Base description which applies to whole site

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Gezondheid is ongelooflijk belangrijk in een mensenleven. Van geboorte tot overlijden willen mensen een kwalitatief goed leven waarin zij zich gezond en wel voelen en meedoen in de maatschappij. Zorg moet dus voor iedereen toegankelijk, betaalbaar en kwalitatief goed zijn. Wat goede zorg is, is echter niet statisch.

Tijden veranderen, mensen veranderen en de samenleving verandert. Er zijn verschuivingen in de ziektelast en technologische ontwikkelingen. En er zijn maatschappelijke trends die ook de organisatie van de zorg beïnvloeden. Zoals de mate waarin mensen in staat zijn zelf richting aan zorg en ondersteuning te geven. En de eisen die zij hieraan stellen. De zorgvraag blijft daarnaast groeien. In 2030 is ongeveer 1 op de 4 Nederlanders ouder dan 65. Er zijn dan 4,2 miljoen 65-plussers waarvan de helft ouder is dan 75 (tegenover 1,2 miljoen 75-plussers in 2013).

Onze zorg zal over tien jaar radicaal anders zijn. Om op de toekomst te zijn voorbereid, zijn ingrijpende aanpassingen in het zorgstelsel doorgevoerd. Deze hervormingen waren niet makkelijk en ook niet pijnloos. Intussen heeft in de afgelopen periode al de nodige vernieuwing plaatsgevonden dankzij de inzet van alle partijen. Wij zijn enorm trots op alle bevlogen mensen die hard aan deze omslag en vernieuwing hebben gewerkt. En zich hier elke dag met volle toewijding voor inzetten. Van de superspecialisten in onze topziekenhuizen tot degenen die in onze verpleeghuizen, buurten en wijken het verschil maken voor ouderen en chronisch zieken. Ook als vrijwilliger of mantelzorger.

Onze opgave voor deze regeerperiode was om werk te maken van het organiseren van zorg vanuit mensen in plaats van systemen. Waarbij niet het aanbod centraal staat maar de behoeften en wensen van patiënten en cliënten.

Het afgelopen jaar zijn tegen deze achtergrond opnieuw de nodige stappen gezet in het verplaatsen van zorg naar de buurt. De focus lag daarbij op het aanbrengen van praktische verbeteringen. Met de verdere ontwikkeling van e-health blijkt het mogelijk om zorg en begeleiding niet alleen beter en patiëntvriendelijker te maken, maar deze ook zo dichtbij mogelijk of zelfs thuis te organiseren. Zorgverleners in de eerste lijn hebben meer mogelijkheden om maatwerk en innovatie vergoed te krijgen. Wijkverpleegkundigen hebben meer ruimte gekregen om vanuit hun professionaliteit te handelen. Overal zijn wijkteams aan de slag die bij mensen over de vloer komen. Formulieren en indicatiestellingen maken plaats voor een gericht gesprek over wat mensen nodig hebben. Daarnaast zijn er stappen gezet in de concentratie van complexe zorg als dat kwalitatieve meerwaarde heeft.

Ondanks alle mooie en hoopvolle ontwikkelingen en initiatieven betekent dat niet meteen dat alles goed gaat. Zoals met elke verandering kost het tijd tot alle partijen elkaar naadloos weten te vinden, voordat iedereen precies de weg kent en weet wat hij moet doen of wie hij bijvoorbeeld moet bellen. Ministeries, gemeenten, zorgverzekeraars en zorgaanbieders kunnen en moeten nog meer dan nu samen zorg en ondersteuning over de schotten heen bieden. Om knelpunten op te lossen, zijn wij in 2016 verder gegaan met praktijk- en aanjaagteams zoals Zorg op de juiste plek, Palliatieve zorg en Verwarde Personen. De eerste resultaten van deze vernieuwende aanpak zijn positief.

Het Europees voorzitterschap in de eerste helft van 2016 bood ons de gelegenheid antibioticaresistentie een prominente plek op de internationale agenda te geven. Antibioticaresistentie is immers een wereldwijd probleem. Daarmee voorkomen we dat bacteriën ongevoelig voor antibiotica worden. Tegelijkertijd is een akkoord bereikt over de veiligheid van medische hulpmiddelen en zijn afspraken gemaakt over de Europese samenwerking op het terrein van gezondere voeding en de betaalbaarheid van dure innovatieve geneesmiddelen. Samenwerking in het kader van geneesmiddelen maakt de positie van de Nederlandse patiënt sterker waardoor de toegankelijkheid wordt vergroot. Ook is een analyse gestart naar de Europese regelgeving op het gebied van geneesmiddelen zodat medicijnen sneller beschikbaar komen voor de patiënt.

Om ruimte en vertrouwen aan mensen in de zorg te geven was het ook noodzakelijk om regeldruk terug te dringen. Hoewel er bij het verminderen van regeldruk al een aantal stappen is gezet, is het van groot belang om hier de komende tijd onverminderd op in te blijven zetten. Daarvoor is de inzet van zorg- en hulpverleners cruciaal; zij weten welke administratieve lasten overbodig zijn en hun functioneren hinderen. Minder bureaucratie betekent meer tijd voor zorg aan patiënten en cliënten. En daardoor meer tijd voor artsen en behandelaren om met patiënten en cliënten het goede gesprek te voeren. Want steeds meer wordt samen besloten wat de beste behandeling is. Ook het afgelopen jaar is daarom geïnvesteerd in het versterken van de positie van patiënten en cliënten.

Wij zijn er in geslaagd de groei van de zorguitgaven te remmen. Jarenlang groeide de zorg harder dan de economie; nu gaat het gelijk op. Dat betekent dat onze zorg duurzaam betaalbaar kan worden gehouden. En daarmee toegankelijk voor iedereen. Ook in 2016 bleven de zorguitgaven onder de afgesproken kaders. De Zvw-premie was in het afgelopen jaar min of meer vergelijkbaar met die van 2011. De rustige uitgavenontwikkeling maakte het ook mogelijk dat wij het afgelopen jaar de taakstelling op de Wlz konden schrappen. Wij vinden het van het grootste belang dat juist deze sector – na een periode van veel onrust en onzekerheid – stabiliteit en vertrouwen krijgt. De brede maatschappelijke aandacht voor ouderenzorg bevestigt dat het hier beter kan en moet.

Tegelijkertijd is er als het gaat om uitgavenbeheersing geen reden tot achterover leunen. Volgens het Centraal Planbureau zullen de zorguitgaven zonder nieuwe maatregelen onder een nieuw kabinet stijgen met 3,4% en daarmee een fors beslag leggen op de verwachte economische groei. In het afgelopen jaar zijn al stappen gezet om toekomstige generaties niet met een te hoge zorgrekening op te zadelen. Dat beleid blijft onverminderd van belang.

In dit beleidsverslag blikken wij uitgebreider terug op het afgelopen jaar. Dat doen wij aan de hand van de opzet van de beleidsagenda 2016 en de daarin opgenomen driedeling: (1) naar merkbare zorg dichterbij; (2) minder regels: vertrouwen in elkaar; en (3) uitgavenbeheersing: gezamenlijk inspelen op toekomstige ontwikkelingen en uitdagingen.

Gegeven de opzet van de beleidsagenda 2016 biedt dit verslag geen compleet overzicht van alle behaalde doelen, maar behandelen wij de meest relevante ontwikkelingen op ons beleidsterrein. En blikken wij terug op wat er met de in de beleidsagenda aangekondigde maatregelen en acties is gebeurd. De Tweede Kamer heeft voor de Jaarverantwoording in elk geval gevraagd naar de ontwikkelingen rondom het trekkingsrecht pgb en de acute zorg voor kwetsbare ouderen. Deze focusonderwerpen zijn in de tekst als separate boxjes toegevoegd. Daarnaast plaatsen wij de Nederlandse zorg en gezondheidsuitkomsten in internationaal perspectief.

Ten slotte bevat dit beleidsverslag een overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen. In de toelichting op deze beleidsdoorlichtingen wordt ook aandacht besteed aan een vierde focusonderwerp, te weten beleidsevaluaties.

In de VWS-begroting 2017 (en de daarin opgenomen beleidsagenda) zijn we aan de slag gegaan met het verbeteren van de verantwoordings- en monitorfunctie onder andere door het SMART maken van beleidsvoornemens en maatregelen. In de VWS-begroting 2018 en het jaarverslag 2017 zullen we verdere stappen zetten in het uitwerken van de monitorfunctie en de ontwikkeling van indicatoren. Door het concreter en specifieker formuleren van maatregelen en het toevoegen van een gericht aantal indicatoren, moet het mogelijk worden de invulling van de meer recente beleidsprioriteiten af te zetten tegen de langetermijndoelstellingen en trendontwikkelingen. In de huidige praktijk wordt overigens al met monitoring gewerkt, zoals de E-healthmonitor en de Monitor Transitie Jeugd.

Focusonderwerp: De Nederlandse zorg en gezondheidsuitkomsten in internationaal vergelijkend perspectief

Wij vinden het belangrijk de Nederlandse zorg ook internationaal te spiegelen. Om te leren, te duiden en om verantwoording af te leggen. Regelmatig komen ook internationaal vergelijkingen uit waarin landen in het algemeen gerankt worden, zoals die van de Commonwealth Fund (CWF) of de Euro Health Consumer Index (EHCI). Nederland staat meestal hoog op die lijstjes. Dit is mooi, maar relatief.

In deze box wordt een beknopte internationale duiding beschreven van cijfers die voornamelijk afkomstig zijn uit de Staat Volksgezondheid en Zorg (Staat VenZ). In deze box is slechts ruimte voor een beperkt aantal internationaal vergelijkende indicatoren. Ook is er vaak spanning tussen geschikte indicatoren voor specifiek de Nederlandse situatie versus die voor internationale vergelijkingen, waardoor enkele aanvullende indicatoren van de OECD en de Commonwealthfund (CWF) zijn meegenomen.

