Base description which applies to whole site

3. Defensiematerieelverslag

Inleiding

Een wereld met veranderende machtsverhoudingen en instabiliteit rond Europa vraagt om een actievere bescherming van onze veiligheid. Het kabinet investeert daarom verder in Defensie, in modern en technologisch hoogwaardig materieel, inclusief digitalisering en innovatie. Hierbij blijft het uitgangspunt een veelzijdig inzetbare krijgsmacht die in staat is uitvoering te geven aan haar grondwettelijke taken, waarbij de eigen en bondgenootschappelijke verdediging steeds belangrijker is geworden. Niet alleen de veranderende veiligheidsomgeving leidt tot uitdagingen. Het jaar 2021 stond net als 2020 in het teken van de COVID-19 pandemie die wereldwijd gaande is, met een impact op de maatschappij, maar ook op de Defensieorganisatie: de ketens van de defensie- en veiligheidsindustrie stonden onder druk door vertragingen bij de industrie en haar toeleveranciers. De mogelijkheden en flexibiliteit van de uitvoering van onze projecten namen hierdoor af. Samenwerken met internationale bedrijven en partners was ook in 2021 door reisbeperkingen en knelpunten in de wereldwijde distributieketens moeilijker.

Investeringen in nieuw materieel en instandhouding van de - deels verouderde - wapensystemen waren in 2021 nog niet met elkaar in balans. Toch bracht 2021 ook perspectief: in de augustusbesluitvorming en met de motie-Hermans (Kamerstuk 35 925 nr. 13 van 23 september 2021) werd voor Defensie circa € 300 miljoen op structurele basis vrijgemaakt, grotendeels om de instandhoudingstekorten te verminderen. Hiermee kunnen in de nabije toekomst de tekorten in de instandhouding van land-, lucht- en maritiem materieel verder ingelopen worden, evenals de tekorten in de instandhouding van de IT-infrastructuur en bij munitie voor opleiding en training. Bovendien werd eind 2021 het coalitieakkoord gepresenteerd waarin op structurele basis € 3 miljard meer wordt geïnvesteerd in Defensie. Dat is veel geld, waarmee we de komende jaren belangrijke stappen kunnen zetten richting zowel herstel als vernieuwing van de organisatie. In de Defensienota wordt het regeerakkoord vertaald naar doelstellingen en beleidsmaatregelen, in het perspectief dat deze substantiële toename van de Defensiebegroting biedt en de keuzes die daaruit volgen worden nader uitgewerkt.

Defensiematerieelbegrotingsfonds en investeringsplan

Op weg naar een toekomstbestendige krijgsmacht zoals geschetst in de Defensievisie 2035 hebben we de ambitie om de krijgsmacht te herstellen, te moderniseren en te versterken. Dit realiseert Defensie binnen een schokbestendige begroting. Op Prinsjesdag 2020 is het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF 2021) voor het eerst aan de Kamer aangeboden. Waar voorheen de investeringsmiddelen onder artikel 6 (investeringen) van de reguliere Defensiebegroting (Hoofdstuk X) vielen, maken de middelen voor investeringen en instandhouding van het materieel, de infrastructuur en de IT-middelen nu deel uit van het DMF. Door een apart fonds voor de investeringen en instandhouding te creëren, is Defensie beter in staat invulling te geven aan het voorzien in een meerjarig integraal beheer van de financiering en bekostiging van de ontwikkeling, verwerving, instandhouding en afstoting van het materieel, de IT-middelen en de infrastructuur van Defensie. Dit wordt onder andere zichtbaar in het gedetailleerde onderscheid dat in het DMF is aangemaakt door per artikel de projecten in voorbereiding, onderzoek en realisatie inzichtelijk te maken. Door dit detailniveau is de Kamer ook beter in staat haar controlerende taak uit te voeren. Het uiteindelijk doel is door middel van het DMF te komen tot een meer schokbestendige investeringsbegroting.

