3.1 Algemene doelstelling: het voortgezet onderwijs zorgt dat leerlingen in deze fase van de doorlopende leerlijn hun talenten maximaal kunnen ontplooien en vervolgonderwijs kunnen volgen dat het best past bij hun talenten. Het bereidt hen voor op volwaardige deelname aan de samenleving en een bij hun talenten passende (toekomstige) positie op de arbeidsmarkt.
Omschrijving
Daarvoor biedt het voortgezet onderwijs de leerlingen verschillende leerroutes aan, van praktijkonderwijs tot vwo. Het voortgezet onderwijs heeft de taak om voor kwalitatief goed onderwijs te zorgen. De afgelopen periode stond de onderwijskwaliteit meer dan ooit centraal in het beleid voor het voortgezet onderwijs. In het kader van de Kwaliteitsagenda VO over 2008–2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 289, nr. 42) zijn diverse maatregelen getroffen gericht op verbetering van de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. De prioriteiten zijn:
1. Taal en rekenen, basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering van de taal- en rekenprestaties;
2. Uitblinken: uitblinken op alle niveaus en een passende kwalificatie voor alle leerlingen;
3. Burgerschap: burgerschapsvorming voor alle leerlingen onder andere door maatschappelijke stages;
4. Professionele ruimte: ruimte voor de leraar (de middelen hiervoor staan bij artikel 9 Arbeidsmarkt- en Personeelsbeleid);
5. Examens: goede en betrouwbare examens;
6. Verbetercultuur: (zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter.
De prioriteiten zijn nader toegelicht in de operationele doelstellingen.
Verantwoordelijkheid van de minister
De minister is verantwoordelijk voor een onderwijsstelsel dat zodanig functioneert dat het onderwijs maximaal aansluit bij de talenten en ambities van individuele leerlingen én bij wat de maatschappij nodig heeft. In het bijzonder is hij verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het onderwijs, de rechtmatige en doelmatige besteding van de onderwijsmiddelen en het borgen van de onderwijskwaliteit.
De instrumenten die hij tot zijn beschikking heeft zijn: wet- en regelgeving, bekostiging, subsidies, toezicht en dialoog met belanghebbenden. Deze belanghebbenden worden door de minister ondersteund op een manier die hen in staat stelt maximaal bij te dragen aan goed onderwijs. Hij doet dat mede door wetten en regels voor «goed bestuur».
Met ingang van 10 oktober 2010 is de minister ook verantwoordelijk voor het onderwijs op de BES-eilanden: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit draagt de bovenstaande verantwoordelijkheid voor het groene onderwijs.
De minister voor Jeugd en Gezin is verantwoordelijk voor zorg in de school vanuit het gemeentelijke en preventieve domein. In de beleidsvorming over de samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg ontmoeten de zorg en het onderwijs elkaar, omdat de school de vindplaats is van kinderen en jongeren met problemen. Beide terreinen werken nauw samen.
Externe factoren
Het onderwijs wordt ook bepaald door de inzet van leerlingen, ouders, docenten, schoolleiders, bestuurders, toezichthouders, brancheorganisaties, maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld jeugdzorg), andere overheden en bedrijven (stages en aansluiting op de arbeidsmarkt). De minister is daarom afhankelijk van de beschikbaarheid, capaciteiten en faciliteiten van deze actoren. Andere factoren die de minister slechts beperkt kan beïnvloeden, maar waarvan hij wel afhankelijk is, zijn: ontwikkelingen op de (internationale) arbeidsmarkt, demografische ontwikkelingen in de leerlingenpopulatie en conjuncturele ontwikkelingen.
Meetbare gegevens bij de algemene doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | Streefwaarde 2 | |
---|---|---|---|---|---|
1. | Percentage 15 jarige leerlingen met lage leesvaardigheid | 15% | 12% | 11% | 8% |
Bron: PISA 2009 | peildatum: 2006 | peildatum: 2009 | peildatum: 2012 | peildatum: 2015 | |
2. | Verwachte slaagkans, in procenten van de instroom in het onderwijssector | 78% | 85% | Handhaving hoge percentage | |
Bron: OCW Bestel in Beeld 2008 * | peildatum: 2004 | peildatum: 2008 | peildatum: 2012 |
Toelichting:
De indicatoren «percentage 20–24 jarigen met tenminste hoger secundair onderwijs» en «percentage vsv-ers van de totale bevolking 18–24» uit de begroting 2010 worden niet meer onder artikel 3 opgenomen. Besloten is om deze indicatoren alleen bij artikel 4 beroepsonderwijs en volwasseneneducatie op te nemen.
