1.1 Algemene doelstelling: het primair onderwijs zorgt dat leerlingen in de eerste fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het beste past bij hun talenten. Het legt bovendien de basis voor de huidige en toekomstige deelname van deze leerlingen aan de samenleving.
Omschrijving
Alle kinderen hebben recht op passend en kwalitatief goed primair onderwijs in voldoende toegeruste scholen (Grondwet, artikel 23: Staatsblad. 2002, nummer 200). De overheid houdt daarvoor een stelsel van (speciale) basisscholen en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in stand en waarborgt de kwaliteit van het onderwijs. Voor leerlingen die extra zorg nodig hebben, heeft de overheid als taak om ondersteuning te bieden en onderwijsachterstanden te voorkomen (Wet op het primair onderwijs en Wet op de expertisecentra). De overheid verplicht ouders door middel van de Leerplichtwet om hun kinderen onderwijs te laten volgen.
Verantwoordelijkheid van de minister
De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en de ambities van individuele leerlingen en bij wat de maatschappij nodig heeft. In het bijzonder is hij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige besteding van onderwijsmiddelen en het borgen van de onderwijskwaliteit. De instrumenten die hij tot zijn beschikking heeft zijn wet- en regelgeving, bekostiging, subsidies, toezicht en dialoog met belanghebbenden. Deze belanghebbenden worden door de minister in een positie gebracht die hen in staat stelt maximaal bij te dragen aan goed onderwijs. Hij doet dat door wetten en regels uit te vaardigen voor goed bestuur.
Met ingang van 10 oktober 2010 is de minister ook verantwoordelijk voor het onderwijs op de BES-eilanden: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De minister voor Jeugd en Gezin (JenG) is verantwoordelijk voor de jeugdzorg. In de beleidsvorming over de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg werken de ministers van OCW en JenG nauw samen, omdat de school de vind- en werkplaats is van kinderen en jongeren met problemen.
Externe factoren
De kwaliteit van het onderwijs wordt onder andere bepaald door de inzet van leerlingen, ouders, leraren, schoolleiders, bestuurders, toezichthouders, brancheorganisaties, maatschappelijke organisaties zoals jeugdzorg, andere overheden en bedrijven. De minister is wel afhankelijk van de beschikbaarheid, de capaciteiten en de faciliteiten van deze actoren, maar hij heeft slechts geringe invloed op deze actoren.
Andere factoren die de minister slechts beperkt kan beïnvloeden maar waarvan hij wel afhankelijk is, zijn de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, demografische ontwikkelingen en de conjuncturele ontwikkelingen.
Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | Streefwaarde 2 | |
---|---|---|---|---|---|
1. | Posities op internationale ranglijst «gemiddelde wiskundeprestaties» in groep 6 van het basisonderwijs. | 5/6 | 9 | Top 5 | a.n.r. * |
Bron: TIMSS | Peildatum: 1995 | Peildatum: 2007 | Peildatum: 2011 | Peildatum: a.n.r.* | |
2. | Positie op internationale ranglijst «gemiddelde leesvaardigheid» in groep 6 van het basisonderwijs. | 21 | 12 | Top 5 | a.n.r.* |
Bron: PIRLS | Peildatum: 1995 | Peildatum: 2006 | Peildatum: 2011 | Peildatum: a.n.r.* | |
3. | Percentage leerlingen op basisscholen met havo of vwo advies. | 38% | 41,5% | 43% | a.n.r.* |
Bron: NWO COOL- Cohortonderzoek | Peildatum: 2005 | Peildatum: 2008 | Peildatum: 2011 | Peildatum: *a.n.r.* | |
4. | Rapportcijfer ouders over de kwaliteit van de school van hun kind. | 7,5 | 7,5 | Ten minste 7,5 | a.n.r.* |
Bron: Onderwijsmeter | Peildatum: 2001 | Peildatum: 2010 | Peildatum: 2012 | Peildatum a.n.r.* |
Toelichting:
In tabel 1.1 zijn vier indicatoren opgenomen die een beeld geven van de prestaties van de leerlingen en de scholen in het basisonderwijs. Deze informatie wordt verzameld via internationaal steekproefonderzoek (TIMMS, PIRLS) en nationaal steekproefonderzoek (COOL-Cohortonderzoek NWO, Onderwijsmeter). Het TIMMS-onderzoek vindt één keer in de vier jaar plaats. Het eerstvolgende onderzoek is in 2012 beschikbaar. Het PIRLS-onderzoek is vijfjaarlijks; ook hier zijn in 2012 nieuwe gegevens beschikbaar. Het COOL-Cohortonderzoek (NWO) is driejaarlijks. Van het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs zijn nog geen vergelijkbare resultaatsgegevens bekend. NWO start in 2010 met de voorbereiding van een cohortstudie in het speciaal (basis)onderwijs; de uitvoering van het eerste onderzoek vindt plaats in 2011.
1. en 2. Deze indicatoren brengen het nationale prestatieniveau in vergelijking met andere landen in beeld. Het is de ambitie dat het Nederlandse basisonderwijs tot de internationale top 5 behoort als het gaat om wat leerlingen presteren op gebieden als taal (begrijpend lezen) en rekenen. Nieuwe gegevens over 2011 zijn beschikbaar in 2012.
3. Nederland streeft ernaar dat op termijn (na 2020) de helft van de Nederlandse beroepsbevolking tussen de 25 en 44 jaar hoger opgeleid is. Om deze doelstelling te bereiken, is het gewenst dat meer leerlingen in het primair onderwijs een hoger prestatieniveau bereiken en dat zij dat niveau ook vasthouden in het voortgezet onderwijs. De trend is positief. Daarom zijn de streefpercentages eerder al verhoogd.
4. Aan ouders wordt tweejaarlijks gevraagd naar hun tevredenheid over de school van hun kind. In 2010 is het rapportcijfer een 7,5. Het is de ambitie om dit cijfer in de toekomst ten minste op een 7,5 te houden. In 2012 zijn nieuwe gegevens beschikbaar.
