Base description which applies to whole site

Artikel 43 Langdurige zorg

43.1 Algemene beleidsdoelstelling

Zorgen dat voor mensen met een langdurige of chronische aandoening van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard zorg van goede kwaliteit beschikbaar is en dat deze zorg tegen voor de samenleving aanvaardbare maatschappelijke kosten wordt geleverd.

Belangrijkste beleidsonderwerpen 2011

Belangrijkste beleidsonderwerpen 2011

De belangrijkste beleidsonderwerpen in 2011 zijn:

  • Het verder verminderen van de administratieve lastendruk door vernieuwing van de indicatiestelling AWBZ en de stroomlijning van indicatieprocessen;

  • De kennis over «slimmer werken» die de afgelopen jaren op vele plaatsen is ontwikkeld zal in het kader van het programma «In voor zorg» door de hele sector worden geïmplementeerd, zodat kennis en praktijk op elkaar worden aangesloten en het mogelijk wordt om (versneld) resultaten te boeken in verbetering van kwaliteit, de doelmatigheid en daarmee de toekomstbestendigheid van de langdurige zorg;

  • Om de structurele doorwerking van het in 2010 ontstane tekort bij de persoonsgebonden budgetten (pgb’s) aan te pakken wordt voor 2011 een aantal maatregelen voorbereid. Er zal een start worden gemaakt om met betrokken partijen tot een solide pgb-regeling te komen. Behalve dat gekeken wordt voor wie het pgb in de toekomst beschikbaar dient te zijn, zal ook het traject van de informatievoorziening aan de potentiële budgethouder extra aandacht krijgen en zal intensiever worden ingezet op de controle van de besteding van het pgb door budgethouders. De pgb-tarieven worden verlaagd door niet te indexeren en een aanvullende tariefkorting van 3%. Aan de hand van de uitkomsten van een aantal onderzoeken naar de harmonisering van de wijze van indicatiestelling van de Bureaus Jeugdzorg en het CIZ zal besloten worden tot nadere maatregelen op dit vlak.

Ministeriële verantwoordelijkheid

Ministeriële verantwoordelijkheid

De bewindspersonen van VWS zijn ministerieel verantwoordelijk voor een goed werkend zorgstelsel voor de langdurige zorg door:

  • Het scheppen van randvoorwaarden om de toegankelijkheid, de kwaliteit, de veiligheid en de betaalbaarheid van de langdurige zorg te waarborgen voor de burger.

Deze verantwoordelijkheid wordt onder andere ingevuld door:

  • Het versterken van de positie van de burger en in het bijzonder van cliënten met een langdurige of chronische aandoening of beperking en/of hun vertegenwoordigers;

  • Het stimuleren en versterken van het innoverend vermogen.

Externe factoren

Externe factoren

Mensen met een langdurige of chronische aandoening of beperking hebben recht op toegankelijke zorg van goede kwaliteit. Dit vergt een samenspel van professionals, patiënten en cliënten, zorgaanbieders en zorgkantoren. De volgende partijen zijn daarnaast van groot belang voor een toegankelijke en kwalitatief goede zorg:

  • Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voert onafhankelijk de indicatiestelling van de AWBZ uit op een wijze die voor cliënten helder en begrijpelijk is;

  • De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is belast met markttoezicht, marktontwikkeling en tarief- en prestatieregulering op het terrein van de gezondheidszorg. Daarnaast houdt zij toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ;

  • De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) handhaaft normen voor verantwoorde zorg zoals deze door de sectoren zijn vastgesteld;

  • Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) handhaaft een doelmatige inrichting van het systeem van prikkels en verantwoordelijkheden, adviseert over AWBZ-aanspraken en de toepassing daarvan, en beheert de AWBZ brede zorgregistratie (AZR).

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren

Bij de algemene doelstelling ten aanzien van de langdurige zorg is geen prestatie-indicator opgenomen. Het is namelijk niet mogelijk om de werking van het gehele stelsel van langdurige zorg in Nederland in een of enkele indicatoren samen te vatten. Het stelsel is daarvoor te veelzijdig.

In het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording legt de hele sector verpleging, verzorging en thuiszorg door middel van het kwaliteitskader verantwoorde zorg verantwoording af over de activiteiten in het kader van de langdurige zorg. Over het verslagjaar 2009 kunnen gehandicaptenorganisaties op vrijwillige basis verslag doen van de gehouden zorginhoudelijke kwaliteitsmeting. Vanaf verslagjaar 2010 zijn deze instellingen verplicht om aan de hand van het kwaliteitskader verslag te doen in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording.

De prestaties van het totale gezondheidszorgstelsel worden gemonitord met de Zorgbalans, het document dat eens per twee jaar verschijnt en waarmee inzicht wordt verkregen in de ontwikkeling van de toegankelijkheid, betaalbaarheid en de kwaliteit van het Nederlandse zorgstelsel. In dit document zijn ook indicatoren met betrekking tot de langdurige zorg opgenomen.

43.2 Budgettaire gevolgen van beleid
43.2.1 Begrotingsuitgaven
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

5 656 302

6 023 000

6 169 534

6 243 510

6 396 116

6 523 444

6 652 253

        

Uitgaven

5 594 961

6 026 552

6 202 222

6 250 480

6 396 546

6 523 444

6 652 253

        

Programma-uitgaven

5 590 456

6 021 273

6 198 777

6 247 057

6 393 150

6 520 048

6 648 857

1. De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

57 713

57 876

65 168

59 591

59 779

60 529

60 529

2. Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar

186 967

152 983

130 249

121 057

144 112

144 112

144 112

3. De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg)

122 320

136 910

126 708

60 193

51 547

51 794

51 794

4. De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar

5 223 456

5 673 504

5 876 652

6 006 216

6 137 712

6 263 613

6 392 422

        

Apparaatsuitgaven

4 505

5 279

3 445

3 423

3 396

3 396

3 396

        

Ontvangsten

2 194

1 400

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

1. De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

65 168

59 591

59 779

60 529

60 529

– Juridisch verplicht

64 992

58 364

58 511

59 296

59 296

– Bestuurlijk gebonden

0

900

900

900

900

– Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden

176

327

368

333

333

      

2. Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar

130 249

121 057

144 112

144 112

144 112

– Juridisch verplicht

114 115

109 743

112 838

112 838

112 838

– Bestuurlijk gebonden

14 568

10 741

11 030

11 030

11 030

– Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden

1 566

573

20 244

20 244

20 244

      

3. De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg)

126 708

60 193

51 547

51 794

51 794

– Juridisch verplicht

53 844

50 844

30 844

30 844

30 844

– Bestuurlijk gebonden

70 240

7 905

12 002

12 200

12 200

– Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden

2 624

1 444

8 701

8 750

8 750

      

4. De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar

5 876 652

6 006 216

6 137 712

6 263 613

6 392 422

– Juridisch verplicht

5 873 371

6 003 494

6 136 454

6 262 354

6 391 163

– Bestuurlijk gebonden

2 529

2 226

403

403

403

– Niet-juridisch verplicht of niet-bestuurlijk gebonden

752

496

855

856

856

Toelichting

De bedragen die als «Niet-juridisch verplicht of bestuurlijk gebonden» zijn opgenomen zijn beleidsmatig gereserveerd voor uitgaven op het terrein van de volgende operationele doelstellingen.

•  Operationele doelstelling 2

Bij deze doelstelling zal nog een nadere invulling plaatsvinden van het niet gebonden bedrag samenhangend met projecten in het kader van vereenvoudiging van de indicatiestelling en de efficiencyverbetering bij het CIZ.

•  Operationele doelstelling 3

Bij deze doelstelling zal nog een nadere invulling plaatsvinden van het niet gebonden bedrag in samenhang met, onder andere, invoering van het wetsvoorstel Zorg en Dwang, de nieuwe fase van invoering van indicatoren voor normen voor verantwoorde zorg en activiteiten voortvloeiend uit het programma «Zorg voor beter». De precieze invulling zal moeten worden bezien in het licht van de ambities van een nieuw aan te treden kabinet.

43.2.2. Premie-uitgaven

In de tabel hieronder zijn de beschikbare middelen opgenomen voor de premie-uitgaven op het terrein van de langdurige zorg. Hierin zijn de budgettaire consequenties van de besluitvorming rond de eerste suppletore begroting 2010 en de begroting 2011 verwerkt. Voor 2010 is de loon- en prijsontwikkeling al verwerkt, terwijl voor 2011 en latere jaren de loon- en prijsontwikkeling nog moet worden toegevoegd. Het saldo van de beschikbare middelen en maatregelen, voor zover niet aan de afzonderlijke sectoren toegedeeld, is opgenomen als onverdeeld.