2. Deze indicator stond in de begroting 2010 bij Operationele Doelstelling 3.1.1.
3.2 Budgettaire gevolgen van beleid
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 7 183 021 | 6 940 587 | 6 779 092 | 6 870 580 | 6 941 978 | 7 009 811 | 7 057 628 | |
Waarvan garantieverplichtingen | ||||||||
Totale uitgaven | 6 788 278 | 6 973 222 | 6 809 974 | 6 903 697 | 6 971 895 | 7 040 928 | 7 088 745 | |
Programma-uitgaven | 6 782 445 | 6 968 398 | 6 805 745 | 6 900 090 | 6 968 288 | 7 037 321 | 7 085 138 | |
Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs | 6 648 959 | 6 798 736 | 6 654 402 | 6 752 056 | 6 827 050 | 6 904 469 | 6 952 099 | |
• | Personele en materiële bekostiging | 6 540 644 | 6 687 287 | 6 548 788 | 6 646 849 | 6 726 283 | 6 803 946 | 6 853 394 |
• | Actieprogramma «Onderwijs bewijs» (FES) | 3 243 | 3 762 | 5 800 | 4 700 | 3 800 | 2 000 | 0 |
• | Onderwijsverzorging | 51 849 | 51 409 | 51 323 | 51 312 | 49 173 | 50 729 | 50 911 |
• | Projecten | 18 069 | 18 989 | 18 165 | 19 265 | 19 265 | 19 265 | 19 265 |
• | Ondersteuning ICT (po, vo, be) | 35 154 | 37 289 | 30 326 | 29 930 | 28 529 | 28 529 | 28 529 |
Leerlingen volgen voortgezet onderwijs van hoge kwaliteit | 61 181 | 64 159 | 59 195 | 55 792 | 55 758 | 55 791 | 55 865 | |
• | Kwaliteitsprojecten via VO-Raad | 5 535 | 3 482 | 3 600 | 3 550 | 3 550 | 3 550 | 3 550 |
• | Kwaliteitsbeleid voortgezet onderwijs | 55 646 | 60 677 | 55 595 | 52 242 | 52 208 | 52 241 | 52 315 |
Leerlingen ervaren een goede aansluiting tussen onderwijsfases in hun doorlopende leerlijn | 7 199 | 15 980 | 15 980 | 15 980 | 8 782 | 0 | 0 | |
• | Experimenten vmbo-mbo2 | 7 199 | 15 980 | 15 980 | 15 980 | 8 782 | ||
Leerlingen krijgen een beter leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden | 38 325 | 65 748 | 54 586 | 54 684 | 55 135 | 55 187 | 55 300 | |
• | Maatschappelijke stages | 38 325 | 65 748 | 54 586 | 54 684 | 55 135 | 55 187 | 55 300 |
Programmakosten-overig | 26 781 | 23 775 | 21 582 | 21 578 | 21 563 | 21 874 | 21 874 | |
• | Uitvoeringsorganisatie DUO | 26 781 | 23 775 | 21 582 | 21 578 | 21 563 | 21 874 | 21 874 |
Apparaatsuitgaven | 5 833 | 4 824 | 4 229 | 3 607 | 3 607 | 3 607 | 3 607 | |
Ontvangsten | 63 729 | 64 240 | 7 907 | 6 462 | 5 161 | 3 361 | 1 361 |
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | ||
---|---|---|---|---|---|---|
Programma-uitgaven (totaal operationele doelstellingen) | 6 784 163 | 6 878 512 | 6 946 725 | 7 015 447 | 7 063 264 | |
Totaal juridisch verplicht | 6 674 756 | 6 769 054 | 6 839 526 | 6 910 010 | 6 959 827 | |
Totaal bestuurlijk gebonden | 109 225 | 109 073 | 106 814 | 105 052 | 103 052 | |
Totaal niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 182 | 385 | 385 | 385 | 385 | |
Leerlingen volgen onderwijs op voldoende toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs | 6 654 402 | 6 752 056 | 6 827 050 | 6 904 469 | 6 952 099 | |
• | Juridisch verplicht | 6 548 595 | 6 646 148 | 6 723 401 | 6 802 582 | 6 852 212 |
• | Bestuurlijk gebonden | 105 625 | 105 523 | 103 264 | 101 502 | 99 502 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | 182 | 385 | 385 | 385 | 385 |
Leerlingen volgen voortgezet onderwijs van hoge kwaliteit | 59 195 | 55 792 | 55 758 | 55 791 | 55 865 | |
• | Juridisch verplicht | 55 595 | 52 242 | 52 208 | 52 241 | 52 315 |
• | Bestuurlijk gebonden | 3 600 | 3 550 | 3 550 | 3 550 | 3 550 |
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | |||||
Leerlingen ervaren een goede aansluiting tussen onderwijsfases in hun doorlopende leerlijn | 15 980 | 15 980 | 8 782 | 0 | 0 | |
• | Juridisch verplicht | 15 980 | 15 980 | 8 782 | 0 | 0 |
• | Bestuurlijk gebonden | |||||
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden | |||||
Leerlingen krijgen een beter leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden | 54 586 | 54 684 | 55 135 | 55 187 | 55 300 | |
• | Juridisch verplicht | 54 586 | 54 684 | 55 135 | 55 187 | 55 300 |
• | Bestuurlijk gebonden | |||||
• | Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden |
Toelichting
• Afdrachtvermindering onderwijs
Ter bevordering van de werkgelegenheid worden de loonkosten van leerlingen met een leerwerkovereenkomst e.d. verlaagd door middel van vermindering van de afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen. Deze regeling geldt voor vmbo-stagiairs.
