Niet-beleidsartikel 9 Algemeen
9.1 Algemene doelstelling
In dit niet-beleidsartikel worden de departementsbrede uitgaven geboekt die niet zinvol kunnen worden toegerekend aan een beleidsartikel.
9.2 Budgettaire gevolgen van beleid
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 121 476 | 47 757 | 21 936 | 30 741 | 29 789 | 29 618 | 29 618 |
Uitgaven | 126 814 | 53 757 | 27 936 | 30 741 | 29 789 | 29 618 | 29 618 |
1. Internationale samenwerking | 4 721 | 4 295 | 3 868 | 3 868 | 3 868 | ||
Bijdrage aan internationale organisatie | 4 721 | 4 295 | 3 868 | 3 868 | 3 868 | ||
WHO | 4 721 | 4 295 | 3 868 | 3 868 | 3 868 | ||
2. Verzameluitkering VWS | 541 | 349 | 311 | 311 | 311 | ||
3. Strategisch onderzoek RIVM | 22 674 | 26 097 | 25 610 | 25 439 | 25 439 | ||
Bekostiging | 22 674 | 26 097 | 25 610 | 25 439 | 25 439 | ||
Strategisch onderzoek RIVM | 22 674 | 26 097 | 25 610 | 25 439 | 25 439 | ||
Ontvangsten | 33 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
9.3 Instrumenten
Internationale samenwerking
Bij internationale samenwerking gaat het erom dat een gemeenschappelijke benadering meerwaarde biedt boven een nationale aanpak. De nadruk moet liggen op het zoeken naar oplossingen voor grensoverschrijdende problemen, waarbij er concrete meerwaarde moet zijn vanuit de missie van het Ministerie van VWS. VWS ontplooit activiteiten om invulling te geven aan de internationale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport met een beperkt aantal landen en met multilaterale organisaties bij het vormgeven van onze internationale ambities binnen de gezondheidszorg.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Het Ministerie van VWS is verantwoordelijk voor het stimuleren, afstemmen en waarborgen van internationale samenwerking op de beleidsterreinen van volksgezondheid, welzijn en sport. Op specifieke gebieden wordt hiertoe nadrukkelijk samengewerkt met andere ministeries. Vooral de samenwerking met de Ministeries van Buitenlandse Zaken (WHO en drugs), Veiligheid en Justitie (drugs), Economische zaken, Landbouw en Innovatie (life sciences and health, geneesmiddelenbeleid en voedselveiligheid) en Sociale Zaken en werkgelegenheid (EU) is hierbij van belang.
Prioriteiten 2013
Internationale samenwerking kent een breed scala aan instrumenten en activiteiten:
Partnerschap met de World Health Organization (WHO)
Nederland heeft in 2010 een partnerschapverdrag afgesloten met de WHO. Hiermee is in totaal een bedrag van € 20 miljoen over 4 jaar gemoeid. Het partnerschapprogramma vergroot de Nederlandse invloed binnen de WHO. Via het partnerschapprogramma worden ook de contacten tussen de WHO en aan VWS gelieerde organisaties bevorderd. Het partnerschapprogramma loopt eind 2013 af. In 2012 wordt het partnerschapprogramma geëvalueerd.
Samenwerking op Europees en mondiaal niveau
Het Ministerie van VWS vertegenwoordigt Nederland met betrekking tot de voor volksgezondheid, welzijn en sport relevante onderwerpen bij internationale organisaties als de Europese Unie, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), de Raad van Europa, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Verenigde Naties (VN). Contacten met een beperkt aantal voor het Ministerie van VWS belangrijke landen worden gestimuleerd, zoals contacten met landen als China en India, de groeiende economische grootheden. Nederland heeft in 2012 aan deze landen een aantal bezoeken afgelegd in het kader van innovatie in de gezondheidszorg, sport en life sciences and health.