Sinds het instellen van dit fonds in begrotingsjaar 2020 (Kamerstuk 35 280 nr. 3 van 19 september 2019) is het nu de eerste keer dat een materieelverslag aangeboden wordt . Het investeringsprogramma bij het begrotingsfonds bestaat voor een belangrijk deel uit materieel, naast vastgoed en IT. Defensie is in de vorige kabinetsperiode tientallen projecten gestart. Sinds 2018 is het aantal projecten boven de 25 miljoen euro gestegen van 88 naar 109. Deze nieuwe projecten leveren een belangrijke bijdrage aan het herstel en de modernisering van de krijgsmacht. Met het oog op een toekomstbestendige krijgsmacht zoals geschetst in de Defensievisie 2035 verwacht Defensie dat het aantal projecten in uitvoering zal blijven toenemen. Dat is hard nodig voor de operationele inzet en veiligheid van onze mensen. Maar het verwerven van defensiematerieel blijft complex en daarom gaat Defensie zorgvuldig te werk. Voordat contracten tot zichtbare realisaties komen, worden veel stappen gezet, zoals marktverkenning, contractvorming, productie, afname en testen. Daarom hebben projecten veelal een looptijd van meerdere jaren. Inmiddels zijn bij steeds meer projecten die in de vorige kabinetsperiode zijn gestart, de contracten gesloten. Dit is indicatief voor het toegenomen realisatievermogen van Defensie. Realisatie op investeringen bedroeg in 2017 nog € 1.441 miljoen. Ten tijde van de Defensienota 2018 heeft Defensie extra middelen ontvangen. In deze relatief korte tijd heeft zich dit vertaald naar een realisatie op investeringen in 2021 van € 2.716 miljoen: een stijging in drie jaar tijd van bijna 90%.

De ervaring van eerdere jaren leert echter ook dat het risico op projectvertragingen groot is, onder andere als gevolg van onvoorziene externe factoren waaronder COVID-19. Het gestegen realisatievermogen is, ondanks deze incidentele verstoringen, bij dit budget structureel van aard gebleken. De mogelijkheden die het begrotingsfonds biedt, waaronder overprogrammering, dragen hier aan bij: in de eerste jaren worden meer projecten gepland dan totaal aan budget beschikbaar is in een jaar. Met deze overprogrammering wordt zoveel mogelijk getracht te voorkomen dat vertragingen bij individuele projecten leiden tot onderrealisatie van het beschikbare budget. Naar aanleiding van de voorjaarsbesluitvorming is in 2021 met het ministerie van Financiën afgesproken dat in gezamenlijkheid de doelmatigheid en omvang van de overprogrammering wordt onderzocht. Afgesproken is met het Ministerie van Financiën om voorlopig een maximum van dertig procent aan overprogrammering te blijven hanteren. Overprogrammering in eerdere jaren wordt gecompenseerd door onderprogrammering in latere jaren.

Belang van vitale technologische en industriële basis

Het kabinet streeft naar meer strategische autonomie, waarbij binnen de EU-regels oog is voor een vitale technologische en industriële basis met een gelijkwaardiger Europees speelveld. Daarbij definieert Defensie het begrip strategische autonomie als gegarandeerde toegang tot - en beschikbaarheid van - (internationale) kennis, rechten, mensen en middelen die noodzakelijk zijn om militaire capaciteiten in stand te houden en operaties uit te voeren, ongeacht de coalitie waarbinnen inzet plaatsvindt. De Defensie Industrie Strategie (DIS) van 2018 blijft daarbij het uitgangspunt om de wezenlijke belangen van nationale veiligheid te allen tijde te beschermen. Een vitale technologische en industriële basis draagt daarmee bij aan een zelfredzamer Europa.

Eén van de maatregelen in de Defensie Investeringsstrategie is de uitwerking van de Sectorale Investeringstoets Defensie. Midden 2021 hebben de ministeries van Defensie en van Economische Zaken en Klimaat de Kamer geïnformeerd over de voortgang van het wetgevingstraject voor een sectorale investeringstoets op het gebied van de defensie-industrie (Kamerstuk 31 125 nr. 120 van 9 juli 2021). Dit wetsvoorstel voor de defensie-industrie zal aansluiten bij het stelsel van investeringstoetsing dat het beheersen van risico’s voor de nationale veiligheid bij investeringen, fusies en overnames van bedrijven tot doel heeft.

Tegelijkertijd blijft het kabinet - binnen de EU in bredere zin - de mogelijke ongewenste gevolgen van het bij voorbaat uitsluiten van sectoren, waaronder de defensie-industrie, bij Europese voorstellen rondom taxonomie aanhangig maken. Zoals in het coalitieakkoord gesteld, houdt het kabinet ook bij Rijksbrede regels en beleid rekening met de bijzondere positie van Defensie in het belang van de nationale veiligheid.

