Base description which applies to whole site

1.2 Beleidsartikelen

Artikel 1 Volksgezondheid
1. Algemene beleidsdoelstelling

Een goede volksgezondheid, waarbij mensen zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid én zij gezond leven.

Kengetallen levensverwachting
 

2000

2003

2005

2007

2008

2009

2010

2011

1. Absolute levensverwachting in jaren:

               

– mannen

75,5

76,2

77,2

78,0

78,3

78,5

78,8

79,2

– vrouwen

80,6

80,9

81,6

82,3

82,3

82,6

82,7

82,9

2. waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:

               

– mannen

61,5

62,4

62,5

64,7

63,7

65,3

63,9

63,7

– vrouwen

60,9

61,6

61,8

63,4

63,5

63,8

63,0

63,3

Bron absolute levensverwachting: CBS-Statline.

De levensverwachting van in Nederland geboren vrouwen in 2010 bedroeg 82,7 jaar. Dat is 4 jaar hoger dan die van mannen (78,8 jaar). Sinds 1980 is het verschil in levensverwachting tussen de seksen kleiner geworden. Mannen boekten vanaf 1980 een winst van 6,1 jaar, vrouwen zijn gemiddeld 3,2 jaar ouder geworden.

Bron levensverwachting in goed ervaren gezondheid: CBS StatLine – Gezonde levensverwachting; vanaf 1981.

Voor het berekenen van levensverwachting in goed ervaren gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:

1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?

2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van de onderzochte persoon?

Mensen die deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond genoemd.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

Een belangrijke beleidsopgave van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is het beschermen en bevorderen van de gezondheid van burgers. Dit laat onverlet dat mensen in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor hun gezondheid en zichzelf – waar mogelijk – dienen te beschermen tegen gezondheidsrisico’s. Bij externe risicofactoren, zoals infectieziekten en rampen/crises ligt hier een belangrijke rol voor de overheid. De verantwoordelijkheid voor veilig voedsel en veilige producten ligt primair bij het bedrijfsleven. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), een baten-lastendienst van het Ministerie van EL&I ziet namens VWS onder meer toe op de naleving van de Warenwet, de Tabakswet en de Wet op de Dierproeven.

Op het terrein van volksgezondheid heeft de minister van VWS uiteenlopende rollen van stimuleren, financieren, regisseren tot (doen) uitvoeren (zie tabel). De rol en invulling daarvan verschilt per terrein en hangt af van de taken en bevoegdheden van andere actoren die ieder vanuit hun eigen rol bijdragen aan de doelstellingen op het terrein van de volksgezondheid. Met name de gemeenten hebben op het terrein van de publieke gezondheid een belangrijke eigenstandige verantwoordelijkheid. Belangrijke wet- en regelgeving voor gemeenten betreft de Wet Publieke Gezondheid, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet Veiligheidsregio’s, de Wet Kinderopvang, de Drank- en Horecawet en de Warenwet.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Gezondheidsbescherming:

– Voedsel- en productveiligheid

– Crisisbeheersing

– Wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door RIVM

   

Opstellen en (doen) handhaven, via de NVWA, van het wettelijk kader voor bescherming consumenten tegen onveilige producten en levensmiddelen.

Opstellen wettelijk kader ter voorbereiding witte kolom op rampen en crises en in stand houden crisisinfrastructuur.

Het verder reduceren van antibioticagebruik, waar nodig in de gezondheidszorg en in de veehouderij in nauwe samenwerking met het Ministerie van EL&I.

(Doen) uitvoeren wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed door het RIVM. Dit betreft onder andere infectieziektebestrijding en medische milieukunde.

Ziektepreventie

– Bevolkingsonderzoeken

– Infectieziektebestrijding

– Jeugdgezondheidszorg

   

Opstellen wettelijk kader en doen handhaven kwaliteit Jeugdgezondheidszorg.

Doelmatigheid, kwaliteit en toegankelijkheid bevolkingsonderzoeken ter voorkoming en vroegtijdige opsporing levensbedreigende ziekten. Dit betreft onder andere borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker.

Vroegtijdige opsporing en bestrijding van infectieziekten. Dit betreft onder andere het Rijksvaccinatieprogramma en infectieziektebestrijding.

Gezondheidsbevordering

Bevorderen dat mensen gezonder gaan leven door gezonde keuze makkelijker te maken en zorg te dragen voor betrouwbare informatie over gezonde leefstijl. Voorbeelden hiervan zijn de Jeugdimpuls, het Convenant Gezond Gewicht, JOGG, sport en bewegen in de buurt, de gezonde school en het extra contactmoment in de Jeugdgezondheidszorg voor adolescenten.

 

Opstellen en (doen) handhaven via de NVWA en gemeenten van het wettelijk kader voor de bescherming van de gezondheid van burgers tegen de risico’s van het gebruik van alcohol en tabak.

Inzetten op een gezonder aanbod van voeding en aandacht voor een gezonde, beweegvriendelijke en veilige omgeving waarin de gezonde keuze een makkelijke keuze is. Dit om een gezond gewicht positief te stimuleren en letsels in de privésfeer te voorkomen.

Coördinatie interdepartementale drugsbeleid en verantwoordelijk voor het (wettelijk) kader voor de gezondheidsaspecten van het drugsbeleid.

 

Ethiek

 

Financiering secretariaten toetsingscommissies,

abortusklinieken (via subsidie AWBZ) en CCMO.

Formuleren van wet- en regelgeving en beleid op het terrein van medisch-ethische vraagstukken.

 
3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

In de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij» (TK 32 793, nr. 2) zijn de prioriteiten op het gebied van gezondheid en preventie benoemd. Concreet betekent dit in 2013:

  • Op het gebied van gezondheidsbescherming:

    Het verder reduceren van antibioticagebruik, waar nodig in de gezondheidszorg en in de veehouderij in nauwe samenwerking met het Ministerie van EL&I.

    Voorbereiding op uitbraken van zoönosen en bestrijding daarvan waar dit nodig is. Ook dit in samenwerking met het Ministerie van EL&I.

    De Europese samenwerking op grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid wordt in 2013 geïntensiveerd. Ook zal verdere aandacht uitgaan naar de preventie en bestrijding van infectieziekten in Caribisch Nederland.

    Ter bescherming van de gezondheid van jeugdigen zal per 1 januari 2013 de gewijzigde Drank- en Horecawet het bezit van alcohol voor jongeren onder de 16 jaar strafbaar stellen. Hiermee worden jongeren zelf ook verantwoordelijk als zij onder de 16 jaar alcohol bij zich hebben op straat of in het café.