Internationale samenwerking
Op het gebied van internationale samenwerking is toenemende aandacht voor internationale publieke goederen. Dit geldt zeker ook voor gezondheid. Besmettelijke ziekten stoppen niet bij grenzen en tekorten aan gezondheidswerkers hebben een mondiale dimensie. Er wordt samengewerkt met andere lidstaten en binnen multilaterale organisaties om de verspreiding van ziekten te beperken en om te komen tot de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins ter bestrijding en voorkoming van deze ziekten. Samenwerking blijft ook nodig voor de verdere implementatie van de WHO-gedragscode uit 2010 voor werving van gezondheidspersoneel uit ontwikkelingslanden. Internationale solidariteit is juist bij internationale publieke goederen van belang. Waar mogelijk wordt aansluiting gezocht bij de bredere aanpak van internationale ontwikkelingssamenwerking, waaronder de uitvoering van het speerpuntprogramma «Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten» (SRGR).
Grensoverschrijdende gezondheidzorg
Binnen Europa gaan steeds meer burgers de grens over voor hun gezondheidszorg. Vooral in grensstreken kan de dichtstbijzijnde zorgaanbieder zich in het buitenland bevinden. Zowel in EU-verband als via bilaterale programma’s met Duitsland en België, wordt hieraan invulling gegeven. Zo zal de implementatie van de richtlijn patiëntrechten grensoverschrijdende zorg in 2012 een feit zijn.
Internationaal personeels- en detacheringsbeleid
Om internationaal goed samen te kunnen werken, plaatst en detacheert het Ministerie van VWS medewerkers in het buitenland en bij multilaterale organisaties, zoals bij de World Health Organization (Geneve of Kopenhagen) en bij de Europese Commissie in Brussel.
De personele en materiële uitgaven met betrekking tot internationale samenwerking staan vermeld op artikel 10 Apparaatsuitgaven.
Verzameluitkering VWS
In een verzameluitkering worden per ministerie alle financieel geringe overdrachten (beleidsthema’s) aan een medeoverheid opgenomen. Alle bedragen waarvoor een budget beschikbaar is dat onder het grensbedrag (gesteld op maximaal € 10 miljoen) ligt, moeten in de verzameluitkering worden opgenomen. De Financiële-verhoudingswet geeft de wettelijke grondslag voor de verzameluitkering. In de verzameluitkering zijn de volgende beleidsthema’s opgenomen:
-
• De verzameluitkering van het Ministerie van VWS voor 2013 bevat de uitkering van bestuurskosten aan de drie grootstedelijke regio’s (circa € 0,3 miljoen).
-
• Het bestaande programma voor topsportevenementen en -accommodaties kan ook voor de verzameluitkering in aanmerking komen. Het betreft een programma waarmee vooral subsidies worden verleend aan sportbonden voor de organisatie van een topsportevenement. Daarnaast kan het programma talentontwikkeling (het onderdeel Centra voor Topsport en Onderwijs) voor de verzameluitkering in aanmerking komen. Incidenteel vindt er een uitkering aan een medeoverheid plaats in het kader van deze programma's. Voor 2013 is circa € 0,7 miljoen begroot voor Sport in de verzameluitkering.
-
• Ten slotte bevat de verzameluitkering een uitkering aan Frieslab (circa € 0,2 miljoen). Frieslab werkt op basis van knelpunten in zorg en dienstverlening. Binnengekomen knelpunten worden geanalyseerd en indien mogelijk opgelost. In projecten wordt hiermee geëxperimenteerd.
Met de verzameluitkering wordt beoogd de medeoverheden ruimte te bieden voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij het Rijk en de medeoverheden te beperken (zie ook TK 31 327, Stb. 2008, 312).
Strategisch onderzoek RIVM
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een baten-lastendienst van het Ministerie van VWS en doet projectmatig onderzoek voor zijn primaire opdrachtgevers: de Ministeries van VWS, EL&I, SZW en IenM. Daarnaast voert het RIVM ook strategisch onderzoek uit. Dit is onderzoek om de expertise te ontwikkelen die nodig is voor de continuïteit van het instituut. Zo kan het RIVM zijn toekomstige taken voor de opdrachtgevers adequaat uitvoeren, op zowel de middellange als de lange termijn. Het strategisch onderzoek richt zich enerzijds op lacunes in actuele kennis en anderzijds op nieuwe ontwikkelingen.
