A: Algemene doelstelling
Doel is om de agenda voor hulp, handel en investeringen vorm te geven om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. Daarbij is er aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en de bevordering van de private sector en de randvoorwaarden voor duurzaam en inclusieve groei in ontwikkelingslanden. Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een belangrijke rol weggelegd om het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf te betrekken bij duurzame economische ontwikkeling in de DGGF-landen.
B: Rol en verantwoordelijkheid
De versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en het realiseren van een goede bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven aan duurzame economische ontwikkeling elders in de wereld vraagt een kabinetsbrede inspanning. In het bijzonder werkt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij samen met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.
De Minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
-
• Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands bedrijfsleven, marktfacilitatie en markttoegang. Uitgangspunten hierbij zijn het opheffen van marktfalen en het creëren van een gelijk speelveld.
-
• Het financieren van diverse programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap ten behoeve van duurzame en inclusieve groei in lage- en middeninkomenslanden.
-
• Het financieel ondersteunen van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd, onder andere via het Dutch Good Growth Fund.
Stimuleren
Het stimuleren van een actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via o.a. het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en MVO Nederland.
-
• Het faciliteren en ondersteunen van (Nederlandse) bedrijven met specifieke aandacht voor MKB, om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.
-
• Het bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.
-
• Het benadrukken van de kansen die internationaal ondernemen biedt en bedrijven daartoe activeren en actief ondersteunen, met speciale aandacht voor het MKB.
-
• Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangsstrategie.
-
• Het stimuleren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse investeerders t.b.v. verdere internationalisering van de Nederlandse economie.
-
• Het stimuleren van toegang van lokale MKB-bedrijven tot (regionale) markten met oog voor duurzame ketenontwikkeling en handelspolitiek en -facilitatie.
-
• Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes.
-
• Het stimuleren van goede fysieke infrastructuur en logistiek.
-
• Het stimuleren van een inclusieve ontwikkelingsagenda door ontwikkeling van verzekeringsinstrumenten en uitbreiding van financiële dienstverlening aan de MKB-sector.
-
• Het bevorderen van publiek-private samenwerking en inclusief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.
-
• Het stimuleren dat de EU haar impact assessments herziet door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor derde landen.
Regisseren
-
• Het met oog voor de Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden, investeringsbeschermingsovereenkomsten en de Europese markttoegangstrategie.
-
• Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en OESO.
-
• Het bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.
-
• Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.
-
• Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.
-
• Het actief inzetten op het door de EU afsluiten van een aantal Economische Partnerschapsakkoorden met een aantal Afrikaanse regio’s.
-
• Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.
-
• Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met aandacht voor IMVO, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch prioritaire landen.
-
• Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrrein van internationaal ondernemen, onder via de Dutch Trade and Investment Board.
-
• Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken.
-
• Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid en dit verbinden aan het economisch-diplomatieke werk.
-
• Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën ten einde de Nederlandse export van kapitaalgoederen en dienstentransacties te faciliteren.
-
• Het versterken van de Nederlandse positie in mondiale waardeketens om export en investeringen optimaal te laten bijdragen aan het Nederland verdienvermogen.
-
• Het in onderlinge samenhang inzetten van centrale en decentrale programma’s ter versterking van de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei en private sectorontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.
-
• Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.
-
• Het invulling geven aan beleidscoherentie voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking door bij beleid vooraf en achteraf te letten op de effecten op ontwikkelingslanden.
-
• Het bereiken van maximale synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede door inzet van het Dutch Good Growth Fund.
-
• In de partnerlanden zal Nederland binnen de speerpunten voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheidszorg (alsook vrouwenrechten en gendergelijkheid) en veiligheid en rechtsorde (m.n. in fragiele staten) inzetten op ontwikkeling en zoveel mogelijk samenwerking zoeken met de private sector en maatschappelijke organisaties.
Uitvoeren
-
• Het behandelen van klachten van bedrijven, o.a. over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.
-
• Het uitvoeren van de controle op de export van strategische goederen met oog voor sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, de Organisation for the prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.
-
• Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en privatesectorontwikkeling, inclusief het Dutch Good Growth Fund, en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.
-
• Het in dit verband realiseren van een efficiënte dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven (EénLoket).
C: Beleidsconclusies
-
• In 2016 heeft Nederland met de agenda voor hulp, handel en investeringen de beoogde resultaten geboekt op de versterkte private sector en verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden. Mede dankzij de Nederlandse bijdrage realiseert het programma TradeMark East Africa (www.trademarkea.com) hun doelstellingen ter vergemakkelijking en vergroting van regionale handel in Oost-Afrika. Het CBI-programma heeft goede resultaten geboekt om bedrijven in ontwikkelingslanden te helpen exporteren.
