Inleiding
Het Rijksvastgoedbedrijf is de vastgoedorganisatie van en voor de Rijksoverheid en is als baten- lastenagentschap onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Wij zijn verantwoordelijk voor het beheer en de instandhouding van vastgoedobjecten in gebruik door de Nederlandse staat en zetten dit vastgoed onder meer in voor de realisatie van maatschappelijke doelen.
Door de toenemende regierol van het Rijk in de woningbouwopgave en de inrichting van Nederland heeft het RVB in het afgelopen jaar een nieuwe opdracht gekregen. Met de Kamerbrief van 28 maart 2023 is de ambitie om Rijksvastgoed, dus zowel gronden als gebouwen, te benutten voor maatschappelijke doelen verder versterkt. Door de oprichting van de directie Gebieds- en Vastgoedontwikkeling (dGVO) is de uitvoeringskracht op specifieke, urgente maatschappelijke opgaven op één plek belegd. GVO ontwikkelt rijksgronden en rijksvastgoed om ruimtelijke en maatschappelijke beleidsdoelen te realiseren, die niet vallen onder de reguliere taken voor rijkshuisvesting en/of privaatrechtelijk beheer, denk hierbij aan de woningbouwopgave, de huisvesting van aandachtsgroepen, transitie in de landbouw en stikstof- en natuurontwikkeling.
Daarnaast heeft het RVB in het afgelopen jaar ook verantwoordelijkheid genomen voor andere maatschappelijke opgaven. Denk daarbij aan de opgaven rond duurzaamheid en de woningnood voor aandachtsgroepen. Het kabinet heeft besloten dat Nederland in 2050 onder meer fossielvrij, energieneutraal, circulair en klimaatbestendig is. De routekaart 2.0, die in 2023 tot stand is gekomen, vertaalt het beleid om dit doel te halen naar concrete maatregelen. Hiermee verduurzaamt het RVB het rijksvastgoed tijdens reguliere projecten. Voorts heeft het RVB een nadrukkelijke rol gespeeld in de huisvesting van aandachtsgroepen. Zo zijn er in het afgelopen jaar 180 flexwoningen geplaatst en zijn er contractuele afspraken gemaakt voor het plaatsen van nog eens 1.722 woningen in 2024. Daarnaast worden 17 objecten van Defensie en de Rijksoverheid verhuurd voor (nood)opvang van asielzoekers en Oekraïense vluchtelingen.
Het afgelopen jaar zijn dertien Masterplannen voor de kantorenportefeuille in concept opgesteld. Het betreffen Masterplannen voor elke provincie en één voor de stad Den Haag. De plannen geven concreet invulling aan de matching van de Rijksbrede, groeiende capaciteit in relatie tot stabiel vastgoedaanbod waarbij wordt gestuurd op minimale vastgoedingrepen.
Voorts heeft het RVB verdere voorbereidingen getroffen voor de drie grote vastgoedopgaven waarvoor onze organisatie zich gesteld ziet. Het gaat om de transformatie van het Vastgoed Defensie, de revitaliseringsopgave DJI en de woningbouwopgave. Het is duidelijk geworden dat deze grote vastgoedopgaven, tezamen met de reeds hoge vraag omtrent de reguliere productie en het wegwerken van achterstanden, tot een fors toenemende werkvoorraad leiden.
Het RVB heeft te maken met een werkvoorraad die onze capaciteit ver overstijgt. Niet alleen het aantal projecten neemt toe, ook de complexiteit groeit. In het kader van Trendbreuk & Tempo, een veranderbeweging die is ingezet om de toenemende werkvoorraad aan te blijven kunnen, zijn in het afgelopen jaar reeds goede stappen gezet. Zo is - zowel binnen de organisatie als bij onze klanten - brede bewustwording en erkenning gekomen, is er een gezamenlijke aanpak ontwikkeld, zijn de deelprojecten geconcretiseerd en wordt de vertaalslag naar de praktijk gemaakt. Meer concreet is in het afgelopen jaar een prioriteringssystematiek ontwikkeld voor welke projecten het RVB oppakt, is een afsprakenkader Zakelijker samenwerking ontwikkeld en wordt er vol ingezet op het werven en behouden van mensen.
Het bedrijfsresultaat van het Rijksvastgoedbedrijf is in 2023 uitgekomen op € 15,3 mln. positief.