Het niveau van de faciliteit, de voorwaarden, het budgettair beslag en de prestatiegegevens (waar zinvol en mogelijk) zijn beschreven in internetbijlage 4 bij de Miljoenennota «Toelichting op de belastinguitgaven».
3.3 Operationele beleidsdoelstelling
3.3.1 Leerlingen volgen onderwijs op doelmatig toegeruste scholen voor voortgezet onderwijs
Motivering
De school krijgt de ruimte om zelf invulling te geven aan de manier waarop leerlingen het meest effectief worden onderwezen (het hoe). De centrale overheid legt op hoofdlijnen vast wat geleerd moet worden. Het voortgezet onderwijs kent lumpsumbekostiging voor de reguliere uitgaven. Deze bekostigingswijze garandeert de scholen een grote mate van vrijheid in de bestedingen.
Voor het realiseren van bepaalde beleidsprioriteiten worden aanvullende subsidies verstrekt gekoppeld aan afspraken over te behalen doelen/prestaties.
• Personele en materiële bekostiging
Instrumenten
Voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs ontvangen de schoolbesturen van de rijksoverheid een bedrag voor de personele en materiële kosten. Hiermee worden de schoolbesturen o.a. in staat gesteld om (onderwijs)personeel aan te stellen en overige arbeidsvoorwaarden te vervullen zoals: (na)scholing, beloningsdifferentiatie, implementatie van de afspraken in het kader van Actieplan Leerkracht Nederland, integraal personeelsbeleid en professionalisering.
Daarnaast om te voorzien in de kosten van de materiële instandhouding, zoals onderhoud van het gebouw, inventaris, leermiddelen (waaronder schoolboeken), energiekosten, ict-voorzieningen, administratie, beheer en bestuur en schoonmaak. In 2011, en vervolgens telkens na vier jaar, worden de doeltreffendheid en de effecten van de wet «gratis schoolboeken» in de praktijk geëvalueerd. Daarnaast wordt, ook in 2011, de eerstvolgende evaluatie van de toereikendheid en systematiek van de materiële exploitatiebekostiging verwacht. Naast de hiervoor vermelde reguliere bekostiging komen schoolbesturen op grond van diverse ministeriële regelingen in aanmerking voor aanvullende bekostiging.
• Actieprogramma «onderwijs bewijs» (voorheen: leren door te experimenteren in het onderwijs)
Om meer «op de feiten gebaseerde» kennis (wat werkt wel, wat werkt niet) te verwerven over effectief en efficiënt onderwijs en om meer verbindingen te leggen tussen het onderwijsveld en wetenschappelijke onderzoek, is het actieprogramma «onderwijs bewijs» opgezet. Het doel van het actieprogramma is: «onderzoek en experimenten mogelijk maken binnen het onderwijs». In het kader van dit actieprogramma is een prijsvraag uitgezet. Hiervoor is binnen het Fonds Economische Structuurversterking (FES) geld beschikbaar (experimenteer-budget).
In 2008–2009 heeft een eerste ronde van de prijsvraag plaatsgevonden. Binnen de thema’s «lerarentekort», «taal en rekenen», «jeugdzorg» en «hoogbegaafdheid» zijn in totaal 18 voorstellen gehonoreerd. De onderzoeken zijn in het schooljaar 2009–2010 aangevangen en hebben een looptijd variërend van 2 tot 5 jaar.
Tussen februari en juli 2010 is een tweede ronde van de prijsvraag opengesteld. In het najaar buigt de jury zich over de ingediende voorstellen. De uitslag wordt in december 2010 bekend gemaakt. Voorstellen kunnen worden ingediend binnen de thema’s «dagindeling en opvang», «excellentie», «burgerschap», «gedragsproblemen en pesten» en «vermindering achterstanden». De onderzoeken uit deze ronde zullen aanvangen in het schooljaar 2010–2011. Meer informatie over deze ronde van de prijsvraag is te vinden op www.onderwijsbewijs.nl.