De Wet op het RIVM vormt de wettelijke basis voor het strategisch onderzoek dat dit instituut uitvoert. Deze wet bepaalt dat de directeur-generaal RIVM jaarlijks een programma van onderzoek opstelt. Hierin beschrijft hij welke inzichten het instituut moet verwerven om zijn taken adequaat te kunnen uitvoeren. Dit programma is openbaar. Met deze wettelijke bepaling laat de wetgever zien dat het RIVM professioneel zelfstandig is. In het licht van de betekenis van het strategisch onderzoek voor de toekomstige kennispositie van het RIVM is het budget voor het strategisch onderzoek belegd bij de secretaris-generaal van VWS, als «eigenaar» van de baten-lastendienst RIVM. Om deze reden worden deze middelen (circa €22,7 miljoen in 2013) bekostigd vanuit dit niet-beleidsartikel.
Het strategisch onderzoek is op dit moment ondergebracht in twee separate onderzoeksbudgetten, het Strategisch Onderzoek RIVM (SOR) en het Strategisch Vaccin Onderzoeksprogramma (SVOP).
Voor SOR geldt dat in 2011 een nieuwe vierjaarcyclus 2011–2014 is gestart met zes nieuwe speerpunten en 55 nieuwe projecten. In 2012 zijn vier nieuwe projecten gestart en zijn zeven verkenningen uitgevoerd naar nieuwe interdisciplinaire taakvelden. De speerpunten dekken de kennisdomeinen af, waarop het RIVM zijn kennis en kunde moet vernieuwen of intact moet houden. Daarnaast zijn er veertien projecten in opdracht van internationale opdrachtgevers, die worden gecofinancierd middels SOR. Zeven projecten uit de cyclus 2007–2010 lopen nog door in 2013. Alle projecten worden jaarlijks geëvalueerd en door de Commissie van Toezicht gevolgd om de kennispositie van het instituut te garanderen.
Het SVOP is specifiek gericht op de wetenschap van vaccinatie, voorheen ondergebracht als taak bij het Nederlands Vaccin Instituut. Het SVOP is erop gericht om kennis van de sterk veranderende branche en wetenschap op het gebied van vaccins en vaccinatie te handhaven en waar nodig te versterken. Daarbij staat het verwerven van inzichten die nodig zijn om de publieke vaccintaak adequaat uit te kunnen blijven voeren centraal. Het SVOP wordt regelmatig bijgesteld en begin 2011 is de ronde 2011–2014 van start gegaan met tien nieuwe projecten. Aanvullend is in 2012 gestart met nog een nieuw project en is een deel van het budget besteed aan cofinanciering van internationale projecten. In 2013 zal nog een aantal nieuwe projecten starten.
Het SVOP-budget viel tot 2012 onder de verantwoordelijkheid van het Nederlands Vaccin Instituut (NVI). Procesmatig zijn de programma’s al geïntegreerd, een volledige inhoudelijke en financiële integratie van de twee programma’s zal plaatsvinden na 2014.
De publieke delen van het NVI (publieke vaccinonderzoek- en ontwikkeltaken en inkoop, opslag en distributie ten behoeve van de nationale vaccinvoorziening) zijn vanaf 2012 ondergebracht bij het RIVM. De productiediensten en -faciliteiten en de afdeling Quality Control (QC) zijn in 2012 overgedragen aan de vennootschap «Bilthoven Biologicals», waarvan de aandelen per 29 juni 2012 zijn overgedragen aan het Serum Institute of India (TK 32 589, nr. 5). Het NVI bestaat hoofdzakelijk nog uit het gemeenschappelijke proefdierenlaboratorium (GPL). De baten-lastenstatus van het NVI zal ultimo 2012 worden beëindigd; om die reden bevat deze begroting geen baten-lastenparagraaf voor het NVI. De Tweede Kamer wordt over de vormgeving van de resterende taken bij eerste suppletoire begroting 2013 geïnformeerd.
Niet-beleidsartikel 10 Apparaatsuitgaven
10.1 Algemene doelstelling
In dit niet-beleidsartikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met uitzondering van de baten-lastendiensten.