    Er zal eind 2012 een besluit genomen worden of wetgeving nodig is om tot zoutreductie in voeding te komen.

  • Zorg en sport dichtbij in de buurt:

    In 2013 wordt het actieplan «Gezond Bedrijf» uitgevoerd in samenwerking met het Ministerie van SZW en wordt de Gezonde Wijk-aanpak samen met het Ministerie van BZK gecontinueerd.

    Vanaf februari 2012 is gestart met de uitvoering van het programma «Sport en bewegen in de buurt». Dit zal in 2013 worden voortgezet. Met dit programma wordt ondersteuning geboden aan gemeenten en andere partijen om in te zetten op het lokaal realiseren van sport- en beweegaanbod, afgestemd op de behoefte van bewoners. Eén van de onderdelen van het programma bestaat uit een structurele rijksbijdrage aan gemeenten voor het realiseren van (de verbrede inzet van) buurtsportcoaches.

  • Ziektepreventie:

    In 2013 zal de uitvoering van het nieuwe bevolkingsonderzoek naar darmkanker voor 55- tot 75-jarigen worden gestart.

    De landelijke aanpak perinatale sterfte wordt in 2013 vervolgd.

  • Gezonde leefstijl:

    Specifieke aandacht is er voor de jeugd, waarbij ingezet wordt op het bevorderen (het aanleren) van een gezonde leefstijl. Onder andere door de inzet van social media en extra budget voor voorlichting op scholen (Impuls gezonde leefstijl jeugd).

    Er wordt ingezet op betrouwbare en toegankelijke informatievoorziening voor burgers en professionals. De thema-instituten gaan op het terrein van leefstijl meer samenwerken wat betreft informatievoorziening aan de burgers. Deze samenwerking krijgt vorm in een werkplaats Publiekscommunicatie. De stichting Opvoeden.nl blijven we ondersteunen; die zorgt voor een database met betrouwbare gevalideerde informatie die de Centra voor Jeugd en Gezin kunnen gebruiken voor hun lokale website. Daarnaast wordt gewerkt aan een database met (effectieve) interventies van het Centrum Gezond Leven, bestemd voor professionals.

    Verder zal in 2013 worden doorgegaan met het aangaan van publiek-private samenwerking om de betrokkenheid van het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, het onderwijs en zorgverleners bij het stimuleren van gezond gedrag te vergroten.

  • Overgewicht is een groeiend probleem onder jongeren. Ongeveer één op de zeven kinderen heeft overgewicht. Om dit tegen te gaan wordt fors geïnvesteerd in diverse bestaande programma’s die raken aan overgewicht, jeugd en gezondheid. De inzet is primair gericht op voeding en bewegen, maar daar waar mogelijk wordt – aansluitend bij de omslag in het leefstijlbeleid – een verbredingslag gemaakt naar andere leefstijlthema’s. Zo wordt voor € 3 miljoen aanvullend geïnvesteerd in het programma «Jongeren op Gezond Gewicht» (JOGG), als onderdeel van het Convenant Gezond Gewicht. Via scholen wordt overgewicht op verschillende manieren aangepakt (intensivering van € 5 miljoen). Ook wordt via het programma «Sport en bewegen in de buurt» de sportimpuls bij jongeren verhoogd (intensivering van € 2 miljoen). Daarnaast krijgt de Jeugdgezondheidszorg voor adolescenten een impuls via een extra individueel contactmoment (intensivering van € 15 miljoen). Tot slot wordt geïnvesteerd in betrouwbare informatievoorziening vanuit de overheid over een gezonde leefstijl aan ouders en jeugd via Stichting Opvoeden.nl, de digitale informatiebank voor Centra voor Jeugd en Gezin (intensivering van € 1 miljoen) (TK 33 280, nr. 1).

  • Er wordt voorts in 2013 verder ingezet op alternatieven voor dierproeven zoals aangegeven in het Actieplan Dierproeven en Alternatieven 2011–2021 (TK 30 168, nr. 30).

Gezonde wijk loont

Lokale slagkracht maakt het verschil. Dertien steden hebben bijvoorbeeld de afgelopen drie jaar met succes het experiment Gezonde Wijk uitgevoerd als onderdeel van de wijkenaanpak. Zij voerden de experimenten uit met ondersteuning van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Opzet was de gezondheid van bewoners in wijken met achterstandsproblematiek te verbeteren met een langdurig gezamenlijke aanpak. De experimenten brengen hiermee het thema van VWS ‘Zorg en sport dicht in de buurt’ in de praktijk.

De ervaring en resultaten van dit traject kan andere gemeenten stimuleren. Als naslagwerk en bron van inspiratie zijn er diverse hulpmiddelen. Het e-boek Gezonde wijk in praktijk bundelt bijvoorbeeld de uitkomsten en ervaringen van de steden. Een belangrijk instrument waarmee steden aan de slag kunnen is een specifiek voor gezonde wijken ontwikkelde maatschappelijke kosten-batenanalyse. Deze analyse brengt in beeld wat de kosten en baten zijn van de aanpak. Dit is van meerwaarde; vaak wordt alleen naar de kosten gekeken, maar wat zijn de verwachte maatschappelijke effecten van gezondere bewoners in een stad? Iedere stad kan met het model aan de slag aan de hand van lokale gegevens en inzet.

Daarnaast staan goede voorbeelden, handige instrumenten en tips voor lokaal integraal gezondheidsbeleid in de Handreiking Gezonde Gemeente van het RIVM Centrum Gezond Leven.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

358 643

503 029

510 129

505 106

497 194

502 400

507 744

               

Uitgaven

476 582

514 696

515 780

508 538

498 781

502 400

507 744

waarvan juridisch verplicht (%)

   

99%

       
               

1. Gezondheidsbescherming

   

97 340

86 749

83 566

82 800

82 103

               

Subsidies

   

3 182

3 269

3 300

3 302

3 302

waarvan onder andere:

             

Uitvoering landelijke nota gezondheidsbeleid

   

2 265

2 112

2 143

2 143

2 143

Crisisbeheersing Volksgezondheid

   

828

1 066

1 064

1 064

1 064

               

Opdrachten

   

8 278

3 270

3 275

3 784

5 418

waarvan onder andere:

             

CBRN Weerstandsverhoging

   