Staat van baten en lasten
Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2022 (4) | |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
- Omzet | 1.366.843 | 1.428.994 | 62.151 | 1.274.003 |
waarvan omzet moederdepartement | 169.300 | 205.203 | 35.903 | 193.617 |
waarvan omzet overige departementen | 1.109.236 | 1.112.720 | 3.484 | 977.488 |
waarvan omzet derden | 88.307 | 111.071 | 22.764 | 102.898 |
Rentebaten | 0 | 9.914 | 9.914 | 1.337 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 62 | 62 | 0 |
Bijzondere baten | 103.295 | 93.853 | ‒ 9.442 | 96.414 |
Totaal baten | 1.470.138 | 1.532.823 | 62.685 | 1.371.754 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 377.733 | 387.700 | 9.967 | 339.027 |
- Personele kosten | 292.491 | 310.939 | 18.448 | 269.267 |
waarvan eigen personeel | 248.115 | 254.165 | 6.050 | 225.673 |
waarvan inhuur externen | 44.377 | 55.350 | 10.973 | 42.420 |
waarvan overige personele kosten | 0 | 1.424 | 1.424 | 1.174 |
- Materiële kosten | 85.241 | 76.761 | ‒ 8.480 | 69.760 |
waarvan apparaat ICT | 24.054 | 34.632 | 10.578 | 33.018 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 36.410 | 0 | ‒ 36.410 | 0 |
waarvan overige materiële kosten | 24.777 | 42.129 | 17.352 | 36.742 |
Rentelasten | 90.584 | 79.586 | ‒ 10.998 | 82.604 |
Afschrijvingskosten | 431.351 | 390.781 | ‒ 40.570 | 366.947 |
- Materieel | 431.351 | 390.781 | ‒ 40.570 | 366.947 |
waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overige materiële afschrijvingskosten | 431.351 | 390.781 | ‒ 40.570 | 366.947 |
- Immaterieel | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overige lasten | 570.470 | 659.476 | 89.006 | 579.087 |
waarvan dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 700 |
waarvan bijzondere lasten | 570.470 | 659.476 | 89.006 | 578.387 |
Totaal lasten | 1.470.138 | 1.517.543 | 47.405 | 1.367.665 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | 15.280 | 15.280 | 4.089 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 20 | 20 | ‒ 89 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 15.260 | 15.260 | 4.178 |
Toelichting
Baten
Omzet
Omzet moederdepartement
Onder de omzet moederdepartement worden de gebruiksvergoeding van het ministerie van BZK, de omzet voor de uitvoering van taken die voortvloeien uit de Comptabiliteitswet (zoals de verkoop en verhuur van vastgoed en grondstoffen aan partijen buiten het Rijk, behandeling zakelijke lasten en afwikkeling onbeheerde nalatenschappen) en de vergoedingen voor de apparaatskosten buiten de huur- en verhuurrelatie verantwoord. Onder deze laatste categorie vallen het beheer van monumenten met een erfgoedfunctie, de beleidsondersteunende taken van het Rijksvastgoedbedrijf en het Energiebesparingsprogramma Rijkshuisvesting. Het moederdepartement heeft gedurende 2023 voorschotten aan het Rijksvastgoedbedrijf verstrekt. Deze middelen zijn onder andere beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van (nieuwe) beleidsopgaven die in 2023 zijn gestart. Op basis van de definitieve realisatiecijfers wordt het verschil tussen de voorschotten en de realisatie afgerekend met het moederdepartement.
De omzet moederdepartement is hoger dan begroot. Zie hiervoor de toelichting bij de Omzet per product.
De specificatie van deze omzet is als volgt:
Omschrijving | Realisatie 2023 | Realisatie 2022 |
---|---|---|
Waarvan geleverde producten/diensten | 205.203 | 193.617 |
1.1. Intern in gebruik geven kantoren | 66.879 | 61.273 |
1.2. Intern in gebruik geven specialties | 16.822 | 15.489 |
1.3. Intern in gebruik geven bijzondere specialties | 40.888 | 34.910 |
1.4. Extern In gebruik geven | 10.521 | 8.807 |
2.1. Onderhoud kantoren | 4.532 | 4.628 |
2.2. Onderhoud specialties | 3.380 | 2.844 |
2.2. Onderhoud bijzondere specialties | 13.428 | 15.344 |
2.2. DVO's specialties | 462 | 723 |
3.1. Projectrealisatie t.b.v. RVB portefeuille | 32.198 | 36.005 |
4.1. Verkopen vastgoed | 843 | 687 |
4.2. Verkopen grondstoffen | 207 | 188 |
5.1. Strategische advisering/ondersteuning beleidsdirecties | 7.841 | 8.223 |
5.2. Expertise en advies aan opdrachtgevers | 4.536 | 2.562 |
5.3. Afhandelen onbeheerde nalatenschappen | 2.666 | 1.934 |
Waarvan overige bijdragen | 0 | 0 |
Totaal | 205.203 | 193.617 |
Omzet overige departementen
Onder de omzet overige departementen vallen de opbrengsten van de interne verhuurcontracten met de ministeries, services die zowel via incidentele opdrachten als contracten worden uitgevoerd en huisvestingsadviezen aan rijksdiensten. Ook valt hieronder de honorariumomzet aan Defensie.
Omzet derden
Onder de omzet derden vallen de opbrengsten van de verkoop en verhuur van vastgoed aan partijen buiten het Rijk. Onder deze post vallen tevens de opbrengsten uit de exploitatie van bijzondere objecten (parkeergarages en de grafelijke zalen) en taxaties voor derden.
De omzet derden is hoger dan begroot. Zie hiervoor de toelichting bij de Omzet per product.
Omzet per product
De producten zijn in de volgende omzetcategorieën te verdelen:
– Ingebruikgeving: betreft ter beschikking stellen van kantoren en (bijzondere) specialties, het leveren van huisvestingsdiensten conform het Rijkshuisvestingsstelsel en het in gebruik geven van Rijksvastgoed aan partijen buiten de Rijksoverheid.
– In stand houden vastgoed: betreft onderhoud van kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het ministerie van Defensie.
– Projectrealisatie: betreft projectrealisatie voor kantoren, (bijzondere) specialties en vastgoed en infrastructuur in eigendom van het ministerie van Defensie.
– Verkoop: betreft verkoop van vastgoed en grondstoffen.
– Expertise en advies: betreft strategische advisering en ondersteuning beleidsdirecties, expertise en adviesdiensten aan opdrachtgevers en het afhandelen van onbeheerde nalatenschappen.
Omschrijving | Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2022 (4) |
---|---|---|---|---|
Ingebruikgeving | 1.039.551 | 1.011.840 | ‒ 27.711 | 901.690 |
Waarvan extern | 14.662 | 22.443 | 7.781 | 16.908 |
In stand houden vastgoed | 186.422 | 208.915 | 22.493 | 199.400 |
Waarvan andere eigenaar | 49.430 | 52.370 | 2.940 | 44.546 |
Projectrealisatie | 74.667 | 132.878 | 58.211 | 115.675 |
Waarvan andere eigenaar | 59.529 | 49.262 | ‒ 10.267 | 48.563 |
Verkoop | 13.275 | 15.333 | 2.058 | 8.707 |
Expertise en advies | 52.928 | 60.028 | 7.100 | 48.531 |
Totaal | 1.366.843 | 1.428.994 | 62.151 | 1.274.003 |
Ingebruikgeving
De totale omzet van Ingebruikgeving ligt in lijn met de begroting.