Het algemene beeld is dat de Nederlander een goede, maar geen exceptionele levensverwachting heeft (81,5 jaar). Tegelijkertijd geeft ons land relatief veel geld uit aan zorg (10,8% van het BBP). Internationaal gezien liggen de uitgaven aan curatieve zorg (ziekenhuizen en revalidatiecentra) echter onder het gemiddelde. Nederland stond als het gaat om uitgaven aan de curatieve zorg op de OECD-lijst in 2013 Europees gezien op een 11e plaats en wereldwijd op een 14e plaats.

Met name de uitgaven aan langdurige zorg zijn hoger dan het gemiddelde. Nederland stond als het gaat om uitgaven aan de langdurige zorg op de OECD-lijst in 2013 Europees en wereldwijd gezien op een 1e plaats.

Wel lijken deze uitgaven de laatste jaren wat meer af te vlakken dan in andere OECD-landen. Het financiële beleid van het kabinet heeft de groei van de zorguitgaven weten te stabiliseren rond de groei van de economie.

Het lijkt erop dat leefstijl en omgevingsfactoren een deel van deze paradox (levensverwachting versus zorguitgaven) zou kunnen verklaren. De omvang van de vermijdbare sterfte – dat deel van de mortaliteit die bij goede zorg kan worden vermeden – ligt in ons land relatief laag (86 per 100.000 mensen). Dat kan impliceren dat andere factoren een grotere rol spelen: zo wordt vooral door laag opgeleide vrouwen veel gerookt tijdens de zwangerschap (ca. 22,1%); de trend van rokende zwangere vrouwen is al een paar jaar stijgend. Met name het aantal rokers (15 jaar en ouder) is met 19,1% nog steeds hoog. Dat is ruim hoger dan in Noorwegen (12,9%) en bijna twee keer zo hoog als in Zweden (9,8%); alhoewel lager dan in Frankrijk (22,4%) en Oostenrijk (24,3%).

Het aantal mensen dat sterft na een opname in het ziekenhuis voor een hartinfarct ligt met 9% rond de mediaan van de OECD (8,7%). Bij sterfte aan een beroerte is dit respectievelijk (9,6% versus 9,9%). Nederlanders worden meestal snel geholpen. Zo scoort ons land het beste bij het aantal heupfracturen waarbij nog dezelfde of de volgende dag al wordt geopereerd (86,8% versus 70,1%). Wel lijkt er een optimum bereikt: de trendverbetering voor wachttijden is in de afgelopen jaren gestagneerd. Kijken we naar de vijfjaarsoverleving bij enkele veel voorkomende vormen van kanker, dan ligt het gemiddelde voor borstkanker en darmkanker boven het gemiddelde van de OECD en voor baarmoederhalskanker net onder het gemiddelde. De verschillen in vijfjaarsoverleving zijn echter klein.

Het aantal (vermijdbare) opnames voor chronische aandoeningen zoals diabetes en COPD ligt laag. En volgens de International Health Policy Survey van de CWF (2013) ligt het aantal patiënten dat aangeeft problemen te ervaren met de afstemming tussen de eerste en tweede lijn lager dan in andere landen. De huisarts is terughoudend met het voorschrijven van antibiotica en slaapmiddelen voor ouderen.

De toegang tot de zorg is in Nederland bovengemiddeld. Wachttijden liggen laag, reistijden zijn kort en de zorg buiten kantooruren (huisartsenposten) is goed geregeld. De eigen betalingen zijn als percentage van de gemiddelde zorgkosten per volwassene laag, maar zijn de afgelopen tien jaar wel gestegen; bovendien kiezen mensen daarnaast soms voor een vrijwillig eigen risico.

Het concluderende beeld is dat het Nederlandse zorgsysteem van een kwaliteit is die de vergelijking met andere ontwikkelde landen goed kan doorstaan en een erg goede toegang tot zorg biedt. Daar staat tegenover dat met name de uitgaven aan de langdurige zorg aan de hoge kant zijn en dat sommige leefstijlindicatoren (roken) negatief zijn.

Merkbaar betere zorg dichtbij mensen

Mensen willen de zorg en begeleiding die bij hen past. Dichtbij huis en als het even kan het liefst thuis, zodat hun leven zo min mogelijk overhoop wordt gehaald. En mensen willen ervan uit kunnen gaan dat de geboden zorg van goede kwaliteit en veilig is.

E-health

E-health moet het mogelijk maken dat de zorg zich kan verplaatsen van de wachtkamer naar de woonkamer. Het gaat hierbij niet alleen om complexe of kostbare digitale hulpmiddelen, maar ook eenvoudige oplossingen die het leven van patiënten gemakkelijker maken en het werk van professionals verbeteren. Om dit mogelijk te maken hebben wij in 2014 drie ambities geformuleerd om via e-health binnen vijf jaar de kwaliteit van leven te verhogen. Deze ambities komen er op neer dat meer mensen direct toegang hebben tot bepaalde medische gegevens, dat er meer mogelijkheden voor chronisch zieken en ouderen zijn om aan zelfmeting en telemonitoring te doen en dat beeldschermzorg (ondersteund door domotica) voor iedereen beschikbaar is die zorg en ondersteuning thuis krijgt.

In 2016 zijn verschillende initiatieven ontplooid om deze ambities te realiseren. Zo doen we goede ervaringen op met het sluiten van Health Deals. In het afgelopen jaar hebben we bijvoorbeeld samen met het Ministerie van EZ, patiëntenorganisaties, bedrijven, ziekenhuizen, zorgverzekeraars en netwerk- en kennisinstellingen afspraken gemaakt over de ontwikkeling van keuzehulpen die patiënt en behandelaar moeten ondersteunen bij het samen kiezen van de best passende kankerbehandeling. Met het eveneens in samenwerking met het Ministerie van EZ in 2016 gestarte Fast Track eHealth Initiatief geld kunnen MKB-ondernemers worden ondersteund en begeleid bij de opschaling van goede e-health initiatieven. Doel is veelbelovende innovaties sneller bij de patiënt te brengen, breder in Nederland toe te passen en een plek te geven in de gezondheidszorg (TK 27 529, nr. 141).

Om gezondheidsgegevens beter beschikbaar en uitwisselbaar te maken zijn afspraken nodig. Wij ondersteunen het onder leiding van de Patiëntenfederatie in 2016 gestarte MedMij. Eind 2016 zijn de eerste MedMij-standaarden gepubliceerd waaraan persoonlijke gezondheidsomgevingen en ICT-systemen moeten voldoen om goed, veilig en betrouwbaar gegevens uit te kunnen wisselen. Ten slotte hebben wij het afgelopen jaar besloten middelen vrij te maken om te realiseren dat patiënten zelf eenvoudig digitaal toegang krijgen tot hun gegevens bij het ziekenhuis (TK 27 529, nr. 142). Tegen deze achtergrond was het belangrijk dat de Wet cliëntenrechten bij elektronische verwerking van gegevens werd aangenomen (Staatsblad 2016, nr. 373).

Dat er nog veel meer goede ideeën rondom e-health in Nederland leven en mogelijkheden tot innovatie en samenwerking zijn, bleek wel in de internationale e-healthweek (TK 27 529, nr. 139) van juni 2016 en de nationale e-healthweek van januari 2017. Dat er ook nog veel te winnen valt, blijkt uit de laatste E-healthmonitor. Daaruit blijkt onder andere dat zorgaanbieders weliswaar steeds meer online hulpverlening aanbieden, maar dat veel patiënten de weg naar deze hulpverlening nog niet goed weten te vinden (TK 27 529, nr. 141). We zullen dan ook initiatieven blijven ontplooien om onze ambities te halen, zoals door maandelijkse e-healthbijeenkomsten te organiseren, via het Versnellingsprogramma Informatie-uitwisseling Patiënt en Professional en zo nodig met aanpassing van wet- en regelgeving.

Focusonderwerp: Acute zorg voor kwetsbare ouderen

De acute zorg staat de laatste tijd in toenemende mate onder druk. Dit heeft verschillende oorzaken (TK 29 247, nr. 225). Naast (dreigende) personeelstekorten zijn er de afgelopen periode bijvoorbeeld ook steeds meer ouderen op de spoedeisende hulp (SEH) gekomen. Hoewel dit deels door de vergrijzing komt, lijkt deze toename ook het gevolg van het niet tijdig beschikbaar zijn van voldoende en passende zorg. Dit komt voor een belangrijk deel ook door onvoldoende samenwerking in de keten.

Mensen willen langer thuis blijven wonen. Die trend is al sinds 1980 zichtbaar. In de afgelopen jaren is door alle betrokken partijen verder op deze ontwikkeling ingespeeld. Dit door de zorg zo dicht mogelijk bij mensen thuis te organiseren. Dit vraagt op alle fronten om veranderingen in de organisatie van zorg. Niet alleen in de eerste en tweede lijn en in de langdurige zorg, maar vooral ook in de samenwerking in de hele keten van de acute curatieve zorg en ouderenzorg. Dit loopt nog niet altijd zoals gewenst.

Vooral ouderen komen hierdoor nog te vaak onnodig op de SEH terecht en blijven te vaak te lang op de SEH, omdat zij niet tijdig kunnen doorstromen naar een regulier ziekenhuisbed of een andere vorm van vervolgzorg. Wij achten het van belang dat ouderen de juiste zorg op de juiste plek krijgen.

Het eerstelijns verblijf speelt hierbij een belangrijke rol. Eerstelijns verblijf is medisch noodzakelijk kortdurend verblijf, bedoeld voor kwetsbare mensen die tijdelijk niet meer of nog niet verantwoord in hun eigen woonomgeving kunnen verblijven, maar waarvoor geen opname in een ziekenhuis of andere zorginstelling is aangewezen. Deze zorg is gericht op herstel van de patiënt en daarmee op terugkeer naar huis. Opname in het eerstelijns verblijf kan een ziekenhuisopname of SEH-bezoek voorkomen en/of er ook aan de achterkant voor zorgen dat een patiënt die in het ziekenhuis is behandeld maar niet naar huis kan, tijdelijk passende zorg kan krijgen. In 2016 is het budget voor het eerstelijns verblijf opgehoogd. Per 2017 is de bekostiging voor eerstelijns verblijf ondergebracht binnen de Zorgverzekeringswet (Zvw). Met het onderbrengen van eerstelijns verblijf in de Zvw is het mogelijk voor de zorgverzekeraars om de curatieve zorg in samenhang in te kopen (TK 34 104, nr. 125).