Premie-uitgaven (bedragen x € 1 000 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Langdurige geestelijke gezondheidszorg

1 576,2

1 679,2

1 704,6

1 723,0

1 741,9

1 742,6

1 742,6

Gehandicaptenzorg

6 278,2

6 406,5

6 439,7

6 475,8

6 510,8

6 512,2

6 512,2

Verpleging en verzorging

12 623,3

12 870,7

12 875,9

12 906,0

12 976,6

12 979,4

12 979,4

Bovenbudgettaire vergoedingen

125,2

136,9

141,9

126,9

126,9

126,9

126,9

Persoonsgebonden budgetten

1 958,0

2 143,2

2 214,5

2 415,2

2 425,0

2 425,0

2 425,0

Subsidies langdurige zorg

71,4

77,1

77,1

77,1

77,1

77,1

77,1

Beheerskosten/diversen AWBZ

248,5

239,8

245,1

245,1

245,2

245,2

245,2

Langdurige zorg onverdeeld

 

– 1,3

– 20,0

– 175,9

– 222,4

– 224,2

– 224,2

Totaal

22 880,8

23 552,1

23 678,8

23 793,2

23 881,1

23 884,2

23 884,2

Procentuele mutatie t.o.v. voorgaand jaar

2,9%

0,5%

0,5%

0,4%

0,0%

0,0%

Bron

VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

De minister voor Jeugd en Gezin draagt de inhoudelijke verantwoordelijkheid voor de jeugd-ggz en de jeugd-lvg (artikel 3 «Zorg en bescherming» van de begroting van het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin).

In de premie-uitgaven voor gehandicaptenzorg is circa 5% toewijsbaar aan de zorg voor jeugdige licht verstandelijk gehandicapten (jeugd-lvg). In de premie-uitgaven voor geestelijke gezondheidszorg is circa 10% toewijsbaar aan de zorg voor kinderen en jeugdigen (jeugd-ggz). Vanaf 2008 valt de kortdurende jeugd-ggz onder de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg.

Premiegefinancierde prioriteiten

De volgende tabel geeft de premiegefinancierde prioriteiten weer. De beleidsinformatie is opgenomen onder de operationele doelstelling bij de betreffende prioriteit. Bij een onbekend bedrag is een «pm» opgenomen en daar waar budgetneutraliteit het uitgangspunt is een «n.v.t.».

Premiegerelateerde instrumenten (bedragen x € 1 000 000)
 

OD

2011

2012

2013

2014

2015

Persoonsgebonden budget (pgb)

43.3.2

– 210,0

– 260,0

 – 260,0

 – 260,0

– 260,0

«In voor zorg»

43.3.3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

NZa-beleidsregels innovatie

43.3.3

12,5

12,5

12,5

12,5

12,5

Plan zorg voor mensen met dementie

43.3.3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Persoonsvolgende bekostiging

43.3.3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Zorgzwaartebekostiging

43.3.3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Extramurale zorgzwaartepakketten

43.3.3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Bouwprogramma (waaronder kamers zorghuizen)

43.3.3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Onder contracteerruimte brengen capaciteitsgroei

43.3.4

0,0

– 100,0

– 150,0

– 200,0

– 250,0

Maatregelen care

43.3.4

– 262,0

– 282,0

– 282,0

– 282,0

– 282,0

Ruimte voor wensen van de cliënt (integraal tarief)

43.3.4

pm

pm

pm

pm

pm

Overheveling revalidatiezorg naar de Zvw

43.3.4

pm

pm

pm

pm

pm

Bron

VWS

43.3 Operationele doelstellingen

Er zijn vier operationele doelstellingen op het terrein van langdurige zorg:

  • 1. De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt;

  • 2. Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar;

  • 3. De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg);

  • 4. De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar.

43.3.1 De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

Motivering

Motivering

Deze doelstelling omspant het brede zorgterrein en om pragmatische redenen is gekozen voor onderbrenging op dit artikel.

Door informatie over zorgaanbieders en zorgverzekeraars toegankelijk en vergelijkbaar te maken, kan de cliënt bewust kiezen. De zeggenschap van burgers/cliënten wordt op die manier vergroot.

Zorgaanbieders en zorgverzekeraars worden daardoor gestimuleerd zich te onderscheiden op kwaliteit en prijs. Het kabinet realiseert dit door instrumenten in te zetten die leiden tot:

  • Meer transparante informatievoorziening over de zorg;

  • Het verbeteren van de rechtspositie van burgers in het zorgstelsel.

Geraamde begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Instellingssubsidies

6 303

4 751

4 751

4 751

4 751

NIVEL

5 903

4 751

4 751

4 751

4 751

Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector

400

0

0

0

0

      

Opdrachten

9 559

3 885

3 926

3 733

3 733

Waarvan onder andere:

     

Vergroten van transparantie in de zorg (Zichtbare Zorg)

9 200

2 500

2 500

2 500

2 500

      

Bijdragen aan baten-lastendiensten

49 306

50 955

51 102

52 045

52 045

Waarvan onder andere:

     

CIBG: verstrekken van subsidies aan PGO-organisaties

42 226

42 475

42 622

43 565

43 565

CIBG: DigiMV en VIA

1 315

1 315

1 315

1 315

1 315

RIVM: www.kiesbeter.nl

3 320

4 220

4 220

4 220

4 220

RIVM: Zorgbalans

650

650

650

650

650

      

Totaal

65 168

59 591

59 779

60 529

60 529

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren

De voortgang van het beleid wordt gemeten met de volgende indicatoren:

Indicator
 

2008

2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

1. Voor de sector verpleging, verzorging en thuiszorg (VVT) is voor alle instellingen het zorginhoudelijke kwaliteitskader beschikbaar op kiesBeter.nl

62%

100%

100%

2. Voor de sector gehandicaptenzorg (GZ) is voor alle instellingen het zorginhoudelijke kwaliteitskader beschikbaar op kiesBeter.nl

80%

100%

Bron & toelichting

Kwaliteitskader verantwoorde zorg. Eind 2010 worden de cijfers over 2009 bekend gemaakt. Naast deze doelstelling voor de sectoren Verpleging, Verzorging en Thuiszorg wordt ook bevorderd dat in 2011 voor alle zorgsectoren in de AWBZ de kwaliteitsinformatie op http://www.kiesBeter.nl verschijnt. Het lange termijnstreven is 100%. Omdat zorgaanbieders niet verplicht zijn gegevens te publiceren via kiesbeter.nl kan een 100%-score niet worden gegarandeerd.

Instrumenten voor een transparante informatievoorziening

•  Zichtbare Zorg

Alleen wanneer duidelijk is welke kwaliteit zorgaanbieders leveren is het voor cliënten en verzekeraars mogelijk hun keuzes gefundeerd vorm te geven. Door onder meer de prestaties van zorgaanbieders transparanter te maken wordt de kwaliteit van zorg verhoogd. Gestreefd wordt om in 2011 informatie over 80 aandoeningen beschikbaar te hebben via kiesBeter.nl. Uitloop hiervan naar 2012 is niet uitgesloten. Daarnaast komt informatie over alle aandoeningen in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording beschikbaar in 2012.

Bij de IGZ is het bureau Zichtbare Zorg (ZiZo) ondergebracht, dat de gewenste ontwikkelingen in de verschillende zorgsectoren regisseert, ondersteunt en aanjaagt en zorg draagt voor eenduidig gehanteerde «kwaliteitstaal» (zie www.zichtbarezorg.nl). Zowel bij ziekenhuizen als in de eerste lijn, ggz, verpleging, verzorging en thuiszorg, kraamzorg en gehandicaptenzorg zijn trajecten in gang gezet. Daarnaast wordt er gewerkt aan een data-infrastructuur, het verbeteren van de betrouwbaarheid van kwaliteitsinformatie en het borgen van structureel onderhoud van indicatoren (€ 10,7 miljoen). De informatie over instellingen wordt openbaar gemaakt via www.kiesBeter.nl (€ 3,3 miljoen).

•  Maatschappelijke Verantwoording

Het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording is een bundeling van verplichte jaarlijkse gegevensstromen. Alle partijen die een rol spelen binnen het zorgstelsel hebben op eenvoudige wijze toegang tot deze uniforme, digitale informatie via jaarverslagenzorg.nl (€ 0,6 miljoen). De gehandicaptenzorg en de kraamzorg moeten in 2011 kwaliteitsindicatoren verplicht rapporteren in hun Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording.

Naast de verantwoordingsinformatie krijgt de stuurgroep Maatschappelijke Verantwoording ook een rol in de aansturing van de transparantie van kwaliteit in het ZiZo-programma waarbij de verantwoordelijkheid voor het formuleren van indicatoren primair bij de sectorpartijen zelf ligt. Om die verantwoordelijkheid uit te drukken zullen de stuurgroepen in de verschillende sectoren in het vervolg een onafhankelijk voorzitter krijgen. Publieke interventies (doorzettingsmacht) zijn aan de orde als de sector zijn verantwoordelijkheid niet neemt.