-
• De EU loopt voorop met de implementatie van de in 2015 door OESO en G20 overeengekomen nieuwe internationale fiscale standaarden in de strijd tegen belastingontwijking. De EU is met implementatie van deze nieuwe standaarden een goede bondgenoot van ontwikkelingslanden die ernstig schade ondervinden van belastingontwijking. Ontwikkelingslanden zullen ook zelf hun fiscale regels en capaciteit voor belastinginning moeten versterken. Om deze landen daarbij te helpen heeft Nederland, conform het in 2015 geïnitieerde Addis Tax Initiative, in 2016 de inzet op technische assistentie via bilaterale en multilaterale programma’s verhoogd.
-
• De in 2015 aangekondigde extra inspanning van EUR 50 miljoen ter bevordering van ondernemerschap door en werkgelegenheid voor Afrikaanse jongeren hebben in 2016 tot concrete investeringen geleid via het Local Employment in Africa for Development (EUR 25 miljoen) en spoor 2 van het DGGF (voor lokale investeringen door lokale partijen). Het LEAD programma wordt door vier allianties van ngo’s uitgevoerd in zeven Afrikaanse landen (Egypte, Algerije, Libie, Tunesie, Mali, Nigeria en Somalie). De projecten liggen op koers en de doelstelling is om in drie jaar tijd in totaal 17.0002 directe banen te scheppen. Vanuit het DGGF is in 2016 EUR 25 miljoen gecontracteerd voor baancreatie en bevorderen van ondernemerschap in noordelijk Afrika. De oproep van Duitsland, Frankrijk en Nederland aan de EU om meer te doen aan het stimuleren van jeugdwerkgelegenheid in Afrika als onderdeel van de aanpak van de grondoorzaken voor irreguliere migratie heeft in 2016 geresulteerd in een EU Trust Fund van EUR 2 miljard. Via de EUR 260 miljoen die het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor duurzame ontwikkeling in de Syrië-regio is in Jordanië en Libanon met betrokkenheid van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen geïnvesteerd in het versterken van ondernemerschap en werkgelegenheid.
-
• Nederlandse inzet op ketenverduurzaming resulteerde in de aanname van de raadsconclusies «The EU and Responsible Value Chains» op 12 mei 2016 (zie ook beleidsverslag). Op 4 juli 2016 is het eerste Nederlandse sectorconvenant getekend, het Convenant Duurzame Kleding en Textiel. Hieronder valt nu 30% van de textiel en kleding die in Nederland wordt verkocht. De ambitie is 80% van de markt. De komende vijf jaar moeten de bedrijven hun risico's inventariseren en verbeterplannen uitvoeren. In oktober is het convenant met de bankensector ondertekend. Dit convenant bevat afspraken over het aanpakken en voorkomen van mensenrechtenschendingen bij investeringen van banken en hun zakelijke partners. 13 Nederlandse banken, de NVB, vakbonden, ngo’s en de overheid doen mee, onder begeleiding van de SER.
-
• Naast de IMVO-convenanten met de bankensector en de textielsector, zijn met diverse sectoren onderhandelingen gaande. De verwachting is dat een deel van deze onderhandelingen in de eerste helft van 2017 succesvol kunnen worden afgerond.
-
• Het DGGF is in 2016 goed op stoom gekomen. Onderdeel 2 was vanaf de start van het DGGF succesvol en in 2016 is onderdeel 1 (voor Nederlandse investeringen in de DGGF-landen) en in het bijzonder onderdeel 3 (voor export van het Nederlandse MKB) ook steeds bekender geworden bij ondernemers, waardoor de aanvragen ook daar toe zijn genomen. Omdat het bij onderdeel 3 veelal kleinere transacties betreft is het meerjarig budget voor dit onderdeel naar beneden bijgesteld en voor de andere onderdelen vergroot. Gezien deze ontwikkelingen blijkt dat het DGGF in een duidelijke behoefte van Nederlandse en lokale ondernemers voorziet en dat het een goed instrument is om inclusieve economische groei in de doellanden te bevorderen. Met de huidige transacties zal het DGGF circa 14.000 mensen in lage- en middeninkomenslanden aan een baan helpen.