• Onderwijsverzorgingsinstellingen en niet-wettelijke projecten
Het budget van de onderwijsondersteunende instellingen bedraagt in totaal circa € 50 miljoen, waarvan SLO en CITO circa € 29 miljoen ontvangen. Voor APS, CPS, KPC en sectorwerking PO/VO/BVE is circa € 21 miljoen beschikbaar. Het budget is bestemd voor de instandhouding van de kwaliteit van het examensysteem en het onderhoud van het stelsel. De sectororganisaties van het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs krijgen op grond van de «Vaststellingsovereenkomst afronding evaluatie subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA)» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 30 800 VIII, nr. 64), een budget voor vragen op research en development gebied vanuit het veld. Dit betekent dat die sectororganisaties meer zeggenschap krijgen over de middelen voor onderwijsondersteuning en dat dit geld besteed wordt aan activiteiten die scholen belangrijk vinden.
2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|---|
prijspeil 2010 (x 1 000) | 51 409 | 51 323 | 51 312 | 49 173 | 50 729 | 50 911 |
Onderwijsondersteuning SLOA: | ||||||
Onderwijsverzorgingsinstellingen | 47 212 | 44 047 | 41 659 | 39 424 | 39 780 | 39 962 |
Sectorwerking PO (-raad) | 1 084 | 1 626 | 2 168 | 2 708 | 2 708 | 2 708 |
Sectorwerking VO (-raad) | 3 113 | 3 469 | 5 025 | 4 581 | 5 781 | 5 781 |
Sectorwerking BVE | 0 * | 2 181 | 2 460 | 2 460 | 2 460 | 2 460 |
OCW financiert ook incidenteel projecten, die de beleidsdoelstellingen van het voortgezet onderwijs ondersteunen, maar niet onder de wettelijke artikelen/regelingen vallen. Bijvoorbeeld voor doelstellingen in het kader van de Kwaliteitsagenda VO.
• Het gebruik van ict voor onderwijs in de sectoren basisonderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs
OCW ondersteunt scholen bovenschools en bovensectoraal bij het gebruik van ict in het onderwijs met als doel de leeropbrengsten te verhogen. Met de investeringen die de afgelopen jaren zijn gedaan is een basis gelegd waar het onderwijs steeds meer gebruik van maakt. Er is ook steeds meer wetenschappelijk onderzoek beschikbaar waaruit blijkt hoe ict moet worden ingezet om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.
De behoeften van de onderwijsinstellingen en de prioriteiten uit de beleidsagenda onderwijs zijn bepalend voor de ondersteuning die aan de scholen wordt geboden bij het gebruik en de inzet van ict. Naast de middelen in de lumpsum van de onderwijsinstellingen, financiert OCW de stichting Kennisnet op basis van een jaarlijks in te dienen plan.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | |
---|---|---|---|---|
1. | Rapportcijfer ouders over de kwaliteit van de school van hun kind | 7,3 | 7,3 * | ≥ 7,5 |
Bron: OCW Onderwijsmeter 2008 | peildatum: 2005 | Peildatum: 2008 | Peildatum: 2012 |
Toelichting:
Tabel 3.5: 1. Deze indicator stond in de begroting 2010 bij Algemene Doelstelling 3.1.
2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1. | Totaal aantal ingeschreven leerlingen * | 910 000 | 911 200 | 918 300 | 927 800 | 939 300 | 949 200 | 954 100 | |
Nader te verdelen in: | |||||||||
1a. | vmbo, incl. lwoo (excl. «groen onderwijs») | 389 200 | 385 600 | 386 100 | 388 100 | 389 700 | 390 600 | 388 200 | |
1b. | havo | 233 800 | 236 000 | 239 500 | 243 100 | 247 700 | 251 300 | 254 500 | |
1c. | vwo | 252 400 | 254 700 | 258 400 | 262 700 | 268 000 | 273 300 | 277 300 | |
1d. | pro | 26 900 | 26 300 | 25 700 | 25 300 | 25 300 | 25 400 | 25 500 | |
1e. | vavo | 7 700 | 8 600 | 8 600 | 8 600 | 8 600 | 8 600 | 8 600 | |
2. | Uitgaven per onderwijsdeelnemer (x € 1) | 7 405 | 7 567 | 7 386 | 7 412 | 7 394 | 7 389 | 7 402 | |
3. | Totaal aantal scholen | 645 | 647 | 647 | 647 | 647 | 647 | 647 | |
4. | Gemiddeld aantal leerlingen per school Bron: DUO | 1 411 | 1 408 | 1 419 | 1 434 | 1 452 | 1 467 | 1 475 |
Toelichting:
Tabel 3.6: 3 en 4. Een school bestaat uit meerdere vestigingen. Het aantal vestigingen is ruim het dubbele van het aantal scholen.
