Base description which applies to whole site

Bijlage 4: Toelichting op de streefwaarden en indicatoren

Indicatoren Private Sector Ontwikkeling – inleiding

Private sector ontwikkeling richt zich op het behalen van de doelstellingen van SDG8: waardig werk en economische groei. Nederland richt zich daarbij op het Midden- en Kleinbedrijf (MKB), wat bijdraagt aan waardig werk en aan duurzame economische groei. Nederland werkt daarbij aan een versterkt ondernemings-, handels- en financieringsklimaat. Dit is een belangrijke randvoorwaarde voor ondernemerschap. Daarnaast richt Nederland zich op het direct versterken van het lokale MKB. Hierdoor kunnen productiviteit, werkgelegenheid en lonen in lage- en middeninkomenslanden groeien.

Duurzame economische ontwikkeling in de landen waar Nederland zich op richt biedt niet alleen kansen voor het lokale bedrijfsleven, het draagt ook bij aan het oplossen van oorzaken die ten grondslag liggen aan o.a. conflict en irreguliere migratie. Tevens ontstaan er door duurzame economische ontwikkeling potentiële handels- en investeringskansen voor het (Nederlandse) bedrijfsleven.

Het bereik van directe steun aan het lokale MKB wordt inzichtelijk gemaakt via twee PSD-indicatoren: het aantal ondersteunde banen en het aantal ondersteunde bedrijven met een plan voor handel, investering of dienstverlening.

Indicator: Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Nederland ondersteunt het (lokale) MKB via haar uitvoerende partners op verschillende manieren, bijvoorbeeld door te werken aan het vergroten van handelskansen of door te ondersteunen bij het verkrijgen van financiering. Als bedrijven direct ondersteuning ontvangen van onze partners, dan worden de banen bij deze bedrijven ook ondersteund. Het aantal ondersteunde banen geeft inzicht in het bereik van onze partners.

In de verslagperiode werden 317.000 banen in lage- en middeninkomenslanden ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is ongeveer gelijk aan het aantal banen die tijdens de vorige verslagperiode zijn ondersteund (314.000), en meer dan de voor deze periode gestelde streefwaarde van 290.000 banen21.

In het afgelopen verslagjaar zijn onze partners in staat gebleken om het niveau van de ondersteunde werkgelegenheid op peil te houden en waar mogelijk meer bedrijven en banen te ondersteunen. De Nederlandse Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO)22 beheert vier staatsfondsen en, op één van deze fondsen na, kon het niveau van ondersteunde banen binnen de portfolio’s op peil blijven en konden er voor twee fondsen zelfs meer banen ondersteund worden. Enkele andere partners konden dit ook realiseren voor de programma’s waar zij aan werken en konden meer en grotere MKB-bedrijven bereiken23. Ten slotte zijn er diverse nieuwe programma’s gestart die nu al rapporteren op het aantal ondersteunde banen.

Voor andere programma’s geldt dat er minder banen worden gerapporteerd, omdat deze zich in toenemende mate richten op uitdagingen waarvan de resultaten pas op de middellange termijn waarneembaar zijn. Voor die uitdagingen werkt het soms beter om met een kleinere groep lokale koplopers te werken, waardoor er per saldo minder directe banen worden ondersteund op de korte termijn24.

Het resultaat van de afgelopen periode komt overeen met de verwachting die in de vorige verslagperiode is beschreven bij deze indicator. Vanwege de gespreide en extra inzet van onze partners en het verder volwassen worden van enkele omvangrijke programma’s voor de periode 2024-2026, is de verwachting dat het aantal ondersteunde banen in de komende jaren zal toenemen.

Indicator: Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

De voortgang van bedrijfsontwikkeling die door de Nederlandse inzet wordt ondersteund, wordt gemeten aan de hand van het aantal ondernemingen die worden ondersteund met een plan voor investering, handel of dienstverlening. 

In de verslagperiode werden 15.500 bedrijfsplannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund. Dit is een afname van ruim een kwart ten opzichte van de vorige verslagperiode (21.000), maar nog wel ruim boven de streefwaarde van 10.00025 plannen.

Er zijn verschillende oorzaken die de daling ten opzichte van het vorige jaar verklaren. Allereerst is een aantal programma’s26 in de vorige verslagperiode afgesloten, waardoor de ondersteuning aan deze bedrijven in het afgelopen jaar niet is voortgezet. Daarnaast zijn er in de afgelopen verslagperiode ook nieuwe programma’s ontwikkeld door de ambassades, die specifiek zijn gericht op de context van het betreffende land. Omdat deze programma’s recent zijn gestart, worden er op dit moment nog relatief weinig bedrijven direct ondersteund.

Daarnaast zijn in het afgelopen jaar voor enkele programma’s de meetmethoden verder aangescherpt. Dit heeft tot gevolg dat het totaal aan ondersteunde bedrijfsplannen lager is uitgevallen.