Om de druk op de SEH verder te verlichten is de inzet van professionals dicht bij huis en van de sociale omgeving onontbeerlijk. Voor de doorstroom van de oudere patiënt in de keten is regionale coördinatie belangrijk. Het is in eerste instantie aan de zorgaanbieders om hierover afspraken te maken. Wij hebben echter ook de zorgverzekeraars laten weten dat we van hen een integrale (inkoop)visie verwachten en gaan er vanuit dat zij de zorgaanbieders aanspreken op hun verantwoordelijkheid (TK 29 247, nr. 226). Gemeenten kunnen bij een hulpvraag kijken naar risico’s en inzetten op adequate preventie. Ook wijkverpleegkundigen en huisartsen kunnen voorkomen dat ouderen onnodig op de SEH terecht komen (TK 29 247, nr. 226). Ten slotte hebben wij besloten om meer mogelijkheden te creëren voor de huisarts om de specialist ouderengeneeskunde in te schakelen (TK 33 578, nr. 33).

Sinds februari 2016 is daarnaast het praktijkteam «Zorg op de juiste plek» actief: www.denieuwepraktijk.nl/praktijkteam. Dit landelijke team beantwoordt vragen die zorgmedewerkers hebben over de overdracht van kwetsbare cliënten tussen thuis, ziekenhuis of kortdurende opname, en de regels die hierbij gelden. Het praktijkteam bestaat uit experts van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het praktijkteam regelt zelf geen zorg, maar brengt mensen met elkaar in gesprek en adviseert bij vragen. Veel vragen van zorgverleners gingen over organisatie en financiering van de overdracht tussen verschillende vormen van zorg en verblijf. Het praktijkteam maakte duidelijk wat kan. Het leidde onder meer tot een interactieve tekening die veel antwoorden geeft: www.denieuwepraktijk.nl/praktijkteam/zorgketen-in-kaart

Bij meerdere zorgverleners leefde daarnaast onduidelijkheid over de financiering van de wijkverpleegkundige die langskomt in het ziekenhuis om de overdracht naar huis zo soepel mogelijk te laten verlopen. Zorgverleners wisten niet dat een bezoek aan een ziekenhuis door een wijkverpleegkundige om de zorg na een ontslag te regelen vergoed wordt. Het praktijkteam nam misverstanden hierover weg (TK 33 578, nr. 33). Tot slot is er aandacht voor het opleiden van verpleegkundigen: van wijkverpleegkundige tot SEH-verpleegkundige. De plaatsen die beschikbaar zijn, moeten worden ingevuld; stages moeten voorhanden zijn. Hier ligt ook een belangrijke taak bij de zorg zelf.

Betere compensatie chronisch zieken

In onze brief Kwaliteit loont die we in 2015 naar de Tweede Kamer hebben verzonden, was aangekondigd dat er een forse aanpassing van de berekening van de vereveningsbijdrage zou komen. Dit diende ervoor te zorgen dat verzekeraars meer geprikkeld worden om zich te richten op het aantrekken van mensen die (veel) gebruik maken van zorg en voor hen kwalitatief goede zorg in te kopen. Inkopen op kwaliteit moest met een beter risicovereveningsmodel meer lonend worden dan tot dan toe het geval was. In 2016 zijn daartoe grote stappen gezet. Er zijn 350.000 extra chronisch zieken geïdentificeerd in het vereveningsmodel waarvoor verzekeraars een relatief hoge vereveningsbijdrage ontvangen. De herverdeling van budget bij verzekeraars van gezond naar ongezond moet daarmee toenemen van € 5,2 miljard in 2006 naar € 13,8 miljard in 2016; oftewel van 26% naar 36% van de curatieve zorguitgaven (TK 29 689, nr. 617).

Vanaf 2017 zijn zorgverzekeraars volledig risicodragend. Dat betekent dat zij niet langer achteraf gecompenseerd worden als kosten onverwacht hoger uitvallen (TK 29 689, nr. 725).

Samenwerking zorgaanbieders en zorgverzekeraars

Goede contracten en goede werkrelaties tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars komen de kwaliteit van de zorg ten goede. In het afgelopen jaar is de Geschilleninstantie Zorgcontractering van start gegaan. Deze instantie kan optreden als bemiddelaar tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder wanneer zij er tijdens contractbesprekingen niet uitkomen (bijvoorbeeld door mediation). Het doel van de instantie is om een gang naar de rechter te voorkomen. Dat moet veel tijd en geld besparen en is ook gericht op het continueren van de samenwerking (TK 29 689, nr. 717).

Depressiepreventie

Ongeveer 1 op de 20 volwassen Nederlanders worstelt elk jaar met een depressie. Het is in Nederland een van de meest voorkomende redenen voor ziekteverzuim. Toch is depressie niet of nauwelijks een onderwerp van gesprek. Mensen weten er weinig van, vinden het lastig om er op te reageren en weten niet hoe ze iemand met een depressie kunnen helpen. Dat moet anders. Om die reden zijn wij in 2016 een landelijke publiekscampagne begonnen om depressie bespreekbaar te maken en de kennis erover te vergroten (TK 32 793, nr. 259). Ook zijn wij gestart met een langjarig onderzoeksprogramma en een landelijke agenda suïcidepreventie. Ten slotte is de hulplijn 113Online financieel enorm versterkt (TK 32 793, nr. 218).

Verwarde personen

In september 2015 hebben wij samen met de Minister van VenJ en de VNG het «Aanjaagteam Verwarde Personen» geïnstalleerd. De inzet van het aanjaagteam was om te bevorderen dat gemeenten, voor zover dat nog niet het geval was, binnen een jaar zouden beschikken over een sluitende aanpak van zorg en ondersteuning van personen met verward gedrag. In de tweede tussenrapportage van het aanjaagteam wordt geconcludeerd dat ondanks alle inspanningen de zorg en ondersteuning beter kan en moet. Ook is er nog een grotere inzet van alle partijen nodig; zeker daar waar het gaat om preventie en vroegsignalering.

Wij hebben aan deze oproep gehoor gegeven door in 2016 een nieuw schakelteam in te stellen. Alle gemeenten en regio’s moeten beschikken over een goed werkend systeem voor de ondersteuning van mensen met verward gedrag. Het schakelteam zal tot 1 oktober 2018 alles uit de kast trekken om dit te faciliteren, waarbij we er vanuit gaan dat veel regio’s ruim voor die tijd al een functionerend systeem hebben. In een aantal «verdiepingsregio's» experimenteren gemeenten en organisaties al met een betere aanpak. Zo wordt op verschillende plaatsen gewerkt met alternatieve vormen van vervoer die beter aansluiten bij de behoefte van mensen die verward gedrag vertonen. Ook zijn er verschillende opvanglocaties voor mensen met verward gedrag waar snelle risicotaxatie en eventueel doorverwijzing plaatsvindt. Het schakelteam gaat gemeenten en hun partners ondersteunen in het realiseren van dergelijke voorzieningen, onder andere door het verspreiden van kennis en goede voorbeelden (TK 25 424, nr. 321).

Ter ondersteuning van de brede aanpak rondom verwarde personen lopen verschillende acties, bijvoorbeeld op het gebied van onverzekerden. In de praktijk komt het helaas voor dat mensen geen vaste woon- of verblijfplaats hebben en ook geen briefadres. Een zorgverzekering vereist een adres. Hierdoor hebben deze dak- en thuislozen ook geen zorgverzekering en zijn zij verstoken van medisch noodzakelijk zorg. Om dit aan te pakken zetten gemeenten zich ervoor in dat mensen uit kwetsbare groepen zonder adres, zo snel mogelijk worden ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie zodat ze vindbaar zijn voor instanties en beter gebruik kunnen maken van voorzieningen. Daarnaast is sinds 1 maart 2017 de Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden van kracht (Staatscourant 2017, nr. 10332). Deze regelt dat aanbieders de kosten van verleende zorg aan onverzekerde verzekeringsplichtigen onder voorwaarden vergoed krijgen; ook als de papieren nog niet op orde zijn.

De Wet verplichte ggz is op 14 februari 2017 aangenomen in de Tweede Kamer. Deze wet stelt de zorg centraal in plaats van de gedwongen opname van een patiënt en maakt het mogelijk deze zorg, ook in gedwongen kader, ambulant te verlenen. Hierdoor hoeft niet te worden gewacht tot het gevaar zo ernstig is dat het alleen door middel van een gedwongen opname weggenomen kan worden. Ook zorgt de wet ervoor dat familieleden beter worden betrokken.

Decentralisatie jeugdhulp en Wmo

Deze kabinetsperiode zijn grote hervormingen in het sociaal domein doorgevoerd. Zodat kwetsbare mensen eerder hulp krijgen en ondersteuning op maat. Zodat mensen langer thuis kunnen wonen en met hun sociale netwerk zoveel als mogelijk zelf de regie houden over hun leven. Door de decentralisaties in het sociale domein zijn de gemeenten de eerstverantwoordelijke overheid geworden voor werk, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp.

Na een zorgvuldige voorbereiding zijn de Jeugdwet en de Wmo 2015 op 1 januari 2015 in werking getreden. Bijna twee jaar later blijkt dat de continuïteit van jeugdzorg is gewaarborgd. «Door de bank genomen zijn ouders tevreden over de kwaliteit van de geboden zorg», stelde ook de Kinderombudsman afgelopen jaar.

Na de stelselwijziging blijft het jeugdhulpgebruik vrijwel gelijk. De lichte daling die over de afgelopen jaren kan worden geconstateerd, hangt samen met demografische trend van 1% minder jeugdigen per jaar. De decentralisaties zijn pas echt geslaagd als mensen ervaren dat ze goed worden geholpen: preventie, aansluiten op wat ouders en kinderen zelf willen en kunnen, passende hulp dichtbij, integrale ondersteuning en met alle ruimte voor professionals. Nu twee jaar na de invoering worden de vernieuwingen in de jeugdhulp goed zichtbaar. Het lokale maatwerk is nog onvoldoende ontwikkeld (zoals blijkt uit de Monitor Transitie Jeugd 2016). Cliënten melden dat de ontvangen hulp niet aansluit bij hun hulpvraag. Samen met gemeenten en aanbieders proberen wij deze signalen op te pakken. Zo is afgesproken dat gemeenten een aanspreekpunt met doorzettingsmacht gaan inrichten waar gezinnen terecht kunnen als zij dreigen vast te lopen.