•  Early warning

De afgelopen jaren zijn zorgaanbieders zoals IJsselmeerziekenhuizen en Meavita in financiële problemen gekomen (brief Ruimte en rekenschap in zorg en ondersteuning, kamerstuk 32 012 nr. 1). Om in een vroegtijdiger stadium te signaleren dat de continuïteit van cruciale zorg bij dergelijke instellingen in gevaar kan komen, wordt een early warning systeem door de NZa opgezet. Hierbij zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van reeds bestaande informatiestromen, waardoor de administratieve lasten beperkt zullen blijven. Ook wordt verder gewerkt aan een duidelijk kader om te kunnen bepalen of en wanneer en op welke manier de overheid in zou moeten grijpen als het gaat om continuering van zorg.

•  Fusietoezicht

De transparantie van interne besluitvorming bij fusies dient vergroot te worden zodat bestuurders en interne toezichthouders in staat zijn goed afgewogen besluiten te nemen. In de brief Ruimte en rekenschap in zorg en ondersteuning (kamerstuk 32 012 nr. 1) is aangekondigd dat bestuurders – in overleg met belanghebbenden – bij fusievoornemens in de zorg verplicht worden een fusie-effectrapportage op te stellen. Deze fusie-effectrapportage kan tevens door direct belanghebbenden worden gebruikt voor hun inbreng bij de fusie. Daarnaast kunnen de IGZ en de NZa deze rapportage gebruiken bij de beoordeling van de gevolgen van de fusie voor kwaliteit en continuïteit van zorg. Het opstellen van de fusie-effectrapportage zal voorafgaand aan een melding bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) geschieden. In 2011 worden deze beleidsvoornemens verder geïmplementeerd.

Instrumenten ter verbetering van de rechtspositie van de burger

•  Wet cliëntenrechten zorg

Conform de beleidsvoornemens in het programma «Zeven rechten voor de cliënt in de zorg: Investeren in de zorgrelatie» (kamerstuk 31 476 nr.1) worden de rechten en plichten van cliënten en zorgaanbieders wettelijk vastgelegd. Het wetsvoorstel cliëntenrechten zorg (Wcz) is op 14 juni 2010 aangeboden aan de Tweede Kamer (kamerstuk 32 402 nr. 1). De Tweede Kamer wacht met het uitbrengen van het voorlopig verslag tot het aantreden van het nieuwe kabinet.

•  Geschilbeslechting

Het kabinet hecht aan een snelle, laagdrempelige en effectieve behandeling van signalen, klachten en geschillen binnen zorginstellingen. Cliënten kunnen hun geschil eenvoudig, goedkoop en snel neerleggen bij de zorgbrede, externe en onpartijdige Geschillencommissie Zorginstellingen (www.degeschillencommissie.nl), mits de instelling bij deze commissie – op vrijwillige basis– is aangesloten. Buiten de ziekenhuissector zijn nog weinig instellingen aangesloten. In de sector verzorging, verpleging en thuiszorg (VVT) gaat dit per 1 januari 2011 veranderen. Actiz en Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN) gaan de aansluiting bij de geschillencommissie als lidmaatschapsvereiste hanteren. In het wetsvoorstel voor de Wcz is een verplichting opgenomen voor zorgaanbieders om zich aan te sluiten bij een onafhankelijke geschilleninstantie.

•  Versterken patiëntenorganisaties

Het Ministerie van VWS streeft er naar patiënten, gehandicapten en ouderen (PGO) een sterke positie te geven in de stelsels van zorg en ondersteuning en hun mogelijkheden te vergroten om de regie op het eigen leven te voeren en deel te nemen aan de maatschappij (€ 41,3 miljoen). De evaluatie van de per 1 januari 2009 in werking getreden Subsidieregeling PGO (Staatscourant 2008 nr. 192) voor de ruim 200 organisaties start eind 2010 en loopt door in 2011. Naar aanleiding van de eerste ronde toewijzing projectsubsidies is het beleids- en beoordelingskader op onderdelen aangepast en verduidelijkt (kamerstuk 29 214 nr. 44). Een tweede ronde toewijzing projectsubsidies is gestart voor de periode 2011 tot en met 2014.

De visie op de koepels en de platforms en een bijpassende bekostiging wordt eind 2011 naar de Tweede Kamer gestuurd.

43.3.2 Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar

Motivering

Motivering

Het kabinet is verantwoordelijk voor de toegang tot de zorg. Zorg is toegankelijk als:

  • De cliënt snel weet waar hij of zij aan toe is;

  • De cliënt kan kiezen voor zorg in natura of voor een persoonsgebonden budget;

  • De cliënt binnen een redelijke termijn de noodzakelijke zorg ontvangt.

Om de toegankelijkheid van de zorg te verbeteren worden instrumenten ingezet die gericht zijn op de kwaliteit, de organisatie en de uitvoeringspraktijk van de indicatiestelling. Of en in welke mate de toegankelijkheid daadwerkelijk verbetert wordt gemeten aan de hand van indicatoren die betrekking hebben op de cliënttevredenheid.

Geraamde begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Instellingssubsidies/Structurele subsidies

114 115

109 743

112 838

112 838

112 838

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

114 115

109 743

112 838

112 838

112 838

      

Projectsubsidies

10 593

10 115

14 045

14 045

14 045

Waarvan onder andere:

     

Uitvoeringskosten pgb-maatregelen

10 000

10 000

10 000

10 000

10 000

      

Opdrachten

5 541

1 199

17 229

17 229

17 229

Waarvan onder andere:

     

Ontwikkeling en evaluatie pgb

500

500

500

500

500

Programma’s Gezamenlijke beoordeling en Regelhulp

4 182

550

550

550

550

      

Totaal

130 249

121 057

144 112

144 112

144 112

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren

De voortgang van het beleid wordt gemeten met de volgende indicatoren:

Indicator
 

2006

2007

2008

2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Streefwaarde lange termijn

1. Cliënttevredenheid over indicatiestelling CIZ

7,5

7,2

8,0

8,0

8,5

2. Percentage cliënten dat wordt geholpen binnen de treeknorm

85%

85%

86%

82%

> 80%

> 80%

> 80%

3. Percentage indicatieaanvragen dat is afgedaan binnen de wettelijke termijn (0 tot 6 weken)

89%

88%

86%

87%

88%

89%

95%

Bron & toelichting

1. Jaarverslag CIZ. De cliënttevredenheid bij de indicatiestelling wordt gemeten aan de hand van vragen over de bekendheid met het CIZ, de behandeltermijnen en de begrijpelijkheid van de indicatie. Over het jaar 2009 heeft geen meting plaatsgevonden.

2. AWBZ-brede Zorgregistratie (AZR). Treeknormen zijn normen voor acceptabele wachttijden voor het leveren van zorg (extramuraal 6 weken, intramuraal 13 weken) en is een indicator voor de toegankelijkheid van de AWBZ.

3. Jaarverslag CVZ en CIZ. De genoemde termijn vloeit voort uit de wettelijke termijn van maximaal 6 weken waarbinnen het CIZ op grond van de Algemene wet bestuursrecht een besluit moet nemen.

Instrumenten voor toegankelijke zorg

•  Indicatiestelling AWBZ

Het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) verzorgt de onafhankelijke, objectieve en integrale indicatiestelling voor de AWBZ en wordt op basis van een activiteitenplan gesubsidieerd. In het proces van indicatiestelling AWBZ worden zorgaanbieders en zorgprofessionals nog teveel geconfronteerd met onnodige en belastende bureaucratie. Door dat proces van indicatiestelling AWBZ anders in te richten en daarbij tevens zoveel mogelijk gebruik te maken van de bij de aanbieder en professional aanwezig kennis over de cliënt, kan het mes aan twee kanten snijden. De aanbieder en professional worden verschoond van onnodige bureaucratie en de cliënt weet eerder waar hij aan toe is en er kan eerder met de zorg worden gestart. Voor de beleidsmaatregelen die in dit kader zijn genomen, wordt hier kortheidshalve verwezen naar de brief «Bouwen aan vertrouwen» aan de Tweede Kamer van 5 november 2009 (kamerstuk 30 597 nr. 116). Met deze brief is tevens uitvoering gegeven aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Wolbert (kamerstuk 30 597 nr. 85).

Begin 2011 worden de resultaten verwacht van de beleidsdoorlichting van de indicatiestelling AWBZ.

Door het kabinet is op grond van het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) over de toekomst van de AWBZ besloten dat het CIZ als indicatieorgaan een wettelijke en publieke verankering zal krijgen. Afhankelijk van de besluitvorming van een nieuw aan te treden kabinet over de uitvoering van de AWBZ en de positie van het CIZ daarbinnen zal een wetsvoorstel worden voorbereid en bij de Tweede Kamer worden ingediend.