Tabel 3.6: In de begroting is, zoals gebruikelijk, de actuele raming van de leerlingen- en studentenaantallen verwerkt (Referentieraming 2010). Vanwege de onzekerheid over met name de ontwikkeling van de aantallen studenten na 2011 is besloten in de meerjarenramingen de onderwijsdeelname na 2011 op hetzelfde niveau als 2011 te houden. Indien na 2011 de eventuele stijging van het aantal studenten zich toch mocht doorzetten, dan betekent dit onder gelijkblijvende omstandigheden – gegeven de meerjarige budgetten – dat het gemiddelde beschikbare bedrag per leerling daalt.
3.3.2 Leerlingen volgen voortgezet onderwijs van hoge kwaliteit
Motivering
In het kader van de Kwaliteitsagenda VO over 2008–2011 zijn diverse maatregelen getroffen gericht op verbetering van de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. Daarbij was aandacht voor basisvaardigheden rekenen en taal, talentontwikkeling, burgerschap, professionele ruimte, goede en betrouwbare examens en een verbetercultuur in het voortgezet onderwijs.
• Regeling Kwaliteit Voortgezet Onderwijs
Instrumenten
In de Kwaliteitsagenda Voortgezet Onderwijs is aangegeven welke prioriteiten en basisvoorwaarden nodig zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Om scholen hierbij financieel te ondersteunen, is in 2008 de Regeling Kwaliteit VO gepubliceerd. Scholen ontvangen in de eerste helft van 2011 voor de laatste maal op grond van deze regeling een financiële bijdrage. Deze bijdrage kunnen scholen aan elk van de zes beleidsprioriteiten uit de Kwaliteitsagenda VO besteden, waaronder in elk geval rekenen en taal.
Onderstaande prioriteiten worden extra benadrukt met diverse specifieke maatregelen:
– Rekenen en Taal. Basiskwaliteit op orde: aantoonbare verbetering van de taal- en rekenprestaties:
Nederlandse leerlingen blijken deze basisvaardigheden minder goed onder de knie te hebben dan eerder het geval was. En juist een goede beheersing van deze vaardigheden is essentieel voor een succesvolle onderwijsloopbaan. De ambitie is om de leerlingenprestaties op het gebied van rekenen en taal in internationale en longitudinale onderzoeken, zoals PISA, COOL en TIMMS, op een hoger niveau te brengen. Daarnaast is het streven om het aandeel leerlingen in het voortgezet onderwijs, dat op of onder PISA-leesniveau 1 zit, terug te dringen tot 8% in 2015 (zie tabel 3.1, indicator 1). Verder is het streven om het percentage leerlingen dat presteert op PISA-niveau 5, te verhogen. Referentieniveaus voor taal en rekenen worden vanaf 2010/2011 in de regelgeving vastgelegd. Er wordt geïnvesteerd in de verbetering van de basisvaardigheden door middel van gerichte maatregelen, zoals beschreven in de beleidsreactie Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 332, nr. 3).
– Examens. Goede en betrouwbare examens:
De ambitie is om de kwaliteit van het schoolexamen, zowel inhoudelijk als procesmatig, te versterken. De Inspectie van het Onderwijs besteedt de komende jaren extra aandacht aan de verschillen tussen de schoolexamen (SE)-cijfers en de centraal examen (CE)-cijfers. Aan de scholen waar de afwijking groter is dan 0,5 punt en dit van invloed is op de slaagkansen 1, wordt gevraagd een verbeterprogramma op te zetten. Zonodig kan wettelijk worden ingegrepen.
Scholen en het onderwijsveld zijn zelf ook al met initiatieven gestart om de kwaliteit van het schoolexamen te verbeteren. Voorbeelden zijn de standaard van de VO-raad, een inhoudelijk instrument van SLO en de acties van de vakverenigingen zelf.
– Verbetercultuur. (Zeer) zwakke scholen weer goed, goede scholen nog beter:
Er wordt gestreefd naar het terugbrengen van het percentage zeer zwakke scholen 2 van 1,8% in 2008 naar 1% in 2012.
Daarnaast wordt er gestreefd naar reductie van het aantal risicovolle vestigingen en toename van het aantal scholen dat voldoende scoort op het kwaliteitskenmerk kwaliteitszorg: het doel voor 2010 (50% van de scholen heeft een voldoende systeem van kwaliteitszorg) was in het jaar 2009 al ruimschoots gehaald (66,5%). Om dit te bereiken, worden diverse instrumenten ingezet. De Inspectie van het Onderwijs, de VO-raad en de AOC-raad hebben hier een rol. De VO-raad draagt bijvoorbeeld in samenwerking met de AOC-raad zorg voor een steunpunt voor zeer zwakke scholen. Ook zal de VO-raad zeer zwakke scholen actief ondersteunen met analyseteams, audits en eventueel financiën. De Inspectie van het Onderwijs heeft haar toezicht op zeer zwakke scholen aangescherpt, waardoor scholen minder lang zeer zwak zullen zijn. Met de wet «Goed onderwijs, goed bestuur» heeft de Inspectie van het Onderwijs meer mogelijkheden gekregen om in te grijpen bij langdurig zwakke kwaliteit op scholen.