De omzet ingebruikgeving van kantoren is € 18,0 mln. hoger dan begroot, de omzet van de (bijzondere) specialties € 53,5 mln. lager. Dit laatste is het gevolg van het feit dan nieuwe opleveringen naar achteren zijn geschoven. Zie hiervoor ook de toelichting bij de Rentelasten en de Afschrijvingskosten.
De omzet Externe Ingebruikgeving is hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door onvoorziene verhuringen (o.a. parkeergarages), het wegwerken van achterstallige facturatie en contractprijsmutaties. Dit verklaart, in combinatie met de verhoogde tarieven van het RVB, ook de stijging in omzet ten opzichte van 2022.
In stand houden vastgoed
De omzet van In stand houden vastgoed is hoger dan begroot. Met name omdat er meer kosten zijn doorbelast. Zie hiervoor de toelichting bij de post Onderhoud Rijkshuisvesting onder de bijzondere lasten. Ten opzichte van 2022 is de omzet voor Defensie toegenomen door hogere uurtarieven en meer inzet van personeel (in opdracht van Defensie).
Projectrealisatie
De omzet van Projectrealisatie is hoger dan begroot. Er is meer omzet op onderhanden- en investeringsprojecten behaald dan in eerste instantie was geraamd. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er meer kleine investeringen direct zijn gefactureerd, met name voor (bijzondere) specialties.
Verkoop
Door onvoorzien uitstel van leveringen uit eerdere jaren is er meer verkocht dan van tevoren is geraamd. Met name de opbrengsten van de objecten die vallen onder het Kader Overname Rijksvastgoed (KORV) zijn hoger uitgevallen dan begroot, deze vallen tevens hoger uit ten opzichte van 2022.
Expertise en advies
De omzet is hoger dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er meer omzet op onderhanden adviesprojecten is behaald dan begroot. Ook hier geldt dat ten opzichte van 2022 de omzet voor Defensie is toegenomen door hogere uurtarieven en meer inzet van personeel.
Vrijval voorzieningen
In 2023 is € 0,1 mln. vrijgevallen van de voorziening geschillen en rechtsgedingen.
Bijzondere baten
Omschrijving | Realisatie 2023 | Realisatie 2022 |
---|---|---|
(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen | 3.667 | 0 |
Overige baten | 90.186 | 96.414 |
Totaal | 93.853 | 96.414 |
(Terugneming) bijzondere waardeverminderingsverliezen
Dit betreft grotendeels een terugneming voor een object te Alkmaar.
Overige baten
Deze post bestaat uit de mutatie onderhanden werk (-/- € 25,0 mln.), de mutatie onderhanden projecten (€ 11,4 mln.), het geactiveerde honorarium (€ 92,8 mln.) en overige bijzondere baten (€ 11,0 mln.).
De overige baten zijn lager dan begroot. Er is € 30,0 mln. afgewaardeerd op het onderhanden werk, hiermee is geen rekening gehouden in de begroting. Er is sprake van een hogere realisatie op onderhanden projecten zoals is toegelicht onder de omzet Projectrealisatie en er zijn niet voorziene incidentele baten. Dit betreft enkele BTW-suppleties en de afhandeling van een tweetal claims (in het voordeel van het RVB).
De mutaties onderhanden werk en onderhanden projecten zijn het verschil tussen de begin- en eindstand van het jaar, met uitzondering van de geactiveerde rente voor herontwikkelingsprojecten (zie toelichting bij Leningen bij het ministerie van Financiën) en met uitzondering van projecten waarbij het risico niet bij een derde ligt. Het geactiveerde honorarium heeft betrekking op de huisvestingsprojecten van het Rijk.
Lasten
Personele kosten
Eigen personeel
De personele kosten van het eigen personeel betreffen voor € 197,0 mln. lonen, € 23,5 mln. sociale lasten, € 28,0 mln. pensioenlasten en € 5,7 mln. aan personele exploitatie.
Externe inhuur
Vanwege krapte op de arbeidsmarkt en moeilijk te vervullen technische- en ICT-specialistische functies is er meer personeel ingehuurd dan begroot.
Materiële kosten
Apparaat ICT
In 2023 zijn er € 34,6 mln. aan ICT-kosten gerealiseerd. In de begroting zijn de ICT-kosten verdeeld onder de posten apparaat ICT (€ 24,1 mln.) en bijdrage aan SSO’s (€ 21,7 mln.). Per saldo vallen de ICT-kosten € 11,2 mln. lager uit dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt doordat een tekort aan resources/capaciteit zorgt voor een vertraging in de uitvoer van ICT-projecten.
Bijdrage aan SSO's
De realisatie van bijdrage aan SSO’s is geboekt onder de posten apparaat ICT en overige materiele kosten.
Overige materiële kosten
In 2023 zijn er € 42,1 mln. aan overige materiële kosten gerealiseerd. In de begroting zijn deze kosten verdeeld onder de posten overige materiële kosten (€ 24,8 mln.) en bijdrage aan SSO’s (€ 14,7 mln.). Per saldo valt deze post daarmee € 2,6 mln. hoger uit dan begroot.
Rentelasten
Onder deze post worden de rentekosten van de leningen en debetrente van de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding verantwoord. De gerealiseerde rentelasten bestaan voor € 37,2 mln. uit rente van leningen van het ministerie van Financiën en voor € 42,4 mln. uit rente van DBFMO-contracten. In het verslagjaar is € 7,5 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,66%. Voor DBFMO-contracten is geen rente geactiveerd, er zijn geen DBFMO-objecten opgeleverd in 2023.De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille.
Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van met name (bijzondere) specialties naar achteren geschoven zijn.
Afschrijvingskosten
Onder deze post worden de afschrijvingskosten voor materiële vaste activa (gebouwen, inclusief inbouwpakketten en bedrijfsmiddelen) in het kader van de Rijkshuisvesting (inclusief DBFMO-objecten) verantwoord. De begroting is gebaseerd op geplande opleveringen in de projectenportefeuille. De realisatie is afhankelijk van het moment van de werkelijke oplevering.
Het verschil tussen de begroting en de realisatie is het gevolg van het feit dat nieuwe opleveringen van met name (bijzondere) specialties naar achteren geschoven zijn.
Overige lasten
Bijzondere lasten
Omschrijving | Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2022 (4) |
---|---|---|---|---|
Markthuren | 156.614 | 142.596 | ‒ 14.018 | 146.641 |
DBFMO-lasten | 121.831 | 112.575 | ‒ 9.256 | 97.133 |
Onderhoud Rijkshuisvesting | 117.500 | 132.743 | 15.243 | 131.426 |
Belastingen en heffingen | 26.837 | 26.744 | ‒ 93 | 24.659 |
Energielasten | 53.000 | 67.488 | 14.488 | 28.835 |
Ontwikkeling en verkoop OG | 5.000 | 9.080 | 4.080 | 3.727 |
Onderhoud DVO's | 23.000 | 27.934 | 4.934 | 23.495 |
Servicekosten inhuurpanden | 23.467 | 32.519 | 9.052 | 20.661 |
Facilitaire kosten leegstand | 10.907 | 6.927 | ‒ 3.980 | 2.371 |
Direct verrekenen | 15.138 | 41.006 | 25.868 | 52.305 |
Overige bijzondere lasten | 17.176 | 59.864 | 42.688 | 47.134 |
Totaal | 570.470 | 659.476 | 89.006 | 578.387 |
Markthuren
Onder deze post worden de huren verantwoord die het Rijksvastgoedbedrijf aan de markt betaalt.
DBFMO-lasten
Onder deze post vallen de kosten die aan de consortia van de DBFMO-objecten zijn betaald, na aftrek van de rente- en afschrijvingskosten.
Onderhoud Rijkshuisvesting
Onder deze post valt onder andere het preventief, curatief en planmatig onderhoud voor de Rijkshuisvesting (exclusief de Dienstverleningsovereenkomsten), het beheer van bijzondere objecten en het onderhoud van de overgenomen pachtboerderijen.
De realisatie is hoger dan begroot. Dit komt met name door hoger uitgevallen prijsstijgingen dan eerder is begroot.
Belastingen en heffingen
Het betreft hier de kosten van met name onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.
Energielasten
Deze post betreft de energiekosten van de kantorenvoorraad. De overschrijding wordt veroorzaakt door niet voorziene gestegen energieprijzen.
Ontwikkeling en verkoop onroerend goed
Dit betreft de kostprijs van de verkochte objecten, voor zover deze verkopen in de omzet zijn opgenomen. Er is meer verkocht dan van tevoren geraamd, zoals toegelicht bij de omzet Verkoop.
Onderhoud DVO’s
Onder deze post valt het onderhoud van overgenomen bedrijfsinstallaties waarvoor DVO’s (dienstverleningsovereenkomsten) zijn opgesteld. De realisatie is hoger dan begroot, dit komt met name door correcties met betrekking tot het vorige verslagjaar.
Servicekosten inhuurpanden
Dit betreffen de servicekosten voor de aangehuurde panden. De realisatie is hoger dan begroot. Deze hogere realisatie zit voornamelijk binnen de energiecomponent van deze kosten.
Facilitaire kosten leegstand
Deze kosten hebben betrekking op de facilitaire kosten voor panden die niet in gebruik zijn. De realisatie is lager dan begroot, dit komt met name door correcties met betrekking tot het vorige verslagjaar.
Direct verrekenen
Deze post heeft betrekking op kleine investeringen die direct worden gefactureerd aan de klant. Zie hiervoor de toelichting bij de omzet Projectrealisatie.
Overige bijzondere lasten
Deze post betreft met name projectkosten regiotarief (€ 19,6 mln.), kosten van onderhanden werken en projecten (€ 18,7 mln.) en niet geraamde negatieve projectresultaten (€ 5,6 mln.) en overige lasten (€ 15,0 mln.).
De overige lasten zijn vooral het gevolg van extra lasten voor de herstelopgave van de pachtboerderijen.
Zoals toegelicht bij de omzet Projectrealisatie, zorgt een hogere afrekening ook voor hogere kosten van onderhanden projecten.
Balans
Balans 2023 | Balans 2022 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 8.434.553 | 7.977.418 |
Immateriële vaste activa | 10.490 | 3.862 |
Materiële vaste activa | 8.424.063 | 7.973.556 |
waarvan grond en gebouwen | 5.887.996 | 5.745.620 |
waarvan installaties en inventarissen | 1.207.929 | 1.088.638 |
waarvan projecten in uitvoering | 1.328.138 | 1.139.298 |
waarvan overige materiële vaste activa | 0 | 0 |
Vlottende activa | 1.012.083 | 1.075.364 |
Voorraden en onderhanden projecten | 395.167 | 404.107 |
Debiteuren | 62.036 | 51.885 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 67.989 | 34.686 |
Liquide middelen | 486.891 | 584.686 |
Totaal activa: | 9.446.636 | 9.052.782 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 78.007 | 65.170 |
Pok/ Wau reserve | 0 | 0 |
Exploitatiereserve | 62.747 | 60.992 |
Onverdeeld resultaat | 15.260 | 4.178 |
Voorzieningen | 23.037 | 24.192 |
Langlopende schulden | 8.482.663 | 7.992.213 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 7.700.553 | 7.163.276 |
Overige schulden | 782.110 | 828.937 |
Kortlopende schulden | 862.929 | 971.207 |
Crediteuren | 69.160 | 126.579 |
Belastingen en premies sociale lasten | 10.745 | 363 |
Kortlopend deel leningen | 395.418 | 402.079 |
Overige schulden en overlopende passiva | 387.606 | 442.186 |
Totaal passiva | 9.446.636 | 9.052.782 |
Toelichting
Activa
Vaste activa
Immateriële vaste activa
Onder deze post zijn de investeringen in softwareontwikkeling van een nieuw onderhoudsmanagementsysteem opgenomen. De oplevering van het systeem is eind 2025 gepland. Na het moment van oplevering worden de investeringen lineair in 5 jaar afgeschreven.