10.2 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 234 057 | 244 953 | 225 566 | 208 126 | 204 186 | 200 921 | 200 984 |
Uitgaven | 236 833 | 245 505 | 225 639 | 208 179 | 204 186 | 200 921 | 200 984 |
1a. Personele uitgaven kerndepartement | 92 179 | 89 168 | 87 661 | 85 111 | 85 111 | ||
waarvan eigen personeel | 81 592 | 78 882 | 77 526 | 75 231 | 75 231 | ||
waarvan externe inhuur | 9 218 | 8 917 | 8 766 | 8 511 | 8 511 | ||
1b. Materiële uitgaven kerndepartement | 60 438 | 47 646 | 46 474 | 46 685 | 46 749 | ||
waarvan ICT | 10 511 | 7 787 | 6 835 | 6 526 | 6 526 | ||
waarvan bijdrage SSO’s | 39 103 | 28 777 | 28 928 | 29 153 | 29 217 | ||
2. Apparaatsuitgaven inspecties | 61 674 | 60 248 | 59 322 | 58 455 | 58 454 | ||
3. Apparaatsuitgaven SCP en raden | 11 348 | 11 117 | 10 729 | 10 670 | 10 670 | ||
Ontvangsten | 27 165 | 7 311 | 5 353 | 5 365 | 5 374 | 5 377 | 5 377 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
10.2.1 Kerndepartement
Onder deze doelstelling worden de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel geraamd voor personeel en materieel die nodig zijn om het kernministerie te doen functioneren.
De personele uitgaven kernministerie bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kernministerie inclusief de inhuur van externen van zowel primaire – als ondersteunende processen.
De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen. Dit omvat onder andere ICT, bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.
Omschrijving | Apparaatsuitgaven |
---|---|
Directoraat-generaal Volksgezondheid | 21 348 |
Directoraat-generaal Curatieve zorg | 12 288 |
Directoraat-generaal Langdurige zorg | 17 850 |
Totaal beleid | 51 486 |
Secretaris-generaal / (plaatsvervangend) secretaris-generaal | 101 131 |
Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement | 152 617 |
10.2.2 Inspecties
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)
De samenleving moet erop kunnen vertrouwen dat de IGZ alles doet om de kwaliteit en veiligheid van de gezondheidszorg te bewaken. De IGZ minimaliseert zorgrisico’s door proactief te zijn, bij ondermaatse kwaliteit in te grijpen, handhavingsresultaten actief openbaar te maken, handhavingsmethoden te innoveren en het effect van haar werk te meten.
De IGZ werkt in 2013 verder aan de omslag naar een moderne handhavingsorganisatie op basis van de VWS Toezichtvisie IGZ en het Meerjarenbeleidsplan 2012–2015. Zij investeert in het beter betrekken en goed omgaan met burgers, patiënten en cliënten. Met extra inspecteurs voert de IGZ onder andere meer (onaangekondigde) inspectiebezoeken uit en het groeiend aantal meldingen handelt zij sneller af.
De visie van de IGZ is: hoe beter de naleving, des te beter de risicobeheersing, des te minder gezondheidsschade, des te rechtvaardiger het vertrouwen van de burger in de zorg. Daarbij onderzoekt, oordeelt en intervenieert de IGZ deskundig, doortastend en duidelijk, met als uitgangspunt: high trust, high penalty. Dat doet de IGZ in het belang van alle burgers.
De IGZ houdt toezicht op ruim twintig wetten, waaronder de Wet Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG), de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Geneesmiddelenwet. Zij gaat uit van risicogebaseerd systeemtoezicht en hanteert verschillende handhavingsmethoden. Reguliere inspecties vinden plaats op basis van risico-indicatorentoezicht. Daarnaast hanteert de IGZ het incidententoezicht dat is gebaseerd op meldingen en andere signalen, waarbij snel ingegrepen kan worden in een zorginstelling. Een derde vorm van toezicht is het thematoezicht, waarbij de IGZ aan de hand van bepaalde (zorg)thema’s gerichte aandacht van veld en beleid vraagt. Een vierde methode is het systeemtoezicht. De focus ligt hierbij op de organisatorische/bestuurlijke rollen en verantwoordelijkheden voor de borging van de kwaliteit en veiligheid. Ten slotte zet de IGZ in op betere opsporing, waarmee zij op basis van strafrechtelijke informatie, openbare informatie en meldingen zoekt naar bevestiging van vermoedens van strafbare feiten gepleegd door een zorgverlener.
