke Ontwikkeling.

De lage realisatie (nihil) is daar een logisch gevolg van. De voor het beheer en onderhoud van OLO2 benodigde € 1,2 miljoen is overgeboekt naar het RWS uitvoeringsbudget als onderdeel van opdrachtenbudget RO.

13.02 Geo informatie
13.02.01 Opdrachten

De structurele middelen zijn bestemd voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn Inspire, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Verder zijn hier opgenomen de opdrachten aan onder meer Geonovum, SAGEO en Geofort in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo- informatie. Bovendien zijn in het kader van het programma Basisregistratie grootschalige topografie en de Basisregistratie Adressen en Geo gebouwen in 2016 diverse opdrachten verstrekt.

13.02.02 Subsidies (ad 3)

In 2016 is verder gewerkt aan de vulling van de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT). De transitie van de oude Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) naar de nieuwe BGT is in 2016 nog niet geheel afgerond, hetgeen nu in 2017 zijn beslag zal moeten krijgen. Deze werkzaamheden worden gecoördineerd en uitgevoerd door de stichtingen Landelijk Samenwerkingsverband GBKN (LSV-GBKN) en het Samenwerkingsverband van Bronhouders BGT (SVB-BGT). Ook in 2016 zijn daartoe subsidies aan beide stichtingen toegekend. Tevens is wederom de structurele basissubsidie aan de stichting Geonovum uitgekeerd. Deze middelen zijn besteed aan het uitvoeren van de basisprogramma’s op het terrein van geo-informatie en de geo- basisregistraties.

De hogere realisatie heeft te maken met de afronding van de transitie van de oude Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) naar de nieuwe BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie). In dat kader zijn subsidies verstrekt aan bovengenoemde stichtingen. Hiervoor zijn middelen (€ 4,7 miljoen) overgeheveld van de financiële instrumenten «Opdrachten» en «Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s» naar «Subsidies». Hiernaast is € 3,8 miljoen terug ontvangen op eerder verstrekte subsidies. Deze middelen zijn vervolgens opnieuw ingezet ten behoeve van de afronding van de transitie van de BGT.

13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT (ad 4)

Meer specifiek betreft dit de structurele opdracht aan het Kadaster. De bijdrage was ook in 2016 bestemd voor ontwikkeling, beheer en realisatie van de landelijke voorziening van basisregistraties. Dit omvat tevens de brede verspreiding van aansluitingen op en gebruik van het gezamenlijke loket PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), het Nationaal GeoRegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn Inspire en de beheerkosten van Ruimtelijkeplannen.nl.

De hogere realisatie op dit onderdeel is het gevolg van een hoger dan geraamde voorschotbetaling in 2016 op de Kadasteropdracht van 2017.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten

De middelen uit dit budget zijn in 2016 ingezet als opdrachten in relatie tot de gebiedsontwikkelingen en hadden veelal een relatie met het MIRT. Het Rijk doet dit – voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein – samen met de regio’s en andere partijen aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s.

13.03.02 Subsidies

Er is onder deze titel in 2016 de jaarlijkse subsidie aan het Regiecollege Waddengebied (RCW) verstrekt.

13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. In 2016 is de slotbetaling uitgekeerd aan het project in Sittard.

Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)

Deze middelen betreffen de Rijksbijdrage voor het project Bestaand Rotterdams Gebied (BRG) als onderdeel van het Project Mainport Rotterdam. Ook in 2016 is daartoe een bijdrage aan Rotterdam uitgekeerd.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten (ad 5)

Het beleidsonderbouwend onderzoek betreft onder meer onderzoek ten behoeve van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Ondergrond, de fundamentele herziening van de Wet bodembescherming, de voorbereiding van de overgang naar de Omgevingswet, de Basisregistratie Ondergrond en het uitvoeringsprogramma van de Drinkwaternota 2014. De ontwerp Structuurvisie Ondergrond is in november 2016 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2015–2016 33 136, nr. 14). De hogere realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door een kennisopdracht behorende bij het bodemconvenant 2016–2020 en de financiering van de basisregistratie ondergrond in 2016.