1.2 Budgettaire gevolgen van beleid
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 9 625 193 | 9 516 566 | 9 502 556 | 9 427 065 | 9 349 711 | 9 288 852 | 9 226 508 | |
Waarvan garantieverplichtingen | ||||||||
Totale uitgaven | 9 567 428 | 9 517 782 | 9 503 772 | 9 428 281 | 9 350 927 | 9 290 068 | 9 227 725 | |
Programma-uitgaven | 9 562 350 | 9 512 773 | 9 498 352 | 9 422 863 | 9 345 509 | 9 284 650 | 9 222 307 | |
Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor primair onderwijs | 9 062 250 | 9 148 340 | 8 928 254 | 8 862 382 | 8 792 472 | 8 732 988 | 8 672 100 | |
• | Personele bekostiging | 7 873 515 | 7 856 941 | 7 751 162 | 7 694 988 | 7 633 382 | 7 584 480 | 7 532 733 |
• | Materiële bekostiging | 1 145 841 | 1 145 657 | 1 136 952 | 1 126 957 | 1 119 702 | 1 111 029 | 1 101 888 |
• | Verbeteren binnenmilieu | 1 775 | 105 966 | 2 047 | 2 047 | 2 035 | 0 | 0 |
• | Onderwijspersoneelsbeleid | 6 432 | 4 427 | 3 517 | 5 083 | 5 083 | 5 083 | 5 083 |
• | Invoering persoonsgebonden nummer | 3 552 | 1 833 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 |
• | Humanistisch vormend en godsdienstonderwijs | 5 529 | 10 208 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 | 10 000 |
• | Aanpak (zeer) zwakke scholen | 3 159 | 1 410 | 960 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Overig | 22 447 | 21 898 | 21 616 | 21 307 | 20 270 | 20 396 | 20 396 |
Leerlingen volgen onderwijs van hoge kwaliteit | 49 942 | 64 146 | 67 191 | 56 690 | 57 509 | 57 558 | 57 992 | |
• | Verbeteren van taal- en rekenopbrengsten | 20 680 | 34 096 | 31 496 | 30 937 | 31 649 | 31 649 | 31 649 |
• | Excellentie en talentontwikkeling | 2 970 | 3 127 | 3 131 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Verbreding techniek in het basisonderwijs | 8 071 | 4 955 | 14 800 | 14 700 | 14 700 | 14 700 | 14 700 |
• | Cultuur en school | 18 119 | 18 483 | 10 782 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Overig | 102 | 3 485 | 6 982 | 11 053 | 11 160 | 11 209 | 11 643 |
Leerlingen kunnen zonder drempels het primair onderwijs volgen dat het beste past bij hun talenten en specifieke behoeften | 371 147 | 250 982 | 445 044 | 443 203 | 435 473 | 433 944 | 432 527 | |
• | Passend onderwijs en LGF | 58 108 | 80 482 | 94 213 | 94 269 | 94 293 | 94 315 | 94 318 |
• | Onderwijsachterstandenbeleid | 266 260 | 115 424 | 294 406 | 292 845 | 285 451 | 283 900 | 282 480 |
• | Segregatie | 930 | 1 780 | 1 809 | 1 609 | 1 609 | 1 609 | 1 609 |
• | Onderwijsvoorziening jonggehandicapten | 16 454 | 22 204 | 23 862 | 23 862 | 23 862 | 23 862 | 23 862 |
• | Veiligheid op school | 22 217 | 23 538 | 23 410 | 23 380 | 23 370 | 23 370 | 23 370 |
• | Overig | 7 178 | 7 554 | 7 344 | 7 238 | 6 888 | 6 888 | 6 888 |
Leerlingen krijgen een beter aanbod van aansluitende voorzieningen in en om de school | 31 493 | 4 836 | 15 454 | 16 079 | 16 079 | 16 079 | 16 079 | |
• | Brede scholen | 28 931 | 4 230 | 11 106 | 11 731 | 11 731 | 11 731 | 11 731 |
• | Dagarrangementen en combinatiefuncties | 2 345 | 500 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Tussenschoolse opvang | -5 | 0 | 4 348 | 4 348 | 4 348 | 4 348 | 4 348 |
• | Overig | 222 | 106 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Voorcalculatorische uitdelingen | 0 | 0 | 5 473 | 8 420 | 8 418 | 8 493 | 8 021 | |
Enveloppenmiddelen tranche 2011 | 0 | 0 | 63 000 | 63 000 | 63 000 | 63 000 | 63 000 | |
Programmakosten overig | 47 518 | 44 469 | 36 936 | 36 089 | 35 558 | 35 588 | 35 588 | |
• | Uitvoeringsorganisatie DUO | 23 204 | 32 494 | 24 937 | 24 122 | 23 533 | 23 563 | 23 563 |
• | Overig | 24 314 | 11 975 | 11 999 | 11 967 | 12 025 | 12 025 | 12 025 |
Apparaatsuitgaven | 5 078 | 5 009 | 5 420 | 5 418 | 5 418 | 5 418 | 5 418 | |
Ontvangsten | 61 435 | 42 499 | 13 186 | 10 937 | 3 347 | 2 061 | 2 061 |
Toelichting:
De tabel budgettaire gevolgen van beleid geeft de verschillen weer met de Voorjaarsnota.
• Ontvangsten
Eind 2009 heeft de eindafrekening plaatsgevonden van de Regeling OCW dagarrangementen en combinatiefuncties (2006–2009). Een deel daarvan wordt afgewikkeld in 2010. Daaruit vloeien € 6 miljoen aan ontvangsten van gemeenten voort.
Hiernaast vallen de ontvangsten € 19 miljoen hoger uit, omdat door scholen minder gebruik is gemaakt van de middelen die voor specifieke doelen ter beschikking waren gesteld.
Tenslotte is € 34,8 miljoen aan FES-middelen ontvangen voor de voor- en vroegschoolse educatie (vve) voor de periode 2010 tot en met 2020.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Programma-uitgaven * (totaal operationele doelstellingen) | 9 455 943 | 9 378 354 | 9 301 533 | 9 240 569 | 9 178 698 | |
Totaal juridisch verplicht | 9 333 871 | 9 240 584 | 9 153 592 | 9 085 463 | 9 023 158 | |
Totaal bestuurlijk gebonden | 121 222 | 136 920 | 147 341 | 154 756 | 155 190 | |
Totaal niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 850 | 850 | 600 | 350 | 350 | |
Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor primair onderwijs | 8 928 254 | 8 862 382 | 8 792 472 | 8 732 988 | 8 672 100 | |
• | Juridisch verplicht | 8 922 790 | 8 853 220 | 8 783 204 | 8 724 080 | 8 663 192 |
• | Bestuurlijk gebonden | 5 464 | 9 162 | 9 268 | 8 908 | 8 908 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Leerlingen volgen onderwijs van hoge kwaliteit | 67 191 | 56 690 | 57 509 | 57 558 | 57 992 | |
• | Juridisch verplicht | 18 534 | 1 759 | 476 | 433 | 433 |
• | Bestuurlijk gebonden | 48 307 | 54 581 | 56 683 | 56 775 | 57 209 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 350 | 350 | 350 | 350 | 350 |
Leerlingen kunnen zonder drempels het primair onderwijs volgen dat het beste past bij hun talenten en specifieke behoeften | 445 044 | 443 203 | 435 473 | 433 944 | 432 527 | |
• | Juridisch verplicht | 391 868 | 385 605 | 369 912 | 360 950 | 359 533 |
• | Bestuurlijk gebonden | 52 676 | 57 098 | 65 311 | 72 994 | 72 994 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 500 | 500 | 250 | 0 | 0 |
Leerlingen krijgen een beter aanbod van aansluitende voorzieningen in en om de school | 15 454 | 16 079 | 16 079 | 16 079 | 16 079 | |
• | Juridisch verplicht | 679 | 0 | 0 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | 14 775 | 16 079 | 16 079 | 16 079 | 16 079 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
1.3 Operationele beleidsdoelstelling
1.3.1 Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor primair onderwijs
Motivering
De overheid heeft de verantwoordelijkheid om scholen goed toe te rusten, zodat scholen in staat zijn om te voldoen aan eisen voor toegankelijkheid en kwaliteit. Scholen en schoolbesturen moeten kunnen inspelen op de specifieke omstandigheden en onderwijs op maat bieden. De lumpsumbekostiging stelt hen daarbij in staat om zelf af te wegen hoe het beschikbare budget het beste kan worden ingezet. Hierover verantwoordt het bestuur zich.