Het verder verbeteren van het incidententoezicht blijft voor 2013 prioriteit houden. Patiënten, cliënten of hun naasten en zorgverleners kunnen contact opnemen met het IGZ-Meldpunt over ondermaatse zorg. Zij moeten daarbij duidelijk te horen krijgen wat zij van de inspectie kunnen verwachten. De zorgaanbieder is immers primair verantwoordelijk voor verantwoorde zorg en voor een goede afhandeling van individuele klachten. De IGZ ondersteunt melders door een luisterend oor te bieden en hen op de juiste weg te helpen met hun klacht. Wanneer de IGZ een melding onderzoekt betrekt zij de melder daarbij. De IGZ behandelt niet alle individuele meldingen, maar gebruikt wel alle meldingen bij het toezicht als signaal voor mogelijke structurele tekortkomingen in de kwaliteit van zorg. Op deze manier voorkomt de IGZ dat toekomstige patiënten of cliënten ook gezondheidsschade oplopen. In 2013 gaat de IGZ door met de ingezette verbeteringen van haar organisatie en handhavingsmethoden.
Domein | Inspectieprogramma |
---|---|
Publieke en Geestelijke Gezondheidszorg | Publieke Gezondheid |
Geestelijke gezondheidszorg en forensische zorg | |
Curatieve Gezondheidszorg | Eerstelijnsgezondheidszorg |
Specialistische somatische zorg | |
Verpleging en Chronische zorg | Gehandicaptenzorg |
Ouderenzorg | |
Zorg thuis | |
Geneesmiddelen en Medische technologie | Geneesmiddelen |
Medische technologie |
Inspectie Jeugdzorg (IJZ)
De Inspectie Jeugdzorg is verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de jeugdzorg en werkt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De inspectie verzamelt informatie over de kwaliteit van de jeugdzorg, vormt zich een oordeel en grijpt zo nodig in. Daarnaast kijkt de inspectie of het beleid voor de jeugdzorg in de praktijk goed werkt. Daarover adviseert de inspectie gevraagd en ongevraagd de betreffende instellingen en verantwoordelijke overheden.
De Inspectie Jeugdzorg wil met haar onderzoeken bijdragen aan:
-
– Het behouden en bevorderen van de kwaliteit van de jeugdzorg;
-
– Het versterken van de positie van jongeren en hun ouders of verzorgers (de cliënten);
-
– De uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het beleid.
De Inspectie Jeugdzorg houdt op grond van een vijftal wetten en regelingen8 toezicht op de volgende organisaties:
-
– bureaus jeugdzorg;
-
– jeugdzorgaanbieders;
-
– justitiële jeugdinrichtingen;
-
– vergunninghouders voor interlandelijke adoptie;
-
– opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen;
-
– Raad voor de Kinderbescherming;
-
– schippersinternaten.
10.2.3 SCP en raden
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO)
Het Sociaal en Cultureel Planbureau is een interdepartementaal, wetenschappelijk instituut, opgericht bij Koninklijk Besluit op 30 maart 1973. Het Koninklijk Besluit is per 1 april 2012 ingetrokken en vervangen door de Regeling van de minister-president, minister van Algemene Zaken, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus (1 april 2012).
Het SCP verricht zelfstandig onderzoek en rapporteert – gevraagd en ongevraagd – aan de regering, de Eerste – en Tweede Kamer, ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. De belangrijkste taken van het SCP zijn:
-
– Het beschrijven van de situatie op sociaal en cultureel terrein in Nederland en de te verwachte ontwikkelingen;
-
– Het bijdragen aan verantwoorde keuzen van doeleinden en middelen in het sociaal en cultureel beleid en het ontwikkelen van alternatieven;
-
– Het beoordelen van het gevoerde beleid, speciaal het interdepartementale beleid.
Het SCP verricht daartoe sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de leefsituatie en de opvattingen van de burger, evenals naar het (overheids)beleid dat daarop van invloed is. Het werk van het SCP omvat de terreinen van nagenoeg alle ministeries. Eens per jaar geeft het SCP een overzicht van de voorgenomen activiteiten in een werkprogramma. Het werkprogramma wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl).