Materiële vaste activa
– Het Rijksvastgoedbedrijf is geen juridisch eigenaar voor die objecten waarvoor het ministerie van Financiën een financial leaseovereenkomst heeft gesloten met het ABP. De boekwaarde van deze objecten bedraagt per 31 december 2023 € 82,6 mln.
– Van de boekwaarde per 31 december 2023 heeft € 823,7 mln. betrekking op objecten waarvoor het Rijksvastgoedbedrijf DBFMO-contracten heeft afgesloten.
– Van de boekwaarde per 31 december 2023 heeft € 2.955,6 mln. betrekking op specialties. Een specialty is een Rijksgebouw met voorzieningen toegespitst op de te huisvesten organisatie: bijvoorbeeld penitentiaire inrichtingen en gerechtsgebouwen. Omdat de specialty houdende organisaties als kader- en behoeftesteller de meerjarenvisie bepalen dragen zij ook het leegstand- en afstootrisico.
– In het verslagjaar is € 7,5 mln. rente geactiveerd tegen een gemiddelde rentevoet van 0,66%.
– Het totaal van de boekwaarde van de afgekochte erfpachtrechten bedraagt € 80,4 mln.
– Het Rijksvastgoedbedrijf activeert de nazorg op investeringsprojecten. Een deel daarvan is nog niet verplicht aan leveranciers. Via de overige waardeverminderingen is daarom € 34,6 mln. teruggenomen op de boekwaarde van de activa. Dit is ook in mindering gebracht op de nog te betalen nazorg.
– In de investeringen zijn voor € 253,4 mln. aan aankopen opgenomen.
– De investeringen zijn met € 33,9 mln. gecorrigeerd voor in voorgaande jaren onder investeringen opgenomen projecten waarvan in 2023 is besloten dat deze op andere wijze worden gefinancierd dan via de leenfaciliteit. De daadwerkelijke investeringen in 2023 bedragen € 903,7 mln.
– In de Projecten in uitvoering is een bedrag van € 34,4 mln. aan opgeleverde projecten opgenomen die nog niet kunnen worden toegewezen aan de juiste activa-categorieën.
Vlottende activa
Voorraden en onderhanden projecten
Onder deze post zijn onder andere de gebouwen en terreinen van het Rijksvastgoedbedrijf opgenomen die beschikbaar zijn voor verkoop. Deze objecten zijn getaxeerd en afgewaardeerd indien de taxatiewaarde lager is dan de boekwaarde.
Voorraad te verkopen onroerend goed
De voorraad te verkopen onroerend goed in eigendom is in 2023 toegenomen. De objecten worden gewaardeerd tegen kostprijs of de lagere opbrengstwaarde. De opbrengstwaarde is gebaseerd op uitgevoerde (interne) taxaties.
De voorraad te verkopen KORV-objecten is toegenomen.
De onder deze balanspost opgenomen categorie niet-KORV bestaat uit kosten die het Rijksvastgoedbedrijf maakt voor vastgoedobjecten (waaronder PLUKZE-objecten) die in opdracht van derden worden verkocht. Deze kosten bestaan uit beheerkosten, onderhoudskosten en verkoopkosten. De betreffende vastgoedobjecten zijn geen eigendom van het Rijksvastgoedbedrijf en maken dan ook geen onderdeel uit van deze balanspost.
Onderhanden werk
Het gaat om de grondexploitatieprojecten die door het Rijksvastgoedbedrijf voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd en waarbij sprake is van inherente risico’s en onzekerheden ten aanzien van de waardering. Op basis van de huidige waardebepaling hoeft geen beroep te worden gedaan op de garantiestelling van het ministerie van Financiën via het ministerie van BZK. Met de brief van de ministers van Financiën en VROM van 14 november 2008 (Tweede Kamer, 2008-2009, 31 700 XIV, nr. 18) heeft het kabinet kenbaar gemaakt het instrumentarium en de organisatorische inbedding voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het Rijk te willen versterken. In het zogeheten Financieel Kader (Tweede Kamer, 2010, 32 275, nr. 1) is beschreven hoe de sturing en beheersing van deze ontwikkelingsprojecten -waar het in de regel gaat om langlopende, complexe projecten met veel (private) partijen, grote marktonzekerheden en mede daardoor financiële risico's- plaatsvindt. Eén van de instrumenten betreft de jaarlijkse waardebepaling van de projecten om vast te stellen of de balanswaardering wordt terugverdiend bij verkoop. Als gevolg van de gewijzigde economische omstandigheden blijkt uit de meest recente waardebepaling een negatief resultaat. Als gevolg hiervan is het onderhanden werk afgewaardeerd met € 30,0 mln. Bij deze afwaardering is sprake van aannames met een inherente onzekerheid vanwege onzekerheden op de vastgoedmarkt. Deze afwaardering leidt tot het verhogen van de vordering op het moederdepartement, conform de methodiek zoals opgenomen in het Financieel Kader Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf/Directie Ontwikkeling (RVOB/DO), vastgesteld d.d. 6 november 2009.