Het onderwijsverslag over het schooljaar 2008–2009 van de Inspectie van het Onderwijs laat zien dat het primair onderwijs er als geheel goed voorstaat. Op sectorniveau signaleert de Inspectie van het Onderwijs geen continuïteitsrisico’s; slechts een zeer klein percentage van de schoolbesturen in het primair onderwijs laat risico’s op financieel gebied zien.
• Personele bekostiging
Instrumenten
De basis voor de personele bekostiging van de scholen is het aantal leerlingen, de gemiddelde leeftijd van de leraren en het opleidingsniveau van de ouders. Voor de bekostiging van vervangers van bijvoorbeeld zieke leraren (Vervangingsfonds) en voor de verzekering van de wachtgelden (Participatiefonds) geldt een beperkte verzekeringsplicht. Het huidige stelsel blijft voor alle schoolbesturen van kracht.
• Materiële bekostiging
Het Rijk verstrekt schoolbesturen een lumpsumbekostiging voor de materiële instandhouding van scholen. Deze bekostiging is gebaseerd op een programma van eisen. Eens per vijf jaar vindt een evaluatie van de programma’s van eisen plaats. Deze evaluatie toetst of de bekostiging adequaat is. De resultaten zijn naar verwachting in 2011 beschikbaar.
• Verbetering binnenmilieu van basisscholen
Voor de verbetering van het binnenklimaat en energiebeparing is in 2010 naar aanleiding van het aanvullend beleidsakkoord een eenmalige impuls opgenomen van € 104 miljoen. Daarnaast is tot en met het schooljaar 2012/2013 jaarlijks € 2,7 miljoen beschikbaar (waarvan € 0,7 miljoen op de begroting van VROM) voor een bewustwordingscampagne en een (eenmalige) financiële bijdrage voor verbeteringen in het binnenmilieu van scholen. De scholen ontvangen bij een bezoek van de GGD een informatiepakket, een CO2-meter en een bouwtechnisch advies.
• Onderwijspersoneelsbeleid
De instrumenten en activiteiten die voor specifiek onderwijspersoneelsbeleid worden ingezet, worden toegelicht in artikel 9 (arbeidsmarkt- en personeelsbeleid). Hierin zijn ook de maatregelen beschreven uit het «Convenant LeerKracht van Nederland» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 27 923, nummer 53).
• Invoering persoonsgebonden nummer
Vanaf oktober 2010 worden scholen bekostigd op basis van de leerling-gegevens in de Basisregistratie Onderwijs (BRON).
• Humanistisch vormend- en godsdienstonderwijs
Voor 2011 en latere jaren is er maximaal € 10 miljoen per jaar beschikbaar. Het geld is met name bedoeld voor de salariskosten van de leraren die het humanistisch vormend- en godsdienstonderwijs verzorgen. Dit wordt toegekend aan de samenwerkende landelijke organisaties op het gebied van het godsdienstonderwijs en humanistisch vormingsonderwijs. Hiermee wordt invulling gegeven aan het amendement van J.J. van Dijk c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700, nummer 79).
• Aanpak (zeer) zwakke scholen
Het percentage zeer zwakke scholen op 1 juli 2010 was 1,1%. Het doel is het aantal zeer zwakke basisscholen in 2011 te halveren en de periode dat een school zeer zwak is te verkorten tot maximaal één jaar.
Daarnaast is het van belang te voorkomen dat zwakke scholen afglijden naar zeer zwakke kwaliteit. In de brief aan de Tweede Kamer van 11 februari 2009 staan de plannen uitgewerkt om dit te realiseren (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 293, nummer 28). De plannen uit deze brief zijn in uitvoering genomen en lopen door tot in 2011. Daarnaast zijn de vliegende brigades ingesteld die in 2010 en 2011 zeer zwakke scholen ondersteunen met het verbeteren van het onderwijsleerproces (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 293, nummer 65).
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | Streefwaarde 2 |
---|---|---|---|---|
Het percentage scholen waar de leraren efficiënt gebruik maken van de geplande onderwijstijd. | 92,4% | 96,4% | 97% | 97% |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | Peildatum: 2003/2004 | Peildatum: 2008/2009 | Peildatum 2010/2011 | Peildatum: 2011/2012 |
Toelichting:
Deze indicator geeft inzicht in de mate waarin scholen gebruik maken van de onderwijstijd. De Inspectie van het Onderwijs bekijkt of lessen op tijd beginnen, of niet te veel tijd wordt besteed aan klassenorganisatie en of leerlingen niet te lang op hulp hoeven te wachten. Het percentage scholen dat efficiënt omgaat met de onderwijstijd is in de afgelopen jaren sterk gestegen. De Inspectie van het Onderwijs noemt het percentage hoog. Omdat de eerdere streefwaarde (96%) is gerealiseerd, is de streefwaarde verhoogd naar 97%. Naar verwachting zal dan het maximaal haalbare zijn bereikt.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Leerlingen basisonderwijs | ||||||||
– | geen gewicht | 1 340,9 | 1 343,4 | 1 334,1 | 1 325,4 | 1 314,2 | 1 301,5 | 1 287,9 |
– | 0.3 | 119,7 | 113,3 | 108,0 | 102,9 | 97,7 | 92,7 | 89,1 |
– | 1.2 | 87,4 | 83,2 | 81,3 | 79,6 | 78,0 | 76,3 | 74,7 |
Subtotaal | 1 548,0* | 1 539,9* | 1 523,4 | 1 508,0* | 1 489,9* | 1 470,6* | 1 451,7 | |
Leerlingen trekkende bevolking | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | |
Totaal | 1 548,4 | 1 540,3 | 1 523,9 | 1 508,4 | 1 490,3 | 1 471,0 | 1 452,2 | |
Leerlingen in het speciaal basisonderwijs | 43,3 | 42,6 | 41,7 | 40,4 | 39,0 | 37,7 | 36,5 | |
– | waarvan anderstalige leerlingen | 8,4 | 8,3 | 8,1 | 7,9 | 7,6 | 7,4 | 7,2 |
Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs | 68,5 | 69,7 | 70,3 | 70,7 | 71,0 | 71,3 | 71,7 | |
– | waarvan anderstalige leerlingen | 11,6 | 11,5 | 11,5 | 11,4 | 11,3 | 11,2 | 11,1 |
Ambulant begeleide leerlingen | 42,4 | 42,4 | 42,4 | 42,4 | 42,4 | 42,4 | 42,4 |
Bron: Referentieraming 2010, raming op teldatum 1 oktober van de respectievelijke jaren.