De invoering van de Jeugdwet heeft geleid tot verschillende uitdagingen in het organiseren van jeugdhulp. Belangrijk onderdeel daarvan is de transformatie en daarmee samenhangend borging van essentiële specialistische jeugdhulpfuncties. Om te voorkomen dat er gedurende de transformatie van het zorglandschap essentiële functies in de jeugdhulp verdwijnen, is besloten om de Transitie Autoriteit Jeugd met een jaar te verlengen (TK 31 839, nr. 554).

Om ouders met ernstig zieke kinderen gemakkelijker duidelijkheid te geven over zaken waarover zij zich zorgen maken, is in 2016 een expertisepunt zorg voor deze groep ingericht. Daar kunnen niet alleen ouders maar bijvoorbeeld ook verzorgers, professionals en gemeenteambtenaren terecht voor specifieke vragen (TK 34 104, nr. 148).

Kinderen moeten er daarnaast op kunnen rekenen dat zij in een veilige omgeving opgroeien. In Nederland moet op een meer systematische manier worden gewerkt aan de veiligheid van kinderen en andere kwetsbare groepen. Uit de meest recente voortgangsrapportage Geweld in afhankelijkheidsrelaties blijkt dat 25 van de Veilig Thuis-organisaties de basis voldoende op orde hebben en nog één organisatie onder verscherpt toezicht staat. Zoals met de Tweede Kamer afgesproken is het essentieel dat Veilig Thuis een «radarfunctie» voor veiligheid vervult. Daarvoor wordt momenteel een impactanalyse uitgevoerd. Tegelijkertijd ligt een advies voor bij de Raad van State om de meldcode aan te scherpen. Hierin wordt een afwegingskader voorgeschreven waarmee professionals in staat worden gesteld om te beoordelen of er sprake is van (een vermoeden van) ernstig huiselijk geweld of ernstige kindermishandeling, dat melden bij Veilig Thuis vereist (TK 28 345, nr. 174).

Ook voor de Wmo 2015 geldt dat de aandacht moet worden verlegd naar een goed werkende praktijk, die voor gebruikers van zorg en ondersteuning en professionals merkbaar beter wordt. Langs de in 2016 vastgestelde, gezamenlijke agenda Volwaardig meedoen 2016–2018 moeten gemeenten, Rijk en cliëntorganisaties prioriteit geven aan drie doelstellingen. Die drie doelstellingen zijn: versterking van de positie van de cliënt, het bieden van maatwerk in levensbrede ondersteuning (gericht op participatie en zelfredzaamheid) en de bevordering van een «inclusieve samenleving» die wordt verrijkt door maatschappelijke initiatieven (TK 29 538, nr. 214).

Uit de voortgangsrapportage Wmo over de tweede helft van 2016 wordt duidelijk dat er inmiddels veel goede initiatieven lopen die invulling geven aan de bedoeling van de wet. Zorgverzekeraars en gemeenten werken steeds beter samen om de zorg en ondersteuning in de wijken beter op elkaar af te stemmen. En zij onderzoeken hoe er een betere verbinding kan komen tussen de medische zorg en het sociaal domein. Sociale wijkteams onderhouden samen met de wijkverpleegkundige, huisarts en wijkagent de contacten met de wijk. Daardoor kunnen signalen eerder, beter en meer in samenhang worden opgepakt; soms zelf voordat er al een gerichte zorgvraag is. De wens om de cliënt centraal te stellen is nog niet overal in de praktijk aanwezig. Hoewel de goede weg is ingeslagen, is extra inspanning, tijd en vertrouwen nodig om hier de noodzakelijke volgende stappen te zetten. Wat past bij een ontwikkelende praktijk is dat goede voorbeelden in het zonnetje worden gezet. Dat gebeurt onder andere via de website www.denieuwepraktijk.nl. Op langere termijn moeten de evaluaties van het SCP de effecten van het nieuwe beleid in beeld brengen (TK 29 538, nr. 230).

Wie voor ondersteuning bij de gemeente aan klopt, is het best af met één contactpersoon en met hulpverleners en ondersteunende instanties die goed samenwerken. De vraag moet centraal staan, niet de regeling of het type zorg. Vijf grote gemeenten en drie ministeries hebben in 2016 een City Deal gesloten om zo’n integrale aanpak te bevorderen. De deal moet leiden tot nieuwe manieren van ondersteuning voor mensen met een ondersteuningsbehoefte. De gemeenten Eindhoven, Enschede, Leeuwarden, Utrecht en Zaanstad werken aan nieuwe vormen van ondersteuning voor huishoudens met meer problemen, zoals verstandelijke of lichamelijke beperkingen, werkloosheid, armoede, schulden en opvoedings- of psychische problemen.

Ten slotte moeten gemeenten een reële kostprijs gaan betalen voor Wmo-hulp voor ouderen en mensen met een beperking. Op 10 februari jl. is een besluit afgekondigd dat regelt dat gemeenten dit moet regelen (Staatsblad 2017, nr. 55). Het gaat om het «Besluit regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening en de continuïteit in de hulpverlening tussen de cliënt en de hulpverlener». De Wmo 2015 verplichtte de gemeenteraad al om bij de uitvoering van de Wmo regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van een voorziening. Dit besluit stelt daarvoor ter verduidelijking nadere regels aan deze verplichting. Gemeenten kunnen hiermee vechtcontracten, waarin partijen zorg onder de reële kostprijs aanbieden, buiten de deur houden.

Focusonderwerp: pgb-trekkingsrechten

Het pgb maakt het mogelijk voor mensen om zelf zorg in te kopen, die past bij hun wensen. De groei van het aantal pgb’s maakt duidelijk dat deze vorm van zorgverlening voorziet in een behoefte. Het nadeel van het pgb is dat dit gepaard gaat met hoge uitvoeringslasten en een grotere fraudegevoeligheid. Met de inwerkingtreding van de Wlz, de Wmo 2015 en de Jeugdwet is ook het trekkingsrecht persoonsgebonden budget (pgb) ingevoerd. Dit betekent dat het budget niet langer aan de budgethouder zelf wordt verstrekt, maar na controle de betalingen rechtstreeks aan de zorgverlener worden gedaan. De invoering van het trekkingsrecht in 2015 is niet zonder problemen verlopen. Het jaar 2015 stond daarom in het teken van herstel. In 2016 is ketenbreed gewerkt aan het verder stabiliseren en verbeteren van het systeem van trekkingsrecht (TK 25 657, nr. 235).

Over de voortgang is de Kamer regelmatig geïnformeerd. De laatste voortgangsrapportage is op 2 november jl. aan de Tweede Kamer verzonden (TK 25 657, nr. 273). Uit deze voortgangsrapportages blijkt dat in 2016 verschillende verbeterslagen zijn gerealiseerd. Zo waren de betalingen gedurende het hele jaar stabiel en vanaf november 2016 wordt de totale set reguliere controles uitgevoerd zoals afgesproken (TK 25 657, nr. 261). Dit draagt bij aan de controledoelstelling van het trekkingsrecht, maar verdere verbeteringen in met name de administratieve afhandeling zijn en blijven nodig. Verbeteringen die op dit vlak zijn ingezet zijn onder meer het ontwikkelen van een gebruikersvriendelijk portaal, vergaand standaardiseren en digitaliseren, het beter borgen van taken en verantwoordelijkheden voor de verstrekker en noodzakelijke investeringen bij de SVB. (TK 25 657, nr. 249). Over de totstandkoming van het portaal is de Tweede Kamer op 16 december jl. geïnformeerd (TK 25 657, nr. 275).

Dementie

In ons land leven naar schatting 260.000 mensen met dementie. Het aantal mensen met dementie zal, vooral als gevolg van de vergrijzing, stijgen tot naar schatting meer dan 400.000 in 2050. Van de mensen met dementie woont 70% thuis. Meer dan 40% van de mensen met dementie is alleenstaand. Voor mensen met dementie staan naast de beroepskrachten en vrijwilligers naar schatting 300.000 mantelzorgers klaar. Gemiddeld leven mensen met dementie ruim zes jaar thuis en ruim anderhalf jaar in een instelling. In het afgelopen jaar hebben wij niet alleen extra geld vrij gemaakt voor wetenschappelijk onderzoek naar de dodelijke hersenaandoening, maar is ook de campagne Samen dementievriendelijk gestart (TK 25 424, nr. 313). Begin 2017 hadden zich 14.371 mensen geregistreerd als «dementievriendelijk». In 2020 moeten dat er zo’n 300.000 zijn: één voor elke Nederlander die op dat moment leeft met dementie.

Mensen met een beperking

Sinds 14 juli 2016 geldt daarnaast het VN-verdrag Handicap. Dit verdrag bepaalt dat iedereen volwaardig moet kunnen deelnemen aan de samenleving. Helaas is dat in Nederland niet altijd het geval. Mensen met een handicap lopen regelmatig letterlijk en figuurlijk tegen obstakels aan. In ons land hebben ruim 2 miljoen mensen één of meer handicaps. Ze zijn slechtziend, blind of doof, hebben een andere lichamelijke of een verstandelijke beperking of een psychische of psychiatrische aandoening.

Mensen met een beperking of chronische ziekte krijgen een centrale rol bij de invoering van het VN-verdrag. Zij zijn actief betrokken bij de totstandkoming van actieplannen per sector waarin concreet wordt uitgewerkt hoe algemene toegankelijkheid in de praktijk wordt gerealiseerd. Een AMvB die dit moet regelen hebben wij naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd (TK 33 990, nr. 61). Met de begin 2017 gestarte campagne Meedoen met een handicap willen wij zaken door de ogen van iemand met een handicap laten bekijken en daarmee bewustwording creëren. Dan blijkt sporten, boodschappen doen of een terrasje pakken helemaal niet zo vanzelfsprekend.