Er zijn ook programma’s die een stijging rapporteren, waardoor de balans nog steeds positief uitvalt ten opzichte van de streefwaarde. Een voorbeeld hiervan is het Netherlands Trust Fund Agribusiness and Digital Technology programma van het International Trade Centre (ITC). In de nieuwe fase van dit programma ligt de nadruk op het ondersteunen van bedrijven om mee te gaan in de groene en digitale transities. Ze doen dit door agrarische bedrijven te verbinden aan techbedrijven, zodat slimme toepassingen kunnen worden ontwikkeld die bijdragen aan goede afvalverwerking en recycling en efficiënter gebruik van energie. Het ITC zoekt de samenwerking met andere belangrijke partners van Nederland, zoals FMO en het CBI, om zo een maximale bijdrage te leveren aan de lokale ontwikkeling in de betreffende landen.

Doordat er in de afgelopen periode ook weer nieuwe programma’s zijn gestart en enkele grotere programma’s zich verder zullen ontwikkelen, wordt er een lichte stijging van het aantal ondersteunde bedrijfsplannen voor de komende jaren verwacht.

Indicatoren Voedselzekerheid – inleiding

Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw. Met de inzet op voedselzekerheid (‘Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet’, TK 2018-2019, 33625 nr. 280) heeft het kabinet zich het volgende ten doel gesteld:

  • 1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen mensen (met name jonge kinderen) over de periode 2016-2030.

  • 2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016-2030; en daarbinnen tegelijkertijd:

  • 3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016-2030.

Direct en indirect bereik

Onderstaande indicatoren geven een beeld van de voortgang op deze drie doelen in termen van bereik: resp. het globale aantal mensen, het aantal boer(inn)en en het aantal hectare land dat bereikt is met door Nederland ondersteunde activiteiten. Er wordt onderscheid gemaakt tussen direct structureel, direct incidenteel en indirect bereik:

  • Er is sprake van direct structureel bereik als, op grond van de betreffende Theory of Change, verwacht mag worden dat een interventie op termijn leidt tot duurzame (systeem)verandering (outcome), die meetbaar bijdraagt aan bovenstaande doelen van het voedselzekerheidsbeleid. Bijvoorbeeld: gerichte ondersteuning van individuele boeren met training, uitgangsmateriaal, infrastructuur en markttoegang, met het oog op verhoging van hun productiviteit en inkomen.

  • Er is sprake van direct incidenteel bereik wanneer interventies eenmalig en/of gericht zijn op deelaspecten, waarbij het minder waarschijnlijk is dat deze interventies op zichzelf leiden tot een meetbare structurele verandering. Bijvoorbeeld: vitamine A supplementen voor jonge kinderen, of het verspreiden van verbeterd zaaizaad onder boeren. 

  • Wanneer interventies niet gericht zijn op specifieke mensen/boeren/hectares spreken we van indirect bereik. Bijvoorbeeld: voorlichting aan grote groepen boeren via massamedia.

De resultaten gerapporteerd onder direct structureel bereik sluiten aan op de outcome resultaten die jaarlijks worden gerapporteerd op www.nlontwikkelingssamenwerking.nl.

Tabel 40 Direct en indirect bereik

Indicator

Streefwaarde direct bereik

Direct bereik

totaal

Direct

structureel

Direct

incidenteel

Indirect bereik

Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel

24 mln

2,8 mln

0,5 mln

2,3 mln

116,3 mln

Aantal boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen

12 mln

12,5 mln

4,7 mln

7,8 mln

8,9 mln

Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik

2 mln

1,1 mln

0,5 mln

0,6 mln

0,4 mln

Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen bereikt met activiteiten gericht op verbetering van de inname van voedsel

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 0,5 miljoen mensen (vooral jonge kinderen en hun moeders) direct structureel bereikt met interventies gericht op het verbeteren van hun voeding. Het gaat hierbij om activiteiten die een duurzame verbetering van de voedselsituatie beogen, zoals advies en voorlichting over een gezond dieet, en bijdragen aan betere toegang tot divers en gezond voedsel voor arme huishoudens ten behoeve van een beter dieet. Bovendien werden ongeveer 2,3 miljoen ondervoede kinderen bereikt met (grotendeels preventieve) gezondheidsinterventies, zoals therapeutische voeding, extra doses vitaminen en ontwormingskuren. Alhoewel deze kinderen ook direct profiteren van de Nederlandse inzet, is het niet op voorhand concreet vast te stellen of daarmee ook hun algehele voedselsituatie duurzaam verbetert. Daarnaast werden nog ruim 116 miljoen mensen indirect bereikt, waarvan het overgrote deel (ruim 110 miljoen mensen) door het op de markt brengen van verrijkte voedingsproducten en ruim 5 miljoen via activiteiten die bijdroegen aan de algemene randvoorwaarden voor een betere voedselinname, bijvoorbeeld het verschaffen van voedingsinformatie via massamedia.