13.04.02 Subsidies (ad 6)

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, zijn subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd. Jaarlijks kunnen bedrijven via lokale overheden verzoeken tot subsidievaststelling indienen. Het totaalbedrag aan ontvangen verzoeken tot subsidievastelling was in 2016 lager dan voorzien.

Bodemsanering NS

Er zijn geen subsidies begroot en gerealiseerd in 2016.

Caribisch Nederland

In 2016 zijn subsidies verstrekt ten behoeve van investeringen in drinkwater- en afvalwatervoorzieningen van in totaal € 4,4 miljoen. Hiervan was € 93.000 bestemd voor transport op Saba, € 1,2 miljoen voor transport op Bonaire, € 2,2 miljoen voor de RWZI op Bonaire, € 0,7 miljoen voor drinkwater Saba en € 0,2 miljoen voor transport op Sint Eustatius.

De hogere realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door een combinatie van overheveling van budget voor drink- en afvalwater Caribisch NL van het financiële instrument bijdrage aan medeoverheden naar het financiële instrument subsidie in 2016, alsmede door lagere subsidievaststelling op de Bedrijvenregeling.

Overige subsidies

Dit betreft het programma commissie Milieu EffectenRapportage (MER) en GGD Nederland.

Programma Commissie MER

Sinds 1 juli 2014 brengt de Commissie voor de milieueffectrapportage de kosten van haar advies in rekening bij het bevoegd gezag dat het advies heeft gevraagd. Om de continuïteit van de bij wet ingestelde Commissie m.e.r. niet in gevaar te brengen wordt door het Rijk in de jaren 2014–2017 een overbruggingsbudget van jaarlijks € 2 miljoen beschikbaar gesteld (Kamerstukken II 2013–2014 33 686, nr. 6).

GGD Nederland

In 2016 is € 31.000 beschikbaar gesteld aan de GGD Nederland voor de update van de Gezondheids Effect Screening (GES). Met dit bedrag wordt het instrument up to date gebracht aan de nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen op gebied van milieu en gezondheid. Een periodieke update is noodzakelijk voor behoudt van de goede kwaliteit van het instrument.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS in het kader van Bodem+. Concreet gaat het om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken, om ondersteuning van de beleidsontwikkeling en om het organiseren van een kennis en expertise-netwerk. Hiermee zijn medeoverheden gefaciliteerd door RWS bij het werken aan de thema’s Bodem en Ondergrond.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden (ad 7)

Het saldo van € 20,9 miljoen op dit financiële instrument wordt veroorzaakt door budgetoverheveling van het financiële instrument bijdrage aan medeoverheden naar het financiële instrument subsidies Caribisch NL voor een subsidiebijdrage van € 0,7 miljoen ten behoeve van het op orde brengen van de drinkwaterkwaliteit op Saba. Het restant van het saldo is veroorzaakt door budgetoverhevelingen van bodemsaneringgelden inzake het Bodemconvenant 2016–2020 naar het Ministerie van BZK voor uitkering via het Gemeente- en provinciefonds.

Meerjarenprogramma bodem

Bij Ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen vrij te maken op de budgetten voor bodemsanering ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering hierdoor vertraagt (met name in 2016) is de kasreeks door middel van een kasschuif aangepast aan de uitvoeringspraktijk. Deze kasschuif verloopt via het Deltafonds.

De uitvoering van het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het convenant «Bodem en Ondergrond 2016–2020». Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Met de ondertekening van het convenant is de definitieve stap gezet naar de decentralisatie. Tevens is hiermee geregeld dat de betaling van bestaande toezeggingen plaatsvindt. Dit betreft de rijksbijdragen aan het Rotterdamse gasfabriekprogramma, aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, aan de aanpak van de Volgermeerpolder en aan de aanpak van de asbestverontreiniging in het Gijmink in Overijssel. Zoals aangekondigd in de meicirculaires, zijn de middelen voor in totaal € 20,2 miljoen via het Gemeente- en Provinciefonds overgeboekt.