Ouderenzorg

Omdat ouderen langer thuis blijven wonen is de zorg die zij nodig hebben als zij uiteindelijk wel naar een verpleeghuis gaan, complexer dan vroeger. Het verbeteren van de kwaliteit van de verpleeghuis- en gehandicaptenzorg is dan ook een van onze speerpunten. Voor de ouderenzorg hebben wij met «Waardigheid en Trots» in 2015 al een breed plan gelanceerd om in alle Nederlandse verpleeghuizen liefdevolle zorg door trotse medewerkers te bewerkstelligen. Daartoe zijn vanaf 2016 extra middelen beschikbaar gesteld voor zinvolle dagbesteding van bewoners en het versterken van de deskundigheid van personeel. Daarnaast is met het vervolg «Waardig leven met zorg» de invloed van ouderen op de kwaliteit van zorg verhoogd. Hun wensen moeten bepalen hoe de zorg er uit ziet. Daarom worden die leidend bij de bekostiging en inkoop van zorg.

Goede personeelsbezetting in alle verpleeghuizen is ook een centraal thema in het door de hele Tweede Kamer omarmde manifest Scherp op Ouderenzorg van Hugo Borst en Carin Gaemers. Begin 2017 hebben wij op basis van dit manifest besloten € 100 miljoen extra uit te trekken. In 2016 hebben wij een voorgenomen bezuiniging van € 500 miljoen geschrapt en extra middelen gereserveerd voor opleidingen om steeds complexere zorg te kunnen verlenen (TK 31 765, nr. 260).

Hiermee worden instellingen niet alleen financiële rust en stabiliteit geboden, maar moeten zij de verpleegzorg ook naar een hoger plan gaan tillen. Met ingang van 13 januari 2017 is het kwaliteitskader verpleegzorg vastgesteld. Na jaren van discussie is het voor het eerst dat zo’n alomvattend kader (inclusief normen voor personeel) er nu daadwerkelijk is. Zo wordt voor iedereen – van cliënten tot medewerkers en bestuurders – duidelijk waarop mag worden gerekend en zal worden toegezien.

Dat er al enige stappen in de gewenste verbeterslag zijn gezet, blijkt ook uit de conclusies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Bij de door de inspectie aangemerkte verpleeghuizen met een verhoogd risico is – sinds de start van extra toezicht in 2015 – bij 111 van de 150 de kwaliteit op orde en extra toezicht van de Inspectie niet langer nodig. Vijf verpleeghuizen vielen eind 2016 nog onder het meest intensieve toezicht van de IGZ (TK 31 765, nr. 245).

Sport en bewegen in de buurt

Jong of oud, met of zonder beperking – sport is gezond en brengt mensen bij elkaar. Het leert kinderen om te gaan met regels, met winnen en verliezen, met elkaar. Om sporten en bewegen in de buurt voor zoveel mogelijk Nederlanders mogelijk te maken, hebben wij de afgelopen jaren een enorme impuls gegeven aan het lokale sportbeleid. Ruim 4.800 buurtsportcoaches (2.948 fte) waren afgelopen jaar door heel het land aan de slag. Naar schatting bereiken zij 1 tot 1,5 miljoen mensen. Ruim 500 Gezonde Scholen hebben inmiddels het deelcertificaat sport en bewegen waarmee zij zo’n kwart miljoen leerlingen extra sportief in beweging brengen. Dankzij ons sportstimuleringsprogramma Special Heroes kunnen meer kinderen in het speciaal onderwijs sporten en bewegen. Met dit programma zijn in totaal 370 scholen en ruim 45.000 kinderen bereikt (TK 30 234, nr. 157). Eind 2016 waren 116 gemeenten aangesloten bij Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG), een programma om overgewicht bij jongeren tegen te gaan. Dit betekent dat circa 832.000 kinderen bereikt kunnen worden.

Leefstijl en preventie

Nederlanders leven steeds langer en blijven langer gezond. Dat danken we onder meer aan onze ziektepreventie: het rijksvaccinatieprogramma blijft een effectieve pijler in infectieziektenbestrijding. Moderne screening en bevolkingsonderzoeken helpen ons ziekten in een vroegtijdig stadium op te sporen of zelfs te voorkomen.

Maar dat danken we ook aan het verbeteren van onze leefstijl. Onze jeugd rookt en drinkt steeds minder. De opwaartse trend in overgewicht lijkt te stabiliseren. Ondanks deze gunstige ontwikkelingen, is er nog altijd een wereld te winnen. De ziektelast als gevolg van ongezond gedrag is nog steeds groot. Ook blijft de jeugd kwetsbaar, omdat voor hen de schadelijke gevolgen van bijvoorbeeld alcohol, tabak en overgewicht groter zijn.

Daarom blijven wij actief inzetten op de maatschappelijke beweging die op gang is gekomen in het kader van Alles is gezondheid. In 2016 werden 45 nieuwe zogeheten pledges getekend, waarin partijen zich binden aan gerichte en concrete activiteiten van de beweging. Eind 2016 zijn er in totaal 309 pledges ondertekend en zijn er 1.825 unieke organisatie betrokken bij de beweging: van bedrijven tot gemeenten en scholen. In het afgelopen jaar is daarnaast hard gewerkt aan de subsidieregeling preventiecoalities. Met deze regeling (die op 1 januari 2017 in is gegaan) willen wij structurele samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten op het gebied van preventieactiviteiten voor risicogroepen stimuleren en activeren. Doel is om zo de gezondheid van juist deze groep te verbeteren (TK 32 793, nr. 245).

Tegelijkertijd krijgen veel mensen nog veel zout, verzadigde vetten en suikers binnen. In het kader van het Europees voorzitterschap is door alle lidstaten brede steun uitgesproken voor de «Roadmap for action». Daarmee onderschrijven de deelnemers de urgentie voor gezamenlijke actie om het productaanbod stap voor stap gezonder te maken door zout, verzadigd vet en toegevoegde suikers (calorieën) in producten te verlagen (TK 34 139, nr. 18).

Antibioticaresistentie

Nederland had tijdens het Europees voorzitterschap de primeur om, voor het eerst in de geschiedenis van de Europese Unie, zowel bewindslieden van Volksgezondheid als van Landbouw bijeen te brengen om de dreiging van antibioticaresistentie te bespreken. Deze «One Health»-aanpak geeft aan hoe cruciaal samenwerking tussen beide sectoren is op dit thema. Door overmatig en verkeerd gebruik van antibiotica hebben bacteriesoorten zich sneller met resistentie ontwikkeld tegen deze levensreddende medicijnen. Hierdoor dreigen ziektes als long- of blaasontsteking weer ernstiger te verlopen, met verhoogde kans op voortijdig overlijden. In Europees verband is daarom onder andere afgesproken dat alle landen maatregelen treffen om zorgvuldig gebruik van antibiotica bij mens en dier zeker te stellen. Ook gaan lidstaten de ontwikkeling van nieuwe antibiotica en alternatieven voor antibiotica bevorderen. Wij hebben voor de komende vier jaar ruim € 6 miljoen voor onderzoek naar nieuwe antibiotica uitgetrokken. Het geld is bestemd voor een nieuw onderzoeksprogramma en verbonden aan het eveneens nieuw op te richten National Antibiotic Development Platform. Het platform is onderdeel van het Netherlands Center for One Health en gaat onderzoek bundelen en versterken. Het platform en het onderzoek zijn eind 2016 van start gegaan (TK 34 139, nr. 18).

Minder regels: vertrouwen in elkaar

Het jaar 2016 stond in het teken van het afbouwen van de regeldruk en vergroten van het onderling vertrouwen. Zorgverleners moeten meer tijd kunnen besteden aan zorg en minder aan onnodig papierwerk. Daarnaast moeten zorgverleners voelen dat eigen initiatief en samenwerking wordt gewaardeerd en ruimte wordt geboden voor nieuwe efficiënte en effectieve manieren van zorgverlening.

Vermindering regeldruk

In 2016 zijn verdere stappen gezet bij het verminderen van de regeldruk en het vereenvoudigen van regels. Zo is de declaratieregelgeving toegankelijker gemaakt door toelichtingen te integreren en te verduidelijken. Naast het vereenvoudigen van valide regels is ingezet op het schrappen van overbodige regels. Zo is in 2016 een wetsvoorstel ingediend om de verplichte papieren polis te schrappen. Nieuwe wet- en regelgeving dient alleen te worden ingevoerd als dit noodzakelijk is en als de lasten in verhouding staan tot de baten van de nieuwe regelgeving. Om deze reden wordt nieuwe regelgeving sinds dit jaar aan de regeldruktoets onderworpen (TK 29 515, nr. 395). Ook kan worden geleerd van resultaten uit eerdere regeldruk-trajecten. De lessen zoals uit het experiment regelarme instellingen hebben geholpen bij het vormgeven van nieuw beleid: het vereenvoudigen van de bekostiging in de wijkverpleging, het eenvoudiger melden van calamiteiten bij de IGZ en het bevriezen van de CQ-index waardoor gegevens niet hoeven te worden uitgevraagd.

Voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet zijn in samenwerking met het programma i-Sociaal Domein regeldruksessies georganiseerd en is een onderzoek gestart naar mogelijkheden om inkoop-, kwaliteits-, facturatie- en verantwoordingseisen te verminderen. De bedoeling is dat gemeenten en zorgaanbieders de producten van het programma i-Sociaal Domein zullen verheffen tot veldnorm, om daarmee administratieve lasten verder te beperken (TK 29 515, nr. 388).