Kijkend naar het resultaat voor het direct bereik (zowel structureel als incidenteel) van totaal 2,8 miljoen, is de jaarlijkse streefwaarde van 24 miljoen dit jaar, in tegenstelling tot vorig jaar, niet gehaald. De daling is toe te schrijven aan de op/doorstartfase van drie grote voedingsprogramma’s. In het eerste uitvoerende jaar van deze programma’s is verkennend en voorbereidend werk en onderzoek verricht naar de juiste vorm van de uitvoering. Dit inceptiejaar is een direct gevolg van een verdere beleidsfocus op outcome resultaten met het oog op het behalen van de 2030 doelstelling. De programma’s zijn tegen het eind van 2023 goed op gang gekomen. De verwachting is dat, ondanks deze eenmalig daling in het jaarlijkse bereik, de einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen ondervoede mensen in 2030, nog steeds haalbaar is.

Indicator voedselzekerheid: Aantal kleinschalige voedselproducenten boeren bereikt met activiteiten gericht op toename van productiviteit en/of inkomen

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 4,7 miljoen boeren direct structureel bereikt om hun productiviteit en/of inkomen duurzaam te verbeteren met, onder meer, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten, land(gebruiks)rechten en (digitaal) agronomisch advies. Bovendien werden 7,8 miljoen boeren direct incidenteel bereikt met interventies zoals het op de markt brengen van zaden en (kunst)mest. Daarnaast konden meer dan 8,9 miljoen boeren indirect profiteren van de Nederlandse inzet, via activiteiten die bijdroegen aan de algemene randvoorwaarden voor productiviteit en/of inkomen, zoals het verbeteren van marktwerking of het toegankelijk maken van weersinformatie.

Het totale direct bereik (zowel structureel als incidenteel) is in het verslagjaar, met 12,5 miljoen boeren, iets hoger dan dat van 2022. De streefwaarde van jaarlijks 12 miljoen direct bereikte boeren is gerealiseerd. De verwachting is dat de einddoelstelling, een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen kleinschalige voedselproducenten in 2030, haalbaar is.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond bereikt met activiteiten gericht op eco-efficiënter gebruik

Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werd dankzij de Nederlandse inzet 0,5 miljoen hectare landbouwgrond direct structureel bereikt met een pakket van duurzame landbouwpraktijken, zoals geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agro-forestry, gewasrotatie, beter watermanagement en erosiebestrijding. Bovendien werd ruim 0,6 miljoen hectare landbouwgrond direct incidenteel bereikt, bijvoorbeeld door (vaak eenmalige) promotie van specifieke verbeteringen in landgebruik zoals contourbewerking of gebruik van compost. Daarnaast werd 0,4 miljoen hectare landbouwgrond indirect bereikt via activiteiten gericht op algemene randvoorwaarden voor eco-efficiënt gebruik, bijvoorbeeld het voorkomen van plagen of het verschaffen van informatie over klimaatverandering en adaptatie.

Het totale direct bereik (zowel structureel als incidenteel) is in het verslagjaar, met 1,1 miljoen hectare, hoger dan dat van 2022. De streefwaarde van jaarlijks 2 miljoen direct bereikte hectare is echter niet gehaald. De verwachting is dat het behalen van de einddoelstelling, 8 miljoen hectare geconverteerd naar duurzaam gebruik, met de huidige inzet haalbaar zal zijn als de ingezette intensivering de komende jaren nog meer resultaten gaat opleveren.

Indicatoren Water – inleiding

Te veel, te weinig en te vies water kan ernstige gevolgen hebben voor mensen, ecosystemen en economie. Sustainable Development Goal (SDG) 6 richt zich op beschikbaarheid en duurzaam beheer van water en sanitatie voor iedereen. Nederland draagt bij aan zowel een duurzame toegang tot veilig drinkwater en verbeterde sanitatie en hygiëne (SDG 6.1 en 6.2), als geïntegreerd waterbeheer, inclusief grensoverschrijdend waterbeheer (SDG 6.5). Nederland heeft zich gecommitteerd om in de periode tot 2030 30 miljoen mensen te voorzien van schoon en veilig drinkwater, om 50 miljoen mensen toegang te geven tot verbeterde sanitaire voorzieningen, en om 3 miljoen mensen per jaar te helpen met verbeteringen van stroomgebied beheer en het veiliger maken van delta’s. Er zijn in dit kader drie begrotingsindicatoren op water.

Indicator drinkwater: aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

Zie toelichting indicator sanitatie en hygiëne.