Aantal rapporten | Uren in 2013 | Uitgaven in 2013 (bedragen x € 1 000) | |
---|---|---|---|
1. Wetenschappelijk onderzoek | 40 | 55 363 | 4 158 |
2. Kennisverspreiding | – | 6 151 | 462 |
3. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling | 6 | 7 832 | 1 088 |
Totaal | 69 346 | 5 708 |
Toelichting
1. Wetenschappelijk onderzoek
Het onderzoeksprogramma van het SCP staat in het teken van het ondersteunen van het beleid van de overheid, waar dat gericht is op het behoud en de verhoging van het welzijn en het welbevinden van de Nederlandse burger en samenleving. Veel van de door het SCP in 2013 uit te voeren projecten vloeien voort uit eerder gemaakte afspraken of verkregen opdrachten.
In oneven jaren brengt het SCP «De Sociale Staat van Nederland» uit (een brede inventarisatie van de levensomstandigheden van de Nederlandse bevolking), in even jaren een meer thematisch Sociaal Cultureel Rapport.
Er zijn langjarige afspraken over de opstelling van bijvoorbeeld het Jaarrapport Integratie, de Armoedemonitor, de Monitor Discriminatie op de Arbeidsmarkt op grond van etnische herkomst, de Emancipatiemonitor, «De Sociale Staat van het Platteland», «Het Cultureel Draagvlak» en de ontwikkeling van ramingsmodellen voor de vraag naar jeugdzorg en langdurige zorg. Veel van het SCP-onderzoek is gebaseerd op door het CBS verzamelde en ter beschikking gestelde gegevens. Daarnaast laat het SCP zelf ook enkele grote surveys uitvoeren. Ook in 2013 zal het SCP ten behoeve van het kabinet rapporteren over de uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek naar zorgen en maatschappelijke kwesties die leven onder de bevolking en van belang zijn voor de politiek («Continu Onderzoek Burgerperspectieven»).
2. Kennisverspreiding
Vele SCP-medewerkers hebben contacten met of maken deel uit van voor het SCP relevante wetenschappelijke of maatschappelijke organisaties, of hebben vanwege hun SCP-werk of -expertise een adviserende rol in allerlei gremia. Kennisverspreiding via publicaties of presentaties zijn een belangrijk onderdeel van het werk.
Een kerntaak van het SCP is het adviseren van departementen en andere overheidsinstanties op basis van de beschikbare kennis en inzichten. De positionering van het bureau binnen de rijksoverheid maakt het mogelijk deel te nemen aan het commissie- en advieswerk binnen de overheid (onderraden en voorportalen). Afgezien van deze vorm van indirecte advisering brengt het bureau ook met regelmaat adviezen uit aan (beleidsdirecties van) departementen. Deze advisering kan zeer uiteenlopend van karakter zijn, bijvoorbeeld via participatie in de kenniskamers van verschillende ministeries.
3. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is de adviesraad van het kabinet en de Staten-Generaal voor de sociale verhoudingen in Nederland (Wet op de RMO, Staatsblad 103, 4 maart 1997). Vanaf 1 april 2010 is het secretariaat van de RMO ondergebracht bij het SCP.
De wetgever heeft de RMO de taak gegeven te adviseren over «de hoofdlijnen van beleid inzake de gevolgen van maatschappelijke ontwikkelingen voor zover deze van invloed zijn op de participatie van burgers in en de stabiliteit van de samenleving». De RMO adviseert zowel gevraagd als ongevraagd over de hoofdlijnen van beleid (www.adviesorgaan-rmo.nl). Naast strategische adviezen voor de middellange termijn, publiceert de Raad ook briefadviezen over actuele vraagstukken.
Thema’s die de RMO voor 2013 op zijn agenda heeft staan, betreffen:
-
– Visie Wet maatschappelijke ondersteuning 2017;
-
– Overheid en gedragsbeïnvloeding;
-
– Evenwicht in nationale en internationale belangen;
-
– Maatschappelijke verdienste en opleidingsniveau;
De RMO houdt ruimte vrij voor adviesvragen vanuit het kabinet of de Eerste en de Tweede Kamer. De Raad verwacht 4 adviezen en twee briefadviezen dan wel verkenningen uit te brengen.