•  (P) Persoonsgebonden budget (pgb)

De keuzevrijheid en zeggenschap van mensen die van AWBZ-zorg afhankelijk zijn, zijn door het pgb toegenomen. De belangstelling voor een pgb is de laatste jaren flink gegroeid en het budgettaire beslag van de pgb-regeling stijgt dienovereenkomstig. Naar aanleiding van berichten over oneigenlijk gebruik, misbruik en fraude zijn diverse maatregelen genomen. Het doel is het pgb weer toekomstbestendig, solide en «zuiver» te maken. De Kamer is begin 2010 per brief (kamerstuk 30 597 nr. 134) geïnformeerd over onder andere het onderzoek naar het toekomstperspectief van pgb’s. Dit onderzoek dient om een weloverwogen en gedegen besluit te kunnen nemen over het op juiste gronden toekennen van een pgb. Met diverse partijen wordt daarnaast gesproken over het gedegen vormgeven van het informatietraject aan aspirant budgethouders per 2011. Achterliggende gedachte is dat door gedegen en juiste informatievoorziening een AWBZ-cliënt een gefundeerde keuze kan maken tussen zorg in natura of een pgb. Om het pgb weer toekomstbestendig te maken zal per 2011 ook intensiever worden ingezet op het controletraject van de pgb’s.

Tenslotte zullen, om de structurele doorwerking van het in 2010 ontstane tekort aan te pakken, de pgb-tarieven worden verlaagd en wordt aan de hand van de uitkomsten van een aantal onderzoeken naar de harmonisering van de wijze van indicatiestelling van de Bureaus Jeugdzorg en het CIZ besloten tot nadere maatregelen op dit vlak.

In de motie van het lid van Miltenburg cs (kamerstuk 32 123 XVI nr. 147) is de regering verzocht om de aparte pgb-subsidieregeling op te heffen en de pgb’s ten laste te brengen van de contracteerruimte van de AWBZ en daarmee het recht op een pgb in de wet vast te leggen.

In de brief van Staatssecretaris Bussemaker over de betekenis van de visie langdurige zorg voor de bekostiging van de AWBZ van 1 februari 2010 (kamerstuk 30 597 nr. 134) is reeds gemeld dat een onderzoek is uitgevoerd naar de (on)mogelijkheden van het onderbrengen in één contracteerruimte. Of en hoe een en ander kan worden uitgevoerd is afhankelijk van de toekomstige vormgeving van de AWBZ.

•  Stroomlijning indicatieprocessen

Het Programma Stroomlijning Indicatieprocessen is 1 september 2009 beëindigd. Over de uitkomsten van het Programma en de wijze waarop daaraan een vervolg is gegeven, is de Tweede Kamer bij brief van 7 december 2009 geïnformeerd (kamerstuk 29 461 nr. 52).

Door de ministeries van VWS en SZW in samenwerking met uitvoeringsorganisaties en gemeenten worden ook in 2011 projectactiviteiten uitgevoerd, die domeinoverstijgend zijn. De projecten «Regelhulp» en «Gezamenlijke Beoordeling» dragen bij aan het verminderen van de administratieve lasten die chronisch zieken, gehandicapten en ouderen ondervinden bij het aanvragen van hulp en voorzieningen in zorg en sociale zekerheid:

  • Het webloket www.regelhulp.nl bevat publieksinformatie van verschillende organisaties, samenhangend gepresenteerd, waarbij wordt geredeneerd vanuit «life events» van burgers/cliënten. De cliënt wordt naar de juiste organisatie toegeleid en kan via de website een aantal voorzieningen meteen digitaal aanvragen. In 2011 vindt verdere ontwikkeling en afronding van de implementatie bij gemeenten plaats, evenals de voorbereiding van de overdracht naar een beheersituatie. Structureel is ruim € 0,5 miljoen beschikbaar voor het beheer van regelhulp. Vervolgprojecten worden vanuit de «Investeringsimpuls ICT in maatschappelijke domeinen» gefinancierd, conform een goedgekeurd projectplan.

  • Het project «Gezamenlijke Beoordeling» richt zich op verbetering van dienstverlening aan chronisch zieken en mensen met een beperking die, om zelfstandig te kunnen functioneren, een beroep moeten doen op diverse en door verschillende instanties uitgevoerde wettelijke voorzieningen. Als vervolg op het project «Gezamenlijke Beoordeling» wordt vanaf 2010 in 15 lokale initiatieven het gezamenlijk beoordelen van cliënten met een meervoudige hulpvraag verder ontwikkeld. In een lokaal initiatief werken gemeente en uitvoeringsorganisaties samen aan stroomlijning van de indicatieprocessen en het hergebruik van gegevens. Het project «Gezamenlijke Beoordeling» adviseert en volgt de lokale initiatieven gedurende een jaar en begeleidt de evaluatie. Voor dit project zijn het Ministerie van SZW en het Ministerie van VWS opdrachtgever.

43.3.3 De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg)

Motivering

Motivering

Cliënten – meestal kwetsbaar – moeten er op kunnen rekenen dat de zorg goed is. Het kabinet vindt de kwaliteit van zorg in orde als:

  • De (keten van) zorg naar professionele maatstaven effectief is, wat zich onder meer uit in minder prevalentie van decubitus en ondervoeding;

  • De (keten van) zorg en de omgeving waarin deze geleverd wordt naar professionele maatstaven veilig zijn;

  • De cliënt de (keten van) zorg en de omgeving waarin deze geleverd wordt positief ervaart;

  • De cliënt gelet op zijn omstandigheden voldoende privacy behoudt;

  • De cliënt uit voldoende verschillende aanbieders kan kiezen.

Geraamde begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Instellingssubsidies/Structurele subsidies

26 016

26 016

26 016

26 016

26 016

Hersenletselteams

516

516

516

516

516

Landelijk Centrum CCE

10 100

10 100

10 100

10 100

10 100

Subsidieregeling palliatieve zorg

15 400

15 400

15 400

15 400

15 400

      

Projectsubsidies

93 545

29 294

16 117

16 265

16 265

Waarvan onder andere:

     

Project Zorgzwaartebekostiging

1 000

0

0

0

0

Kwaliteitsverbetering palliatieve zorg

5 400

5 400

5 400

5 400

5 400

Mentorschapsprojecten

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

Stagefonds

58 000

0

0

0

0

Ouderenonderzoek LASA

612

421

311

0

0

Programma In voor zorg

20 000

20 000

0

0

0

      

Opdrachten

5 111

2 847

7 378

7 477

7 477

Waarvan onder andere:

     

Transitieprogramma in de Langdurige Zorg

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

      

Bijdragen aan baten-lastendiensten

2 036

2 036

2 036

2 036

2 036

CIBG: Opdrachtgeverschap WTZi

2 036

2 036

2 036

2 036

2 036

      

Totaal

126 708

60 193

51 547

51 794

51 794

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren

Om de kwaliteit van zorg te verbeteren worden instrumenten ingezet die gericht zijn op de effectiviteit en de veiligheid in de langdurige zorg. Of en in welke mate de kwaliteit van zorg daadwerkelijk verbetert, wordt gemeten aan de hand van de onderstaande indicatoren.

Indicator
 

2006

2007

2008

2009

Streefwaarde 2011

Streefwaarde lange termijn

1. Prevalentie decubitus

      

– Verzorgingshuizen

2,5%

3%

– Verpleeghuizen

5,5%

6%

– Thuiszorg

1%

– Verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg

2%

2. Prevalentie voedingstoestand

      

– Verzorgingshuizen

4%

3%

– Verpleeghuizen

7,5%

3%

– Thuiszorg

5%

– Verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg

3,2%

2,5%

3. Percentage instellingen dat CQ-index meet

      

– Verzorgingshuizen

15%

– Verpleeghuizen

15%

– Thuiszorg

55%

– Verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg

49%

100%

– Gehandicaptenzorg

55%

45%

100%

– Geestelijke gezondheidszorg

100%

4. Score op de indicator bejegening van cliënten/bewoners

      

– Verpleeghuizen, verzorgingshuizen en thuiszorg

2,9

3,4

3,6

– Gehandicaptenzorg

80,9

81

86

– Geestelijke Gezondheidszorg

 

5. Ontwikkeling indicatoren voor ketenzorg voor vier ziektebeelden:

      

– Dementie

Invoering

– Diabetes mellitus

Invoering

– Hart- en vaatziekten

Pilotjaar

– COPD

Pilotjaar

6. Percentage instellingen dat werkt met een veiligheidsmanagement-systeem (VMS)

      

– Verpleeg- en verzorgingshuizen

10%

100%

– Thuiszorg

10%

100%

– Gehandicaptenzorg

30%

100%

7. Aantal personen in kamers voor meer dan twee personen

16 200

14 153

9 853

8 700

3 500

0

Bron & toelichting

De cijfers van de meest recente meting van het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg worden in het najaar 2010 bekend gemaakt. Met de veldpartijen worden afspraken gemaakt over welke streefwaarden in de toekomst gebruikt gaan worden.

1. Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg. Prevalentiecijfer decubitus is hier bedoeld als: decubitus exclusief graad 1, dus graad 2 tot en met 4, in de instelling ontstaan. De waarde over 2007 is de LPZ meting, de waarde over 2008 is de meting Kwaliteitskader verantwoorde zorg. De zorginhoudelijke indicatoren worden gemeten op een schaal van 0% tot 100%.

2. Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg. Voedingstoestand is hier bedoeld als: een onbedoelde en niet binnen het afgesproken behandelbeleid passende gewichtsafname van meer dan 3 kg in de laatste maand, of meer dan 6 kg in de afgelopen 6 maanden.

3. Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg. Met ingang van 2007 is het meten van cliëntervaring via de Consumers quality index (CQ index) ingevoerd. De afspraak is dat zorginstellingen in de sector verpleging en verzorging éénmaal per twee jaar deze CQ index meten; in de gehandicaptenzorg is afgesproken dat dit éénmaal in de drie jaar wordt gedaan.

4. Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg. De CQ indicatoren kennen een schaal van 1 tot 4 (1: minst positieve ervaringen, 4: meest positieve ervaringen) waarin de uitkomsten worden weergeven. De gehandicaptenzorg start eind 2009 met het meten aan de hand van de zorginhoudelijke indicatoren van het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg. Naar verwachting zal eind 2010 of begin 2011 de eerste meting onder VG-cliënten aan de hand van de CliëntErvarings-index (CE-index) van start gaan. De komende maanden wordt het instrument doorontwikkeld voor de overige doelgroepen binnen de gehandicaptensector, zodat in de loop van 2011 ook deze cliëntgroepen bevraagd kunnen worden.

5. VWS

6. VWS

7. College Bouw zorginstellingen.

Instrumenten voor kwalitatief goede zorg

•  (P) «In voor zorg»

De langdurige zorg is een sector in transitie. Om te bereiken dat de langdurige zorg ook in de toekomst beschikbaar blijft voor mensen die een onbetwistbare behoefte hebben aan zorg, is het niet alleen nodig allerlei zaken in de techniek en wetgeving te realiseren, maar ook slimmer werken is belangrijk. De afgelopen jaren is op veel plaatsen in de sector veel bruikbare kennis ontwikkeld. Door deze kennis door de gehele sector te implementeren kunnen kennis en praktijk op elkaar worden aangesloten en wordt het mogelijk om (versneld) resultaten te boeken in verbetering van de kwaliteit, de doelmatigheid en daarmee de toekomstbestendigheid van de langdurige zorg. Naar verwachting zullen in 2011 circa 220 zorginstellingen hiermee tegelijkertijd aan de slag zijn. Ook zullen in 2011 de eerste resultaten zichtbaar worden.

•  Innovatiebeleid

Innovatie is essentieel om de maatschappelijke opgaven – toename chronisch zieken en ouderen en tekort aan verzorgend en verplegend personeel – van gepaste oplossingen te voorzien. In de brief aan de Kamer van 7 februari 2008 (Innovatie in preventie en zorg, kamerstuk 31 200 XVI nr. 116) zijn de uitgangspunten voor het innovatiebeleid voor de zorg neergelegd. Het innovatiebeleid van de zorgsector wordt in 42.3.2 toegelicht. Van het specifiek op de langdurige zorg gerichte beleid wordt hieronder een aantal trajecten separaat toegelicht:

  • AAL

    De deelname van het Ministerie van VWS aan het Europese programma Ambiënt Assisted Living (AAL) is er op gericht ouderen in staat te stellen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en te leven, ook als ze last krijgen van lichamelijke en/of geestelijke beperkingen. Deelname aan dit programma biedt het zorgveld en de industrie de gelegenheid om de ontwikkeling en innovatiekracht op Europees niveau te bundelen. Behoeften en wensen van de ouderen (en hun mantelzorgers) vormen het uitgangspunt. Dit programma loopt tot en met 2013. Inmiddels is de derde call voor projectvoorstellen gepubliceerd.

  • Transitieprogramma in de langdurige zorg

    De experimenten in het kader van dit programma zijn in 2010 afgerond maar het programma loopt nog door voor de kennisuitwisseling met gesloten beurzen tussen de betrokken partijen over de ontwikkeling van zorginnovaties.

•  (P) NZa-beleidsregels innovatie

In het kader van de NZa-beleidsregel «Innovatie ten behoeve van nieuwe zorgprestaties» krijgen zorginstellingen en zorgkantoren in 2011 opnieuw budgettaire ruimte voor kortdurende experimenten. In de aanwijzing contracteerruimte AWBZ wordt landelijke budgetruimte voor deze experimenten vastgesteld. Deze ruimte is aanvullend op de budgettaire ruimte voor de beleidsregels voor ketenzorg dementie, het «Nationaal Programma Ouderenzorg» en de transitie-experimenten behorende bij het transitieprogramma in de langdurige zorg. Momenteel worden plannen voor de verdere invulling van de transitie-experimenten uitgewerkt. Een deel van het reguliere budget wordt beschikbaar gehouden voor mogelijke uitloop van lopende experimenten. Voor het transitieprogramma langdurige zorg is in 2011 in totaal € 6,5 miljoen beschikbaar.

In 2009 en 2010 is intensief gebruik gemaakt van de beleidsregel ketenzorg dementie. In 2011 wordt het bijbehorende budget verhoogd van € 10,0 naar € 10,5 miljoen.

•  (P) Plan zorg voor mensen met dementie

Ook in 2011 wordt de uitvoering van het plan «Zorg voor mensen met dementie», dat op 17 juni 2008 aan de Tweede Kamer is aangeboden (kamerstuk 25 424 nr. 68), voortgezet. De regio’s worden gestimuleerd de samenhangende dementiezorg uit te breiden en verder te verbeteren. De aandacht voor betrokkenheid van gemeenten en huisartsen wordt geïntensiveerd. Het verspreiden van goede voorbeelden en het stimuleren van kleinschalig wonen voor mensen met dementie blijven in 2011 aandachtspunten.

•  Arbeidsmarktbeleid

Kengetal
 

Gemiddeld 2003–2007

2008

2009

1. Werkgelegenheidsontwikkeling Zorg en Welzijn

2,7%

2,0%

3,7%

2. Vacaturegraad in zorg en welzijn

16

23

16

3. Instroom in opleidingen

77 800

80 800

4. Netto verloop verpleegkundig, verzorgend en agogisch personeel

4,3%

4,0%

4,1%

5. Ziekteverzuim (1e ziektejaar)

5,5%

5,0%

4,9%

Bron & toelichting

1 t/m 5. CBS statline, www.azwinfo.nl, Regiomarge, Vernet.

2. De vacaturegraad in zorg en welzijn is het aantal openstaande vacatures per 1 000 werknemers.

Gegeven de toenemende vraag naar zorgpersoneel en de nog beperkt groeiende beroepsbevolking, dient een actief en consequent arbeidsmarktbeleid ervoor te zorgen dat nu en in de toekomst voldoende gekwalificeerd personeel beschikbaar blijft voor de zorgsector. Hierbij zal vanuit de recente WHO-code op het terrein van werving van zorgpersoneel uit ontwikkelingslanden een sterk signaal uitgaan voor het ethisch rekruteren in deze landen. De primaire verantwoordelijkheid voor het arbeidsmarktbeleid in de zorg ligt bij zorginstellingen en sociale partners. De overheid heeft hierin een ondersteunende rol. Op basis van overleg met sociale partners, en rekening houdend met de verantwoordelijkheid van het kabinet voor het algemene arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid, is in de Arbeidsmarktbrief 2007 «Werken aan de zorg» (kamerstuk 29 282 nr. 46) een actieplan opgesteld (kamerstuk 28 282 nr. 71).

In 2011 wordt het ingezette beleid gecontinueerd. Dat betekent dat langs drie sporen activiteiten worden uitgewerkt en nieuwe activiteiten worden ontwikkeld: innovatie van zorgprocessen (toegelicht onder het instrument innovatie in artikel 42 en 43); investeren in behoud van personeel en vergroten van de instroom van nieuw personeel. In 2011 wordt het stagefonds voortgezet met een budget van € 73,0 miljoen. Voor ondersteunende maatregelen is daar bovenop in 2011 € 16,5 miljoen beschikbaar. Deze middelen worden onder andere ingezet voor:

  • Het investeren in het regionale arbeidsmarktbeleid door onder meer de versterking van de regionale samenwerking tussen zorginstellingen, met het onderwijs en de SUWI-partners;

  • Het stimuleren van de instroom van jongeren in zorgopleidingen (gerichte imagocampagnes op scholen, subsidieregeling voor vaccinatie tegen Hepatitis B);

  • Het implementeren van de nieuwe opleiding maatschappelijke zorg en de ontwikkeling van specifieke leertrajecten in de gehandicaptenzorg;

  • Het stimuleren van het behoud van personeel (leeftijdsbewust personeelsbeleid, toepassing van de work-ability-index, vervolg op project ergocoaches dat in 2009 is uitgebreid met agressiecoaches);

  • Het investeren in innovatief HRM beleid in UMC’s via het project Idealoog.