Indicator sanitatie en hygiëne: aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische omstandigheden

Met in de verslagperiode in totaal respectievelijk 2.518.005 en 4.053.676 bereikte mensen met toegang tot een verbeterde waterbron en sanitaire voorzieningen wordt voorzien dat Nederland de meerjarige doelen zal behalen (met streefwaardes voor 2023 van respectievelijk 2,2 miljoen en 3,8 miljoen mensen). Dit resultaat is met name behaald via programma’s van UNICEF, de Wereldbank en FINISH Mondial (sanitatie). Ook werden in 2023 nieuwe fases van programma’s met een focus op klimaatbestendigheid ontwikkeld en gelanceerd, waaronder van WaterWorX (drinkwaterbedrijven) en het Global Water Security & Sanitation Partnership programma van de Wereldbank. WaterWorX begon daarnaast ook met het ondersteunen van drinkwaterbedrijven in Oekraïne. Een groot aantal toezeggingen om de toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (WASH) te versnellen is opgenomen in de Water Action Agenda van de VN-Waterconferentie 2023. Dit betreft onder meer de Heads of State Initiatives waarin de door Nederland gefinancierde organisaties UNICEF, IRC WASH en het Sanitation and Water for All partnership (SWA) leiderschap voor WASH stimuleren op hoog politiek niveau. Daarnaast werd de inzet op WASH onderdeel van de Nederlandse Global Health Strategy.

Het realiseren van duurzame WASH voorzieningen en diensten vereist ook robuuste institutionele systemen. In dat kader dragen de Nederlandse drinkwaterbedrijven via het WaterWorX programma en het Fonds Duurzaam Water bij aan capaciteitsopbouw van waterbedrijven in de programmalanden. Ook werd ten behoeve van de WASH doelstellingen het innovatieve financieringsinitiatief Urban Water Catalyst Fund gelanceerd. Via dit fonds krijgen drinkwaterbedrijven wereldwijd toegang tot kleinschalige leningen.

Indicator geïntegreerd waterbeheer: aantal mensen dat direct voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

In de verslagperiode hebben 1.665.203 mensen direct voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s in door Nederland gefinancierde projecten. Dit is minder dan de streefwaarde van 3 miljoen mensen per jaar. Dit zijn bijvoorbeeld mensen die weerbaarder zijn gemaakt tegen klimaatverandering door betere bescherming tegen overstromingen en verbeterde afvoersystemen. Ook zijn het mensen die toegang krijgen tot irrigatie waardoor ze beter kunnen omgaan met droogte. Goede resultaten zijn behaald in zowel centrale als decentrale programma’s, waaronder van de Wereldbank en de Asian Development Bank.

Door klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte toe. In 2023 zijn diverse nieuwe programma’s gestart met een focus op klimaatadaptatie, in samenwerking met o.a. de Asian Development Bank (Water Resilience Trust Fund), de Wereldbank (Global Water Security and Sanitation Program), de Nederlandse drinkwaterbedrijven (WaterWorX) en IIED (Locally Led Adaptation). Twee RVO programma’s op het gebied van rampenbestrijding (Dutch Risk Reduction Team en Dutch Surge Support Water) zijn samengevoegd in het nieuwe DRRS-programma. De FAO Water Productivity Open Acces Portal (WaPOR) werd in 2023 met succes op mondiale schaal uitgerold, waardoor onafhankelijke monitoring van SDG 6.4.1 (watergebruik in de landbouw) mogelijk werd. Tevens werd met de waterschappen via het Blue Deal programma bijgedragen aan capaciteitsopbouw in de programmalanden.

Waterdiplomatie

Samen met Tadzjikistan heeft Nederland in maart de VN 2023 Waterconferentie in New York georganiseerd. De conferentie richtte zich op landen en belanghebbenden uit alle sectoren en het versnellen van het tempo van de implementatie van SDG6 en andere water gerelateerde SDG’s. Belangrijkste uitkomst was de water actieagenda waarin vrijwillige bijdragen van zeer diverse actoren aan het behalen van de water-gerelateerde SDG’s werden samengebracht.

De resultaten uit deze diplomatieke inspanningen toonden aan dat effectief multilateralisme in het huidige gepolariseerde multilaterale klimaat mogelijk is. De AVVN-resolutie over de follow-up van de VN-Waterconferentie, die met brede cross-regionale consensus in september jl. werd aangenomen, benadrukte dit. Dankzij de resolutie zullen er periodieke VN-Waterconferenties worden georganiseerd (in 2026 en 2028) en zal water binnen het VN-systeem worden versterkt. Voortbouwend op het politieke momentum van de conferentie nodigde het COP28-voorzitterschap Nederland samen met Tadzjikistan uit om op de COP28 te bepleiten dat ‘water centraal staat in klimaatactie’.

Ook om universele toegang tot WASH te bewerkstelligen is politieke steun op hoog niveau essentieel. Daarom lanceerden DGIS, UNICEF, SWA en IRC WASH de Heads of State Initiatives, die leiderschap bepleiten voor ‘WASH for all forever’. Tot nu toe hebben elf landen zich bij deze beweging aangesloten.

Kennis en onderzoek hebben in 2023 bijgedragen aan groter besef van urgentie van watercrises en grotere bereidheid te investeren in verbeterd waterbeheer, waterveiligheid als klimaatadaptatie strategie. De urgentie werd benadrukt in Turning the Tide, het eerste rapport van de Global Commission on the Economics of Water (GCEW) die Nederland in 2022 initieerde. De constatering dat water door vrijwel alle SDG’s stroomt, en daarmee als een organiserend principe kan fungeren voor sociaaleconomische ontwikkeling en ecologische duurzaamheid resoneerde op de VN-Waterconferentie.