Gezondheidsraad (GR)
De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan en heeft als taak de regering en het parlement van advies te dienen over de stand van kennis ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid.
Het werkterrein van de Gezondheidsraad omvat thans de volgende onderwerpen: preventie, gezondheidszorg, voeding, leefomgeving, arbeidsomstandigheden, health technology assessment, gezondheids(zorg)onderzoek, medische technologieontwikkeling en kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit. In september stelt de minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast (www.gezondheidsraad.nl).
De Gezondheidsraad heeft samen met de Hoge Gezondheidsraad van België een Europees netwerk opgericht van vergelijkbare organisaties: EuSANH (European Science Advisory Network for Health). Vanuit dit netwerk wordt gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit en efficiency van de wetenschappelijke advisering op nationaal en op Europees niveau.
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ)
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg is een onafhankelijk adviesorgaan voor het kabinet en de Staten-Generaal. Het adviesdomein van de RVZ is VWS-breed, en omvat dus de curatieve zorg, de langdurige zorg, de publieke gezondheid en de maatschappelijke ondersteuning. Het kabinet stelt in de zomer van 2012 het definitieve werkprogramma 2013 van de RVZ vast (www.rvz.net).
Mogelijke thema’s in het werkprogramma voor 2013 zijn:
-
– Ziektebegrip, indicatiestelling en professionaliteit;
-
– Governance van zorginstellingen;
-
– Hulpmiddelen: de keten;
-
– Gehandicaptenzorg.
Hierover vindt nog besluitvorming binnen VWS plaats.
Het Centrum voor ethiek en gezondheid (CEG) is een samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de RVZ. Het secretariaat van het CEG is bij de RVZ ondergebracht. Het CEG publiceert elk jaar signalementen over ethische thema’s (www.ceg.nl ).
De volgende onderwerpen staan voor 2013 op de rol:
-
– Wensen en grenzen van de geneeskunde;
-
– Grensoverschrijdende zorg (cross border medicine/care);
-
– Dwang en drang in de zorg.
Overleg tussen GR en RVZ over een gezamenlijk signalement in 2013 zal nog plaatsvinden. De kans is groot dat het eerste thema gezamenlijk wordt voorbereid. Ook heeft het CEG een verwijs- en informatiefunctie. Volgens afspraak met de GR neemt de RVZ deze functie voor zijn rekening.
10.3 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven / kosten inclusief BLD’s en ZBO’s/RWT’s
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal apparaatsuitgaven | 236 833 | 245 505 | 225 639 | 208 179 | 204 186 | 200 921 | 200 984 |
1. Apparaatsuitgaven kernministerie | 152 617 | 136 814 | 134 135 | 131 796 | 131 860 | ||
2. Apparaatsuitgaven inspecties | 61 674 | 60 248 | 59 322 | 58 455 | 58 454 | ||
Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) | 55 804 | 54 479 | 53 683 | 52 842 | 52 841 | ||
Inspectie Jeugdzorg (IJZ) | 5 870 | 5 769 | 5 639 | 5 613 | 5 613 | ||
3. Appaaraatsuitgaven SCP en raden | 11 348 | 11 117 | 10 729 | 10 670 | 10 670 | ||
Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) | 5 746 | 5 655 | 5 369 | 5 341 | 5 341 | ||
Gezondheidsraad (GR) | 3 055 | 2 985 | 2 924 | 2 904 | 2 904 | ||
Raad voor Volksgezondheid en Zorg (RVZ) | 2 547 | 2 477 | 2 436 | 2 425 | 2 425 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Totaal apparaatskosten baten-lastendiensten | 479 282 1 | 495 897 2 | 463 038 | 460 683 | 458 631 | 458 750 | 458 656 |
ACBG | 38 174 | 38 174 | 38 174 | 38 174 | 38 174 | ||
CIBG | 34 523 | 34 544 | 34 350 | 35 080 | 35 080 | ||
RIVM | 367 486 | 365 110 | 363 252 | 362 641 | 362 547 | ||
Almata | 9 337 | 9 337 | 9 337 | 9 337 | 9 337 | ||
De Lindenhorst | 13 518 | 13 518 | 13 518 | 13 518 | 13 518 | ||
2. Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s | 421 149 | ||||||
Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw) | 6 200 | ||||||
Registratiecommissies en opleidingscolleges KNMG, KNMP en NMT | 677 | ||||||
Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) | 108 600 | ||||||
Centraal Administratie Kantoor (CAK) | 95 923 | ||||||
Accommodaties op grond van de Wet op jeugdzorg | 126 000 | ||||||
Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) | 36 | ||||||
Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s) | 1 600 | ||||||
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) | 31 000 | ||||||
College voor zorgverzekeringen (CVZ) | 48 400 | ||||||
College Sanering Zorginstellingen (CSZ) | 2 713 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Niet-beleidsartikel 11 Nominaal en onvoorzien
11.1 Algemene doelstelling
Dit niet-beleidsartikel heeft een technisch-administratief karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstellingen of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegedeeld.