• Kwaliteit en innovatie
Samen met de VO-raad stimuleert OCW vernieuwingen die gericht zijn op duurzame versterking van de kwaliteit van het voortgezet onderwijs. Het doel is hogere leeropbrengsten bij alle leerlingen. Scholen zijn daarvoor verantwoordelijk, uiteraard individueel maar ook als collectief.
Vanuit de wetenschappelijke kennisbasis van het project «Expeditie Durven Delen Doen» zorgt de VO-raad voor verdere verspreiding van «good practices», kennis delen, deskundigheidsbevordering en meer in het algemeen het ontwikkelen van een aanstekelijk onderzoekend en opbrengstgericht klimaat. De kennisbasis op het terrein van vernieuwende, doelmatige onderwijspraktijken wordt verder versterkt via de middelen die vrijvallen uit SLOA aan de VO-raad.
Daarnaast ondersteunt OCW het Innovatieplatform van de VO-raad (www.vo-raad.nl/projecten/innovatieplatform-vo). Dit programma plaatst de ontwikkeling van een (digitale) open leermiddelenbank binnen een totaalprogramma: het leren wordt centraal gesteld, docenten en schoolleiders worden betrokken en geschoold. Het gaat onder andere om flexibilisering van het onderwijs en het benutten van de mogelijkheden van taakdifferentiatie in het onderwijs. (Open) digitaal lesmateriaal ondersteunt deze doelstellingen. Samen met Kennisnet, de SLO, scholengroepen en andere partners zorgt de VO-raad voor een groeiende leermiddelenbank met effectief en aantrekkelijk leermateriaal. Eind 2012 is deze leermiddelenbank dekkend voor kerndoelen en eindtermen van praktijkonderwijs tot en met gymnasium.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | |
---|---|---|---|---|
1. | Percentage leerlingen (derde klas) op of boven referentieniveau 2F begrijpend lezen naar schoolsoort | VMBO BBL: 21% VMBO KBL: 50% VMBO TL: 95% HAVO: 100% VWO: 100% | VMBO BBL: 21% VMBO KBL: 50% VMBO TL: 95% HAVO: 100% VWO: 100% | VMBO BB: 25% VMBO KBL: 60% VMBO TL: 95% HAVO: 100% VWO: 100% |
Bron: CITO 2009 | peildatum: 2009 (nulmeting) | peildatum: 2009 | peildatum: 2011 | |
2. | Percentage leerlingen (derde klas) op of boven referentieniveau 2 F rekenen naar schoolsoort | VMBO BBL: 13% VMBO KBL: 50% VMBO TL: 76% HAVO: 97% VWO: 100% | VMBO BBL: 13% VMBO KBL: 50% VMBO TL: 76% HAVO: 97% VWO: 100% | VMBO BBL: 20% VMBO KB: 60% VMBO TL: 80% HAVO: 100% VWO: 100% |
Bron: CITO 2009 | peildatum: 2009 (nulmeting) | peildatum: 2009 | peildatum: 2011 | |
3. | Percentage scholen dat voldoende scoort op kwaliteitskenmerk kwaliteitszorg | 32,8% | 66,5% | 75% |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | peildatum: schooljaar 2004/2005 | peildatum: schooljaar 2008/2009 | peildatum: 2012 | |
4. | Percentage zeer zwakke schoolsoorten en leerwegen in het voortgezet onderwijs | 1,8% | 1% | 1% |
Bron: Inspectie van het Onderwijs | peildatum: 2008 | Peildatum: 2010 | peildatum: 2012 |
Toelichting:
1 en 2: De in begroting 2010 opgenomen indicatoren voor taalvaardigheid- en rekenvaardigheid in groep 8 zijn gebaseerd op het NWO Cohortonderzoek. In deze begroting zijn ze vervangen door «nieuwe» indicatoren. Deze gegevens zijn gebaseerd op onderzoek dat het CITO periodiek uitvoert. Daarmee komen tweejaarlijks gegevens beschikbaar over de taal- en rekenvaardigheid (in plaats van driejaarlijks).