Indicator klimaat: aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

Om klimaatverandering tegen te gaan moet de wereld fossiele brandstoffen zo snel mogelijk vervangen door hernieuwbare energie en de sterk groeiende energievraag in ontwikkelingslanden en opkomende economieën zoveel mogelijk invullen met duurzame energie. Tegelijkertijd is het nodig om energie-armoede te bestrijden. Zonder extra inspanningen hebben in 2030 naar schatting nog altijd 660 miljoen mensen geen elektriciteit en koken 1,9 miljard mensen nog op een traditionele en vervuilende manier, het merendeel in sub-Sahara Afrika. Dit heeft grote gezondheidsgevolgen, met name voor vrouwen en kleine kinderen. Om universele toegang tot betaalbare, betrouwbare en duurzame energie in 2030 (SDG7) te bereiken is dan ook een grote extra mondiale inzet nodig.

Het versnellen van de toegang tot hernieuwbare energie is een noodzakelijk onderdeel van de energietransitie en biedt arme landen een klimaatslim ontwikkelingspad: het draagt bij aan armoedebestrijding, heeft een grote positieve impact op het welzijn van mensen, voorkomt uitstoot (klimaatmitigatie), maakt mensen weerbaarder tegen de gevolgen van klimaatverandering (klimaatadaptatie) en biedt hun economische kansen.

Daarom heeft Nederland als doel om in de periode 2015-2030 in totaal 100 miljoen mensen in ontwikkelingslanden te helpen aan toegang tot hernieuwbare energie. Om de benodigde versnelling te bereiken heeft Nederland in 2023 de bijdrage aan de meest effectieve programma’s verhoogd. Dit betreft het Energising Development partnerschap (EnDev), het Access to Energy Fund van FMO en de hernieuwbare energiesamenwerking met de Wereldbankgroep via het Energy Sector Management Assistance Program (ESMAP).

In de verslagperiode konden dankzij Nederlandse financiering ongeveer 4 miljoen mensen toegang krijgen tot hernieuwbare energie, waarvan 3,3 miljoen mensen tot schoon koken en 700.000 tot elektriciteit. Dit resultaat ligt boven de streefwaarde van 3,8 miljoen bereikte mensen voor deze periode. Hiermee komt het cumulatief aantal bereikte mensen sinds 2015 op 22,9 miljoen. Hiermee liggen we iets voor op de planning, die tot 2022 gebaseerd was op een bereik van 50 miljoen mensen in 2030. Om het groeipad richting de verhoogde doelstelling van 100 miljoen in te zetten zijn in 2023 de meest doeltreffende programma’s versterkt.   

Dat het streefcijfer ook in 2023 is overtroffen is mede te danken aan het door RVO uitgevoerde SDG7 Results. Dit programma, dat met bedrijven werkt op basis van resultaatgerichte financiering, bereikte het afgelopen jaar meer dan een miljoen mensen. In 2024 wil Nederland, in consultatie met Nederlandse private en maatschappelijke partijen verenigd in het NL Energy Compact, een vervolg op dit programma ontwikkelen.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal keren dat maatschappelijke organisaties erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Het beleidsthema vrouwenrechten en gendergelijkheid gaat over gelijke rechten en kansen voor iedereen. Gendergelijkheid is niet alleen een fundamenteel mensenrecht, maar ook een noodzakelijke basis voor een vreedzame, welvarende en duurzame wereld. Er is de afgelopen decennia vooruitgang geboekt op gender gelijkheid (SDG 5), maar vele uitdagingen blijven bestaan. De effecten van de COVID-19 pandemie, klimaatcrisis en oorlog in Oekraïne en andere regio’s kunnen de beperkte vooruitgang die is geboekt op het gebied van gendergelijkheid en vrouwenrechten ongedaan maken. Bestaande ongelijkheden voor vrouwen en meisjes worden op alle gebieden vergroot; van gezondheid en economie tot veiligheid en sociale bescherming. Tegelijkertijd staan vrouwenrechten en gendergelijkheid wereldwijd onder druk, ook binnen multilaterale fora zoals de Verenigde Naties en de Europese Unie. Nederland staat pal voor vrouwenrechten en gendergelijkheid en zet zich samen met partners hiervoor in. Dit doen we o.a. via onze diplomatieke inzet en OS-programmering. Om gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes in al hun diversiteit te bevorderen, ondersteunt Nederland wereldwijd maatschappelijke organisaties en vrouwenbewegingen. Binnen het beleidskader ‘Versterking Maatschappelijk Middenveld’ zetten strategische partnerschappen zich in voor bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Deze worden gefinancierd vanuit het SDG5 fonds en zijn gericht op vier thema’s: het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen en het versterken van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw.