Instandhouding materieel

Voor een financieel gezonde en inzetgerede defensieorganisatie moeten investeringen en de beschikbare middelen voor instandhouding met elkaar in balans zijn. Dat was in 2021 nog niet het geval. Door de groei van het investeringsbudget in de afgelopen jaren en de oplopende levensduur van de wapen­systemen is de behoefte aan materiële instandhouding toegenomen. Omdat vrije financiële ruimte in 2021 nog ontbrak is Defensie o.a. verder ingeteerd op de beschikbare voorraad reservedelen.

Daarom blijft verdere verbetering van de materiële gereedheid voor Defensie van groot belang. Dit vraagt verdere investeringen voor de noodzakelijke capaciteit in de materieel-logistieke keten, het verhogen en in stand houden van de beschikbaarheid van reservedelen, en voor investeringen in ondersteunende systemen en middelen.

Als afgeleide van instandhouding bleef de materiële gereedheid in 2021 nog onder de norm. Dit is terug te voeren op twee oorzaken: een structureel tekort in het instandhoudingsbudget en tekorten aan technisch en logistiek personeel. Als gevolg van de motie-Hermans (Kamerstuk 35 925 nr. 13 van 23 september 2021) krijgt Defensie vanaf 2022 extra financiële ruimte om de onderhoudsachterstanden te verkleinen. Met het financiële perspectief dat met de extra financiële middelen geboden wordt, kan Defensie in de komende jaren een aanzienlijke verbeterslag maken, zowel voor de instandhouding van onze materiële middelen als voor de voorraden die nodig zijn voor opleiden en trainen. Het is een significante stap om de onbalans in de bedrijfsvoering op te lossen.1

Impact COVID op Defensiematerieelprojecten

De COVID-19 uitbraak heeft impact op de maatschappij, onze projecten en de ketens van de defensie- en veiligheids­industrie. Samenwerken met internatio­nale bedrijven en partners is bemoeilijkt. Reisbeperkingen hebben ook in 2021 een negatieve invloed gehad op de wijze waarop programma’s van eisen en complexe engineerings­vraagstukken samen met de industrie tot stand komen. Contractonderhandelingen ‘op afstand’ nemen meer tijd in beslag en verlopen moeizamer. Bij de leveranciers en partners leidden de langdurige maatregelen tot het sluiten van fabrieken. Lokale COVID-19 uitbra­ken en de daaropvolgende maatregelen zorgen voor beperkingen in de productie: de leverzekerheid neemt hierdoor af. Zo leidt schaarste aan grondstoffen bijvoorbeeld tot een lagere productie- en uitleversnelheid van de nieuwe helmen. Bovendien kunnen de wereldwijde tekorten aan chips tot langere levertijden leiden, hetgeen in 2021 bijvoorbeeld tot een vertraging van een half jaar heeft geleid bij de Midlife Update van het Battlefield Management System. Ook laten prijsstijgin­gen voor bouwmaterialen als staal, hout en isolatiematerialen zich voelen bij lopende en toekomstige materieel- en vastgoedprojecten, zoals bij de reconstructie van de start- en rolbanen op Vliegbasis Leeuwarden waarvan de projectkosten zijn gestegen als direct gevolg van duurdere bouwmaterialen.

In het Defensie Projectenoverzicht 2021 (Kamerstuk 27 830, nr. 334 van 23 september 2021) rapporteert Defensie dat meerdere projecten als gevolg van COVID-19 vertraging hebben opgelopen, waaronder het project vervanging M-fregatten (ook bekend als ASWF: Anti Submarine Warfare Frigate), het project NH-90 retrofit, de verwerving van de Quads als onderdeel van het programma Defensiebrede Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW), alsmede het project vervanging Wissellaadsystemen, Trekker-opleggers en Bergingsvoertuigen.

Mijlpalen

Ook in 2021 is Defensie tientallen nieuwe projecten gestart, waaronder DMP-plichtige projecten (Defensie Materieel Proces, Kamerstuk 27 830 nr. 197 van 3 februari 2017), zoals nieuwe patrouillevoertuigen voor het Korps Mariniers, uitbreiding van de Role 2 medische faciliteiten, de Midlife Update (MLU) van de Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s), vervanging van de tactische luchttransportcapaciteit en de MLU van de gehele Bushmaster-vloot.