Een deel van de beschikbare middelen voor het arbeidsmarktbeleid wordt op artikel 42 begroot en verantwoord (42.3.2).

•  (P) Persoonsvolgende bekostiging

In de maatschappij bestaat breed draagvlak voor de introductie van bekostiging die de cliënt volgt: meer persoonsvolgende bekostiging. De persoonsvolgende bekostiging is een instrument om de vergoeding aan de zorgaanbieder direct te koppelen aan de zorgkosten die voor een bepaalde cliënt worden gemaakt. In de brief van 1 februari 2010 (kamerstuk 30 597 nr. 134) zijn de hoofdlijnen geschetst. Vervolgens worden in de praktijk pilots uitgevoerd met het instrument om te bezien welke vormgeving in de praktijk het meest effectief is. In 2011 wordt de pilot in Drenthe beëindigd (intramurale gehandicaptenzorg) en start de pilot met vouchers. Deze pilot zal in 2012 worden afgerond.

•  (P) Zorgzwaartebekostiging

Sinds 2010 vindt de hele keten van indicatiestelling tot en met inkoop, bekostiging en de verantwoording van de intramurale zorg volledig plaats in zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Dit is een eerste stap bij de invoering van een meer persoonsvolgende wijze van bekostiging, waarbij de financiering van de instellingen is afgestemd op de cliënten die ze in zorg hebben en niet op de kenmerken van de instelling. Er vindt voortdurend onderhoud plaats aan de zorgzwaartefinanciering; zo ook in 2011.

•  (P) Extramurale zorgzwaartepakketten

Met de introductie van extramurale zorgzwaartepakketten (EZP’s) binnen de extramurale zorg wordt beoogd om op integrale wijze de herkenbaarheid van cliënten en producten te vergroten en daarmee de keuzevrijheid te bevorderen, innovatie te stimuleren en de administratieve druk voor aanbieders en indicatiestellers te verminderen. De EZP’s geven vorm aan persoonsvolgende bekostiging binnen de extramurale zorg. Een eerste stap in de ontwikkeling van EZP’s is het komen tot extramurale cliëntprofielen, waarvan de ontwikkeling reeds in 2009 is ingezet. In 2011 zullen naast het doorontwikkelen van deze cliëntprofielen, de effecten van EZP’s op de hoofdthema’s aanspraken, indicatie, zorgplan, inkoop, bekostiging en eigen bijdrage in beeld worden gebracht.

•  Palliatieve zorg

Het Ministerie van VWS wil dat mensen in hun laatste levensfase goed worden verzorgd en met respect worden begeleid. Daarbij is zowel een belangrijke rol weggelegd voor professionele zorgverleners als voor vrijwilligers. Vanaf 2008 wordt jaarlijks circa € 10 miljoen extra beschikbaar gesteld om de kwaliteit van de palliatieve zorg te verbeteren; € 4,2 miljoen voor ophoging van de subsidieregeling «Palliatieve Terminale Zorg» (totaal vanaf 2008 € 15,4 miljoen), € 2 miljoen als tegemoetkoming in de huisvestingslasten van bijna-thuishuizen en high-care hospices en € 3,8 miljoen voor de uitvoering van het verbeterprogramma palliatieve zorg. Dit verbeterprogramma is het vervolg op het platform palliatieve zorg en richt zich op zorgorganisaties en zorgprofessionals en het verankeren van de opleidingen van professionals voor palliatieve zorg.

Kengetal
 

1-7-2006 t/m 30-6-2007

1-7-2007 t/m 30-6-2008

1-7-2008 t/m 30-6-2009

1. Zorgplaatsen via high-care hospices

1 131

1 753

1 190

2. Zorgplaatsen via bijna-thuishuizen

1 574

1 969

2 474

3. Thuisplaatsen

4 403

4 375

4 553

Totaal aantal zorgplaatsen

7 108

8 097

8 217

Bron & toelichting

VWS. De middelen uit de subsidieregeling palliatieve terminale zorg zijn bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die organisaties maken voor de coördinatie van vrijwilligers die ingezet worden in palliatief terminale situaties. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om het aantal zorginzetten groter te maken. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal zorginzetten in de periode voorafgaand aan de aanvraag. In dit kader kan het aantal zorgplaatsen als kengetal dienen in de monitoring van de regeling, maar zijn daar niet primair voor bedoeld en dienen niet om het succes van de regeling aan af te meten.

•  Rechtsbescherming cliënten bij dwang

Het wetsvoorstel «Zorg en dwang», dat in 2009 bij de Kamer is ingediend, is toegespitst op het bijzondere karakter van de zorg voor psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten, waarbij soms ook de vraag naar onvrijwillige zorg wordt gesteld. Kwetsbare groepen, die vaak hun wil niet meer duidelijk kunnen uiten, wordt betere rechtsbescherming geboden doordat er een duidelijk stappenplan wordt voorgeschreven voordat tot dwang mag worden overgegaan. Centraal daarbij staat altijd de vraag of er geen minder ingrijpende alternatieven zijn. Door de val van het kabinet kon het wetsvoorstel in 2010 niet verder worden behandeld, waardoor de voorlichtingsactiviteiten zich op 2011 concentreren. Dat wordt ondersteund door twee websites die nu al in de lucht zijn en veel informatie verstrekken over rechtspositie en het terughoudend gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel is in het kader van het programma «Zorg voor Beter» al enige tijd geleden gestart met een aantal verbetertrajecten, gericht op het zoeken naar alternatieven voor dwang. De ervaringen uit die trajecten worden in 2011 ingezet in een nieuw verbetertraject dat voor veel zorginstellingen openstaat.

•  Kwaliteit meten, verbeteren en borgen

Het beleid om kwaliteit te verbeteren richt zich op het meten van de kwaliteit van zorg, het verbeteren van deze zorg en het borgen van deze verbetering. Het verbeteren van de zorg gebeurt onder andere door programma’s als «Zorg voor Beter», «Transitieprogramma in de Langdurige Zorg», «Nationaal Programma Ouderenzorg» en «In voor Zorg». Via deze programma’s wordt beoogd instellingen te stimuleren om te werken aan innovatie, ketenzorg en het verder verbeteren van de veiligheid en cliëntgerichtheid in de zorg.

– Implementatie kwaliteitskader verantwoorde zorg

Het meten van de kwaliteit van zorg gebeurt via de Kwaliteitskaders verantwoorde zorg. De implementatie van het Kwaliteitskader verantwoorde zorg in elke sector is van groot belang om verdere stappen in de verbetering van kwaliteit te zetten. Het doorontwikkelde Kwaliteitskader voor de sector verpleging, verzorging en thuiszorg kwam in 2010 beschikbaar. In 2011 wordt verder gegaan met het implementeren van de cyclus meten, verbeteren en borgen van kwaliteit. Daarnaast zal de hele sector van verpleging, verzorging en thuiszorg opnieuw verslag doen van de stand van de kwaliteit op basis van de meting van zorginhoudelijke en cliëntgebonden indicatoren via het Jaardocument «Maatschappelijke Verantwoording». In de gehandicaptensector is in 2009 gestart met de landelijke uitrol van de zorginhoudelijke indicatoren. Met de meting van de cliëntgebonden indicatoren wordt naar verwachting eind 2010 of begin 2011 gestart. Daarmee zal de stand van de kwaliteit in de gehandicaptenzorg ook op basis van de scores op de zorginhoudelijke en cliëntgebonden indicatoren inzichtelijk zijn in 2011.

Het kabinet vindt het belangrijk dat het proces van meten van kwaliteit going concern is binnen instellingen. Om dit mogelijk te maken en daarbij de administratieve lasten te verminderen, worden verbindingen gelegd met andere processen zoals de zorgzwaartebekostiging.

–  Zorg voor Beter

Zorg voor Beter richt zich in dit kader primair op de ontwikkeling van concrete instrumenten en methoden, gericht op zorgmedewerkers en hun interactie met cliënten. In 2011 wordt beperkt verder gegaan met het (door)ontwikkelen van instrumenten waarmee instellingen op basis van uitkomsten van kwaliteitsmetingen zelfstandig aan de slag kunnen met het toepassen van verbetertrajecten en met het ontwikkelen van een flexibeler aanbod van verbetertrajecten. Nadruk in de laatste periode van «Zorg voor Beter» ligt met name in de borging, zoals borging bij instellingen, waarbij ook samengewerkt wordt met «In voor Zorg» en borging in het zorgonderwijs.