Met steun van Nederland zijn maatschappelijke organisaties er tijdens de rapportage periode in totaal 647 keer in geslaagd om ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Ondersteunde maatschappelijke organisaties - waaronder vrouwenrechtenorganisaties en organisaties geleid door vrouwen en jongeren - dragen hieraan bij door middel van pleitbezorging en beïnvloeding. Dit gebeurt onder andere door agendasetting, beïnvloeding van het debat en het opbouwen van sociale bewegingen die erin slagen ruimte te creëren voor maatschappelijke eisen en standpunten over bijvoorbeeld het tegengaan van geweld tegen vrouwen en meisjes, het beter functioneren van publieke instanties en politieke participatie van vrouwen. De resultaten voor 2023 liggen boven de doelstelling van 500. Dit is mogelijk te verklaren doordat organisaties op verschillende niveaus werkzaam zijn, zowel lokaal, nationaal, regionaal als internationaal en er op al deze niveaus op verschillende wijze ruimte werd gecreëerd voor maatschappelijke eisen en posities op het gebied van vrouwenrechten en gendergelijkheid.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 2.420 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 300 ruim behaald. De streefwaarden zijn destijds vastgesteld op basis van de streefwaarden in de baseline rapportages van de ‘Versterking Maatschappelijk Middenveld (VMM) strategische partnerschappen. Naast de hogere resultaten die door de strategische partnerschappen onder het VMM-beleidskader zijn behaald, is het resultaat tevens hoger doordat Ambassadesop deze indicatoren rapporteren over de behaalde resultaten van de gedecentraliseerde middelen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid. Van de 2.420 organisaties werden 938 organisaties specifiek gerapporteerd als geleid door vrouwen en 65 geleid door jongeren. De maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. Daarnaast richten ze zich op het tegengaan van geweld tegen vrouwen.

Aantal van de 20 geselecteerde landen met jaarlijkse toename van modern Contraceptive Prevalence Rate (mCPR).

De indicator mCPR staat voor het percentage vrouwen in de vruchtbare leeftijd (15-49 jaar) dat moderne voorbehoedsmiddelen gebruikt, of van wie de partner dat doet. Dit vormt een goede graadmeter voor de voortgang van programma’s op het gebied van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) omdat mCPR ook inzicht geeft in hoeverre resultaten zijn behaald inzake kennis over anticonceptie bij de doelgroep, toegang tot voorbehoedsmiddelen alsook de acceptatie en het gebruik ervan. Modern CPR is tevens een indicator van de overkoepelende capaciteit van een gezondheidssysteem om succesvol basisgezondheidsdiensten te leveren waar onder de bevolking vraag naar is. Voortgang wordt jaarlijks gemeten in tien focuslanden waar Nederland een brede OS-relatie mee onderhoudt en waar SRGR één van de speerpunten is, alsook in tien andere landen die geen bilaterale ondersteuning krijgen van Nederland voor SRGR-programma’s, maar die door Nederland gefinancierde multilaterale kanalen ondersteuning ontvangen om SRGR te versterken.2728

In 19 van de 20 geselecteerde landen was het percentage vrouwen (15-49 jaar) dat een modern anticonceptiemiddel gebruikt, of waarvan de partner dat doet, in 2022 hoger dan in 2021.29 Gemiddeld was de stijging in deze 19 landen 0,57%; in de 9 focuslanden met een stijging, was deze ruim 0,68%. Alleen focusland Niger kende een daling. In focuslanden Ethiopië en Burundi ging dit bijvoorbeeld om een toename van respectievelijk 220.000 en 30.000 personen. In Ghana waren dit er 70.00030. Het positieve resultaat in 19 van de 20 landen laat zien dat met Nederlandse inspanningen op het terrein van SRGR zowel via bilaterale programma’s, strategische partnerschappen en multilaterale initiatieven, meer adolescenten en vrouwen bereikt kunnen worden, en dat ook gezondheidssystemen worden versterkt. Op deze manier draagt Nederland bij aan het bereiken van universele toegang tot SRGR zoals nagestreefd in Sustainable Development Goal 3.

Aantal gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgingsnetwerken met versterkte capaciteit voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid & rechtenOm de toegang tot SRGR in partnerlanden te versterken, is het ministerie van Buitenlandse Zaken in 2021 zeven strategische partnerschappen aangegaan met consortia van maatschappelijke organisaties. Deze consortia zijn actief in 30 landen, waar zij zich inzetten om jongeren beter in staat te stellen geïnformeerde beslissingen te nemen over hun SRGR, en om het respect voor de seksuele en reproductieve rechten van mensen aan wie deze rechten wordt onthouden te vergroten. Jaarlijks wordt gemeten van hoeveel gemeenschappen, maatschappelijke organisaties en pleitbezorgings-netwerken de capaciteit is versterkt inzake pleitbezorging en belangenbehartiging voor toegang tot SRGR.31 In het jaar 2022 is de capaciteit van 685 organisaties, gemeenschappen en netwerken versterkt, wat meer is dan een verdubbeling van het resultaat in startjaar 2021.32 Dit laat zien dat de strategische partnerschappen goed op dreef zijn om het streven te halen dat eind 2025 de capaciteit van ten minste 1.100 maatschappelijke organisaties, gemeenschappen en pleitbezorgingsnetwerken zal zijn versterkt.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten.