Onderhanden projecten
De post onderhanden projecten bestaat uit projecten die in opdracht van departementen en derden worden uitgevoerd. Onderhanden projecten met een creditstand worden gepresenteerd onder de kortlopende schulden.
Debiteuren
31-12-2023 | 31-12-2022 | |
---|---|---|
Debiteuren | 62.036 | 51.885 |
Totaal | 62.036 | 51.885 |
Van het debiteurensaldo betreft € 2,7 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 8,8 mln. op overige departementen en € 50,5 mln. op derden.
De stijging van het debiteurensaldo ten opzichte van 2023 wordt veroorzaakt doordat er in december relatief veel is gefactureerd, maar nog niet geïnd. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft voor een deel vorderingen op derden waarvan het debiteurenrisico ligt bij andere materieelbeheerders. Zo ligt het debiteurenrisico voor een bedrag van € 1,1 mln. bij BZK. Een bedrag van € 7,3 mln. aan vorderingen op derden is ouder dan een jaar en onder handen voor invordering. Het is niet in alle gevallen zeker of en voor welk deel deze vorderingen geïnd kunnen worden. Beoordeling van deze vorderingen heeft niet geleid tot een voorziening voor oninbaarheid.
Overige vorderingen en overlopende activa
Van de overige vorderingen en overlopende activa betreft € 30,0 mln. vorderingen op het moederdepartement, € 32,5 mln. vorderingen op overige departementen, € 0,2 mln. vorderingen op derden, € 1,1 mln. vooruitbetalingen aan overige departementen en € 4,2 mln. vooruitbetalingen aan derden.
De stijging in de nog te ontvangen bedragen ten opzichte van 2022 betreft de vordering op het moederdepartement zoals toegelicht bij de post Onderhanden werk.
Liquide middelen
31-12-2023 | 31-12-2022 | |
---|---|---|
Rekening-courant RHB | 486.891 | 584.686 |
Saldo per 31 december | 486.891 | 584.686 |
Passiva
Eigen vermogen
2021 | 2022 | 2023 | |
---|---|---|---|
Saldo per 1 januari | 88.874 | 73.616 | 65.170 |
Saldo van baten en lasten | 13.687 | 4.178 | 15.260 |
Directe mutaties in het eigen vermogen | |||
Uitkering aan het moederdepartement | ‒ 28.945 | ‒ 12.624 | ‒ 2.423 |
Bijdrage door het moederdepartement | 0 | 0 | 0 |
Overige mutaties | 0 | 0 | 0 |
Saldo per 31 december | 73.616 | 65.170 | 78.007 |
Het eigen vermogen van een baten-lastenagentschap is gebonden aan een maximumomvang van 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar. Voor het Rijksvastgoedbedrijf mag conform de 5%-regel € 66,2 mln. worden aangehouden. Het restant van € 11,8 mln. wordt aan het moederdepartement afgedragen.
Voorzieningen
Omschrijving | 1-1-2023 | Onttrekking | Dotatie | Vrijval | 31-12-2023 |
---|---|---|---|---|---|
Asbestverontreiniging | 18.776 | ‒ 498 | 0 | 0 | 18.278 |
Geschillen en rechtsgedingen | 5.416 | ‒ 595 | 0 | ‒ 62 | 4.759 |
Totaal | 24.192 | ‒ 1.093 | 0 | ‒ 62 | 23.037 |
Asbestverontreiniging
De ‘voorziening asbestverontreiniging’ is opgenomen voor verwijdering van asbest (saneren van aangebrachte asbestelementen) in de gebouwenvoorraad, voor zover bekend bij het Rijksvastgoedbedrijf. De komende jaren wordt asbest verwijderd in te renoveren en af te stoten eigendomsobjecten. Het grootste deel van de voorziening zal naar verwachting binnen één tot vijf jaar worden afgewikkeld.
Geschillen en rechtsgedingen
De voorziening voor geschillen en rechtsgedingen is opgenomen voor alle lopende geschillen en rechtsgedingen, waarvoor met een redelijke mate van zekerheid de uitkomst van deze zaken en de hieraan gerelateerde juridische kosten zijn in te schatten. De omvang van de voorziening is bepaald op basis van een kostenraming die continu wordt bewaakt. De huidige voorziening zal naar verwachting binnen vijf jaar worden afgewikkeld.
Langlopende schulden
Leningen bij het Ministerie van Financiën
Dit betreffen leningen die bij het ministerie van Financiën ter financiering van grond en gebouwen zijn afgesloten. Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de beschikking over een bouwrekening bij het ministerie van Financiën, waarmee projecten in aanbouw, tot het moment van oplevering, worden gefinancierd. Na afronding van een bouwproject wordt een definitieve lening afgesloten.
Het ministerie van Financiën staat het Rijksvastgoedbedrijf een aantal uitzonderingen toe op de Regeling agentschappen voor het gebruik en de procedure leenfaciliteit. Zo is onder andere toegestaan:
– te lenen voor investeringen in grondposities en buiten gebruik gestelde activa.
– te lenen voor de financiering van bijkomende kosten.
– de rente op de leningen voor herontwikkelingsprojecten toe te voegen aan de hoofdsom.
De rentevoet van de leningen ligt tussen de 0,00% en 2,50%. Van de leningen heeft € 6.606,6 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Overige schulden
Onder deze schulden worden de lange termijnschulden aan consortia opgenomen als gevolg van de DBFMO–contracten. Tegenover deze schulden (kort en lang) staan onder de materiële vaste activa de objecten gewaardeerd tegen een boekwaarde die hieraan gelijk is. Het ministerie van Financiën heeft ermee ingestemd het langlopende deel van de schulden in afwijking van de Regeling agentschappen onder de langlopende schulden op te nemen. De rentevoet van de langlopende schulden ligt tussen de 2,69% en 7,13%. Van de overige schulden heeft € 530,6 mln. een looptijd langer dan 5 jaar.