5 500

0

0

0

0

Alternatieven voor dierproeven

   

649

875

875

875

875

               

Bijdrage aan baten-lastendiensten

   

85 760

80 090

76 871

75 594

73 263

waarvan onder andere:

             

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit

   

70 526

65 725

62 982

62 296

61 599

RIVM: wettelijke taken en beleidsondersteuning zorgbreed

   

14 144

13 334

12 858

12 778

12 778

               

Bijdragen aan medeoverheden

   

120

120

120

120

120

               

2. Ziektepreventie

   

345 500

349 253

342 898

347 361

353 402

               

Subsidies

   

9 920

9 514

9 358

9 559

9 559

waarvan onder andere:

             

Ziektepreventie

   

7 188

6 782

6 626

6 827

6 827

Jeugdgezondheid

   

2 732

2 732

2 732

2 732

2 732

               

Bijdragen aan baten-lastendiensten

   

320 580

324 739

318 540

322 802

328 843

waarvan onder andere:

             

RIVM/Opdrachtverlening Centra

   

65 780

64 179

61 192

62 053

62 104

RIVM/Uitvoering Subsidieregeling Publieke Gezondheid

   

209 054

214 764

224 062

229 838

237 746

RIVM/Ontwikkelingen technologie en demografie

   

26 261

26 293

23 465

21 090

19 172

RIVM/Uitvoering Kaderregeling VWS-subsidies

   

11 519

11 358

11 250

11 250

11 250

RSV-vaccin

   

5 895

6 074

– 3 500

– 3 500

– 3 500

               

Bijdrage aan medeoverheden

   

15 000

15 000

15 000

15 000

15 000

Extra contactmoment Jeugdgezondheidszorg

   

15 000

15 000

15 000

15 000

15 000

               

3. Gezondheidsbevordering

   

54 209

53 991

54 060

54 060

54 060

               

Subsidies

   

35 177

32 776

32 398

32 333

32 333

waarvan onder andere:

             

Preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)

   

7 920

6 831

6 707

6 707

6 707

Gezonde voeding en gezond gewicht / JOGG

   

12 250

11 685

10 972

10 907

10 907

Gezonde leefstijl jeugd

   

0

400

2 620

2 620

2 620

Letselpreventie

   

3 867

3 590

3 540

3 540

3 540

Subsidies ter bevordering van seksuele gezondheid

   

5 131

4 495

2 854

2 854

2 854

Subsidies ter bevordering kwaliteit en toegankelijkheid zorg

   

3 172

3 123

3 074

3 074

3 074

               

Opdrachten

   

1 820

4 003

4 450

4 515

4 515

               

Bijdrage aan baten-lastendiensten

   

220

220

220

220

220

RIVM: Voedselconsumptiepeiling

   

220

220

220

220

220

               

Bijdrage aan medeoverheden

   

16 992

16 992

16 992

16 992

16 992

Heroïnebehandeling op medisch voorschrift

   

16 992

16 992

16 992

16 992

16 992

               

4. Ethiek

   

18 731

18 545

18 257

18 179

18 179

               

Subsidies

   

962

1 007

944

1 073

1 073

Beleid Medische Ethiek

   

962

1 007

944

1 073

1 073

               

Bijdrage aan baten-lastendiensten

   

3 085

3 085

3 085

3 085

3 085

CIBG: Uitvoeringstaken medische ethiek

   

3 085

3 085

3 085

3 085

3 085

               

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

   

14 684

14 453

14 228

14 021

14 021

CVZ: Rijksbijdrage abortusklinieken

   

13 050

12 850

12 650

12 450

12 450

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

   

1 634

1 603

1 578

1 571

1 571

               

Ontvangsten

10 277

10 903

10 903

11 003

11 003

10 903

10 903

waarvan onder andere

             

Bestuurlijke boetes

   

4 252

4 252

4 252

4 252

4 252

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

Gezondheidsbescherming

Opdrachten CBRN weerstandsverhoging

Er worden opdrachten verstrekt aan ziekenhuizen voor het programma «CBRN Weerstandsverhoging». Dit programma is gericht op het nemen van weerstandsverhogende maatregelen om de kans te verminderen of te voorkomen dat personen zich ongewenst toegang verschaffen tot chemische, biologische, radioactieve en/of nucleaire middelen (CBRN). De bijdrage 2013 bedraagt € 5,5 miljoen.

Opdracht Alternatieven voor dierproeven

Er is budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het actieplan «Dierproeven en alternatieven» (TK 30 168 nr. 31) en voor het Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor Dierproeven. De minister intensiveert haar beleid en maakt hiervoor een bedrag vrij oplopend tot 1,0 miljoen in 2014 en verder. Dit bedrag wordt deels uitgegeven ten laste van het beleidsterrein Ziektepreventie (onderdeel RIVM).

Bijdrage aan de baten-lastendienst Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De minister is opdrachtgever voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De baten-lastendienst NVWA1 heeft een centrale rol bij het bewaken van de veiligheid van voedsel- en consumentenproducten op grond van de wettelijke normen en ontvangt hiertoe financiering van de minister van VWS (€ 70,5 miljoen in 2013). De belangrijkste financieringsstromen naar de NVWA betreffen de volgende terreinen:

Belangrijkste financieringsstromen van VWS naar de NVWA 2013

Beleidsterrein

Bedrag (x € 1 miljoen)

Voedselveiligheid

42,2

Productveiligheid

13,1

Alcohol en tabak

7,8

Kengetallen voedselveiligheid: Aantal verloren gezonde levensjaren ten gevolge van voedselinfecties door ziekteverwekkende micro-organismen in voedsel in Nederland

Micro-organismen

Aantal verloren gezonde levensjaren (DALY=Disability Adjusted Life Year)

Toxoplasma gondii

2 000

Campylobacter spp.

1 300

Salmonella spp.

650

S. aureus toxine

630

C. perfringens toxine

450

Norovirus

240

Rotavirus

210

B. cereus toxine

97

Listeria monocytogenes

78

STEC O157

60

Giardia spp.

25

Hepatitis-A virus

15

Cryptosporidium spp.

10

Hepatitis-E virus

2

Totaal

5 800

Bron:

Nationaalkompas , RIVM. Betreft 2009. Het RIVM zal deze gegevens vanaf 2013 jaarlijks publiceren.