Het resterende budget voor 2016 was voorzien voor knelpunten (art 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele Bevoegde overheden Wbb in verband met de uitvoering van het convenant (art 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020). In het kader van het Convenant bodem en ondergrond 2016–2020 is aan de Unie van Waterschap een eenmalige bijdrage van € 2 miljoen beschikbaar gesteld. De slotbetaling hiervan (€ 0,1 miljoen) vindt plaats in 2017.

Programma Gebiedsgericht instrumentarium

Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het Nederlandse staatsbestel. Met het uitvoeren van drinkwater- en afvalwaterprogramma’s zijn ook de bijdragen aan investeringen in drinkwatervoorzieningen en de exploitatiekosten drink- en afvalwater in Caribisch Nederland gestegen. In de IenM begroting is in een bijdrage voorzien aan het drinkwaterprogramma in Caribisch Nederland en aan het afvalwaterprogramma op Bonaire. De slotbetaling op de afbouw van de RWZI Bonaire van € 144.000 heeft niet meer plaatsgevonden in 2016 en zal doorschuiven naar 2017.

13.05 Eenvoudig Beter
13.05.01 Opdrachten (ad 8)

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter (EB) wordt gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). De financiële middelen zijn ingezet voor het nader uitwerken van de AMvB’s, voor de consultatie en toetsing van de AMvB’s onder de Omgevingswet, het opstellen van de invoeringswet en voor het omgevingsmanagement.

Implementatie van de Omgevingswet

Voor de inwerkingtreding van de wet is een tijdige en zorgvuldige implementatie essentieel. Het gaat hier om de invoeringsbegeleiding, het oprichten van een infopunt en de digitale ondersteuning van het wetsvoorstel (Digitaal Stelsel Omgevingswet). Samen met de bestuurlijke koepels Vereniging Nederlandse Gemeenten, Het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen wordt de implementatie verder vormgegeven. Over de voortgang is uw Kamer bij brief van 7-10-2016 (Kamerstukken II 2016–2017 33 118, nr. 35) geïnformeerd.

Bij de Ontwerpbegroting 2017 zijn op het Infrastructuurfonds en Deltafonds middelen vrijgemaakt voor Eenvoudig Beter. De vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar begroting Hoofdstuk XII overgeheveld waar de uitgaven voor de stelselherziening van het omgevingsrecht worden verantwoord.

De reservering op het Infrastructuurfonds is in de periode vanaf 2017 getroffen. In 2016 was echter nog ongeveer € 10 miljoen (€ 2 miljoen opdrachten en € 8 miljoen bijdrage agentschappen) op begroting Hoofdstuk XII benodigd voor het programma Eenvoudig Beter. Deze boekingen zijn bij Najaarsnota 2016 geëffectueerd om te waarborgen dat in 2016 voldoende kasbudget voor het programma beschikbaar was.

13.05.03 Bijdrage aan Agentschappen (ad 9)

Dit betreft de agentschapbijdrage voor de inzet van RWS voor de implementatie van de Omgevingswet. Daarnaast levert RWS capaciteit voor de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet en de implementatie van de Crisis- en herstelwet. Daarnaast wordt een agentschapsbijdrage verleend aan het RIVM voor hun in inzet ten bate van de implementatie van de Omgevingswet.

De hogere realisatie wordt veroorzaakt door de bij Najaarsnota doorgevoerde overboekingen vanuit het Infrastructuurfonds naar Hoofdstuk XII om de opdracht aan RWS te kunnen financieren (zie ook de toelichting bij 13.05.01).

Ontvangsten (ad 10)

De hogere realisatie van ontvangsten houdt hoofdzakelijk verband met de opbrengsten uit grondverkopen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (€ 10,0 miljoen) en de resterende middelen bij beëindiging van de rekening-courantfaciliteit van het Groenfonds (€ 5,0 miljoen), welke conform bestuurlijke afspraken wederom zijn ingezet ten behoeve van de uit te voeren hydrologische maatregelen door provincies. Tevens is € 3,8 miljoen ontvangen in het kader van de afwikkeling van subsidies BGT en zijn bijdrages ontvangen van de Unie van Waterschappen en het Ministerie van EZ voor de reguliere opdracht aan het Kadaster.

Licence