NB: De oude gewichtenregeling is sinds 2006 afgebouwd. De gewichtenregeling kent vanaf 2009 nog maar twee gewichten (0.3 en 1.2). De leerlingen in het (v)so zijn inclusief visueel gehandicapte leerlingen (circa 770 leerlingen). Het middelenkader voor speciale zorg in het onderwijs is gebudgetteerd op het niveau van de besluitvorming over de rijksbegroting 2008.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
WPO: basisonderwijs en speciaal basisonderwijs | 5,0 | 5,0 | 5,1 | 5,1 | 5,1 | 5,1 | 5,1 |
WEC: (voortgezet) speciaal onderwijs | 21,6 | 22,0 | 21,8 | 21,9 | 21,8 | 21,8 | 21,9 |
Primair onderwijs | 5,7 | 5,7 | 5,8 | 5,8 | 5,9 | 5,9 | 5,9 |
Bron: Referentieraming 2010, raming op teldatum 1 oktober van de respectievelijke jaren.
Zoals tijdens de begrotingsbehandeling 2010 aangegeven (kamerstuk 32 123 VIII, nr. 16; vraag 86) waren in de oorspronkelijke begroting 2010 door een technische fout de mutaties op de personele uitgaven abusievelijk niet in de berekeningswijze meegenomen. Hierdoor zijn in die begroting onjuiste bedragen per leerling opgenomen die niet vergelijkbaar zijn met bovenstaande bedragen.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Scholen voor basisonderwijs | 6 882 | 6 882 | 6 882 | 6 882 | 6 882 | 6 882 | 6 882 |
Scholen voor speciaal basisonderwijs | 311 | 311 | 311 | 311 | 311 | 311 | 311 |
Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs | 324 | 324 | 324 | 324 | 324 | 324 | 324 |
Totaal Primair onderwijs | 7 517 | 7 517 | 7 517 | 7 517 | 7 517 | 7 517 | 7 517 |
Bron: CFI-tellingen, op peildatum 1 oktober 2009.
1.3.2 Leerlingen volgen onderwijs van hoge kwaliteit
Motivering
Het primair onderwijs moet het voor de leerling mogelijk maken naar die vorm van voortgezet onderwijs te gaan die het beste aansluit bij zijn of haar capaciteiten. Dit vraagt om kwalitatief goed primair onderwijs. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van het onderwijs en rapporteert hierover jaarlijks in het Onderwijsverslag.
Goede beheersing van taal en rekenen vormt voor alle leerlingen de basis van een succesvolle schoolcarrière, en daarmee hun verdere loopbaanontwikkeling. De basisvaardigheden taal en rekenen staan dan ook centraal in de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs «Scholen voor morgen» (november 2007) (Tweede Kamer 2007/2008, 31 293, nummer 1). De activiteiten die in 2011 worden ondernomen vloeien voort uit die Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs en zijn daarmee een voortzetting en afronding van het in 2007 ingezette beleid. Daarbij ligt het accent in 2011 meer op verduurzaming van het in gang gezette beleid en opbrengstgericht werken.
• Verbeteren van taal- en rekenopbrengsten
Instrumenten
De afgelopen jaren is er fors geïnvesteerd in de taal- en rekenverbetertrajecten, die aflopen in 2011. De trajecten hebben een doorlooptijd van 3 jaar.
• Excellentie en talentontwikkeling
Talentvolle leerlingen worden niet altijd herkend en uitgedaagd. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat juist bij cognitieve toptalenten relatief vaak sprake is van onderpresteren op het gebied van taal en rekenen. Om excellentie te stimuleren is in 2009 een subsidieregeling opgesteld voor lokale innovatieve projecten die de aandacht voor excellentie op basisscholen duurzaam verstevigen. Deze lokale projecten lopen door tot en met 2011.
Daarnaast is geïnvesteerd in een digitale topomgeving www.acadin.nl, in wetenschapsknooppunten en in onderzoek en ontwikkeling gericht op onderwijs aan toptalent.
• Wetenschap en techniek in het basisonderwijs
In 2011 wordt een begin gemaakt met de uitvoering van het «Masterplan Ruimte voor Talent, ruimte voor wetenschap en techniek»; Tweede Kamer vergaderjaar 2008–2009, 31 293 nr. 34.
Dit masterplan voorziet in de talentontwikkeling van kinderen in het domein van wetenschap en techniek. Scholen kiezen daarvoor een passend profiel (bijvoorbeeld excellentie, talentkracht, taal en rekenen) om wetenschap en techniek in te bedden, maken resultaatafspraken en krijgen daarvoor financiële, inhoudelijke en organisatorische ondersteuning. Met het masterplan zal in de periode 2011 tot en met 2016 verder gebouwd worden aan het verduurzamen van de plaats van wetenschap en techniek in het primair onderwijs.
Het programma VTB-PRO, waarin 10 000 zittende en aankomende leerkrachten worden geschoold in bètatechniek wordt in 2011 afgerond.
De middelen voor het project wetenschap en techniek in het basisonderwijs stonden op de begrotingsartikelen van Hoger Onderwijs (artikelen 6 en 7); vanaf 2011 op artikel 1.
• Cultuur en school
Het doel van de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs is scholen in de gelegenheid te stellen hun visie op cultuureducatie in het lesprogramma te bepalen en deze visie in samenwerking met hun culturele omgeving te vertalen in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten. Tot en met het schooljaar 2010–2011 staan de middelen op artikel 1, daarna op artikel 14 «Cultuur».
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | Streefwaarde 2 | |
---|---|---|---|---|---|
1. | Gemiddelde taalvaardigheidscores in groep 8 van het basisonderwijs: | ||||
a. woordenschat | 250 | 249 | ≥ realisatie voorgaand jaar; tenminste 250 | a.n.r. * | |
b. spelling | 250 | 250 | ≥ realisatie voorgaand jaar; tenminste 250 | a.n.r.* | |
c. begrijpend lezen | 250 | 252 | ≥ realisatie voorgaand jaar; tenminste 250 | a.n.r.* | |
Bron: Cito – Jaarlijks Peilingsonderzoek van het Onderwijsniveau | Peildatum: 2008 | Peildatum: 2008/2009 | Peildatum: 2010/2011 | Peildatum: a.n.r.* | |
2. | Gemiddelde rekenvaardigheidscores in groep 8 van het basisonderwijs: | ||||
a. getallen en bewerkingen | 250 | 250 | ≥ realisatie voorgaand jaar; tenminste 250 | a.n.r.* | |
b. breuken, procenten en verhoudingen | 250 | 250 | ≥ realisatie voorgaand jaar; tenminste 250 | a.n.r.* | |
c. meten, meetkunde, tijd en geld | 250 | 249 | ≥ realisatie voorgaand jaar; tenminste 250 | a.n.r.* | |
Bron: Cito – Jaarlijks Peilingsonderzoek van Het Onderwijsniveau | Peildatum: 2008 | Peildatum: 2008/2009 | Peildatum: 2010/2011 | Peildatum: a.n.r.* | |
3. | Percentage scholen dat systematisch de kwaliteit evalueert van haar opbrengsten en het leren en onderwijzen. | 39% | 54,1% | 70% | a.n.r.* |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | Peildatum: 2006/2007 | Peildatum: 2008/2009 | Peildatum: 2010/2011 | Peildatum: a.n.r.* | |
4. | Percentage scholen dat voldoende scoort op kwaliteitskenmerk instructie. | 96,7% | 97,2% | 98% | a.n.r.* |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | Peildatum: 2003/2004 | Peildatum: 2008/2009 | Peildatum: 2010/2011 | Peildatum: a.n.r.* | |
5. | Rapportcijfers ouders over de kwaliteit van de leraar van het kind. | 7,7 | 7,7 | 7,7 | a.n.r.* |
Bron: Onderwijsmeter | Peildatum: 2005 | Peildatum: 2010 | Peildatum: 2012 | Peildatum: a.n.r.* | |
6. | Percentage zeer zwakke scholen in het basisonderwijs. | 1,4% | 1,3% | 0,65% | a.n.r.* |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | Peildatum: 01.01 2006 | Peildatum: 01.01 2010 | Peildatum: 01.01 2011 | Peildatum: a.n.r.* |
Toelichting:
1. De eerste meting over 2008 is een nulmeting. De gemiddelde taalvaardigheidscores zijn daarbij vastgesteld op 250 punten. Het streven is de vaardigheidscores ieder jaar te verbeteren.