DALY=Disability Adjusted Life Year. Maat voor ziektelast in een populatie uitgedrukt in tijd; opgebouwd uit het aantal verloren levensjaren (door vroegtijdige sterfte) en het aantal jaren geleefd met gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld een ziekte), gewogen voor de ernst hiervan (ziektejaar equivalenten). In deze maat komen de drie belangrijkste aspecten van gezondheid terug: kwantiteit (levensduur), kwaliteit en het aantal personen dat een effect ondervindt.

De getallen in de tabel zijn afgerond. Het totaal wijkt hierdoor af van de som van de weergegeven getallen.

Bijdrage aan baten-lastendienst RIVM

Het RIVM heeft de wettelijke taak periodiek te rapporteren over de toestand en de toekomstige ontwikkeling van de volksgezondheid. Het RIVM rapporteert hierover in de Volksgezondheid Toekomst Verkenningen (VTV). Eens in de vier jaar geeft een samenvattend rapport inzicht in de belangrijkste epidemiologische parameters van het volksgezondheidsbeleid voor het heden, verleden en de toekomst. In het kader van de VTV wordt door het jaar heen informatie beschikbaar gesteld, onder meer via themarapporten en websites. Ook wordt informatie ter onderbouwing van beleid op het terrein van de volksgezondheid en zorg verzameld en gegenereerd. De bijdrage 2013 bedraagt € 14,1 miljoen.

Bijdrage aan ZBO/RWT ZonMw met betrekking tot het onderzoeksprogramma «Meer Kennis met Minder Dieren»

Er wordt een bijdrage gegeven aan ZonMw voor het onderzoeksprogramma «Meer Kennis met Minder Dieren» (MKMD) voor de financiering van de module Proefdiervrije Technieken. Hierin gaat het om projecten die zich richten op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën om meer kennis over humane systemen te verkrijgen zonder gebruik te maken van proefdieren. De middelen (circa € 1,9 miljoen in 2013) staan verantwoord op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de praragraaf «instrumonten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.

Bijdrage aan ZBO/RWT ZonMw voor uitvoering van het preventieprogramma

In juni 2009 is opdracht gegeven aan de uitvoering van het vierde preventieprogramma. Met dit programma geeft ZonMw invulling aan de visie op preventie (TK 22 894, nr. 134) en levert een bijdrage aan het versterken van de preventiecyclus. Dit is een vierjarige cyclus waarmee specifieke doelstellingen en uitvoering van het Nederlandse gezondheidsbeleid worden vastgelegd, uitgevoerd en bijgesteld. Dit programma legt nog meer dan voorheen verbindingen tussen preventie en andere sectoren (wonen, werken, leren), in het bijzonder tussen de publieke en de eerstelijnsgezondheidszorg en daarmee ook tussen de preventieprogramma’s en andere programma’s van ZonMw. Deze middelen staan (circa € 9 miljoen in 2013) verantwoord op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de paragraaf «instrumenten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.

Ziektepreventie

Subsidies voor activiteiten op het terrein van ziektepreventie

De minister verleent op het terrein van de ziektepreventie subsidies (€ 7,2 miljoen) voor een goede bescherming tegen infectieziekten en preventie van chronische ziekten door onder andere te zorgen voor:

  • een goede landelijke structuur om bekende en onbekende infectieziektedreigingen inclusief zoönosen en vectorgebonden aandoeningen snel te kunnen signaleren en bestrijden;

  • het internationaal uitwisselen van informatie en afstemmen van voorbereidings- en bestrijdingsmaatregelen.

Subsidies voor activiteiten op het terrein van Jeugdgezondheidszorg (JGZ)

De minister verleent op het terrein van de Jeugdgezondheidszorg subsidie (€ 2,7 miljoen) aan het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) voor activiteiten gericht op het ondersteunen van de JGZ-organisaties en de professionals bij het invoeren van vernieuwingen en verbeteringen in de praktijk.

Bijdragen aan baten-lastendienst RIVM

De minister van VWS is opdrachtgever en eigenaar van de baten-lastendienst het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM stelt zich tot doel om de gezondheid van de Nederlandse bevolking te beschermen en te bevorderen. Het RIVM geeft hieraan uitvoering door middel van het (doen) uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en advisering op het terrein van volksgezondheid en het voeren van de regie op diverse terreinen van de publieke gezondheid:

  • Het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) bij het RIVM ontvangt financiële middelen voor het vervullen van zijn taken ten aanzien van de preventie en bestrijding van infectieziekten en het bevorderen van seksuele gezondheid door de ondersteuning van professionals bij een goede uitvoering (€ 47,4 miljoen);

  • Het Centrum voor Bevolkingsonderzoek (CVB) bij het RIVM ontvangt financiële middelen voor het uitvoeren van zijn coördinerende taken gericht op de voorlichting over bevolkingsonderzoeken en pre- en neonatale screeningen en de kwaliteit van de uitvoering en monitoring ervan. Mensen die tot de betreffende doelgroep behoren, kunnen vrijwillig aan de bevolkingsonderzoeken deelnemen (€ 9,3 miljoen);

  • Het Centrum Gezondheid en Milieu (CGM) van het RIVM ontvangt financiële middelen om de minister en de regio’s bij te staan met gezondheidskundige advisering, advisering over het uitvoeren van gezondheidsonderzoek en risicoanalyses over mogelijke gezondheidseffecten en over psychosociale nazorg. Vragen over gezondheid en veiligheid in relatie tot milieu en het voorkomen van incidenten en rampen komen samen bij het CGM. Het CGM is erop gericht deze kennis waar nodig te ontwikkelen, te borgen en te ontsluiten voor professionals en bestuurders (€ 2,7 miljoen);

  • Het Centrum Gezond Leven (CGL) bij het RIVM ontvangt financiële middelen voor het vervullen van zijn coördinerende en stimulerende rol naar de professionals en de thema-instituten op het terrein van de gezondheidsbevordering. De gemeente is verantwoordelijk voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid samen met alle andere organisaties en professionals die hierbij lokaal een rol spelen (€ 2,6 miljoen). Ook coördineert het CGL de «Impuls gezonde leefstijl van de jeugd» (€ 3,5 miljoen).