11.2 Budgettaire gevolgen van beleid
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 0 | – 10 548 | – 26 659 | – 26 127 | – 7 333 | – 13 178 | – 1 924 |
Uitgaven | 0 | – 21 378 | – 26 659 | – 26 127 | – 7 333 | – 13 178 | – 1 924 |
1. Loonbijstelling | 790 | 785 | 774 | 765 | 765 | ||
2. Prijsbijstelling | 26 130 | 24 693 | 24 825 | 24 923 | 24 822 | ||
3. Onvoorzien | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
4. Taakstelling | – 53 579 | – 51 605 | – 32 932 | – 38 866 | – 27 511 | ||
Ontvangsten | 0 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 |
Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.
Invulling taakstelling Begrotingsakkoord 2013
Uit het Begrotingsakkoord 2013 volgt voor het Ministerie van VWS een taakstelling van € 41 miljoen structureel vanaf 2013 (TK 33 280, nr. 1). Uitgangspunt bij de invulling van de taakstelling is een kleinere, compacte overheid die verdere focus aanbrengt in kennis en advies en overige specifieke financiële bijdragen via subsidie.
Er is sprake van een invulling langs drie sporen:
-
1. Kennis en advies ( € 10 miljoen).
-
– Korting op adviesraden en strategisch onderzoek RIVM en ZonMw (€ 2,4 miljoen).
Deze korting op de bedrijfskosten van de adviesraden, RIVM en ZonMw moet een bijdrage leveren aan het verminderen van het aantal adviezen en onderzoeksrapporten (en bijbehorende beleidsdruk) en efficiënter werken;
-
– Korting op kennisvragen door middel van afbouw instellingssubsidies (€ 2,5 miljoen).
Voor de beantwoording van kennisvragen zijn een kleine basisinfrastructuur en een inhoudelijke programmering van kennisvragen belangrijk. Er wordt een taakstelling van 10% doorgevoerd op instellingssubsidies voor beleidsontwikkeling en implementatie aan kennisinstituten en op kennisvragen aan het RIVM.
-
– Korting op kennisvragen door middel van het verminderen opdrachten en ZonMw-programma’s (€ 5,1 miljoen).
Kennis en advies wordt ook gefinancierd middels opdrachten en programma’s van ZonMw. Op opdrachten is net als op instellingssubsidies 10% gekort. Een taakstelling van 6% op de ZonMw-budgetten moet leiden tot een verdere bundeling van programma’s.
-
-
2. Aanvullende subsidietaakstelling (€ 26 miljoen)
Gelet op de noodzaak om al in 2013 besparingen te realiseren en om een samenloop met eerdere instellingskortingen te voorkomen, is een korting op de budgetten voor projectsubsidies gelegd. Deze korting bedraagt 6,6%. Uitgaande van een grondslag van € 365 miljoen levert dat in 2013 € 26 miljoen op.
-
3. Complexiteitsreductie (€ 5 miljoen)
In het afgelopen jaar is een doorlichting van de bestuurlijke vormgeving van de zorgsector uitgevoerd om te komen tot een reductie van de complexiteit van de aansturing. De doorlichting is in eerste instantie toegespitst op het takenpakket van zeven agentschappen en ZBO’s in het VWS-domein. In de vervolgaanpak lopen nog 19 andere organisaties mee. Het vervolgproject heeft de opdracht meegekregen om ten minste een bedrag van € 5 miljoen te besparen voor 2013.