2. De eerste meting over 2008 is een nulmeting. De gemiddelde rekenvaardigheidscores zijn daarbij vastgesteld op 250 punten. Het streven is de vaardigheidscores ieder jaar te verbeteren.
3. In de Kwaliteitsagenda «Scholen voor morgen» is de doelstelling opgenomen om het percentage scholen waar de kwaliteitszorg voldoende is, te laten stijgen van 39% in schooljaar 2006–2007 naar 70% in schooljaar 2010–2011. Scholen met voldoende kwaliteitszorg evalueren jaarlijks hun opbrengsten en regelmatig hun onderwijsleerproces.
4. Het kwaliteitskenmerk instructie is samengesteld uit drie aspecten: «de leraren realiseren een taakgerichte werksfeer», «de leraren leggen duidelijk uit» en «de leerlingen zijn actief betrokken bij de onderwijsactiviteiten». Van de basisscholen behaalt 97,2% hierbij een voldoende niveau. Het streven is om voor het schooljaar 2010–2011 een waarde van 98% te realiseren.
5. Ouders beoordelen de kwaliteit van de leerkracht van hun kind met een 7,7 in 2010. Het streven is om dit niveau minimaal te handhaven. In 2012 zijn nieuwe gegevens beschikbaar.
6. Volgens de Inspectie van het Onderwijs was op 1 januari 2010 1,3% van de basisscholen zeer zwak. Per 1 juli 2010 was dit 1,1%. Het is de ambitie om het aantal zeer zwakke scholen in 2011 te halveren.
1.3.3 Leerlingen kunnen zonder drempel het primair onderwijs volgen dat het beste past bij hun talenten en specifieke behoeften
Motivering
Sommige leerlingen zijn zonder extra ondersteuning niet of niet goed in staat om (regulier) onderwijs te volgen, bijvoorbeeld leerlingen met leermoeilijkheden, grote leerachterstanden of leerlingen met een handicap of stoornis. Voor kinderen met laag opgeleide ouders, die een grotere kans hebben op onderwijsachterstand, en voor scholen in achterstandsgebieden (impulsgebieden) biedt de gewichtenregeling extra middelen voor de basisscholen. Voor leerlingen met een handicap of stoornis zijn er speciale basisscholen en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Leerlingen met een indicatie voor (voortgezet) speciaal onderwijs kunnen ook, met de leerlinggebonden financiering (LGF, ook wel rugzakje genoemd) naar een reguliere basisschool. Het doel is dat ook deze leerlingen, naast kwalitatief goed onderwijs, een onderwijsaanbod krijgen dat bij hen past, zodat ze zich optimaal kunnen ontwikkelen.
Leerlingen die speciaal onderwijs nodig hebben, behoren onderwijs te krijgen dat hen maximaal uitdaagt, zo goed mogelijk aansluit bij hun mogelijkheden en hen leidt naar optimale maatschappelijke participatie. Hierom worden verschillende maatregelen genomen om de kwaliteit van het (voortgezet) speciaal onderwijs te borgen en te verbeteren. Heldere criteria worden geformuleerd om de opbrengstgerichtheid te vergroten. Het wetsvoorstel hiervoor zal naar verwachting begin 2011 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Dit wetsvoorstel regelt dat scholen per leerling een ontwikkelingsperspectief vaststellen en de voortgang van de ontwikkeling van de leerlingen registreren. Het ontwikkelingsperspectief en de voortgang worden vervolgens ten minste één keer per jaar met de ouders en, als dat mogelijk is, met de leerling, geëvalueerd.
Daarnaast worden in het voortgezet speciaal onderwijs uitstroomprofielen ingericht, waardoor leerlingen onderwijs krijgen dat goed aansluit bij het ontwikkelingsperspectief. Het motto is «een reguliere startkwalificatie waar dat kan, een andere passende kwalificatie waar dat niet kan». Daarnaast wordt gestreefd naar het openstellen van zoveel mogelijk routes voor leerlingen om dat te realiseren. Hiervoor worden diverse samenwerkingsconstructies tussen scholen voor regulier en speciaal onderwijs juridisch mogelijk gemaakt.
Uit het onderwijsverslag schooljaar 2008–2009 van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat het aantal scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs dat als zeer zwak wordt bestempeld, sterk is teruggelopen. Wel zijn scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs nog steeds vaker zwak dan in het regulier onderwijs. Om de reken- en taalprestaties van leerlingen in het speciaal (basis-)onderwijs te verbeteren, kunnen scholen meedoen in de taal- en rekenverbetertrajecten van de PO-Raad. Daarnaast worden «vliegende brigades» ingezet om zeer zwakke scholen beter te maken.
• Passend onderwijs
Instrumenten
Doel van passend onderwijs is de kwaliteit en de organisatie van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, te verbeteren. Ouders en onderwijspersoneel zijn hierbij belangrijke actoren. Waar mogelijk zal de leerling die extra ondersteuning nodig heeft, in het regulier onderwijs opgevangen moeten worden. Het is daarbij van het grootste belang dat het onderwijspersoneel ook handelingsbekwaam is. Daarom is dit een specifiek aandachtspunt in dit proces.
In november 2009 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de plannen rond passend onderwijs, waarbij de inhoud en de kwaliteit van het geleverde zorgaanbod voor de leerling centraal is komen te staan. In februari 2010 is met de Tweede Kamer afgesproken dat passend onderwijs verder uitgewerkt wordt langs de lijn die in de brief van november 2009 is uitgezet. Na de val van het kabinet heeft de Tweede Kamer passend onderwijs controversieel verklaard; de uitwerking kan wel doorgaan. Definitieve besluitvorming over passend onderwijs is aan een nieuw kabinet.