Om effectief toegang tot recht te realiseren is het essentieel de behoeften en noden van mensen om hun juridische problemen op te lossen, centraal te stellen bij het beleid en uitvoering. Op basis hiervan wordt bijvoorbeeld rechtshulp geboden of steun gegeven aan rechtsinstellingen op nationaal of lokaal niveau.

Nederland vraagt internationaal veel aandacht voor deze mensgerichte benadering. Dit doet Nederland binnen het kader van de Justice Action Coalition (JAC). Deze coalitie van landen en organisaties is in 2021 mede door Nederland opgericht om effectieve toegang tot recht en rechtvaardigheid (SDG 16.3) te versterken op landenniveau. In juni 2023 hebben JAC-landen tijdens een ministeriële bijeenkomst deze ambitie kracht bijgezet door een permanente ondersteuningsstructuur op te richten.

Ook heeft Nederland op landenniveau steun verleend om toegang tot recht te verbeteren op basis van de behoeften van mensen, en door gebruik te maken van data, bewijs en innovatie. Hierbij is er specifieke aandacht voor kwetsbare groepen zoals vluchtelingen en ontheemden, gedetineerden, slachtoffers van grootschalige mensenrechtenschendingen, vrouwen, jongeren en kinderen. In de verslagperiode hebben 558.203 personen toegang tot recht gekregen. Deze steun stelt mensen in staat om hun geschillen te beslechten en conflicten op te lossen, waardoor zij hun tijd en middelen nu kunnen inzetten voor verbetering van hun levensonderhoud en voor productieve economische activiteiten. Zo draagt Nederland niet alleen bij aan vreedzame, rechtvaardige en inclusieve samenlevingen (SDG16) maar ook aan de bredere SDG-agenda en ontwikkelingsdoelen.

Dit aantal is ver boven de streefwaarde. Dit komt onder meer door bijgestelde meetmethodologieën van partners, verbeterde metingen over het gehele portfolio en een toegenomen inzet van e-justice mechanismen sinds de COVID-19 pandemie om rechtspraak via digitale middelen toegankelijker te maken. Het aantal is echter lager dan de behaalde resultaten in 2021 door het aflopen van activiteiten die significant bijdroegen aan de resultaten, o.a. in Oeganda, Pakistan, Jordanië en Afghanistan.

Significante bijdragen aan het totaalresultaat komen van strategische partners zoals UNDP en HiiL en uit programma’s van ambassades, zoals in Yemen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is vrijgegeven als gevolg van humanitaire ontmijningswerkzaamheden.

Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid en levensomstandigheden van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland was in 2022 de zevende donor wereldwijd en zet zich actief in om tot een mijnvrije wereld te komen.33 Bijna zestig landen kampen met de negatieve gevolgen van explosieve oorlogsresten. Zelfs jaren na een conflict vormen die een ernstige bedreiging voor de lokale bevolking en belemmeren veilige terugkeer, humanitaire hulp en wederopbouw. In 2022 werden minstens 4.710 slachtoffers van landmijnen en explosieve oorlogsresten geregistreerd (1.661 doden en 3.015 gewonden). De meeste dodelijke slachtoffers vielen in Syrië en Oekraïne. Wereldwijd was in 2022 meer dan 85% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burger, waarvan de helft kind. Meer dan 60 landen in de wereld zijn nog bemijnd. Alleen al in Oekraïne, op dit moment het zwaarst bemijnde land ter wereld, moet ca. 174.000 km2 land onderzocht worden op vervuiling met mijnen.

Humanitaire ontmijning vormt op veel plekken een randvoorwaarde voor veiligheid, vrede en ontwikkeling. Wereldwijd is er in 2022 ruim 189 km2 aan land ontmijnd – een flinke stijging ten opzichte van het vorige jaar, toen de teller stopte bij 152 km2 aan ontmijnd land.34 De stijging wordt vooral veroorzaakt door een aanzienlijke stijging aan ontmijnd land in Cambodja.

Voor 2023 kon ruim 22,6 km2 land (22.614.440 m2) worden vrijgegeven met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de vier NGO-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma, het United Nations Development Programme en aan de United Nations Mine Action Service (UNMAS). Dit resultaat is aanzienlijk hoger dan in het voorgaande jaar (14,1 km2) en tevens dan de streefwaarde (12 km2) en wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de United Nations Mine Action Service (UNMAS) zeer goede resultaten rapporteerde.  Daarnaast zorgden natuurrampen in sommige landen (overstromingen in Libië en Zuid-Soedan, aardbeving in Afghanistan) voor iets achterblijvende resultaten bij sommige partners. 