Kortlopende schulden
De kortlopende schulden bevatten crediteuren (inclusief overige departementen), schulden aan het moederdepartement, het kortlopende deel van de langlopende schulden en overige schulden en overlopende passiva. In deze laatste zijn onder meer de resterende betalingsverplichtingen uit opgeleverde investeringsprojecten opgenomen.
Crediteuren
Van het crediteurensaldo betreft € 0,1 mln. schulden aan het moederdepartement, € 0,3 mln. aan overige departementen en € 68,8 mln. aan derden. Het crediteurensaldo is lager dan eind 2022, mede door een verbetering van het betaalgedrag.
Belastingen en premies sociale lasten
Deze post bestaat uit het saldo van de nog te betalen VPB over 2022 en 2023 (€ 0,1 mln.) en de nog af te dragen BTW over de periode december 2023 (€ 10,6 mln.).
Kortlopend deel langlopende schulden
Deze post bestaat uit het kortlopend deel van de leningen bij het ministerie van Financiën (€ 348,6 mln.) en het kortlopend deel van de langlopende schulden DBFMO (€ 46,8 mln.).
Overige schulden en overlopende passiva
Van de overige schulden en overlopende passiva betreft € 147,7 mln. schulden aan het moederdepartement, € 122,9 mln. aan overige departementen en € 117,0 mln. aan derden. Door een lagere eindafrekening met Defensie en besteding van in eerdere jaren ontvangen BZK-middelen, zijn de vooruitontvangen bedragen lager dan ultimo 2022.
Kasstroomoverzicht
Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen | 303.182 | 584.686 | 281.504 |
totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 2.343.253 | 2.837.159 | 493.906 | |
totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 1.911.902 | ‒ 2.599.560 | ‒ 687.658 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 431.351 | 237.599 | ‒ 193.752 |
totaal investeringen (-/-) | ‒ 772.000 | ‒ 872.301 | ‒ 100.301 | |
totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 9.047 | 9.047 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 772.000 | ‒ 863.254 | ‒ 91.254 |
eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 2.423 | ‒ 2.423 | |
eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 371.372 | ‒ 355.237 | 16.135 | |
beroep op leenfaciliteit (+) | 772.000 | 885.520 | 113.520 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 400.628 | 527.860 | 127.232 |
5. | Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 363.162 | 486.891 | 123.729 |
Toelichting
Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar zijn gekomen en op welke wijze gebruik is gemaakt van deze middelen. Aan de hand van het kasstroomoverzicht worden de kapitaaluitgaven en -ontvangsten toegelicht.
Operationele Kasstroom
De uitgaven en ontvangsten zijn hoger dan begroot. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de niet geraamde verkoopopbrengsten van flexwoningen, de opbrengsten van de veiling van huurrechten van benzinestations en de verrekening van beide posten met BZK.
Investeringskasstroom
De begroting voor de investeringen is bij hoofdbesluitvormingsmoment opgehoogd naar € 774,0 mln. (waarvan een gedeelte voorwaardelijk) plus € 453,0 mln. voor potentiële aankopen. De realisatie bestaat voor € 251,0 mln. uit aankopen en de overige investeringen liggen in lijn met het onvoorwaardelijke deel van de bijgestelde begroting. De desinvesteringen betreffen met name verkopen van KORV panden.
Financieringskasstroom
In 2023 is het surplus eigen vermogen van € 2,4 mln. aan het moederdepartement afgedragen. Deze afdracht vloeit voort uit de jaarrekening 2022 en was bij het indienen van de ontwerpbegroting 2023 in het jaar 2022 nog niet bekend en daarom niet begroot.
Het beroep op de leenfaciliteit (zie investeringskasstroom) ligt in lijn met de bijgestelde begroting.
Doelmatigheidsindicatoren
Vastgestelde begroting | |||||
---|---|---|---|---|---|
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2023 | |
Omschrijving Generiek Deel | |||||
Fte-totaal (excl. Externe inhuur) | 2.223 | 2.271 | 2.362 | 2.540 | 2.444 |
Apparaat-omzetindicator | 24,2% | 24,6% | 26,6% | 27,1% | 29,9% |
Saldo baten en lasten | 31.188 | 13.687 | 4.178 | 15.260 | 0 |
Saldo van baten en lasten (%) | 2,4% | 1,0% | 0,3% | 1,0% | 0,0% |
Omzet per product (x € 1.000) | |||||
Ingebruikgeving | 860.784 | 1.002.654 | 901.690 | 1.011.840 | 1.039.551 |
waarvan extern | 16.598 | 21.442 | 16.908 | 22.443 | 14.662 |
In stand houden vastgoed | 176.663 | 71.074 | 199.400 | 208.915 | 186.422 |
waarvan andere eigenaar | 42.572 | 45.453 | 44.546 | 52.370 | 49.430 |
projectrealisatie | 101.872 | 129.927 | 115.675 | 132.878 | 74.667 |
waarvan andere eigenaar | 56.610 | 50.669 | 48.563 | 49.262 | 59.529 |
Verkoop | 42.107 | 19.001 | 8.707 | 15.333 | 13.275 |
Expertise en advies | 40.574 | 44.407 | 48.531 | 60.028 | 52.928 |
Omschrijving Specifiek Deel | |||||
Rijkshuisvestingvoorraad x 1000 m² BVO | 5.746 | 5.680 | 5.652 | 5.426 | 5.163 |
waarvan verhuurd | 5.007 | 4.957 | 4.993 | 4.943 | 4.705 |