Uitvoering van de subsidieregeling Publieke Gezondheid door baten-lastendienst RIVM

  • Het financieren, bewaken en verbeteren van de kwaliteit van de landelijke bevolkingsonderzoeken naar borstkanker, baarmoederhalskanker en darmkanker, screening op familiaire hypercholesterolemie, bloedonderzoek bij zwangeren en de hielprik en gehoorscreening bij pasgeborenen (€ 120,7 miljoen);

  • Het financieren van het Nationaal Programma Grieppreventie. Doel van dit programma is om kwetsbare groepen (alle 60+-ers en mensen onder de 60 jaar met een risico-indicatie zoals longziekten, hart- of nieraandoeningen en diabetes mellitus) te beschermen tegen (de ernstige gevolgen van) griep (€ 59,7 miljoen);

  • Het financieren van Soa-onderzoek en aanvullende seksuele gezondheidszorg en coördinatie (€ 28,6 miljoen).

Kengetal: Deelname aan bevolkingsonderzoeken, screeningen en vaccinatieprogramma's in procenten

Kengetal: Deelname aan bevolkingsonderzoeken, screeningen en vaccinatieprogramma's in procenten

Bron:

– RVP = percentage deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma.

– Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. Verslagjaar 2012 – RIVM rapport 201001001.

Voor het verslagjaar 2011 is dit percentage 95,4%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2008 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2-jarige leeftijd. Het RVP wordt betaald uit de premiegefinancierde uitgaven (zie Financieel Beeld Zorg).

– Griep = percentage deelname aan het Nationaal Programma Grieppreventie.

Monitor vaccinatiegraad Nationaal Programma Grieppreventie 2011. IQ Healthcare in opdracht van het Centrum voor bevolkingsonderzoek (RIVM)

– BK = percentage deelname aan het bevolkingsonderzoek naar borstkanker

Landelijk Evaluatieteam bevolkingsonderzoek borstkanker (LETB). Erasmus MC Rotterdam. Cijfers zijn nog niet gepubliceerd.

– BMHK = percentage deelname aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker

Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker (LEBA). Rapportage 2011.

– PSIE = percentage deelname aan de Prenatale screening infectieziekten en erytrocytenimmunisatie (Hielprik).

Evaluatie van de neonatale hielprik screening bij kinderen geboren in 2010.

– Deze cijfers geven een goede indicatie van de ontwikkelingen op de beleidsterreinen met dien verstande dat de nadruk op geïnformeerde keuze voor deelname ligt en niet op een zo hoog mogelijk percentage. De beschermingsgraad ligt in de praktijk hoger dan het met het deelnamepercentage weergegeven cijfer in verband met bijvoorbeeld de groepsimmuniteit.

Bijdrage aan medeoverheden in verband met extra contactmoment Jeugdgezondheidszorg

In de Jeugdgezondheidszorg krijgt het contactmoment voor adolescenten vanaf 2013 een impuls van € 15,0 miljoen (TK 33 280, nr. 1). Dit extra individueel contactmoment is bestemd voor leerlingen op voortgezet en middelbaar onderwijs (vanaf 14 jaar) en kan zo nodig worden aangevuld met een extra gesprek, een groepsbijeenkomst of gerichte ondersteuning aan een leerkracht. Het contactmoment is gericht op een gezond gewicht (tegengaan van over- en ondergewicht), het bevorderen van seksueel gezond gedrag, de aanpak van sociaal-emotionele problematiek/het bevorderen van weerbaarheid en preventie van middelengebruik (waaronder alcohol).

Gezondheidsbevordering

Subsidies voor preventie van schadelijk middelengebruik (alcohol, drugs en tabak)

Het Trimbos Instituut ontvangt subsidie voor het uitvoeren van activiteiten die gericht zijn op preventie van (schadelijk) alcohol-, tabaks- en drugsgebruik. Het gaat hierbij onder andere om voorlichting op school of via nieuwe media. Ook zet het Trimbos Instituut zich in om wetenschappelijk onderbouwde, onafhankelijke informatie te geven aan professionals en burgers. De bijdrage 2013 bedraagt € 7,9 miljoen.

Subsidies ter bevordering van een gezonde voedingskeuze en een gezond gewicht

Mensen moeten zo min mogelijk drempels ondervinden wanneer zij er voor kiezen om gezond te leven. Daartoe wordt onder andere subsidie verleend aan de Stichting Voedingscentrum Nederland. Het Voedingscentrum bevordert gezonde en meer duurzame voeding bij consumenten en stimuleert het bedrijfsleven tot een meer verantwoord voedselaanbod.

In het kader van het Convenant Gezond Gewicht (TK 31 899 nr. 15) werkt een aantal publieke en private partijen aan het realiseren van een daling van overgewicht en obesitas.

De totale bijdrage 2013 bedraagt € 12,3 miljoen.

Subsidies ter bevordering gezonde leefstijl jeugd

De minister wil extra aandacht besteden aan een gezonde leefstijl bij de jeugd. Het gaat hierbij om het aanleren en stimuleren van een gezonde leefstijl, inzet op weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan, vroege signalering van risico’s en het stellen van grenzen. Dit vindt onder andere plaats in het kader van de Impuls gezonde leefstijl jeugd («Jeugdimpuls»). Doel van de Jeugdimpuls is het bevorderen van een gezonde leefstijl van de jeugd via de setting school en door het vergroten van het bereik van jongeren over een gezonde leefstijl via social media. Dat gebeurt door te investeren in schoolprogramma’s, aan te sluiten bij de vraag en belangen vanuit het onderwijsveld, het aanbod voor schoolgezondheidsbeleid uit te breiden en het bereik van jongeren over een gezonde leefstijl via social media te vergroten. Het Centrum Gezond Leven coördineert deze aanpak. De middelen voor 2013 en 2014 zijn overgeboekt naar het CGL-budget dat wordt verantwoord onder Ziektepreventie.

De in het Begrotingsakkoord 2013 (TK 33 280, nr. 1) voorgestelde intensiveringen voor het tegengaan van obesitas bij kinderen sluiten ook logisch aan op de gezonde leefstijl voor de jeugd.

Subsidies voor letselpreventie

De Stichting VeiligheidNL ontvangt subsidie ( € 3,9 miljoen) van VWS voor het uitvoeren van haar activiteiten die zijn gericht op letselpreventie door middel van interventies en programma’s voor bijvoorbeeld jongeren en ouderen en de monitoring daarvan.

Subsidies ter bevordering van seksuele gezondheid

Om de seksuele gezondheid te bevorderen verleent VWS rechtstreeks (onder andere Stichting Ambulante FIOM), dan wel via het RIVM/Centrum voor infectieziektebestrijding (onder andere Rutgers WPF, Soa-Aids Nederland en de HIV-vereniging Nederland) subsidie aan diverse gezondheidsbevorderende instellingen. De middelen aan het RIVM staan verantwoord onder Ziektepreventie.