Humanitaire ontmijning gaat niet uitsluitend over het ruimen van mijnen en ander explosief materiaal: van groot belang is ook het geven van voorlichting over de risico’s van explosieven, zodat mannen, vrouwen en kinderen die kunnen herkennen en weten dat ze er af moeten blijven. Ook op dat vlak heeft Nederland een belangrijke bijdrage kunnen leveren: in 2022 hebben bijna 160.000 mannen, vrouwen en kinderen (waaronder veel vluchtelingen en ontheemden) risicovoorlichting gekregen over de gevaren van landmijnen.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt.

Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot formeel/informeel onderwijs en/of trainingen heeft verkregen. De indicator dekt verschillende soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.

Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit binnen de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijsprojecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda, Ethiopië, Pakistan en Moldavië.

In de verslagperiode hebben 696.651 personen toegang tot onderwijs gekregen. Dit resultaat valt substantieel hoger uit dan de streefwaarde voor deze periode. De streefwaarde is vastgesteld in 2018 toen nog onbekend was wat de bijdrage zou zijn van Prospects, het partnerschap voor opvang in de regio tussen Nederland, ILO, UNHCR, UNHCR, Wereldbank en IFC. De algemene stijgende trend in resultaten komt vooral door het gestegen budget voor Opvang in de Regio in de afgelopen jaren. Hierdoor zijn de ambities in samenwerkingen met onder andere UNICEF, UNHCR en Wereldbank naar boven bijgesteld.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten.

Deze indicator omvat het ondersteunen van inkomsten-genererende activiteiten, zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector. De indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt.

Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen, intern ontheemden en (kwetsbare) gastgemeenschappen. In de verslagperiode hebben dankzij de Nederlandse bijdrage meer dan 60.000 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen bij het ontwikkelen van inkomsten-generende activiteiten. Dit resultaat valt meer dan tweemaal zo hoog uit t.o.v. de jaarlijkse streefwaarde van 30.000 voor deze periode en tevens substantieel hoger uit dan vorig jaar, mede door ontwikkeling van verbeterde meetmethodologieën van partners, verhoogde Nederlandse investeringen in economisch perspectief o.b.v. het gestegen opvang in de regio budget, en de toegenomen resultaten van ondersteuning op het gebied van business development services en financiële dienstverlening na de COVID-19 pandemie.

De meerderheid van de resultaten op deze indicator zijn behaald middels «PROSPECTS» een partnerschap tussen verschillende VN-instellingen en internationale financiële instellingen, met als specifiek doel om (sociaaleconomisch) perspectief te creëren voor vluchtelingen en kwetsbare gastgemeenschappen. Binnen dit programma zijn meer dan 50.000 mensen ondersteund bij o.a. het opzetten van een bedrijf, het verkrijgen van een lening, of bij het vinden van werk via technisch advies, stages of leiderschapstrainingen.

Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten.

In 2013 is de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2019 (tussenmeting uitgevoerd in 2020) lag dit percentage op 35%. In 2023 lag dit percentage op 41%. Dit was tevens de laatste keer dat de oorspronkelijke 90% doelstelling op deze wijze gemonitord wordt (Kamerstuk 26 485 nr. 430). Het vooruitzicht van IMVO-wetgeving is aanleiding geweest om de opzet van het montoringsonderzoek aan te passen. Dit aangepaste monitoringsonderzoek zal, voor de groep Nederlandse bedrijven die onder Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) vallen, inzicht geven in hoeverre de zes stappen van gepaste zorgvuldigheid toegepast worden door deze bedrijven. Zo zal dit monitoringsonderzoek fungeren als 0-meting voor de huidige brede beleidsmix op het gebied van IMVO.

Indicator bevorderen internationaal ondernemerschap

In het referentiejaar 2019 hebben 3207 MBK-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit 5 geselecteerde regelingen binnen het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 667 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2020 ‒ 2022 EUR 135,6 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het gemiddelde van de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2020–2022 vergeleken met de gemiddelde hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2017–2018). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologie beschrijving zijn te vinden op de website van de Rijksoverheid.

22

Met name een stijging voor het en , voor het is een daling waarneembaar en MASSIF blijft constant.

23

Dit geldt voor het Challengefund for Youth Employment, het Dutch Good Growth Fund spoor 1, het Strategic Development Goals Partnership Facility en het Farm Fit Fund.

26

Betreft onder andere een jeugdwerkgelegenheidprogramma in Zuid-Soedan en een Publiek Private Partnerschapsfaciliteit.

27

Focuslanden: Benin, Burkina Faso, Burundi, Ethiopië, Jemen, Kenia, Mali, Mozambique, Niger, Oeganda.

28

Overige landen: Afghanistan, Bangladesh, DRC, Egypte, Ghana, Nigeria, Senegal, Syrië, Zimbabwe, Zuid-Soedan

31

Lobby and advocacy

32

Data over 2022 is in mei 2023 ontvangen. Data over 2023 wordt in mei 2024 verwacht.

Licence