Een bijzonder aandachtspunt bij passend onderwijs is de groei van het aantal geïndiceerde leerlingen in relatie tot de beschikbare middelen. In 2007 is de begroting voor dit doel met structureel € 140 miljoen verhoogd. Het kabinet heeft toen besloten dat de uitgaven voor speciale leerlingenzorg binnen dit verhoogde budgettaire kader moeten blijven. Inmiddels is gebleken dat het aantal geïndiceerde leerlingen verder is gegroeid. Door deze groei wordt het beschikbare budgettaire kader naar verwachting overschreden met een bedrag oplopend tot circa € 70 miljoen structureel in 2014. Deze overschrijding wordt gedekt door harmonisatie van de rugzakmiddelen in het speciaal basisonderwijs en door het naar beneden bijstellen van de middelen voor ambulante begeleiding voor cluster 3 en 4. Eerder is uw Kamer gemeld dat het resterende deel van de overschrijding zou worden gedekt uit de enveloppe tranche 2011. Het kabinet heeft inmiddels besloten deze tranche niet uit te keren (voor de toelichting zie de Beleidsagenda). Het resterende deel wordt in 2011 gedekt uit de meerontvangsten PO en uit de prijsbijstelling. Over de dekking van het resterende deel van de overschrijding vanaf 2012 moet nog besluitvorming plaatsvinden. De minister blijft in gesprek met het veld over het beheersen van de groei van het aantal indicaties. De mogelijkheden daartoe liggen vooral in het effectiever en doelmatiger bieden van ondersteuning binnen de samenwerkingsverbanden.
Om de negatieve effecten op het onderwijs van de AWBZ pakketmaatregel 2009 gedeeltelijk te compenseren, krijgen regionale expertise centra extra middelen. Het daarvoor beschikbare budget van € 10 miljoen is vanaf 1 januari 2010 overgeboekt vanuit de begroting van VWS. In overleg met ouder- en onderwijsorganisaties is een (tijdelijke) regeling opgesteld om tot de verdeling van deze middelen te komen.
• Onderwijsachterstandenbeleid
Onderwijsachterstandenbeleid is opgedeeld in twee instrumenten. De gewichtenregeling kent extra budget toe aan leerlingen met een bepaald gewicht. Voor- en vroegschoolse educatie houdt in dat kinderen op jonge leeftijd meedoen aan educatieve programma’s. De centrumprogramma’s beginnen in een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf en lopen door in de eerste twee groepen van de basisschool.
Gewichtenregeling
Onderwijsachterstanden bij kinderen kunnen ontstaan door sociale, culturele en economische omstandigheden. Om deze achterstanden te voorkomen en te bestrijden ontvangen basisscholen extra geld op basis van de gewichtenregeling. Deze regeling kent extra budget toe aan leerlingen met een bepaald gewicht (0,3 of 1,2). De gewichten zijn afhankelijk van het opleidingsniveau van de ouders. De drempel in de gewichtenregeling is vastgezet op 6%. De middelen zijn opgenomen in de lumpsum en staan in tabel 1.2 onder «personele bekostiging».
Daarnaast zijn met ingang van schooljaar 2009/2010 extra middelen beschikbaar gesteld voor de impulsgebieden. Dit zijn gebieden waar een gerichte inzet van middelen nodig is als gevolg van een opeenstapeling van problemen. Deze gebieden zijn gebaseerd op de Armoedemonitor van het SCP/CBS.
Verder wordt het instrument «onderwijstijdverlenging» ingezet ter bestrijding van taal- en rekenachterstanden bij achterstandsleerlingen. Dit instrument heeft ook tot doel het voorkomen van onderpresteren door een goede overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs. Hiervoor is de Subsidieregeling onderwijstijdverlenging basisonderwijs gepubliceerd (23 april 2009, Staatscourant nummer 77). Voor deze regeling is in 2011, 2012 en 2013 jaarlijks bijna € 15 miljoen gereserveerd.
Voor- en vroegschoolse educatie
Op 7 juli 2010 is de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie gepubliceerd (Staatsblad 2010, 296) en is per 1 augustus 2010 in werking getreden.
Deze wet regelt dat gemeenten aan alle kinderen die dat nodig hebben voorschoolse educatie moeten aanbieden die voldoet aan de kwaliteitseisen. Ook krijgen gemeenten de opdracht om met betrokken organisaties bindende afspraken te maken. Deze afspraken gaan onder andere over het werven en het leiden van kinderen naar voorschoolse educatie en over de doorlopende leerlijn van voor- naar vroegschoolse educatie. Het wetsvoorstel regelt ook de harmonisatie tussen peuterspeelzalen en kinderopvang.
Vanuit de enveloppe «kinderopvang» is vanaf 2011 in totaal € 120 miljoen beschikbaar voor voorschoolse educatie. Van deze investeringen is € 56,5 miljoen onderdeel van het Gemeentefonds.
Het bedrag dat op dit artikel beschikbaar is voor voorschoolse educatie is voor 2011 hoger dan in 2010. Dit heeft twee oorzaken. Ten eerste is er voor 2011 meer enveloppengeld beschikbaar gekomen. Ten tweede is voor 2010 ruim € 172 miljoen voor de G31 via een decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds gestort. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is door het amendement Kraneveldt c.s. geregeld dat het geld via een specifieke uitkering aan alle gemeenten wordt verstrekt, dus vanaf 2011 ook aan de G31; Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 31 989, nr. 22.
Vanuit het FES is circa € 30 miljoen beschikbaar gekomen voor de professionalisering van VVE-personeel in de periode 2010 tot 2014. Daarnaast maakt een verstrekking vanuit het FES van circa € 4,5 miljoen een onderzoek mogelijk naar de effecten van VVE over de periode 2010 tot 2020.
• Segregatie
Om na te gaan welke instrumenten succesvol zijn in het tegengaan van segregatie in het basisonderwijs zijn in 2008 in verschillende gemeenten pilots van start gegaan. Het gaat in deze pilots onder andere over het werken met vaste aanmeldprocedures, het ondersteunen van ouderinitiatieven en het opzetten van zgn. vriendschapsscholen. In juni 2010 heeft een tussenevaluatie plaatsgevonden en in 2011 volgt de eindevaluatie. Op basis van de resultaten van deze eindevaluatie zal worden bezien of bruikbare instrumenten verder zullen worden geïmplementeerd.
• Regeling onderwijsvoorziening voor jongeren met een handicap
Leerlingen en studenten met een handicap hebben een aantal materiële voorzieningen nodig om met goed gevolg het regulier onderwijs (van basisonderwijs tot en met hoger onderwijs) te kunnen volgen. Deze regeling voorziet in de verstrekking ervan. Het gaat bijvoorbeeld om (aangepast) vervoer, de verstrekking van een tolk Nederlandse gebarentaal en diverse hulpmiddelen waaronder een aangepaste computer. De regeling wordt uitgevoerd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Het daarvoor beschikbare budget is vanaf 1 januari 2009 meerjarig overgeboekt vanuit de begroting SZW.