-
• Het Nederlandse bedrijfsleven heeft in 2016 veel belangstelling getoond in het nieuwe instrument voor de bevordering van ontwikkelingsrelevante infrastructuur DRIVE, met een fors aantal aanvragen tot gevolg. Inmiddels zijn er een aantal kansrijke projecten in ontwikkeling. Door de lange doorlooptijd van infrastructuurprojecten zijn er onder DRIVE in 2016 nog geen contracten afgesloten.
-
• De kwaliteit van de economische dienstverlening is verder verbeterd met het (door-) ontwikkelen van de app «NL exporteert» en de website «Wegwijzer Internationaal Zakendoen» (RVO-website). Hierdoor worden bedrijven en kennisinstellingen geholpen bij het internationaal zaken doen.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie 2012 | Realisatie 2013 | Realisatie 2014 | Realisatie 2015 | Realisatie 2016 | Vastgestelde begroting 2016 | Verschil 2016 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 153.224 | 209.837 | 756.071 | 631.834 | 387.733 | 325.230 | 62.503 | ||
waarvan garantieverplichtingen | 14.982 | ||||||||
Uitgaven: | |||||||||
Programma-uitgaven totaal | 316.842 | 373.529 | 391.412 | 390.662 | 460.226 | 582.187 | – 121.961 | ||
1.1 | Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen | 2.280 | 10.499 | 9.707 | 12.780 | 14.305 | 15.695 | – 1.390 | |
Opdrachten | |||||||||
Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek | 3.083 | 1.554 | 2.719 | – 1.165 | |||||
Bijdrage (inter)nationale organisaties | |||||||||
Contributies internationaal ondernemen | 5.506 | 5.682 | 5.670 | 12 | |||||
Maatschappelijk verantwoord ondernemen | 4.191 | 2.059 | 7.306 | – 5.247 | |||||
Subsidies | |||||||||
Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek | 2.059 | 0 | 2.059 | ||||||
Maatschappelijk verantwoord ondernemen | 2.950 | 0 | 2.950 | ||||||
1.2 | Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid | 6.223 | 91.047 | 59.446 | 48.837 | 58.139 | 70.599 | – 12.460 | |
Subsidies | |||||||||
Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen | 3.881 | 5.688 | 5.940 | – 252 | |||||
Partners for International Business (PIB) | 410 | 5.647 | 11.732 | – 6.085 | |||||
Financieringsfaciliteit/Demontratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) | 4.889 | 2.889 | 15.000 | – 12.111 | |||||
Fonds opkomende markten | 3.520 | 383 | 0 | 383 | |||||
Package4growth non-ODA | 0 | 0 | 0 | 0 | |||||
Overig Programmatische Aanpak | 817 | 279 | 2.500 | – 2.221 | |||||
PSO/2g@there | 791 | 2.500 | – 2.500 | ||||||
Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) | 5.452 | 5.452 | |||||||
Transitiefaciliteit | 1.351 | 1.351 | |||||||
Leningen | |||||||||
Finance for International Business (FIB) | 1.000 | – 1.000 | |||||||
Trustfund IBRD | 1.000 | 1.000 | |||||||
Overig | 1.206 | 1.206 | |||||||
Bijdragen aan agentschappen | |||||||||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 27.146 | 28.892 | 26.000 | 2.892 | |||||
Versterking economische functie (NBSO's via RvO) | 6.274 | 5.352 | 5.927 | – 575 | |||||
1.3 | Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden | 308.339 | 271.983 | 240.420 | 237.012 | 314.331 | 345.893 | – 31.562 | |
Subsidies | |||||||||
Transitiefaciliteit | 2.135 | 2.931 | 500 | 2.431 | |||||
Marktontwikkeling in het kader van private sector development | 44.526 | 59.804 | 53.890 | 5.914 | |||||
Wet en regelgeving | 5.579 | 2.453 | 9.070 | – 6.617 | |||||
Financiele sectorontwikkeling | 36.639 | 7.065 | 27.961 | – 20.896 | |||||
Versterking privaat ondernemerschap | 54.083 | 60.983 | 67.284 | – 6.301 | |||||
Infrastructuurontwikkeling | 33.288 | 44.763 | 94.803 | – 50.040 | |||||
Samewerking bedrijfsleven en PPP's | 5.849 | 9.859 | 7.400 | 2.459 | |||||
Versterking privaat ondernemerschap non-ODA | 6.382 | 2.313 | 6.382 | – 4.069 | |||||
Technische assistentie DGGF | 8.000 | 10.809 | 11.900 | – 1.091 | |||||
Bijdragen aan agentschappen | |||||||||
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 15.404 | 42.838 | 35.000 | 7.838 | |||||