Subsidies ter bevordering kwaliteit en toegankelijkheid zorg

De Stichting Pharos ontvangt als kennis- en adviescentrum subsidie voor het stimuleren van de toepassing van kennis in de praktijk voor de verbetering van de kwaliteit en effectiviteit van de zorg voor migranten en mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden (€ 3,2 miljoen).

Bijdragen aan medeoverheden en opdrachten in verband met heroïneverstrekking op medisch voorschrift

De minister verstrekt een financiële bijdrage (circa € 17,0 miljoen) aan gemeenten voor het binnen een gesloten systeem aanbieden van een behandeling, waarbij naast methadon medicinale heroïne wordt verstrekt aan een beperkte groep langdurig opiaatverslaafden. Deze behandeling leidt tot verbetering van de gezondheid en van de maatschappelijke re-integratie en helpt overlast en criminaliteit door ernstig opiaatverslaafden voorkomen. Om reden dat het een beperkte groep betreft, is deze behandeling niet in het reguliere zorgstelsel opgenomen. Binnen dit systeem zijn alle noodzakelijke veiligheidsmaatregelen genomen om ongeoorloofd gebruik van medicatie te voorkomen.

Kengetallen Gezondheidsbevordering
 

2001

2007

2008

2009

2010

2011

1. Het percentage niet-rokers ≥ 15 jaar

72%

73%

72%

73%

76%

2. Overgewicht bij volwassenen ≥ 20 jaar

45,5%

46,9%

47,2%

48,2%

48,2%

3. Overgewicht bij kinderen leeftijd 2–20 jaar

   

13,1%

13,6%

12,8%

4. Het percentage mensen in algemene bevolking (12 jaar en ouder) dat niet zwaar drinkt.

89,3%

90,0%

89,6%

89,6%

5. Het percentage 12–15 jarigen dat nog nooit alcoholhoudende drank heeft gedronken

25,6%

36,5%

35,0%

38,4%

6. Aantal problematische drugsverslaafden per 1 000 inwoners

3,1

1,6

7. Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen door privéongevallen en sportblessures

700 000

650 000

650 000

640 000

600 000

8. Vindpercentage seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) bij de soa-poli’s van de GGD

12,7%

13,2%

13,2%

13,7%

14,3%

Bron:

1. TNS-NIPO.

2. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), via www.Statline.nl van Centraal Bureau voor de Statistiek en lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981, via www.Statline.nl van Centraal Bureau voor de Statistiek.

3. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), via www.Statline.nl van Centraal Bureau voor de Statistiek en lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht; vanaf 1981, via www.Statline.nl van Centraal Bureau voor de Statistiek.

4. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), via www.Statline.nl van Centraal Bureau voor de Statistiek

5. Health Behaviour in School-aged Children, Trimbos-instituut, zie www.trimbos.nl .

6. Jaarbericht Nationale Drug Monitor 2010, Trimbos-instituut, 2010, zie www.trimbos.nl .

7. Letselinformatiesysteem 2001–2010 VeiligheidNL en CBS, zie www.veiligheid.nl en www.cbs.nl .

8. RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding: Betreft het percentage bezoekers van soa-poli’s, waarbij één (of meer) soa is gevonden.

Ethiek

Bijdrage aan baten-lastendienst CIBG

Vanuit haar verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving ten aanzien van ethisch handelen in de zorg financiert de minister een groot deel van de uitvoering van de uit de vigerende wetgeving voortvloeiende wettelijke taken. Het CIBG verzorgt de uitvoering van het secretariaat van de regionale toetsingscommissies euthanasie, de stichting donorgegevens kunstmatige bevruchting, en de centrale deskundigencommissie late zwangerschapsafbreking en levensbeëindiging bij pasgeborenen en beheert de daarbij behorende registers (€ 3,1 miljoen).

Bijdragen aan ZBO/RWT College voor zorgverzekeringen (CVZ) en ZBO Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO)

De minister verstrekt een financiële bijdrage aan het CVZ voor het op grond van de regeling «subsidies AWBZ» verstrekken van subsidies aan abortusklinieken (€ 13,1 miljoen). De abortusklinieken dienen over een Waz-vergunning (Wet afbreking zwangerschap) te beschikken.

De CCMO ontvangt een financiële bijdrage van de minister voor het uitvoeren van zijn kerntaak (€ 1,6 miljoen). Deze kerntaak is gericht op het waarborgen van de bescherming van proefpersonen bij medisch-wetenschappelijk onderzoek door middel van toetsing aan de hiervoor geldende wettelijke bepalingen en protocollen.

Onderzoeksprogramma «Translationeel Adult Stamcelonderzoek» via ZonMw

Het onderzoeksprogramma «Translationeel Adult Stamcelonderzoek» richt zich op onderzoek naar mogelijke nieuwe toepassingsmogelijkheden van adulte (niet-embryonale) stamcellen. De middelen (circa € 1,4 miljoen in 2013) staan verantwoord op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de paragraaf «instrumenten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.

Ontvangsten

Bestuurlijke boetes

In het kader van haar handhavingsbeleid schrijft de NVWA bestuurlijke boetes uit. Het houdt in dat de overtreder de onvoorwaardelijke verplichting heeft tot het betalen van een geldsom aan de overheid wegens overtreding van een voorschrift, gesteld bij of krachtens een van de aan het toezicht door de NVWA onderworpen wetten. De ontvangsten die hieruit voortvloeien worden geraamd op € 4,3 miljoen in 2013.

Artikel 2 Curatieve zorg
1. Algemene beleidsdoelstelling

Een kwalitatief goed en toegankelijk stelsel voor curatieve zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

De minister van VWS is verantwoordelijk voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg. De Zorgverzekeringswet vormt samen met de zorgbrede wetten, zoals de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi), de wettelijke basis van dit stelsel. De uitgaven en ontvangsten op basis van de Zorgverzekeringswet komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg. Op begrotingsartikel 2 Curatieve zorg worden de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor curatieve zorg verantwoord. Het betreft veelal uitgaven die ondersteunend zijn aan de werking van het stelsel.