• Veiligheid op school
OCW subsidieert het Centrum School en Veiligheid. Dit centrum informeert en adviseert onderwijsinstellingen, besturen, ouders en leerlingen over school en veiligheid, waaronder de aanpak van pesten. Daarnaast werkt OCW aan de invoering van een wettelijke verplichting voor scholen om incidenten te gaan registreren. De registratie van incidenten is op dit moment niet voldoende. Betere registratie zorgt ervoor dat veiligheidsbeleid en de gang van zaken t.a.v. incidenten, een verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag, kan verbeteren. Streven is invoering van de registratie van incidenten in het schooljaar 2011–2012. Tot slot zijn er structurele middelen beschikbaar voor de inzet van schoolmaatschappelijk werk.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | Streefwaarde 2 | |
---|---|---|---|---|---|
1. | Dekking passend zorgaanbod po, vo en (v)so | a.n.r. * | a.n.r.* | a.n.r.* | a.n.r.* |
2. | Percentage zeer zwakke scholen: | ||||
a. in het speciaal basisonderwijs | 6,4% | 1,7% | 5% | 3,2% | |
b. in het (voortgezet) speciaal onderwijs. | 5% | 2,0% | 3,5% | 2,5% | |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | Peildatum: 01.01 2007 | Peildatum: 01.01 2010 | Peildatum: 01.01 2011 | Peildatum: 01.01 2012 | |
3. | Percentage doelgroepleerlingen onder 4- en 5-jarigen aan wie een VVE-programma wordt aangeboden. | 68% | 57% | 100% | a.n.r.* |
Bron: Landelijke monitor VVE, Sardes | Peildatum: 2005 | Peildatum: 2009 | Peildatum: 2011 | Peildatum: a.n.r.* | |
4. | Reductie taalachterstand doelgroepleerlingen aan het einde van de basisschool: | ||||
a. Begrijpend lezen | 0% | 0% | – 20% | –30% | |
b. Woordenschat. | 0% | 0% | – 20% | –30% | |
Bron: NWO Cohortonderzoek | Peildatum: 2008 | Peildatum: 2008 | Peildatum: 2011 | Peildatum: 2014 |
Toelichting:
1. De formulering van deze indicator voor passend onderwijs is sterk afhankelijk van de besluitvorming door een nieuw kabinet.
2. In de Kwaliteitsagenda is de ambitie geformuleerd om het aantal zeer zwakke scholen terug te dringen. Zie ook tabel 1.8.
3. Het afgelopen jaar is veel geïnvesteerd in de ondersteuning van schoolbesturen voor het verbeteren van het aanbod van vroegschoolse educatie door middel van de Stimuleringsregeling vroegschoolse educatie 2008–2009 en door middel van het traject «Focus op vroegschoolse educatie». Hierdoor is de verwachting dat het aantal doelgroepkinderen, aan wie vroegschoolse educatie wordt aangeboden, stijgt.
4. Het streven is om in 2011 de taalachterstand te reduceren met 20% ten opzichte van 2008. In 2014 wordt getracht de taalachterstand terug te brengen met 30% ten opzichte van 2008. De eerste gegevens (2011) komen beschikbaar in 2012.
1.3.4 Leerlingen krijgen een beter aanbod van aansluitende voorzieningen in en om de school
Motivering
De samenhang van voorzieningen zoals in een brede school in het primair onderwijs, vergroot de ontwikkelingskansen van 0 tot 12-jarigen, kan bijdragen aan de combinatie van arbeid en zorg voor de ouders van deze kinderen en kan bovendien een bijdrage leveren aan het voorkomen van achterstanden, uitval en leer- en gedragsmoeilijkheden.
De samenwerking van scholen met andere organisaties zorgt ervoor dat de sociale participatie van leerlingen toeneemt, versterkt de ontwikkelingskansen voor leerlingen (maatwerk voor leerlingen met achterstanden, maar ook in het kader van talentontwikkeling). Bovendien zorgt deze samenwerking ervoor dat de school goed aansluit bij de belevingswereld van leerlingen.
Verschillende voorzieningen sluiten nu nog onvoldoende op elkaar aan: scholen, opvang- en zorginstellingen, sport- en cultuuraanbieders, medeoverheden en overige partners stuiten op knelpunten bij het realiseren van meer samenhang in het aanbod. Het kabinet ondersteunt lokale initiatieven en stimuleert dat er meer brede scholen ontstaan.
• Brede scholen
Instrumenten
Brede scholen ontstaan vanuit lokale initiatieven. OCW steunt deze initiatieven door middel van onderzoek, verschillende activiteiten op het terrein van voorlichting en communicatie (bijvoorbeeld via www.bredeschool.nl) en gerichte ondersteuning via het Landelijk Steunpunt Brede Scholen.
De komende tijd worden de initiatieven die zijn genomen om de ontwikkeling van brede scholen, vooral in de zogenoemde 40 krachtwijken, gecontinueerd. De doelstelling om 1 200 brede basisscholen te hebben gerealiseerd in 2011 is in 2009 al gehaald. Daarom heeft het Rijk de ambitie verhoogd naar 1 500 brede scholen in het primair onderwijs in 2011.
Combinatiefuncties zijn functies voor professionals die bij één werkgever in dienst zijn en werken in diverse sectoren; vooral het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en de cultuur- en sportorganisaties.
Vanuit zowel OCW als vanuit VWS zijn hiervoor middelen beschikbaar. Het eerste jaar van deelname ontvangen gemeenten volledige financiering van het Rijk. Vanaf het tweede jaar van deelname wordt van gemeenten 60% cofinanciering verwacht. In de eerste tranche (aanvang 2008) zijn de middelen ten goede gekomen aan de G30. De samenstelling van de volgende tranches is bepaald op basis van het gemeentelijke inwoneraantal onder de 18 jaar. In de tweede tranche (aanvang 2009) zijn 99 gemeenten gestart met het aanstellen van combinatiefunctionarissen en in de derde tranche (aanvang 2010) 89 gemeenten. In 2011 zal de vierde en laatste tranche gemeenten van start gaan. Het einddoel is 2 250 fte’s combinatiefuncties te realiseren in 2012.
In 2009 is de Regeling stimulering aanpassing huisvesting brede scholen gepubliceerd. Deze regeling, waarvoor € 28 miljoen (deels FES-middelen) beschikbaar was, was specifiek bedoeld voor het meer multifunctioneel maken van scholen voor primair onderwijs. In 2010 en 2011 zullen de in het kader van deze regeling gehonoreerde projecten worden uitgevoerd. Deze projecten dienen te zijn afgerond op 31 december 2011.
Het in 2009 gestarte meerjarig onderzoek naar de effecten van brede scholen in het primair onderwijs met een wijkprofiel of een kansenprofiel op de ontwikkeling van kinderen, zal ook de komende jaren doorlopen. Halverwege 2013 wordt de eindrapportage van dit onderzoek verwacht.
Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen is gestart in april 2009. Het steunpunt voorziet in de ondersteuning van gemeenten en scholen (primair- en voortgezet onderwijs) bij het ontwikkelen van brede scholen door good practices bij elkaar te brengen, toegankelijk te maken en kennis te verspreiden en te delen. Onder (brede) scholen bestaat een grote behoefte om van elkaar te leren. Daarom heeft het Landelijk Steunpunt een landelijk dekkend netwerk van ambassadeurs opgezet. Deze ambassadeurs uit primair en voortgezet onderwijs behoren met hun school tot de voorhoede van de brede scholen en stellen hun school graag open voor anderen. Tevens werkt het team van het Landelijk Steunpunt Brede Scholen in de praktijk nauw samen met organisaties als het Servicecentrum Scholenbouw en het Netwerkbureau Kinderopvang.