Bijdragen (inter)nationale organisaties | |||||||||
International Labour Organisation | 5.213 | 5.721 | 5.217 | 504 | |||||
Partnershipprogramma's ILO | 4.883 | 5.527 | 5.000 | 527 | |||||
International Finance Corporation | 0 | 0 | 2.628 | – 2.628 | |||||
Landenprogramma's ondernemingsklimaat | 13.284 | 12.411 | 13.700 | – 1.289 | |||||
Infrastructuurontwikkeling | 45.421 | 0 | 45.421 | ||||||
Bedrijfsmatige technische bijstand | 1.748 | 1.433 | 1.709 | – 276 | |||||
1.4 | Dutch good growth fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB | 81.839 | 92.033 | 73.451 | 150.000 | – 76.549 | |||
Subsidies/Leningen/Garanties/Opdrachten | |||||||||
Programma's Dutch Good Growth Fund | 92.033 | 73.451 | 150.000 | – 76.549 | |||||
Ontvangsten | 0 | 1.833 | 5.132 | 11.052 | 80.289 | 23.463 | 56.826 | ||
1.10 | Ontvangsten duurzame handel en investeringen | ||||||||
0 | 1.833 | 5.132 | 9.182 | 78.815 | 23.463 | 55.352 | |||
1 | |||||||||
1.40 | Ontvangsten DGGF | 1.870 | 1.474 | 0 | 1.474 |
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
Het vastgestelde budget van EUR 325,2 miljoen is bij eerste suppletoire begroting opgehoogd met EUR 36,9 miljoen. Zoals toen toegelicht betrof dit per saldo verhogingen in verband met DTIF (verhoging EUR 13,8 miljoen) en het DGGF (verhoging EUR 75,5 miljoen) en verlagingen van de budgetten voor Financiële sectorontwikkeling en International Finance Corporation (EUR 52,6 miljoen). Bij tweede suppletoire begroting is het budget opgehoogd met EUR 115,9 miljoen, samenhangend met programma’s in het kader van Private Sector Development (PSD), waaronder het Programma Uitvoering Managers van het VNO-NCW (PUM), het Vakbonds Mede Financieringsprogramma (VMP) en een programma met Solidaridad. Ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting is de uiteindelijke realisatie EUR 79,9 miljoen lager uitgevallen. Per saldo is dit het gevolg van een hoger dan geplande verplichting op DTIF naar aanleiding van de publicatie van het toetsingskader, en een aantal lager dan geplande verplichtingen waaronder die voor de instrumenten DRIVE en ECDPM welke zijn uitgesteld naar 2017. Tenslotte heeft een aantal decommitteringen en technische mutaties plaatsgevonden.
Garantieverplichtingen:
De specificatie van het aandeel van de garantieverplichtingen als onderdeel van het verplichtingenbudget is voor het eerst gebeurd in de begroting voor 2017 en was dus nog geen onderdeel van de begroting over 2016. In de begroting 2017 is onder artikel 1 voor begrotingsjaar 2016 een bedrag van EUR 53,7 miljoen aan garantieverplichtingen opgenomen. In 2016 is onder het DGGF EUR 19,6 miljoen aan garanties verleend, terwijl er voor EUR 4,7 aan garanties onder de FOM regeling zijn vervallen.
Uitgaven
Artikel 1.2
De subsidie-instrumenten onder dit artikel worden uitgevoerd door het RVO. Het budget voor sub-artikel 1.2 Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid is bij eerste en tweede suppletoire begroting per saldo verlaagd met EUR 7,5 miljoen. De uiteindelijke realisatie ten opzichte van de stand van de tweede suppletoire begroting is EUR 4,9 miljoen lager uitgevallen. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan een lagere realisatie op (Demonstratie projecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies) met EUR 2,6 miljoen, omdat een wijziging in de toewijzingsprocedure van projecten gericht op vergroting van de kwaliteit heeft geresulteerd in kwalitatief betere, maar wel een lager bedrag aan toegewezen subsidies. Ook voor het programma Partners for International Business (PIB) zijn de criteria aangescherpt, waardoor consortia voor de voorbereiding meer tijd nodig hebben en EUR 2 miljoen minder is gerealiseerd. Tenslotte is de kasbehoefte op de programma’s PSO en 2g@there lager dan oorspronkelijk geraamd. Deze programma’s zijn al enige tijd gestopt en leiden alleen nog tot uitfinancieringen op bestaande dossiers.