Het grootste deel van de regels waar zorgprofessionals in hun dagelijks werk mee te maken hebben is niet opgelegd door de overheid maar door de sector zelf. Daarom zijn initiatieven vanuit de sector van het grootste belang. Onder de noemer Het roer moet om zijn huisartsen in 2015 een project gestart om de bureaucratie in de zorg terug te dringen. Als gevolg van dit project is een groot aantal overbodige formulieren en machtigingen afgeschaft. Met de ggz, de paramedische zorg en de farmaceutische keten volgen we een vergelijkbaar traject om de administratieve lasten zoveel mogelijk terug te brengen. De Innovatieplaats Cure is bedoeld voor zorgaanbieders die bij de uitvoering van hun zelfontwikkelde zorgoplossing tegen de grenzen van de huidige wet- en regelgeving aanlopen. 15 zorgaanbieders hebben het afgelopen jaar de mogelijkheid gekregen om hun zelf bedachte, regelarme werkwijze in de praktijk te brengen.

Wij stimuleren dit type initiatieven en willen aansturen op effectievere samenwerking om tot een substantiële vermindering van de regeldruk te komen. Ook bijvoorbeeld in ziekenhuizen en revalidatie-instellingen. Ook willen wij meer vrijheid geven voor eigen invulling van zorgprestaties. Resultaat: meer ruimte voor innovatie en maatwerk. Uiteraard zal deze ruimte alleen geboden worden als de sector aan randvoorwaarden voldoet om verantwoord te dereguleren. Het nemen van maatregelen ter vermindering van de regeldruk is echter niet afdoende. De professionals moeten ook ervaren dat de regeldruk is afgenomen. De ervaren regeldruk zal de komende periode worden onderzocht (TK 29 515, nr. 395). Daarnaast wordt bezien aan welke extra reductiemaatregelen uitvoering kan worden gegeven. Hierbij is en blijft focus op de praktijk het uitgangspunt.

Rechtmatige zorg

Bij het verminderen van onnodige regelgeving en administratieve lasten is het evenwicht gezocht met de noodzaak om fraude, verspilling en slecht bestuur aan te pakken. De aanpak van fouten en fraude in de zorg is een van de beleidsprioriteiten van het huidige kabinet. Daarom is in het voorjaar 2015 het programmaplan Rechtmatige Zorg – aanpak fouten en fraude 2015–2018 opgesteld (TK 28 828, nr. 89). Anderhalf jaar later zijn met alle betrokken partijen belangrijke stappen gezet. Allereerst is het thema fouten en fraude in de zorg bespreekbaar gemaakt. Waar dit aanvankelijk soms weerstand opriep, zijn alle partijen zich nu bewust van het belang van rechtmatigheid en nemen zij hun verantwoordelijkheid om fouten en fraude tegen te gaan en aan te pakken. Zorgaanbieders werken aan het verbeteren van het correct registreren en declareren. Met de VNG wordt gewerkt aan kennisopbouw bij gemeenten, zodat zij de lokale aanpak van fouten en fraude goed kunnen uitvoeren.

Uiteraard gaat het niet alleen om het signaleren van fraude, maar ook om het kenbaar maken ervan. In 2016 is een handreiking ontwikkeld die zorgprofessionals handvatten geeft hoe om te gaan met vermoedens van fouten of fraude binnen hun organisatie. Ook is op 1 november gestart met het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ) bij de Nederlandse Zorgautoriteit. Zowel burgers als professionals kunnen hier fraudesignalen doorgeven, waarna toezichthouders en opsporingsdiensten de signalen onderzoeken en afhandelen. Daarnaast zijn de mogelijkheden om fraude te onderzoeken verbeterd door de capaciteit voor toezicht, opsporing en vervolging uit te breiden en te zoeken naar manieren om effectiever te werken (TK 28 828, nr. 98).

Transparantie van informatie

Bij verbeteringen in de zorg is informatie over kwaliteit een voorwaarde. Patiënten moeten op basis van betrouwbare en begrijpelijke informatie kunnen kiezen voor een ziekenhuis, een arts of een behandeling. In 2016 heeft transparantie prioriteit gekregen. In dit jaar is de informatievoorziening voor patiënten verbeterd. Patiënten kunnen bij de meest voorkomende aandoeningen gebruik maken van keuzehulpen om de voor hen beste behandelaar te kiezen. Over ruim 150 aandoeningen zijn korte informatieve teksten beschikbaar gesteld. Ook zijn er stappen gezet bij het verbeteren van de positie van de patiënt. Zorgverzekeraars hebben een actieplan opgesteld om hun aanbod voor verzekerden inzichtelijker te maken en overstappen te vergemakkelijken. Er zijn concrete afspraken gemaakt met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en de NZa over verbetering van het contracteringsproces, zodat verzekerden weten bij welke polis zij bij welke zorgaanbieder terecht kunnen. Zorgverzekeraars moeten voor 1 april inzichtelijk maken wat hun inkoopbeleid voor het jaar erop is.

Iedereen vindt dat goed inzicht in de kwaliteit van zorg nodig is, maar de gegevensregistratie die gepaard gaat met het inzichtelijk maken van kwaliteit is nog onderwerp van discussie. Registratie aan de bron kan de oplossing vormen. Gegevens worden in een keer aan de bron geregistreerd en kunnen dan voor verschillende doeleinden – declaratie, kwaliteit, sturing – worden gebruikt. Met deze inspanning is de afgelopen tijd een stap gezet in het vergroten van de transparantie van kwaliteit van zorg. Dit proces moet in de komende periode voortgezet worden (TK 32 620, nr. 168). De kwaliteitsinformatie wordt verder gestandaardiseerd waarbij van internationale kennis gebruik wordt gemaakt. Het patiëntenoordeel moet daarbij inzichtelijk worden gemaakt. Ook zal de komende jaren worden ingezet op het verbeteren van de keuze-informatie voor patiënten.

Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg en aanpassing Gezondheidswet

Meer transparantie en openheid moet er ook komen over klachten en ongewenste voorvallen in de zorg. Door van incidenten te leren wordt de kwaliteit van zorg verbeterd. Op 1 januari 2016 is de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) in werking getreden. Vanaf 1 januari 2017 moeten zorgaanbieders hun klachtenregeling inregelen in overeenstemming met de nieuwe wet. Hierdoor wordt de positie van patiënten en cliënten versterkt.

In 2016 is de Eerste Kamer akkoord gegaan met de wijziging van de Gezondheidswet. Met deze wijziging kunnen handhaving- en inspectiegegevens van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Jeugdzorg actief openbaar worden gemaakt (Staatsblad 2016, 448).

Uitgavenbeheersing: gezamenlijk inspelen op toekomstige ontwikkelingen en uitdagingen

Beheersing van de zorgkosten is en blijft noodzakelijk. Er zijn forse stappen gezet in het beheersen van de zorgkosten door een grotere risicodragendheid van zorgverzekeraars, het hogere eigen risico en de gesloten hoofdlijnenakkoorden. Dankzij deze maatregelen was de groei van de totale zorguitgaven de afgelopen jaren historisch laag. We zijn er echter nog niet. De zorg moet immers niet alleen nu maar ook voor volgende generaties betaalbaar blijven. Daarom zijn in 2016 aanvullende maatregelen genomen.

Aanpak verspilling

Een middel om de zorguitgaven te beheersen is het tegengaan van verspilling. Door middel van het programma Aanpak verspilling in de zorg is bij burgers en zorgverleners geïnventariseerd waar zij verspilling zagen. Door een brede vertegenwoordiging vanuit de zorgpartijen is over oplossingsrichtingen nagedacht, waarna zes pilots zijn gestart die besparingsmogelijkheden in beeld brengen. Zo moet het op maat voorschrijven van geneesmiddelen voorkomen dat medicijnen ongebruikt overblijven en moet een inkoopdoorlichting in beeld brengen hoe door slimmer in te kopen besparingen kunnen worden gerealiseerd (TK 33 654, nr. 22).

Bij het tegengaan van verspilling is de afstemming en samenwerking tussen professionals van groot belang. De meeste reductie van verspilling wordt immers bereikt op de werkvloer, door professionals die met elkaar besluiten om anders te werken en zo verspilling tegen te gaan. Voor elke organisatie is de winst anders, maar de succesverhalen laten zien dat aanzienlijke besparingen mogelijk zijn. Om die besparingen te bewerkstelligen blijft gezamenlijke inzet op zinnige en zuinige zorg cruciaal (TK 33 654, nr. 22).

Dure geneesmiddelen

Een van de oorzaken van de sterke stijging van zorgkosten ligt in het toenemend gebruik van nieuwe, zeer dure geneesmiddelen die een grote toegevoegde medische waarde hebben en vaak zijn bedoeld voor kleine groepen mensen. Als er niets verandert komt de betaalbaarheid van deze nieuwe medicijnen steeds verder onder druk te staan. De aanpak van dit probleem was één van de beleidsprioriteiten tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Tijdens de Raad van de Europese Unie zijn afspraken gemaakt over betere Europese samenwerking tegen te hoge medicijnprijzen. Deze afspraken sluiten nauw aan bij de geneesmiddelenvisie die wij in 2016 hebben ontwikkeld om de kostenstijging beheersbaar te houden (TK 29 477, nr. 397). De geneesmiddelenvisie is grofweg gebouwd op drie pijlers. Ten eerste wordt er toegewerkt naar een duurzame verandering in de farmaceutische sector. Beschermingsconstructies worden onder de loep genomen. Samen met andere EU-landen, NGO’s en de farmaceutische industrie wordt toegewerkt naar nieuwe businessmodellen. Hierbij moet er voldoende ruimte blijven voor nieuwe ontwikkelingen en innovatie terwijl tegelijkertijd het betaalbaar en toegankelijk houden van geneesmiddelen centraal staat. De tweede pijler richt zich op de ongewenst hoge prijzen van geneesmiddelen. Door middel van nationale en internationale samenwerkingsverbanden kunnen gemeenschappelijke onderhandelingen over prijzen gevoerd worden, waardoor de countervailing power ten opzichte van de industrie wordt versterkt. De derde pijler richt zich op het gepast gebruik van geneesmiddelen waardoor verspilling wordt tegengegaan. Diagnostiek die vooraf aangeeft of een geneesmiddel werkt bij een specifieke persoon, kan de patiënt veel bijwerkingen en onnodige uitgaven besparen. We hebben € 10 miljoen uitgetrokken om deze nieuwe diagnostiek verder te ontwikkelen (TK 29 477, nr. 405).