Om het zorgstelsel goed te laten functioneren is het samenspel van zorgprofessionals, cliënten, zorginstellingen, zorgverzekeraars en toezichthouders van groot belang. De minister van VWS richt zich in beginsel op het formuleren van de voorwaarden waarbinnen dit samenspel tot goede resultaten kan leiden en op het inzetten van aanvullende instrumenten waar het samenspel (nog) niet leidt tot voldoende kwaliteit, toegankelijkheid of betaalbaarheid van de curatieve zorg. Een deel van die instrumenten gaat gepaard met uitgaven die vanaf dit begrotingsartikel worden betaald. Het betreft subsidies, opdrachten en bijdragen, waarmee de minister een regisserende, stimulerende of financierende rol uitvoert. Hoe de minister invulling geeft aan deze rollen in het kader van de uitgaven die verantwoord zijn op dit begrotingsartikel staat beschreven in de volgende tabel. Het betreft hier een beschrijving van de meest van toepassing zijnde rol. In paragraaf 6 van dit begrotingsartikel staan de uitgaven in meer detail toegelicht.

Naast de uitgaven op dit begrotingsartikel worden er ook begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor curatieve zorg verantwoord op andere begrotingsartikelen. Zo is de minister van VWS vanuit de verantwoordelijkheid voor curatieve zorg beleidsverantwoordelijk voor de zorgtoeslag. Deze middelen staan verantwoord op artikel 8, Tegemoetkoming specifieke kosten. De uitgaven voor het apparaat van het ministerie zelf en de financiering van de uitvoerende organisaties staan verantwoord in artikel 10 Apparaatsuitgaven respectievelijk artikel 4 Zorgbreed beleid.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

Kwaliteit en (patiënt)veiligheid

Het bevorderen van de kwaliteit, (patiënt) veiligheid en innovatie in de curatieve zorg.

Het ondersteunen van initiatieven op het terrein van de Life Sciences and Health met als doel de beschikbaarheid van medische producten en materialen op termijn te bevorderen.

Het bevorderen van kwalitatief goede zorg door medefinanciering van hoogwaardig oncologisch onderzoek en de financiering van de familie- en vertrouwenspersonen in ggz-instellingen. Daarnaast wordt het digitale communicatiesysteem voor de zwaailichtsector (mede) gefinancierd.

Bevorderen van de beschikbaarheid van donororganen door het financieren van initiatieven die bijdragen aan een zorgvuldige orgaandonorwerving in de ziekenhuizen, het onderhouden van het donorregister en het geven van publieksvoorlichting over orgaandonatie. Het financieren van bijwerkingenregistraties ten behoeve van het monitoren van de productveiligheid.

Het onderhouden van wet- en regelgeving op het gebied van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, lichaamsmaterialen en bloedvoorziening.

Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

Het ondersteunen van initiatieven om de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de curatieve zorg te garanderen en/of te verbeteren.

Bevorderen van de toegankelijkheid/ betaalbaarheid van de zorg door het deels compenseren van de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen.

Bevorderen van de toegankelijkheid/ betaalbaarheid door het financieren van de zorguitgaven voor kinderen tot 18 jaar.

 

Bevorderen van de werking van het stelsel (waaronder doelmatigheid)

Het ondersteunen van initiatieven om fraude in de zorg zoveel mogelijk te voorkomen.

Het bevorderen van de werking van het stelsel door het systeem van risicoverevening

Het financieren van kostencomponenten die een gelijk speelveld verstoren.

De werking van het zorgverzekeringsstelsel wordt bevorderd door het actief opsporen van onverzekerden en wanbetalers.

Het (door)ontwikkelen van productstructuren op basis waarvan onderhandelingen over bekostiging plaatsvinden.

Het bepalen van de normen/criteria, waaraan de registers (bijvoorbeeld BIG-register) die worden bijhouden om de werking van het stelsel te bevorderen, moeten voldoen.

3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

De activiteiten in 2013 betreffen een continuering van het bestaande beleid. Voor de beleidsprioriteiten met betrekking tot de Zorgverzekeringswet wordt verwezen naar het Financieel Beeld Zorg.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

2 528 281

2 645 517

2 769 858

2 827 669

2 944 176

3 135 010

3 367 757

               

Uitgaven

2 537 003

2 627 688

2 796 291

2 828 787

2 944 176

3 135 010

3 367 757

waarvan juridisch verplicht (%)

   

98%

       
               

1. Kwaliteit en veiligheid

   

114 399

93 835

79 216

89 303

74 248

               

Subsidies

   

109 003

87 732

72 589

80 059

64 154

waarvan onder andere:

             

Integrale kankercentra

   

27 040

27 390

27 740

28 090

28 090

Nederlands Kanker Instituut

   

17 100

16 919

16 538

16 538

16 538

Patiëntveiligheid curatieve zorg

   

2 585

0

0

0

0

Subsidies in relatie tot zwangerschap en geboorte

   

1 651

1 701

1 678

1 478

1 478

Registratie en uitwisseling zorggegevens (PALGA)

   

2 808

2 757

2 702

2 702

2 702

Perinataal Webbased dossier

   

1 000

0

0

0

0

NICTIZ

   

5 000

5 000

5 000

5 000

5 000

Stichting Lareb: bijwerkingenregistratie voor vaccins en de teratologie informatie service

   

1 224

1 224

1 224

1 224

1 224

Nederlandse Transplantatie Stichting

   

3 691

3 691

3 285

3 285

3 285

Regio's landelijke implementatie pilots orgaandonatie

   

8 281

8 256

8 256

8 256

0

Stichting Life Sciences and Health

   

20 268

11 678

0

8 768

 

Topinstituut Pharma

   

9 118

0

0

0

0

UMCG ten behoeve van het project Lifelines

   

6 100

4 600

2 802

0

0

               

Opdrachten

   

2 019

2 797

3 343

6 032

6 932

               

Bijdragen aan baten-lastendiensten

   

3 177

3 106

3 022

3 003

2 953

waarvan onder andere:

             

CIBG: donorregister

   

3 104

3 030

2 972

2 953

2 953

               

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

   

150

150

212

159

159

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

   

50

50

50

50

50

               

2. Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

   

2 613 111

2 670 559

2 800 693

2 981 440

3 229 242

               

Subsidies

   

14 536

11 408

11 378

10 479

10 481

waarvan onder andere:

             

Eerstelijns gezondheidscentra in VINEX-gebieden

   

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

Anonieme e-mental health

   

2 000

0

0

0

0

Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon

   

4 744

4 744

4 744

4 744

4 744

Stichting Familievertrouwenspersoon

   

1 080

1 080

1 080

1 080

1 080

Stichting Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik

   

1 000

1 000

1 000

1 000

1 000

               

Bekostiging

   