Indicator | Realisatie 2015 | Streefwaarde 2016 | Realisatie 2016 | Bron |
---|---|---|---|---|
Convenanten met clusters van bedrijven (waarvan tenminste 80% binnen de topsectoren en focuslanden) | 24 | 25 | 14 | RVO |
Omdat de criteria om als consortium in aanmerking te komen voor PIB zijn aangescherpt, zijn in 2016 minder PIB-convenanten afgesloten dan aanvankelijk voorzien. Zo is het minimum aantal van deelnemende bedrijven omhoog gegaan van drie naar vijf, en wordt beoordeeld in welke mate een voorstel bijdraagt aan het toewerken naar de Sustainable Development Goals (SDG’s). Partijen hebben hierdoor een langere voorbereidingstijd nodig. Naast de veertien convenanten die in 2016 geheel zijn afgerond, zijn er nog vier in ontwikkeling, die in 2017 zullen worden afgerond.
Artikel 1.3
Het budget voor sub-artikel 1.3 Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden is bij eerste en tweede suppletoire begroting per saldo met EUR 45,5 miljoen verlaagd. Verwezen wordt naar de toelichtingen daarbij. Bij Decemberbrief 2016 is gemeld dat de uitgaven EUR 10 miljoen hoger uitkomen, vanwege de sneller dan verwachte implementatie van instrumenten uit het PSD-programma, zoals Ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling (ORIO) en het Infrastructure Development Fund (IDF).
Artikel 1.4
Conform de aankondiging in de Kamerbrief over de Mid-term Review van het Dutch Good Growth d.d. 1 oktober 2015 is het kasritme voor het DGGF bij eerste suppletoire begroting meerjarig bijgesteld. In 2016 leidde dit tot een verlaging van het kasbudget met EUR 30,5 miljoen.
Bij tweede suppletoire begroting is het totaalbudget met EUR 34,0 miljoen en in de Decemberbrief 2016 met EUR 12,0 miljoen neerwaarts bijgesteld. Dit komt doordat de initiële verwachting was dat vanuit onderdeel 3 (export) meer volume zou worden gerealiseerd. Ondanks de forse toename van het aantal aanvragen bij onderdeel 3 in 2016 betreft het veelal kleinere transacties. Binnen onderdeel 1 en 3 zijn extra maatregelen genomen om het financieringsaanbod voor ondernemers verder uit te breiden, in het bijzonder voor startende ondernemers en op het terrein van de exportfinanciering. De niet bestede middelen van de neerwaartse bijstellingen blijven binnen het DGGF beschikbaar en schuiven binnen het ODA-budget door naar latere jaren.
Ontvangsten
Het budget voor ontvangsten duurzame handel en investeringen is bij eerste suppletoire begroting opgehoogd met EUR 69,6 miljoen vanwege toevoegingen vanuit de (begrotings)reserves van de instrumenten FIB en FOM ten behoeve van het in 2016 gestarte bedrijfsleveninstrument DTIF. Deze ophoging is conform het vastgestelde toetsingskader van DTIF. Van het bijgestelde ontvangstenbudget van EUR 92,5 miljoen is EUR 78,8 miljoen gerealiseerd. Het verschil van EUR 13,7 miljoen is voornamelijk terug te voeren op een dubbele raming. Abusievelijk is in toevoeging vanuit de begrotingsreserve FIB voor het DTIF, welke is gemeld bij eerste suppletoire begroting, een bedrag van EUR 13,5 miljoen teveel opgenomen. Dit bedrag zat al in het oorspronkelijk vastgestelde budget.
Interne begrotingsreserves
Interne begrotingsreserve FOM | |
---|---|
Stand 31/12/2015 | 93.852 |
Stand 31/12/2016 | 50.200 |
Interne begrotingsreserve FIB | |
---|---|
Stand 31/12/2015 | 32.785 |
Stand 31/12/2016 | 0 |
Interne begrotingsreserve DRIVE | |
---|---|
Stand 31/12/2015 | 12.500 |
Stand 31/12/2016 | 12.500 |
Interne begrotingsreserve DGGF | |
---|---|
Stand 31/12/2015 | 51.517 |
Stand 31/12/2016 | 51.075 |
Interne begrotingsreserve DTIF | |
---|---|
Stand 31/12/2015 | 0 |
Stand 31/12/2016 | 5.000 |
Bovenstaande reserves zijn opgenomen op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).