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Nr

Naam artikel

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Wanneer

Geheel artikel?

Behandeling in Tweede Kamer

1

Volksgezondheid

                 

Nee1

 
 

Gezondheidsbescherming

     

X

       

2013

   
 

Ziektepreventie

         

X

   

2015

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 1.2 Betrokken bij AO ziektepreventie

 

Gezondheidsbevordering2

     

X

       

2013

 

Art. 1.3 Betrokken bij AO ziektepreventie

 

Ethiek

   

X

         

2012

   

2

Curatieve zorg

                 

Nee3

 
 

Kwaliteit en veiligheid

           

X

 

2016

 

TK 32 772, nr. 4 en TK 32 772, nr. 7 commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 2.1 Feitelijke vragen en antwoorden bij doorlichting

 

Toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg

   

X

         

2017

 

Plan van aanpak Schriftelijk overleg, antwoorden nog te ontvangen

 

Bevordering van de werking van het stelsel

   

X

     

X4

 

2015

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 2.3 Feitelijke vragen, antwoorden worden betrokken bij AO zorgverzekeringswet

3

Langdurige zorg en ondersteuning

               

2011

Nee5

 
 

Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

                     
 

Zorgdragen voor goede en toegankelijke langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

 

X

               

Langdurige zorg: indicatiestelling AWBZ 2003–2008: Art. 43 Rondetafel en algemeen overleg AWBZ/pgb op 23 juni 2011.

4

Zorgbreed beleid6

                 

Nee7

 
 

Versterking van de positie van de cliënt

           

X8

 

2015

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 4.1 Feitelijke vragen en apart AO op 16 juni 2016, over de Beleidsdoorlichting artikel 4.1

 

Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

 

X

         

X

20169

 

Plan van aanpak Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

 

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

               

2017

 

Plan van aanpak Schriftelijk overleg, antwoorden geagendeerd voor AO Innovatie/Verspilling in de zorg.

 

Inrichting uitvoeringsactiviteiten

                     
 

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

           

X

 

2016

 

TK 32 772, nr. 9 Commissiebrief en antwoorden betrokken bij WGO JV VWS 2014

Art. 4.5 Schriftelijk overleg, inbreng nog niet geleverd

5

Jeugd 10

X

             

2010

Ja

Art. 2 en 3 Betrokken bij behandeling ontwerpbegroting 2011

6

Sport en bewegen

 

X

           

2017

Ja

Art. 46 AO Sportbeleid op 30 juni 2011 en WGO jaarverslag 2010

Plan van aanpak Schriftelijk overleg, antwoorden behandeld in WGO sport.

7

Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II

                 

Ja

 

8

Tegemoetkoming specifieke kosten

                 

Ja

 
1

Voor artikel 1 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

2

Vanaf begrotingsjaar 2013 is sprake van een nieuwe indeling van de beleidsartikelen.

3

Voor artikel 2 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

4

Vertraging is ontstaan omdat de begeleidingscommissie voorstelde een globaal beeld op te nemen van het functioneren van het stelsel van de curatieve zorg met het doel duidelijk te maken hoe artikel 2.3 past en functioneert binnen het Nederlandse systeem van de gezondheidszorg.

5

Omdat er al diverse stelselevaluaties over de AWBZ beschikbaar waren, is ervoor gekozen om de beleidsdoorlichting te richten op een operationele doelstelling betreffende de toegankelijkheid van de AWBZ-zorg via de indicatiestelling.

6

In deze tabel is gekozen voor aansluiting bij de tabel uit de begroting. In de begroting 2016 is abusievelijk de beleidsdoorlichting van artikel 4, artikelonderdeel 6 «Voorkomen oneigenlijk gebruik en aanpak fraude» niet opgenomen. Bij de eerstvolgende publicatie van de meerjarenplanning van beleidsdoorlichtingen zal dit worden hersteld.

7

Voor artikel 4 is, gegeven de diversiteit van de beleidsonderwerpen en de omvang van het beleidsartikel, gekozen om het beleid per artikelonderdeel door te lichten.

8

Het rapport met de beleidsdoorlichting van de externe onderzoekers is in 2015 ontvangen. Conform de werkwijze van het Ministerie van Financiën om een beleidsdoorlichting tezamen met een kabinetsreactie naar de Tweede Kamer te sturen en het belang van een zorgvuldige procedure met betrokken partijen, is het rapport met de beleidsdoorlichting tezamen met een kabinetsreactie 27 januari 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden.

9

De beleidsdoorlichting van artikel 4.2 is najaar 2016 opgeleverd. De uitkomsten ervan zullen in samenhang met de evaluatie van de registratiecommissies worden bezien. Dat onderzoek is aanbesteed en is op dit moment in uitvoering. Deze beleidsdoorlichting wordt verwacht in mei 2017.

10

Gezond opgroeien & Zorg en bescherming: Deze beleidsdoorlichting stond op de begroting Programmaministerie voor Jeugd en Gezin.

Voor het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen, klik op Tabel meerjarenplanning beleidsdoorlichting 2017. Voor de realisatie van andere onderzoeken, zie de bijlage 5 Evaluatie en onderzoek.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 1.2 Volksgezondheid: ziektepreventie

De beleidsdoorlichting laat zien dat met de inzet op het terrein Ziektepreventie veel gezondheidswinst wordt behaald tegen acceptabele kosten. Geconcludeerd wordt dat het beleid gericht op Ziektepreventie over het geheel gezien doeltreffend en doelmatig is. Daar waar zich knelpunten lijken voor te doen in de doelmatigheid worden maatregelen genomen. Wel ontbreekt op een aantal punten informatie om een compleet beeld te krijgen over de doeltreffendheid en doelmatigheid.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 2.1 Curatieve zorg: kwaliteit en veiligheid

De beleidsdoorlichting laat zien dat de inzet van de instrumenten over het algemeen positieve effecten heeft gehad. De onderzoekers achten het aannemelijk dat de inzet van middelen een aanjaagfunctie heeft vervuld voor positieve ontwikkelingen in de zorg en in onderzoek. Diverse activiteiten binnen de thema’s patiëntveiligheid, lichaamsmateriaal en zwangerschap en geboorte alsmede de kankerregistratie en de subsidie aan Nictiz zijn beoordeeld als doeltreffend. Er is ook sprake van een doelmatige besteding van middelen in termen van geleverde prestaties (output) dankzij het gevoerde subsidiebeleid en de verantwoordingscyclus.

Voor de meeste thema’s geldt evenwel dat er vanwege het ontbreken van onafhankelijke evaluatieonderzoeken geen harde uitspraken kunnen worden gedaan over de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid in termen van de behaalde effecten en de beoogde maatschappelijke doelen (outcome en impact).

Op vier algemene punten is verbetering mogelijk:

  • 1. De onderzoekers bevelen aan om voorafgaand aan de subsidieverlening, daar waar dat mogelijk is, de beoogde doelen en uitkomsten op uitvoeringsniveau scherper te bepalen. Daartoe pleit het rapport om periodieke evaluaties op te nemen in de reguliere subsidiecyclus.

  • 2. De onderzoekers bevelen aan om de mogelijkheid van een toetsingskader te onderzoeken voor omvangrijke stimuleringssubsidies. De randvoorwaarden die zijn gebruikt bij het landelijke VMS patiëntveiligheidprogramma in de ziekenhuizen kunnen daarbij als voorbeeld dienen.

  • 3. De onderzoekers bevelen aan om de input van betrokken partijen beter te borgen waar het gaat om de uitvoering van landelijke functies en diensten waarvan de overheid niet de afnemer is. Het gaat om de taakuitvoering van instellingen die landelijke functies uitvoeren ten dienste van het zorgveld zoals Nictiz, PALGA en IKNL. De onderzoekers bevelen aan om daarvoor een apart orgaan op te richten.

  • 4. De onderzoekers constateren dat er behoefte is aan het expliciteren van de criteria voor de financiering van functies door de rijksoverheid. De onderzoekers bevelen aan daarvoor een integraal afwegingskader te ontwikkelen gelet op de gegeven rolverdeling in het stelsel. Dit kader kan dienen om IKNL, NKI en PALGA aan te toetsen.

De Minister van VWS kan zich vinden in de analyse van het rapport ten aanzien van de beoordeling van doelmatigheid en doeltreffendheid. De gehanteerde systematiek om de doelmatigheid en doeltreffendheid te bepalen in termen van output, outcome en impact is helder. Om in de toekomst beter te kunnen sturen op directe effecten van subsidies (outcome) worden de genoemde aanknopingspunten voor verbeteringen opgepakt.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 2.3 Curatieve zorg: bevordering van de werking van het stelsel

De overall conclusie van deze beleidsdoorlichting is dat de verschillende studies die betrekking hebben op het huidige stelsel van de curatieve zorg, zoals de evaluatie van de Zvw (2014), erop duiden dat de werking van het huidige stelsel van de curatieve zorg verder is verbeterd. Uit de evaluatie van de Zvw blijkt voorts dat er op de verzekeringsmarkt geen sprake is van een disbalans tussen verzekerden en verzekeraars.

Verzekeraars geven goed invulling aan de acceptatieplicht; er is geen risicoselectie waarneembaar. Dit wijst op een redelijk tot goed werkend risicovereveningssysteem. Wel dient de transparantie van kwaliteit van het zorgaanbod te worden verbeterd zodat patiënten en zorgverzekeraars daarop beter kunnen kiezen. Over de instrumenten op het artikel 2.3 zijn de volgende bevindingen en conclusies getrokken:

  • Doelen en streefwaarden: Aangezien afgebakende doelen en streefwaarden vooralsnog ontbreken zal VWS de komende periode onderzoeken welke streefwaarden voor verschillende regelingen mogelijk zijn. Dit onderzoek zal in overleg met het Ministerie van Financiën en het Zorginstituut (CAK) worden uitgevoerd.

  • De wanbetalersregeling: Met de invoering van de «Wet verbetering wanbetalersmaatregelen» is de wanbetalersregeling volop in beweging. De huidige maatregelen moeten de tijd krijgen om effect te sorteren en de wanbetalersproblematiek te laten verminderen.