3: Mede door de initiatieven van de VO-raad en de verscherpte aandacht voor opbrengsten staat de kwaliteitszorg op de agenda van scholen. Het percentage scholen met goede kwaliteitszorg steeg in schooljaar 2007/2008 naar 54,8% en in het schooljaar 2008/2009 naar 66,5%. De streefwaarde komt voort uit de kwaliteitsagenda.
3.3.3 Leerlingen ervaren een goede aansluiting tussen onderwijsfases in hun doorlopende leerlijn.
Motivering
Een goede aansluiting van de onderwijsfases en schoolsoorten is van groot belang. Voorkomen moet worden dat leerlingen onder hun kunnen presteren en dat leerlingen voortijdig van school gaan. Het aantal ongediplomeerde schoolverlaters (zonder startkwalificatie) en het aantal vmbo’ers die niet doorstromen naar het mbo, moeten worden teruggedrongen.
• Experimenten vmbo-mbo2
Instrumenten
De overstap van de vmbo-basisberoepsgerichte leerweg (bb) naar het mbo is voor leerlingen een obstakel omdat de inhoud van het vmbo- en mbo-onderwijs onvoldoende op elkaar aansluiten, de pedagogisch-didactische aanpak in beide sectoren heel verschillend is, er een verschil in schoolcultuur is en dat met name de zwakkere leerlingen in het vmbo-bb een kwetsbare groep vormen. Gezien deze problemen wordt een VM2-experiment uitgevoerd met een geïntegreerde leerweg voor de bovenbouw van het vmbo-bb en mbo-2. Dit sluit aan bij de vraag vanuit het onderwijs. In deze leergang hoeven leerlingen de fysieke stap van hun vmbo-school naar het roc niet te maken. Zij volgen één programmatisch geïntegreerd traject van vmbo-bb en mbo-2 op één school. Door de meest kwetsbare leerlingen te huisvesten op één locatie, met één gemeenschappelijk vmbo-mbo-docententeam en met één pedagogisch-didactische visie, verwacht OCW het aantal vsv’ers verder terug te dringen.
Dit experiment is gestart in 2008. Het eerste cohort kent circa 30 projecten (677 leerlingen). In augustus 2009 is een tweede cohort gestart, dit cohort heeft circa 2000 leerlingen. Van 2009 tot en met 2013 wordt de ontwikkeling van de VM2 experimenten gevolgd via een monitor.
Vanaf schooljaar 2010–2011 wordt het mogelijk gemaakt voor de scholen en instellingen van het 1e en/of 2e cohort om leerlingen in te schrijven in het «borgingscohort VM2».
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | |
---|---|---|---|---|
1. | gediplomeerden naar bestemming: overgang vmbo naar mbo | 81% | 83% | 85% |
Bron: OCW, Kerncijfers 2004–2008 | peildatum: 2004 | peildatum: 2008 | peildatum: 2011 |
3.3.4 Leerlingen krijgen een beter leeraanbod gericht op sociale en maatschappelijke vaardigheden
Motivering
De maatschappelijke stage stimuleert kennismaken met «de ander» al op jonge leeftijd. De maatschappelijke stage kan zodoende ook op langere termijn een positieve bijdrage leveren aan de sociale samenhang.
Vanaf schooljaar 2011–2012 moeten alle leerlingen die instromen in het voortgezet onderwijs maatschappelijke stage in hun curriculum hebben.
• Maatschappelijke stage
Instrumenten
Uit «De praktijk leert, een uitgebreide tussenstand na twee jaar invoering van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs» (prof. dr. Meijs e.a., 2010) blijkt dat leerlingen die een maatschappelijke stage gelopen hebben een hoger niveau van burgerschap hebben. Het rapport concludeert dat leerkrachten duidelijk positieve effecten op leerlingen ervaren (toename van sociale vaardigheden, persoonlijke ontwikkeling, respect voor een ander, zelfvertrouwen, bewustwording van de omgeving en waardering voor vrijwilligerswerk). Ook blijkt dat voor een grote groep van deze leerlingen (meer dan 60%) de maatschappelijke stage een eerste echte kennismaking is met maatschappelijke organisaties. Het rapport concludeert verder dat er weliswaar geen levensveranderende effecten verwacht mogen worden van de maatschappelijke stage, maar dat de stage wel bijdraagt aan een positieve ontwikkeling. Het rapport geeft inzicht in welke lessen er uit de ervaring van twee jaar kunnen worden getrokken, zoals zorgen voor een goede voorbereiding, begeleiding en reflectie.