•  (P) Bouwprogramma (waaronder kamers zorghuizen)

Privacy en een goede woonomgeving vormen een wezenlijk element van de kwaliteit van leven. Door middel van een uitvoering- en monitoringprogramma van de daartoe noodzakelijke maatregelen wordt er op toegezien dat ultimo 2010 alle kamers voor meer dan twee personen zijn of worden aangepast. Uit de stand van zaken zorghuizen blijkt dat de sector grote inspanningen heeft geleverd bij de afbouw van de meerbedskamers. Tegelijkertijd zijn er ook nog instellingen die onvoldoende voortgang maken. De Tweede Kamer is geïnformeerd over de oorzaken van de vertraging en welke maatregelen er worden genomen om de gestelde termijn van 2011 te halen (kamerstuk 30 597 nr. 101). In 2010 is € 160 miljoen beschikbaar gesteld als bouwimpuls voor de langdurige zorg. Met de inzet van deze extra middelen worden 58 projecten versneld uitgevoerd, hiermee zijn circa 6 000 privacyplaatsen gemoeid. Ook na de inzet van deze extra middelen moeten na 2010 nog een behoorlijk aantal plaatsen worden verbeterd (circa 6 000). Uit recent ontvangen informatie blijkt dat de jaren 2011 en 2012 wat dit betreft oogstjaren zullen zijn. De verwachting is dat in die jaren circa 5 000 plaatsen worden aangepast. Aanbieders die niet voldoende uitwerking aan verbeterplannen geven zullen op grond van de WTZi in 2010/2011 een voorschrift aan de toelating verbonden krijgen. Dit voorschrift houdt in dat instellingen de daarin genoemde verbeteringen moeten hebben doorgevoerd. Het voorschrift opent de mogelijkheid om bij instellingen die daar niet aan voldoen bestuursdwang uit te oefenen (last onder dwangsom), of in het uiterste geval, de toelating in te trekken.

•  Stichting Centra voor Consultatie en Expertise

De Stichting Centra voor Consultatie en Expertise (CCE) heeft als taak door de inzet van expertise en (tijdelijke) extra ondersteuning perspectief te bieden aan individuele cliënten met een bijzondere zorgvraag. CCE kan adviezen geven over het opstellen van bijzondere zorgplannen en begeleidt ook de uitvoering ervan. Voorts heeft CCE een belangrijke adviserende rol met betrekking tot enkele beleidsregels van de NZa, waaronder de beleidsregel «Toeslag extreme zorgzwaarte». Het gaat dan om adviezen over de zorg van cliënten met een bijzondere zorgvraag. De subsidie voor het CCE is met ingang van 2010 verlaagd vanuit de overweging dat er zowel in bedrijfsmatige zin als door het uitbaten van expertise efficiencywinsten te behalen zijn.

•  AWBZ-brede zorgregistratie (AZR)

De AWBZ-brede zorgregistratie (AZR) is een uniforme systematiek waarmee indicatieorganen (50), zorgkantoren (32) en zorgaanbieders (3 000) elektronisch informatie over cliënten kunnen uitwisselen. Daarmee wordt inzicht verkregen in ontwikkelingen in de zorgvraag en het zorgaanbod en eventuele fricties daartussen (wachtlijsten).

Momenteel wordt een nieuwe release (AZR 3.0) ontwikkeld, die in het voorjaar van 2011 in gebruik wordt genomen. Met AZR 3.0 wordt de taal in de keten vereenvoudigd, wordt een meer uniforme registratie van de wachtlijsten doorgevoerd en worden uitvoeringsprocessen meer op elkaar afgestemd. Tevens vindt er een inhoudelijke kwaliteitsverbetering plaats (toevoeging BSN, opschoning van bestanden), waardoor de betrouwbaarheid van de informatie toeneemt. Belangrijke ontwikkeling is voorts het declareren van geleverde zorg op cliëntniveau op basis van een declaratiestandaard. Op dit moment wordt deze ingevoerd voor de intramuraal geleverde zorg; in 2011 volgt de invoering voor de extramuraal geleverde zorg. Thans wordt in de vorm van een pilot ervaring opgedaan met een centraal schakelpunt voor het routeren van het berichtenverkeer van de AZR en aanpalende domeinen, zoals de Wmo. Deze wordt eind 2010 geëvalueerd. Daarna volgt een Europese aanbesteding voor het definitieve schakelpunt. Het CVZ draagt zorg voor het tactisch beheer van de AZR. Daarvoor is in 2011 een bedrag van € 2,0 miljoen beschikbaar.

43.3.4 De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar

Motivering

Motivering

De maatschappelijke aanvaardbaarheid van de kosten voor de langdurige zorg bepaalt de mate waarin de samenleving duurzaam bereid is solidariteit op te brengen voor voldoende zorg van goede kwaliteit. Door de vergrijzing neemt de druk op deze solidariteit flink toe. Het kabinet vindt de maatschappelijke kosten aanvaardbaar als:

  • De premie in verhouding is tot kwaliteit en capaciteit;

  • Het beroep op de arbeidsmarkt in overeenstemming is met de mogelijkheden gelet op de concurrentie met andere sectoren in de economie;

  • Mantelzorgers niet overmatig worden belast;

  • De uitvoering van de AWBZ doelmatig is.

Geraamde begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Instellingssubsidies/Structurele subsidies

5 473

5 473

5 473

5 473

5 473

Landelijke kennisinstituten

5 436

5 436

5 436

5 436

5 436

Bejaardenpensions

37

37

37

37

37

      

Projectsubsidies

2 617

2 289

503

504

504

Waarvan onder andere:

     

ABWZ-databank

175

175

0

0

0

Programma E-care

500

500

0

0

0

Diversiteit van wonen

1 500

1 500

0

0

0

      

Opdrachten

665

434

756

756

756

Waarvan onder andere:

     

Invoering Wtcg

256

256

256

256

256

      

Rijksbijdragen

5 264 800

5 380 600

5 493 600

5 614 500

5 738 000

Rijksbijdrage BIKK

5 264 800

5 380 600

5 493 600

5 614 500

5 738 000

      

Inkomensregelingen

586 901

601 224

619 159

624 159

629 468

Forfaits chronisch zieken en gehandicapten

545 602

559 925

576 860

581 860

587 169

Tegemoetkoming specifieke zorgkosten (Wtcg)

41 299

41 299

42 299

42 299

42 299

      

Bijdrage aan ZBO’s

16 196

16 196

18 221

18 221

18 221

CAK (Wtcg)

16 196

16 196

18 221

18 221

18 221

      

Totaal

5 876 652

6 006 216

6 137 712

6 263 613

6 392 422

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Prestatie-indicatoren

Prestatie-indicatoren

De voortgang van het beleid wordt gemeten met de volgende indicator:

Indicator
 

2007

2008

2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

1. Beheerste ontwikkeling AWBZ-uitgaven langdurige zorg (x € 1 miljard)

22,5

21,3

22,9

23,6

23,7

Bron

1. VWS, NZa productieafspraken en (voorlopige)realisatiegegevens, CVZ (voorlopige) financieringslasten.

Herijken van het pakket van verzekerde aanspraken

•  Uitvoering door zorgkantoren verbeteren

In de huidige concessieverlening aan zorgverzekeraars is opgenomen dat de gerichtheid op AWBZ-cliënten wordt versterkt. Jaarlijks zien we uit monitor van de NZa dat deze dienstverlening verbetert. De huidige concessieverlening loopt tot en met 2011. Voor 2012 en verder moet nog bepaald worden wie de AWBZ gaat uitvoeren.

•  (P) Afspraken zorgaanbieders

In het kader van de zorginkoop 2011 zijn afspraken gemaakt met de zorgkantoren om de zorginkoop te verbeteren. Het gaat hierbij om differentiatie in de vergoeding van zorgaanbieders afhankelijk van de kwaliteit, zowel voor intra- als extramurale zorg.

Om dit mogelijk te maken zal de tariefmarge intramuraal worden verruimd (van 2% naar 6%). Ook zullen de exploitatielasten van nieuwe capaciteit die nu nog afzonderlijk worden vergoed, vanaf 2011 onder de contracteerruimte worden gebracht. Afgesproken is dat NZa, ZN en het Ministerie van VWS deze exploitatielasten zullen monitoren en dat de vergoedingen, binnen het beschikbare kader, centraal worden toegewezen op basis van de opgaven van de zorgkantoren.