Voor reeds lopende projecten zijn diverse contracten getekend, zowel voor levering van nieuw materieel en uitrusting als voor projecten die de technische en operationele levensduur van wapensystemen verlengen. Het betreft onder andere contracten voor de MLU van het Amfibisch Transportschip Johan de Witt, voor de MLU van het CV90 pantserinfanterie-gevechtsvoertuig en het contract voor de aanschaf van het nieuwe 81mm mortier­systeem voor grondgebonden vuursteun. Voor het keuzeconcept gevechtslaarzen is het contract getekend, dit binnen het bredere project voor de vervanging van operationele kleding en persoonlijke uitrusting. Ook heeft Nederland - mede namens Duitsland - het contract getekend voor de gezamenlijke vervanging van de ESM-capaciteiten voor Elektronische Oorlogvoering.

Buiten de DMP-plichtige projecten met grote en veelal beeldbepalende wapensystemen zijn ook stappen gezet bij mindere zichtbare vervangingsprojecten. Zo is begin 2021 het contract getekend voor de vervanging van de operationele waterzuiveringsinstallaties.

De investeringen van afgelopen jaren hebben in 2021 ook tot concrete resultaten geleid. Zo zijn inmid­dels alle veertien nieuwe Chinook trans­porthelikopters afgeleverd en is het vijfde Airbus A330 MRTT-toestel voor luchttransport en air-to-air refueling aan Defensie overgedragen. Daarnaast is in 2021 het 24e F-35 jachtvliegtuig aan Nederland geleverd. Ook zijn de eerste serieleveringen van de nieuwe persoonlijke gevechtsuit­rusting aan Defensie gestart. Tot slot zijn nieuwe brugleggende tanks voor grondgebonden mobiliteit aan Nederland overgedragen, is het 500e containersysteem voor het programma Vervanging Operationele Wielvoertuigen (DVOW) geleverd en is de eerste gespecialiseerde Bushmaster voor gewondentransport na modificatie in Nederland aangekomen.

Sommige resultaten komen mede ten goede aan de krijgsmachten van onze internationale partners: voor onze strategische partner Noorwegen is het contract getekend voor vijf radarsys­temen, een uitbreiding op het Nederlandse contract voor de Multimissie Radar (MMR). Ook werd in Nederland de MLU afgerond van het M-fregat Bartholomeu Dias, waarna deze weer aan Portugal is overgedragen.

Inzetvoorraden

Defensie heeft deze kabinetsperiode stappen gezet om de inzetvoorraden te vergroten, uiteenlopend van munitie tot en met operationele infrastructuur. Gestaag worden de voorraadtekorten ingelopen. In 2021 zijn verdere stappen gezet om de inzetvoorraden voor de tweede hoofdtaak aan te vullen. Dit jaar is het contract voor de levering van Patriot PAC-3 missiles voor de verdediging tegen ballistische en kruisvluchtwapens getekend. Ook zijn in 2021 nieuwe projecten gestart of uitgebreid: ten eerste het project ‘Gespecialiseerde transport- en opslagcontainers’ dat invulling geeft aan de behoefte aan middelen voor transport en veilige veldopslag van munitie en geneeskundige verbruiksartikelen. Ten tweede is dit jaar de omvang vergroot van het project ‘Vervanging individuele CBRN-bescherming’ voor de bescherming tegen chemische, biologische, radiologische en nucleaire wapens, dat voorziet in de vervanging van persoonlijke CBRN-beschermende maskers en de inzetvoorraad CBRN-pakken.

Hoewel de inzetvoorraad munitie in de periode tot en met 2025 aangevuld wordt voor een optreden in het kader van de tweede hoofdtaak (Kamerstuk 27 830 nr. 265 van 19 oktober 2018), bleef aanvulling van conventionele munitie voor opleiding en training –gefinancierd uit het instandhoudingsbudget- een knelpunt. Om dit knelpunt op te lossen heeft het kabinet medio 2021 besloten om structureel € 60 miljoen extra beschikbaar te stellen. Met dit extra bedrag is Defensie in de toekomst in staat verbruik van conventionele munitie voor trainingsdoeleinden te compenseren.

De beleidsmatige uitgangspunten van het Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) uit 2009 zijn primair gericht op de tweede hoofdtaak: internationale missies. De benodigde financiering om de voorraden van de operationele assortimenten zoals munitie voor deze tweede hoofdtaak op norm te brengen is beschikbaar. Voor de verdere doorgroei van de inzetvoorraden naar een niveau dat past bij de eigen en bondgenootschappelijke verdediging - de eerste hoofdtaak van de krijgsmacht - ontbraken de benodigde financiële middelen nog (Kamerstuk 27 830 nr. 268 van 22 oktober 2018). Daarom wordt het Beleidskader Inzetvoorraden herzien. Op basis van het herziene beleidskader, en waar nodig wordt de uitwerking en planvorming voor versterking van de voorraden gestart. De verdere doorgroei van de inzetvoorraden, zowel munitie als de overige operationele assortimenten, maakt deel uit van het bredere pakket aan maatregelen dat gefinancierd kan worden als direct gevolg van de structurele groei van het defensiebudget met € 3 miljard.