Meetbare gegevens bij de operationele doelstelling
Indicator | Basiswaarde | Laatste waarde | Streefwaarde 1 | Streefwaarde 2 | |
---|---|---|---|---|---|
1. | Percentage leerlingen van alle vo-scholen dat een maatschappelijke stage loopt. | 0% | 35% * | 65% | 100% |
Bron: Senter Novem 2009 | Peildatum: 2004 | peildatum: 2009 | <peildatum: 2010 | peildatum: 2012 |
Toelichting:
Vanaf schooljaar 2008/2009 ligt de nadruk op toename van het aantal leerlingen maatschappelijke stage. Het streven is dat in schooljaar 2010/2011 65% van de leerlingen die jaarlijks instromen in het VO (circa 195 000) een maatschappelijke stage doet. Dat zijn in absolute aantallen ongeveer 126 750 leerlingen.
3.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Onderzoek Onderwerp | AD of OD | A. Start B. Afgerond | Vindplaats | ||
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichtingen | 1. | Voldoende toegeruste scholen: materiele bekostiging. | OD 3.3.1 | A. 2010 B. 2011 | |
2. | Onderwijs van hoge kwaliteit: Uitvoering beleidsagenda | OD 3.3.2 | A. 2012 B. 2012 | ||
3. | Aansluiting tussen onderwijsfases: vmbo-mbo. | OD 3.3.3 | A. 2014 B. 2014 | ||
4. | Leeraanbod gericht op sociale vaardigheden: maatschappelijke stages. | OD 3.3.4 | A. 2013 B. 2013 | ||
Effectenonderzoek ex post | 1. | Evaluatie onderzoek vernieuwing betavakken (wiskunde). | AD 3.1 | A. 2007 B. 2010 (B. 2012) | www.slo.nl |
2. | Evaluatie effecten leerplusarrangement. | OD 3.3.1 | A. 2007 B. jaarlijks vanaf 2008 | www.regioplan.nl | |
3. | Evaluatie vmbo tl groen. | OD 3.3.1 | A. 2009 B. 2012 | KBA | |
4a. | Onderzoek naar effecten pilots maatschappelijke stage. | OD 3.3.4 | A. 2009 B. 2010 | ||
4b. | Monitor stages. | OD 3.3.4 | jaarlijks vanaf 2008 | ||
5. | VM2, vmbo en mbo 2 evaluatie. | OD 3.3.3 | A. 8/2007 B. 8/2013 | ECBO | |
6. | Evaluatie onderbouw en tweede fase. | OD 3.3.3 | A. 2007 B. 2011 | www.gion.nl | |
Overig evaluatieonderzoek | 7. | PISA onderzoek naar rekenen, taal, science, om de drie jaar. | AD 3.1 | A. 2000 B. 2015 | www.oecd.org/home www.cito.nl |
8. | COOL cohortonderzoek. | AD 3.1 | A. 2007 B. 2015 | www.nwo.nl www.gion.nl www.cito.nl | |
9. | Onderzoek naar beheersing referentiecriteria rekenen en taal. | AD 3.1 | A. 2009 nulmeting B. jaarlijks | www.cito.nl | |
10. | Succes in 1e jaar vervolgonderwijs. | AD 3.1 | A. 2007 B. jaarlijks | www.roa.unimaas.nl | |
11. | Universum Programma: monitoring & auditing. | OD 3.3.1 | A. 2008 B. 2010 | www.platformbetatechniek.nl | |
12. | Motieven scholen en besturen bij investering in gebouwen. | OD 3.3.1 | |||
13. | Effecten vergroten mogelijkheden doorstroom en stapelen. | OD 3.3.3 | Nulmeting 2010 Vervolgmetingen 2011–2014 | ||
14. | IEA Onderzoek naar burgerschap. | OD 3.3.4 | A. 2007 B. 2010 | www.iea.nl www.gion.nl www.europeesplatform.nl | |
15. | Vreemde talenindicator. | AD 3.1 | A. 2009 B. 2012 | CITO | |
16a. | Europees aanbesteden schoolboeken. | OD 3.3.1 | A. 2010 B. 2011 | Regioplan | |
16b. | Evaluatie marktwerking schoolboeken. | A. 2010 B. 2011 | Ecorys | ||
Thema`s bij onderwijsbewijs | 17. | Hoogbegaafdheid/excellentie. | OD 3.3.1 | A. 2009 B. 2012 | |
18. | ICT in het onderwijs: Monitor «4 in balans». | OD 3.3.1 | A. 2007 B. jaarlijks | www.kennisnet.nl | |
19. | Projecten verbetering lezen en schrijven. | OD 3.3.1 | A. 2009 B. divers | ||
20. | Projecten rekenen en wiskunde. | OD 3.3.1 | A. 2009 B. divers | ||
21. | Projecten burgerschap. | OD 3.3.4 | A. 2010 B. 2014 | ||
22. | Projecten vermindering onderwijsachterstanden. | OD 3.3.3 | A. 2010 B. 2014 | ||
23. | Gedragsproblemen/pesten. | OD 3.3.4 | A. 2010 B. 2014 |