waarvan leeg frictie | 29 | 41 | 57 | 45 | 99 |
waarvan leeg renovatie | 378 | 367 | 257 | 279 | 232 |
waarvan leeg afstoot | 332 | 315 | 345 | 159 | 118 |
Waarvan derden | NNB | NNB | NNB | NNB | 10 |
waarvan eigendom | 4.658 | 4.671 | 4.659 | 4.633 | 4.302 |
waarvan huur | 1.088 | 1.009 | 993 | 793 | 861 |
Indicator Technische Kwaliteit rijkshuisvesting | 2,19 | 2,23 | 2,07 | 2,12 | 2,1 ‒ 2,8 |
Voorraad beheerde Defensieobjecten | |||||
Gebouwen x 1000 m² bruto vloeroppervlak | 5.995 | 6.046 | 6.005 | 6.005 | 5.729 |
Terreinen x 1000 m² | 342.432 | 342.396 | 342.094 | 341.696 | 337.970 |
Doelmatigheid verkoop vastgoed | 8.891 | ‒ 4.586 | ‒ 4.112 | 878 | > 0 |
Projecten binnen budget gerealiseerd | 88% | 80% | 84% | 90% | 85% |
Projecten tijdig gerealiseerd | 77% | 69% | 83% | 84% | 85% |
Productiviteit | 1.065 | 1.052 | 1.020 | 998 | 1.025 |
Prijsontwikkeling kantoren | |||||
Regiotarief | |||||
Gemiddeld kostprijstarief | 321 | 332 | |||
Waarvan normatieve tarief- componenten per m2 eigendom* | |||||
Apparaatskosten: ontwikkeling volgt CPI | 23,6 | 23,0 | |||
Onderhoud kantoren aangepast aan prijsontwikkelingen markt | 26,8 | 26,8 | |||
Energielasten aangepast aan prijsontwikkeling markt | 46,4 | 33,7 | |||
Heffingen aangepast aan prijsontwikkeling markt | 6,5 | 6,5 | |||
Uurtarieven | 140 | 134 | |||
* Bij huurpanden gelden andere opslagen en inflatie wordt afgetopt |
Toelichting
Generiek deel
Fte-totaal
Het RVB is een vraag gestuurde dienst en groeit/krimpt mee naar gelang de werkvoorraad. Deze werkvoorraad is de afgelopen jaren fors toegenomen, waardoor de benodigde bezetting ook stijgt. De ambtelijke bezetting ultimo 2023 is ten opzichte van de begroting met 96 FTE toegenomen. Ten opzichte van 2022 is sprake van een stijging van 178 FTE.
Apparaat-omzetindicator
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Saldo van baten en lasten
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Omzet per product
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting bij de staat van baten en lasten.
Specifiek deel
Rijkshuisvestingvoorraad
De afname van de Rijkshuisvestingsvoorraad wordt met name veroorzaakt door verkopen van panden aan het COA, de overdracht van de (resterende) panden van de Nationale Politie en enkele administratieve correcties.
Indicator Technische Kwaliteit rijkshuisvesting
De Indicator Technische Kwaliteit (ITK) geeft de score weer van de technische kwaliteit van de vastgoedportefeuille op een vastgesteld tijdstip. De score loopt van 1 (nieuwbouw) tot 6 (zeer slecht). De ITK is een rekenmethode waarbij men de conditie van een select aantal elementen aggregeert naar een hoger abstractieniveau. Het RVB heeft in haar beleid vastgelegd dat hiervoor alleen elementen worden gebruikt, die een genormeerde levensduur van minder dan 40 jaar hebben. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van inspectiedata, die niet ouder zijn dan maximaal 5 jaar. Daarmee is de ITK een gewogen gemiddelde van door inspecties vastgestelde technische condities. De ITK-score voor 2023 is uitgekomen op 2,12.
Voorraad beheerde Defensieobjecten
Het ministerie van Defensie is zelf verantwoordelijk voor de opbouw en afname van haar vastgoedbestand. Het RVB beheert die portefeuille en adviseert Defensie daarbij.
Doelmatigheid verkoop vastgoed
De verkopen van op de balans van het RVB opgenomen vastgoed hebben in 2023 tot een positief resultaat geleid.
Projecten binnen budget gerealiseerd
In 2023 is 90% van de projecten binnen budget afgerond. Dit ligt boven de gestelde norm.
Projecten tijdig gerealiseerd
De gerapporteerde realisatie is met 84% nagenoeg in lijn met de doelstelling om 85% van de projecten tijdig op leveren.
Productiviteit
De productiviteit van het gehele RVB, dus inclusief niet-schrijvende medewerkers (indirecte medewerkers en medewerkers die direct zijn, maar conform de Tijdschrijfregeling 2019 niet meer behoeven te schrijven), ligt ultimo 2023 op 998 uren. Dit ligt onder de norm van 1.025 uren per medewerker per jaar.
Prijsontwikkeling kantoren
Regiotarief, inclusief normatieve tariefcomponenten:
Voor de kantoorhuisvesting worden jaarlijks drie regiotarieven vastgesteld: voor Den Haag, voor de rest van de Randstad en voor overig Nederland. In 2022 zijn, ten behoeve van de tarieven 2023, de normatieve tariefcomponenten per m2 op basis van analyses van voorafgaande jaren, opnieuw berekend, waarbij tevens rekening is gehouden met de zeer hoge inflatie. Met een verlaging van het vijfjaars-gemiddelde tarief naar een kostendekkend jaarlijks tarief is de stijging voor het jaar 2023 beperkt gebleven en lager dan was voorzien in de Begroting.
Uurtarieven:
Voor alle producten uit de Producten Diensten Catalogus waarvoor het RVB de dienstverlening levert, geldt een uurtarief. Het gemiddelde uurtarief van het RVB voor 2023 is in lijn met de begroting (conform CPI augustus).