•  (P) Maatregelen care

Onder druk van de toenemende zorgkosten is het noodzakelijk om een aantal aanvullende maatregelen te nemen in de langdurige zorg. Ter compensatie van de in de begroting 2010 opgenomen taakstellingen en nieuwe problematiek van circa € 142 miljoen wordt de contracteerruimte per saldo met € 287 miljoen verlaagd. Deze wordt door zorgkantoren bij hun inkoopbeleid gerealiseerd. Daarnaast wordt het bonusmalussysteem bij de functies begeleiding en persoonlijke verzorging beëindigd (geraamde opbrengst € 60 miljoen). Ook zullen de exploitatielasten van nieuwe capaciteit vanaf 2011 voor een bedrag van € 175 miljoen onder de contracteerruimte gebracht, hetgeen extra kosten door ingebruikname van nieuwe capaciteit zal vermijden.

•  (P) Invoeren minimale eigen bijdrage verblijf

Op dit moment betaalt een bewoner van een intramurale instelling met bijvoorbeeld alleen een AOW-uitkering een hoge eigen bijdrage intramuraal van rond de € 450 per maand. Ook bewoners met alleen een Wajong-uitkering betalen een gemiddelde bijdrage die hoger is dan € 400 per maand. In AWBZ-instellingen is echter een groep bewoners waarbij de hoge eigen bijdrage lager is dan € 400 per maand. Per 2011 wordt een maatregel genomen die er voor zorgt dat iedereen die langdurig in een AWBZ-instelling verblijft en geen thuiswonende partner heeft minimaal € 400 per maand eigen bijdrage betaalt. Dit kan worden gezien als een reële bijdrage voor het wonen en de diensten (waaronder de maaltijden) die vanuit de instellingen worden verleend aan de bewoner. Voor circa 30 000 mensen zal de eigen bijdrage door deze maatregel toenemen. De minister van VWS heeft de Tweede Kamer toegezegd nader te inventariseren om welke groepen van cliënten het precies gaat. Tevens gaat hij na hoe geregeld kan worden dat deze mensen na het betalen van de eigen bijdrage minimaal het bedrag aan zak- en kleedgeld ter vrije besteding overhouden.

Naar verwachting zal deze maatregel circa € 60 miljoen euro opleveren, waarbij al rekening is gehouden dat er minder opbrengsten zullen zijn om te regelen dat mensen na het betalen van de eigen bijdrage afdoende inkomsten over houden.

•  Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

Eind 2008 heeft het parlement de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) aanvaard. De Wtcg vervangt de buitengewone uitgavenregeling in de fiscaliteit. Eén van de onderdelen is de algemene Wtcg-tegemoetkoming, waarbij mensen een tegemoetkoming krijgen op basis van zorggebruik. Rechthebbenden ontvangen deze tegemoetkoming over 2009 vanaf eind 2010 voor de eerste maal.

Na aanvaarding van de Wtcg door het parlement is zowel gewerkt aan de implementatie van de tegemoetkoming als aan de verbetering van de afbakening van de doelgroep. Voor dit laatste is de Taskforce verbetering afbakening Wtcg ingesteld. Op basis van de rapportage van de Taskforce eind 2009 is de afbakening van de doelgroep voor de algemene Wtcg-tegemoetkoming vanaf tegemoetkomingsjaar 2010 (uit te keren eind 2011) aangepast. De aanpassing heeft betrekking op onder andere de verbetering van de afbakening van het Zvw-gebruik en het betrekken van rolstoelen en pgb-huishoudelijke verzorging in het kader van de Wmo. Het aantal personen dat eind 2011 een algemene tegemoetkoming Wtcg ontvangt, neemt door deze maatregelen per saldo toe met 159 000 personen.

Instrumenten voor een goed werkend AWBZ stelsel

•  AWBZ-databank

Aan de Tweede Kamer is toegezegd om de grote hoeveelheid informatie over de AWBZ overzichtelijker te presenteren. Een van de initiatieven daartoe is het realiseren van een AWBZ-brede gegevensbank, waarin AWBZ-gegevens uit verschillende informatiebronnen met elkaar worden verbonden en op een toegankelijke manier beschikbaar worden gesteld voor verschillende partijen. Gegevens worden op vooraf afgesproken momenten door informatiehouders, zoals het CAK, de NZa en het CIZ, aangeleverd. Zo wordt de databank op gezette tijden bijgewerkt met de meest recente informatie, vermindert de uitvraag van gegevens bij de informatiehouders (en daarmee de administratieve lasten) en wordt de kennis over de AWBZ-vraag vergroot.

•  (P) Ruimte voor wensen van de cliënt (integraal tarief)

Zorgaanbieders lopen voor hun vastgoed nog geen risico, alle rente- en afschrijvingskosten worden nagecalculeerd. Daarin komt verandering in 2012. Met de introductie van integrale tarieven zal de zorgaanbieder meer risico gaan lopen, maar zij krijgt daar investeringsvrijheid voor terug. De investeringen in zorgvastgoed kan de zorgaanbieder alleen terugverdienen als de cliënten daadwerkelijk voor zorg en verblijf bij haar kiezen. De zorgaanbieder zal dus goed moeten letten op wat cliënten wensen en wat zij graag zien terugkomen in de gebouwde omgeving.

Om cliënten bij deze overgang te helpen, zullen in de toekomstige Wet cliëntenrechten zorg bepalingen worden opgenomen die moeten garanderen dat cliënten worden gehoord en mee kunnen bepalen hoe hun woonomgeving er uit gaat zien. Tot de inwerkingtreding van die wet zullen de beleidsregels ex artikel 4 van de WTZi van kracht blijven, waarin het standpunt van de cliëntenraad en het leefwensenonderzoek wettelijke regeling hebben.

•  Kleinschalig Wonen

Om de keuzemogelijkheden in woonvormen en de spreiding van capaciteit voor zware zorg te vergroten is er een stimuleringsprogramma «Kleinschalig wonen voor mensen met dementie». Daarnaast zijn binnen het project «Kleinschalig Wonen met Domotica» (KWmD) tien regionale initiatieven van start gegaan. Uitgangspunt van dit project is het inzetten van bestaande kennis, innovatieve producten en diensten. De focus ligt op samenwerking en procesinnovatie en het ondersteunen met kennis en advies ten behoeve van aanschaf, inrichting en exploitatie. Voor dit programma is € 0,5 miljoen per jaar gereserveerd voor een periode van 3 jaar (t/m 2011). Naast de bijdrage van het Ministerie van VWS, hebben het innovatienetwerk «Syntens» en de deelnemende initiatieven zich in deze projecten ook financieel gecommitteerd. De deelnemende initiatieven zorgen voor een eigen bijdrage van in totaal € 1,2 miljoen en Syntens draagt € 0,3 miljoen bij vanuit het programma Nederland Digitaal in Verbinding (NDiV). Deze projecten zullen een voorbeeldfunctie vervullen ten behoeve van een verdere uitrol van ICT en domoticatoepassingen in de zorg.

•  (P) Overheveling revalidatiezorg naar de Zvw

Met het oog op een toekomstbestendige AWBZ gaat de somatische revalidatiezorg per 2012 over van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) (kamerstuk 29 689 nr. 266). Overheveling biedt betere mogelijkheden voor ketenzorg, en bovendien past deze kortdurende en op herstel van functioneren gerichte zorg beter bij de Zvw. De overheveling richt zich op somatische revalidatiezorg die intramuraal en in de vorm van dagbehandeling wordt geboden.

Het jaar 2011 zal in het teken staan van registratie ten behoeve van dbc’s Er wordt in 2011 met een gedifferentieerd tarief gewerkt om snellere en intensievere revalidatie mogelijk te maken.

Een zorgvuldige bepaling van het volume en budget van de over te hevelen zorg zal plaatsvinden op basis van de ZZP realisatie per zorgkantoor aan de hand van NZa gegevens.

•  (P) Bijdrage in kosten van kortingen (BIKK)

Doel is om de lagere premieopbrengst van de AWBZ als gevolg van de grondslagverkleining van de AWBZ bij de invoering van het belastingstelsel van 2001 te compenseren (circa € 5,3 miljard).

43.4 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid
Overzicht beleidsonderzoeken
 

Onderzoek onderwerp

Nummer

AD of OD

A Start

B Afgerond

Beleidsdoorlichting

Heroverweging care

43.1

A 2009

B 2010

 

Zorgbalans 2014, De prestaties van de Nederlandse zorg

42.1

A 2014

B 2015

 

Indicatiestelling

43.3.2

A 2008

B 2010

Effectonderzoek ex post

  
    

Overig evaluatieonderzoek

Subsidiesystematiek PGO-organisaties

43.3.1 42.3.1

A 2010

B 2011

 

Evaluatie subsidieregelingen stageplaatsen zorg en vaccinatie stageplaatsen zorg

43.3.3

A 2010

B 2011

Licence