Vastgoed

Eind 2020 is het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar het vastgoed van Defensie gestart. In het IBO is onderzocht hoe Defensie tot een doelmatige, toekomstvaste en duurzame vastgoedportefeuille kan komen die voldoet aan wet- en regelgeving. De huidige vastgoedportefeuille kampt nog met een grote en oplopende onderhoudsachterstand, waardoor een neerwaartse spiraal is ingezet waarbij urgente reparaties ten koste gaan van preventief onderhoud en noodzakelijke investeringen. Midden 2021 is het rapport «Toekomstvast – goedbeheerd» met de Kamer gedeeld (Kamerstuk 34 919 nr. 77 van 24 juni 2021). In het rapport worden aanbevelingen gedaan om de vastgoedportefeuille toekomstvast, betaalbaar en duurzaam op orde te krijgen. Eventuele overname van deze aanbevelingen vergt beleidsrijke besluiten. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is daarom de behandeling van de IBO-aanbevelingen aan het nieuwe kabinet gelaten, in aanloop naar besluitvorming over deze aanbevelingen is bij de verzending van het IBO aan de Kamer (april 2021) aangeven dat er een interne verkenning wordt gestart naar de mogelijkheden.

Deze verkenning wordt uitgevoerd langs de lijnen concentreren, verduurzamen en vernieuwen (CVV). In april zullen de contouren hiervan worden gedeeld met de Kamer. Voor de zomer volgt hierop een verdiepingsslag inclusief de kabinetsreactie op het IBO.

Parallel aan deze verkenningen naar het structureel oplossen van de problemen in het vastgoeddossier, zijn er ook activiteiten ontplooid op korte termijn. Zo is in 2021 het exploitatiebudget met € 140 miljoen opgehoogd om een verdere achteruitgang van het vastgoed te beperken. In 2021 is eveneens het programma Verbetering legering in uitvoering gegaan. Dit programma bestaat uit drie fasen, waarbij de realisatie van de eerste fase voorspoediger verloopt dan gepland. Dit betekent dat fase 2 naar verwachting al in 2022 kan worden gestart in plaats van 2023. Met dit programma is begonnen met een impuls te geven aan kwalitatief goede legering om het personeel een veilig en verantwoord leefklimaat te bieden.

Voor de revitalisering, zoals eerder beschreven in het Strategisch Vastgoedplan (SVP), zijn in 2021 verschillende stappen gezet. Zo is de voorbereiding van de revitalisering van de Bernhardkazerne in volle gang. Voor het tweede te revitaliseren object, de Johannes Postkazerne in Havelte, is budget gereserveerd en wordt de besluitvorming en verdere uitwerking voorbereid; hierbij wordt rekening gehouden met de uitkomsten naar de lopende verkenning naar de IBO aanbevelingen. De vliegbasis Woensdrecht is klaar voor verdere uitwerking, maar voor deze revitalisering is op dit moment nog onvoldoende budget en moet financieel nog worden ingepast.

Een van de vastgoedopgaven die Defensie heeft is verduurzaming van onze portefeuille. Voor de rijks brede verduurzaming van het maatschappelijk vastgoed, heeft het kabinet € 525 miljoen gereserveerd. Defensie heeft in 2021 daarvan €92 miljoen toegewezen gekregen voor de verduurzaming van haar vastgoed. Voor het programma ‘Zon op Daken’ wordt € 71 miljoen gereserveerd en € 21 miljoen voor overige CO2-reducerende maatregelen.

Tot slot zijn in 2021 verschillende faciliteiten ten behoeve van de F-35 opgeleverd, waaronder de nieuwbouw van de motorenwerkplaats, de Engine Test Cell op vliegbasis Woensdrecht en de nieuwbouw van de OPSSIM-faciliteit op vliegbasis Volkel.

IT

Defensie heeft in 2021 verdere stappen gezet in het IT-domein. Defensie zet met het programma Grensverleggende IT (GrIT) de eerste randvoorwaardelijke en noodzakelijke stap naar een robuuste IT-infrastructuur, en verbetert met het programma FOXTROT de connectiviteit in het mobiel-tactische domein.