  • Onverzekerdenregeling: Door datamining door de SVB wordt voorkomen dat buitenlandse studenten onterecht als onverzekerde worden aangemerkt. Opgemerkt wordt dat deze maatregel al in de praktijk werd gebracht.

  • Het project Zinnig en Zuinig: De beleidsdoorlichting gaf aan dat gekeken kon worden naar de noodzakelijkheid van de omvang van het onderzoeksbudget van dit project. Het Zorginstituut heeft op verzoek van VWS een nieuwe uitvoeringstoets uitgebracht, met een bijgestelde meerjarenbegroting. VWS en het Zorginstituut hebben afspraken gemaakt over de werkwijze en het bijbehorende (onderzoeks)budget.

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 4.1 Zorgbreed beleid: positie van de cliënt

Het overkoepelende beeld van de doeltreffendheid van het beleid is dat een gemengd oordeel krijgt. De patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties) werken efficiënter dan voorheen. Wel is geadviseerd de financiële armslag van pg-organisaties groter te maken en in de toekomst een antwoord te formuleren op een aantal trends. In de kabinetsreactie is een onderscheid gemaakt in maatregelen op de korte en de lange termijn. Voor de korte termijn is het beleidskader subsidiëring pg-organisaties per 1 januari 2017 op enkele punten aangepast. Voor de lange termijn is een open proces (een patiëntendialoog) aangekondigd dat moet leiden tot een meer fundamentele herziening van het beleidskader subsidiëring pg-organisaties per 1 januari 2019 (TK 29 214, nr. 73).

Belangrijkste conclusies en beleidsacties van de beleidsdoorlichting artikel 4.5 Zorgbreed beleid: zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

Een belangrijke aanbeveling uit deze doorlichting is dat de doelstellingen van het zorgbeleid nader moeten worden geëxpliciteerd. Hiervoor zijn meerjarige gegevens over bijvoorbeeld prevalentie van ziektes en gezondheid noodzakelijk. In 2015 zijn hierop reeds acties uitgezet en vanaf 2017 zullen gegevens beschikbaar komen. Uit de beleidsdoorlichting blijkt voorts dat de deskundigheid en wisselingen in het personeelsbestand een risicofactor zijn voor de effectiviteit van de jeugdzorg in Caribisch Nederland. Op verzoek van de Staatssecretaris is JGCN inmiddels gestart met verbeteracties.

De beleidsdoorlichting constateert verder dat het beleid voor kwetsbare groepen nog niet voldoende is, bijvoorbeeld als het gaat om de care en in het bijzonder om de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarom heeft de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling de komende jaren prioriteit. Het gaat dan om een integrale aanpak, van preventie tot hulpverlening. De voortgangsrapportage geweld in afhankelijkheidsrelaties die aan de Tweede Kamer is gestuurd, gaat in op de stand van zaken en de verdere concretisering van dit voorstel. Voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn middelen beschikbaar gesteld.

Focusonderwerp: beleidsevaluaties

Om als overheid effectief te zijn, is inzicht in de kwaliteit van de uitgaven van cruciaal belang. Dit staat in het rapport van de 15e Studiegroep Begrotingsruimte. Politici ervaren dat er niet altijd voldoende informatie beschikbaar is over «value for money» op het moment dat zij keuzes (willen) maken. Om inzicht te krijgen in de kwaliteit en tot verbeteropties te komen, worden verschillende instrumenten gehanteerd. De Studiegroep wijst daarbij onder meer op IBO’s waarbij het een aandachtspunt is dat de onderwerpkeuze onderdeel kan zijn van een politiek proces waardoor het instrument (te) beperkt wordt ingezet. Verder stelt de Studiegroep dat beleidsdoorlichtingen een goed overzicht geven van waar het geld aan wordt besteed, maar de toegevoegde waarde beperkt is als het gaat om inzicht in de kwaliteit van de uitgaven en de mogelijkheden om die te verbeteren. De Studiegroep adviseert daarom een operatie te starten om dat inzicht te verbeteren.

VWS heeft de handschoen opgepakt en is – in overleg met Financiën en de Algemene Rekenkamer – eind 2016 gestart met de voorbereiding van de pilot Beleidsevaluaties VWS. VWS wil zich voor de vijfjaarsperiode 2018–2022 committeren aan een moderne, ambitieuze opzet en uitvoering van beleidsevaluaties. Het doel is om het beleid van VWS verder te verbeteren door beter inzicht te krijgen in de kwaliteit van het gevoerde en voorgenomen beleid en daar lessen uit te trekken. Het gaat hierbij om zowel de uitgaven van de VWS-begroting als de zorguitgaven onder het BKZ. Van belang is verder dat de kwaliteit en de onafhankelijkheid van het evaluatieonderzoek goed worden geborgd. Een uitgewerkte opzet en invulling van de pilot wordt in september 2017 aan de Tweede Kamer gestuurd.

De stappen die VWS op het terrein van beleidsevaluatie wil zetten sluiten aan op het meer transparant en resultaatgericht maken van de beleidsagenda en de begrotingsartikelen. Ook biedt de pilot goede kansen om deze te verbinden met de ontwikkelagenda van VWS, waarbij meer gebruik wordt gemaakt van kennis en kunde van de buitenwereld: deskundigheid uit de zorgsector en deskundigheid op het terrein van evaluaties (bij bijvoorbeeld andere departementen, de wetenschap en de Algemene Rekenkamer).

Overzicht van risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

 

Uitstaande garanties 20151

Verleend 2016

Vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

2

Voorzieningen tbv De Hoogstraat

begrotingswet

9.631

 

397

9.234

 

9.234

 

2

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

1958

322.939

3.9162

48.561

278.294

 

278.294

 

3

Voorzieningen tbv verpleeghuizen

financiering

19.215

 

5.691

13.524

 

13.524

 

3

Voorzieningen tbv psychiatrische instellingen

1958

27.624

 

2.865

24.759

 

24.759

 

3

Voorzieningen tbv zwakzinnigen inrichtingen

1958

9.975

 

2.310

7.665

 

7.665

 

3

Voorzieningen tbv overige instellingen

1958

862

 

198

664

 

664

 

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

1958

24.668

 

2.118

22.550

 

22.550

 

3

Voorzieningen tbv zwakzinnigeninrichtingen

rijksregeling

7.367

 

1.919

5.448

 

5.448

 

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

rijksregeling

79.541

 

9.720

69.821

 

69.821

 

2

Voorzieningen tbv ziekenhuizen

rijksregeling

503

 

201

302

 

302

 

3

Niet sedentaire personen

 

972

 

127

844

 

844

 

Totaal

 

503.297

3.916

74.107

433.105

 

433.105

 
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

2

Dit bedrag betreft het totaal van de Hoofdsommen van de herfinancieringen 2016.

Toelichting

De verstrekte garanties uit de tabel komen voort uit drie aparte regelingen: de Garantieregeling inrichtingen voor gezondheidszorg 1958, de Rijksregeling Dagverblijven voor gehandicapten inzake erkenning, subsidiëring, verlening van garanties en toezicht uit 1971 en de Rijksregeling Gezinsvervangende Tehuizen voor gehandicapten, ook uit 1971. De betreffende regelingen dateren uit een tijd dat de overheid een expliciete verantwoordelijkheid had voor bouw en spreiding van intramurale zorgvoorzieningen.

De Rijksgarantieregelingen zijn gesloten voor nieuwe gevallen waardoor het financiële risico van VWS door reguliere en vervroegde aflossing van de uitstaande leningen geleidelijk wordt afgebouwd. De laatste rijksgegarandeerde lening loopt af in 2043. Het monitoren van de instellingen aan wie een rijksgarantie verstrekt is, alsmede van de leningen (bijv. renteherziening), wordt sinds 2004 in mandaat uitgevoerd door het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) namens de Minister van VWS (Besluit van 17 december 2003, Stcrt. 2004, nr. 7, blz. 11).

Overzicht verstrekte garantie (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Verlenen 2016

Vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaal stand Risicovoorziening

2

GO Cure

26.851

0

2.326

24.526

 

24.526

 

TOTAAL

           

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

Toelichting

Garantie Ondernemingsfinanciering Cure

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (GO Cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra hebben tot en met 2012 gebruik kunnen maken van de regeling. Bij de GO Cure heeft de overheid garanties verstrekt voor 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. De verstrekte garanties lopen af in 2020. De GO Cure maakt deel uit van de bredere Garantieregeling Ondernemingsfinanciering (GO) die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken. De cijfermatige gegevens van de GO Cure zijn daarom eveneens opgenomen onder de GO in het jaarverslag van het Ministerie van Economische Zaken.

Overzicht achterborgstellingen (bedragen x € 1.000.000)

Omschrijving

20151

2016

Achterborgstelling

8.329,2

7.953,6

Bufferkapitaal

259,6

272,5

Obligo

249,9

238,6

1

De achterborg 2015 was € 8.330,3 miljoen en het bufferkapitaal 2015 was 260,0 miljoen.

Toelichting

Het Ministerie van VWS is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ). Het totaal bedrag aan uitstaande verplichtingen is, volgens informatie van het WFZ, € 7.953,6 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per 2016. VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WFZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen niet voldoende is om het WFZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WFZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan. In het kader van het kabinetsbeleid voor versobering van risicoregelingen is besloten om, vanaf het jaar 2017 een begrotingsreserve aan te leggen voor eventuele schade in het kader van de achterborg.

Overzicht verstrekte leningen

Overzicht verstrekte leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

2

IJsselmeerziekenhuis

1.000

1

De Stichting IJsselmeerziekenhuizen heeft in het voorjaar van 2009 twee leenovereenkomsten (van € 12,5 respectievelijk € 2 miljoen) gesloten met VWS als gevolg van financiële problemen. De IJsselmeerziekenhuizen werden destijds aangemerkt als systeemziekenhuis waarbij de continuïteit van zorg moest worden gewaarborgd. Eind november 2016 is, op grond van artikel 5 lid 2, de achtergestelde lening van € 2 miljoen kwijtgescholden. Op dit moment is de uitstaande lening € 1 miljoen.

Licence