In 2011 zal er speciale aandacht zijn voor voorlichting, communicatie en uitwisseling van bovenlokale expertise ten aanzien van de brede school ontwikkeling in het voortgezet onderwijs.
• Tussenschoolse opvang
De Subsidieregeling scholing overblijfmedewerkers 2007–2010 wordt met 1 jaar verlengd. Voor de tussenschoolse opvang is structureel € 4 miljoen beschikbaar.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | Streefwaarde 2 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
1. | Aantal brede scholen: | |||||
a. | in het primair onderwijs | 600 | 1 200 | 1 500 | a.n.r. * | |
b. | in het voortgezet onderwijs. | 260 | 410 | 460 | a.n.r.* | |
Bron: Jaarbericht brede scholen in Nederland | Peildatum: 2005 | Peildatum: 2009 | Peildatum: 2011 | Peildatum: a.n.r.* | ||
2. | Aantal combinatiefuncties in fte in en om de brede scholen: | 0 | 695 | 2 250 | a.n.r.* | |
Bron: SGBO-monitor | Peildatum: 2007 | Peildatum: 2010 | Peildatum: 2012 | Peildatum: a.n.r.* | ||
3. | Aantal geschoolde overblijfmedewerkers tussenschoolse opvang per schooljaar | 6 637 | 6 596 | 6 800 | a.n.r.* | |
Bron: DUO | Peildatum: 2007 | Peildatum: 2009 | Peildatum: 2011 | a.n.r.* |
Toelichting:
1. De oorspronkelijke ambitie van 1 200 brede scholen is al in 2009 gehaald. De ambitie is daarom verhoogd naar 1 500 brede basisscholen in 2011.
2. Deze indicator betreft het aantal combinatiefuncties. Dit zijn functies voor professionals die bij één werkgever in dienst zijn, maar werkzaam zijn in of ten behoeve van meerdere sectoren. Het betreft vooral het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en de cultuur- en sportorganisaties.
3. Deze indicator geeft aan in hoeverre er gebruik is gemaakt van de «regeling scholing overblijfmedewerkers». Deze regeling draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van tussenschoolse opvang.
1.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek Onderwerp | AD of OD | A. Start B. Afgerond | Vindplaats | |
---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Kwaliteitsagenda PO* | 1.3.2 | Start: 2010/11 Afgerond: 2012 | |
Brede scholen | 1.3.4 | Start: 2014 | ||
Effectenonderzoek ex post | Peiling prestaties leerlingen (Cito)* | 1.3.2 | Start: 2008 Afgerond: 2009, 2010, 2011 | |
Experimenten excellentie (Onderwijsbewijs)* | 1.3.2 | Start: 2009 Afgerond: 2012 | ||
Effecten taal- en rekenverbeterprojecten* | 1.3.2 | Start: 2008 Afgerond: 2011 | ||
Pilot 15% onderwijstijd voor vreemde taal» | 1.3.2 | Start: 2009 Afgerond: 2012 | ||
Pilots segregatie | 1.3.3 | Start: 2008 Afgerond: 2012 | ||
VVE (Pre-COOL-cohort) | 1.3.3 | Start: 2010 Afgerond: 2019 | ||
Experimenten VVE (Onderwijsbewijs) | 1.3.3 | Start: 2009 Afgerond: 2012 | ||
Passend onderwijs: stelseleffecten (NWO-BOPO) | 1.3.3 | Start: 2009 Afgerond: 2011 | ||
Passend onderwijs: schooleffecten (NWO-BOPO) | 1.3.3 | Start: 2009 Afgerond: 2011 | ||
Passend onderwijs: leerling-effecten (NWO-BOPO) | 1.3.3 | Start: 2009 Afgerond: 2011/12 en 2014/15 | ||
Effecten wijziging gewichtenregeling (NWO-BOPO) | 1.3.3 | Start: 2010 Afgerond: 2011 | ||
Effecten pilots uitbreiding onderwijstijd | 1.3.3 | Start: 2009 Afgerond: 2012 | ||
Retentieonderzoek schakelklassen | 1.3.3 | Start: 2011 Afgerond: 2011 | ||
Effecten brede scholen | 1.3.4 | Start: 2008 Afgerond: 2013 | ||
Overig evaluatieonderzoek | Ouderbetrokkenheid | 1.3.1 | Start: 2008 Afgerond: 2012 | |
Monitor jaarrekeningen PO | 1.3.1 | Start: 2009 Afgerond: 2011 | ||
Functioneren schoolbesturen (NWO-BOPO) | 1.3.1 | Start: 2009 Afgerond: 2012 | ||
Relatie personeelsbeleid en onderwijskwaliteit (NWO-BOPO) | 1.3.1 | Start: 2009 Afgerond: 2011 | ||
Demografische krimp en effecten op bekostiging | 1.3.1 | Start: 2011 Afgerond: 2011 | ||
Evaluatie WMS | 1.3.1 | Start: 2010 Afgerond: 2011 | ||
Evaluatie materiële bekostiging | 1.3.1 | Start: 2010 Afgerond: 2011 | ||
Draagvlak Kwaliteitsagenda PO onder besturen, directies en leerkrachten* | 1.3.2 | Start: 2009 Afgerond: 2010, 2011 | ||
Monitoring Regeling excellentie (SLO)* | 1.3.2 | Start: 2009 Afgerond: 2012 | ||
Perceptie, implementatie en gebruik van referentieniveaus (NWO-BOPO)* | 1.3.2 | Start: 2009 Afgerond: 2010, 2012 | ||
Verbeteren professionaliteit opbrengstgericht werken, samenwerken en leren van elkaar (NWO-BOPO)* | 1.3.2 | Start: 2010 Afgerond: 2011 | ||
Rol gemeenten en schoolbesturen bij VVE (NWO-BOPO) | 1.3.3 | Start: 2010 Afgerond: 2011 | ||
Monitor VVE | 1.3.3 | Start: 2011 Afgerond: 2011 | ||
Locale Educatieve Agenda (NWO-BOPO) | 1.3.3 | Start: 2010 Afgerond: 2012 | ||
Evaluatie impulsgebieden | 1.3.3 | Start: 2011 Afgerond: 2011 | ||
Monitor combinatiefuncties | 1.3.4 | Start: 2008 Afgerond: 2011 |
Toelichting:
Voor de evaluatie van beleid zijn kwantitatieve en kwalitatieve gegevens nodig. Beide typen onderzoek staan in het overzicht.
Uit het onderzoeksoverzicht blijkt dat onderzoek op basis van pilots/experimenten een flinke impuls heeft gekregen. Dat sluit goed aan op één van de aanbevelingen van de Commissie Dijsselbloem: voordat beleid generaal wordt ingevoerd, is experimenteren zeer gewenst.
In het schooljaar 2010–2011 wordt een nieuwe beleidsdoorlichting uitgevoerd over de Kwaliteitsagenda PO. De uitkomsten hiervan komen beschikbaar in 2012. Voor deze doorlichting zal in ieder geval gebruik worden gemaakt van de evaluaties in de tabel met een *.
De beleidsdoorlichting Passend Onderwijs is vervallen, doordat het beleid nog niet is ingevoerd.