Knelpunten die Defensie in 2021 nog kende in de IT-instandhouding, vangt Defensie voor de korte termijn op met de beschikbaar gestelde financiële middelen uit de motie-Hermans. De balans bij IT-instandhouding kan hiermee niet volledig opgelost worden, wat ook beschreven is in het rapport Defensie Duurzaam Digitaal (Kamerstuk 31 125, nr. 118 van 27 mei 2021). Het coalitieakkoord biedt het financiële perspectief om in de aankomende jaren verdere stappen te maken.

Het Nederlandse programma FOXTROT – noodzakelijk om informatiegestuud optreden (IGO) in het grondgebonden domein mogelijk te maken - werkt, via het Duits/Nederlandse programma TEN, nauw samen met het Duitse programma DLBO. Het doel van de samenwerking is het streven naar de meest optimale interoperabiliteit, efficiënt benutten van wederzijdse schaarse capaciteit en schaalvoordeel bij gemeenschappelijke verwerving. In 2021 en doorlopend naar 2022 vindt een strategische herijking plaats tussen Nederland en Duitsland, waarbij met name de verwervingsstrategie en de beoogde werkwijze wordt afgestemd. Dit betekent dat de modernisering van 44 Bataljonstaakgroep, zoals ook gemeld in het Defensie Projectenoverzicht 2021, nationaal wordt uitgevoerd. Omdat het project nationaal uitgevoerd wordt, wordt het ook uitgebreid met bestaande nationale werkpakketten.

Voorts startte Defensie in 2021 formeel met het programma Grensverleggende IT (GrIT). Defensie werkt hiervoor samen met een consortium van marktpartijen. Hierbij is gekozen voor gemengde teams bestaande uit Defensiepersoneel en personeel van het consortium om de eigen IT-expertise te behouden en ook de kracht vanuit de markt te gebruiken. Met GrIT vervangt en vernieuwt Defensie een groot deel van de IT-infrastructuur. Dit programma geldt als een eerste randvoorwaardelijke en noodzakelijke stap naar een robuuste IT-infrastructuur waarop een verscheidenheid aan applicaties en activiteiten op uitgevoerd kan worden.

In het Defensie Projecten Overzicht (DPO) 2021 is gerapporteerd over de voortgang die binnen het programma GrIT geboekt is. Een aandachtspunt daarbij was het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor de bouw van de nieuwe datacenters, dat werd bemoeilijkt door de huidige stikstofproblematiek. De aanvragen die in 2021 zijn ingediend zijn inmiddels geaccordeerd, waardoor Defensie kan beginnen met de bouw van de datacenters. Het uitblijven van de benodigde vergunningen heeft er wel toe geleid dat Defensie een langere periode in een hybride situatie heeft gezeten, waarin oude en nieuwe IT naast elkaar bestaan. Dit heeft evenwel niet geleid tot acute problemen op het gebied van personele capaciteit of financiële beheersbaarheid. Verder heeft Defensie in 2021 verscheidene blokken aangeboden aan het Adviescollege ICT (Ac-ICT), onder meer voor cloud-functionaliteiten en compartimenten en modules die benodigd zijn voor de IT-ondersteuning bij operaties en oefeningen.

Conclusie

Defensie heeft in 2021 veel bereikt: niet alleen op het gebied van materieelverwerving, ook bij instandhouding, vastgoed en IT zijn stappen gemaakt. De resultaten van de extra middelen die in de vorige Kabinetsperiode beschikbaar zijn gekomen worden zichtbaar en tastbaar. Tegelijkertijd heeft de Defensieorganisatie in 2021 nog tekorten ervaren, waarbij de tekorten in het instandhoudingsbudget en de knelpunten in de materiële gereedheid die dat tot gevolg had in het oog sprongen.

In dezelfde periode is het inzicht toegenomen: in de problematiek, maar ook in de middelen die nodig zijn om tot structurele oplossingen te komen. Met de extra gelden die in 2021 beschikbaar zijn gekomen (Miljoenennota, motie-Hermans en het coalitieakkoord) kan Defensie in de komende jaren vervolgstappen maken voor zowel herstel als modernisering van de organisatie.

1

Om de onbalans in de bedrijfsvoering volledig op te kunnen lossen is € 1,5 miljard tot € 2 miljard benodigd, een behoefte gebaseerd op de uitkomsten van de interdepartementale Brede Maatschappelijke Heroverwegingen (Kamerstuk 32 359, nr. 4 van 22 april 2020).

Licence