Base description which applies to whole site

3.2 Samenvatting Nationale Schuld

De EMU-schuld is de uitstaande schuld van de hele collectieve sector en is eind 2023 uitgekomen op € 480,7 mld. De staatsschuld is hier onderdeel van en wordt door het Agentschap gefinancierd. De staatsschuld bedroeg ultimo 2023 € 406,6 mld., dat is € 6,7 mld. lager dan geraamd. De belangrijkste oorzaak van deze daling is dat het kastekort van 2023, nog onbekend bij het opstellen van de begroting, lager is uitgevallen.

Tabel 2 Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties 2023 (bedragen x € 1 mld.)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

Stand schuld (ultimo 2023)

   

EMU-schuld

480,7

491,7

‒ 11,0

Staatsschuld

406,6

413,4

‒ 6,7

Interne schuldverhouding

63,5

53,6

9,9

    

Rentelasten relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

4,8

4,5

0,3

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

2,4

0,8

1,6

Totaal

7,2

5,3

1,9

    

Niet relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten derivaten

0,1

‒ 0,2

0,3

Voortijdige beëindiging derivaten

0,0

0

0,0

Voortijdige beëindiging schuld

0,0

0

0,0

Totaal

0,1

‒ 0,2

0,3

1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De Nederlandse staat heeft ook een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. Dit zijn ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden (veelal instellingen met een publieke taak of instellingen die publieke middelen beheren). Het saldo van de vorderingen en schulden die de deelnemers hebben bij de staat wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2023 € 63,5 mld. positief. Dit houdt in dat de staat per saldo een schuld heeft aan de deelnemers van het schatkistbankieren. In 2023 is de interne schuldverhouding met € 22,0 mld. toegenomen ten opzichte van vorig jaar en bedraagt € 9,9 mld. meer dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door de toename in de rekening-courantstanden van de sociale fondsen (+€ 19,9 mld.).

De relevante rentelasten van het EMU-saldo voor de financiering van de staatsschuld zijn uitgekomen op € 7,2 mld. Het betreft het saldo van de rentelasten en -baten op de vaste en de vlottende schuld (artikel 11 financiering staatsschuld) en de interne schuldverhouding (artikel 12 kasbeheer). De rentelasten zijn € 1,9 mld. hoger dan in de begroting 2023 werd geraamd. Dit komt met name door de toename van de interne schuldverhouding en de hoger dan verwachte rente die de staat heeft betaald over het saldo op de rekeningen-courant van de deelnemers van schatkistbankieren.

De rentelasten op derivaten zijn € 0,3 mld. hoger uitgevallen dan begroot (rentelasten van € 0,1 mld. in plaats van negatieve rentelasten van € -0,2 mld.) als gevolg van de gestegen rente.

Financieringsbehoefte

Tabel 3 Opbouw en dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2023, inclusief de geldmarkt (bedragen x € 1 mld.)
 

Realisatie1

Financieringsbehoefte:

 

Aflossingen kapitaalmarkt in 2023

31,7

Geldmarkt ultimo 2022 incl. uitzettingen

34,5

Mutatie onderpand in contanten 2023

0,0

Kassaldo Rijk 2023 (-/- is kasoverschot)

0,3

Totaal

66,5

  

Dekking:

 

Kapitaalmarktuitgifte 2023 (op kasbasis)2

41,6

Geldmarkt ultimo 2023 incl. uitzettingen

24,9

Totaal

66,5

1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

2

De kapitaalmarktuitgifte is in deze tabel weergegeven op kasbasis. De nominale waarde van de uitgifte op de kapitaalmarkt was € 46,3 mld. Hierbij is bij de uitgifte van de leningen € 4,7 mld. aan disagio gerealiseerd. Bij disagio ontvangt de Staat minder geld dan de nominale waarde van een lening. In de verantwoordingsstaten wordt het agio of disagio gedurende de looptijd van de lening als rentebaten of -lasten evenredig toegerekend aan de netto rentelasten van de lening (op transactiebasis). In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt het agio of disagio meegenomen in de netto rentelasten vaste schuld die eveneens op transactiebasis worden weergegeven.

De financieringsbehoefte bedroeg in 2023 € 66,5 mld. en bestond vooral uit herfinancieringen van leningen die afgelost moesten worden. De financieringsbehoefte hangt verder af van het kassaldo van het Rijk en de verandering van het onderpand in contanten. Onderpand betreft kasgeld dat tegenpartijen (bijvoorbeeld bij het aangaan van swaps) bij de Nederlandse staat plaatsen om het risico te ondervangen dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het kassaldo van het Rijk is in 2023 licht negatief. In de vastgestelde begroting werd nog een kastekort verwacht van € 26,3 mld. Onder andere door hogere belasting- en premieontvangsten en lager dan verwachte uitgaven aan het energieprijsplafond is het kastekort uitgekomen op € 0,3 mld. In bovenstaande tabel is te zien dat de financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van langlopende leningen op de kapitaalmarkt en kortlopende leningen op de geldmarkt.

Licence