2 565 500

2 619 900

2 750 200

2 932 000

3 179 800

Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18

   

2 565 500

2 619 900

2 750 200

2 932 000

3 179 800

               

Opdrachten

   

4 508

5 684

5 548

5 400

5 400

               

Bijdrage aan baten-lastendienst

   

951

951

951

945

945

CIBG: Farmatec

   

951

951

951

945

945

               

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

   

27 616

32 616

32 616

32 616

32 616

CVZ: Compensatie kosten van zorg illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

   

27 616

32 616

32 616

32 616

32 616

               

3. Bevorderen werking van het stelsel

   

68 781

64 393

64 267

64 267

64 267

               

Subsidies

   

13 700

11 018

10 947

10 947

10 947

waarvan onder andere:

             

Stichting DBC-Onderhoud

   

12 822

10 390

10 351

10 351

10 351

               

Inkomensoverdrachten

   

30 000

28 000

28 000

28 000

28 000

Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel

   

30 000

28 000

28 000

28 000

28 000

               

Opdrachten

   

3 216

3 510

3 455

3 455

3 455

waarvan onder andere:

             

Risicoverevening

   

1 359

1 407

1 387

1 387

1 387

               

Bijdragen aan baten-lastendiensten

   

12 430

12 430

12 430

12 430

12 430

CJIB: onverzekerden

   

810

810

810

810

810

CJIB: wanbetalers

   

11 620

11 620

11 620

11 620

11 620

               

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

   

5 335

5 335

5 335

5 335

5 335

SVB: onverzekerden

   

1 530

1 530

1 530

1 530

1 530

CVZ: onverzekerden

   

1 860

1 860

1 860

1 860

1 860

CVZ: wanbetalers

   

1 945

1 945

1 945

1 945

1 945

               

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

   

4 100

4 100

4 100

4 100

4 100

VenJ: Bijdrage C2000

   

4 100

4 100

4 100

4 100

4 100

               

Ontvangsten

79 996

40 653

22 128

14 953

14 953

14 953

14 953

waarvan onder andere:

             

Ontvangsten wanbetalers

   

13 900

13 900

13 900

13 900

13 900

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

Kwaliteit en veiligheid

Subsidies voor integrale kankercentra

Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en het Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ) ondersteunen ziekenhuizen in de regio om kwalitatief hoogwaardige oncologische zorg te kunnen leveren. Het totale subsidiebedrag voor beide instellingen bedraagt in 2013 € 27,0 miljoen. VWS verleent de subsidie onder andere voor de ondersteuning van regionale netwerken en werkgroepen van professionals, de consultdiensten, de kankerregistratie, trialondersteuning, wetenschappelijk onderzoek, het ontwikkelen van kwaliteitsindicatoren, de ontwikkeling van richtlijnen en bij- en nascholing.

Subsidie voor het Nederlands Kanker Instituut

Het Nederlands Kanker Instituut (NKI) is een internationaal erkend centre of excellence op het gebied van oncologisch onderzoek. Het wetenschappelijk onderzoek beweegt zich op een breed gebied dat fundamenteel biologische vraagstellingen, klinisch onderzoek, epidemiologie en psychosociaal onderzoek omvat. De combinatie van een focus op oncologie en de aanwezigheid van state of the art kennis en technologie, maakt dat het NKI goed past binnen het concentratie- en specialisatiebeleid van VWS. Het NKI krijgt in 2013 € 17,1 miljoen subsidie van VWS. Dit bedrag bestaat uit een instellingssubsidie van € 12 miljoen en een subsidie voor de kapitaallasten van € 5 miljoen.

Subsidies voor patiëntveiligheid curatieve zorg

De afgelopen jaren is door partijen en de overheid ingezet op een structurele verbetering van de veiligheid in de zorg met als doel minder (vermijdbare) schade en sterfte. Zorgaanbieders zijn zelf verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde zorg. Om dat te kunnen bereiken moet kwaliteit van zorg meetbaar en zichtbaar zijn, met veiligheid als integraal onderdeel daarvan. VWS financiert op tijdelijke basis een veiligheidsprogramma voor de sectoren (academische) ziekenhuizen, curatieve ggz-instellingen en zelfstandige behandelcentra (zbc’s). Deze veiligheidsprogramma’s lopen in 2013 af met uitzondering van het programma voor de zbc’s dat ook later is gestart. Deze programma’s richten zich op de implementatie van een veiligheidsmanagementsysteem (VMS) en op concrete acties op risicovolle thema’s. Het is aan zorgaanbieders, professionals, zorggebruikers en zorgverzekeraars om hun rol op te pakken en na afloop van de programma’s veiligheid als onderdeel van kwaliteit verder te integreren in de zorgprocessen en werkcultuur. Het VMS veiligheidsprogramma voor de ziekenhuizen (zie www. vmszorg.nl) heeft onder meer als doel dat alle 93 deelnemende ziekenhuizen eind 2012 een geaccrediteerd VMS hebben. Per 1 juni 2012 waren dat er 43 en de verwachting is dat op 1 januari 2013 bijna alle 93 ziekenhuizen geaccrediteerd zullen zijn. Voor de curatieve zorg zal VWS op het gebied van patiëntveiligheid in 2013 circa € 2,6 miljoen uittrekken.

In de afgelopen jaren zijn diverse activiteiten in gang gezet om de medicatieveiligheid te verbeteren. Aan de hand van de resultaten van de herhaalstudie naar ziekenhuisopnames door verkeerd geneesmiddelgebruik (IPCI/Harm) zal nader worden bepaald welke activiteiten VWS nog kan ondersteunen/faciliteren om de medicatieveiligheid nog een stap verder te brengen.

Subsidies en opdrachten in relatie tot zwangerschap en geboorte

In navolging van de adviezen van de Stuurgroep zwangerschap en geboorte (TK 32 279, nr. 10) neemt het kabinet maatregelen om de perinatale gezondheid in Nederland te verbeteren. Dat moet er mede toe leiden dat de bovengemiddelde babysterfte in ons land drastisch wordt teruggedrongen. In 2013 is voor de maatregelen zwangerschap en geboorte in totaal circa € 2,0 miljoen beschikbaar. Deze middelen worden deels verantwoord onder artikel 1 Volksgezondheid.

Subsidie ten behoeve van registratie en uitwisseling zorggegevens (PALGA)

Er wordt subsidie (€ 2,8 miljoen) verleend aan de Stichting Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief (PALGA) voor het in stand houden van een landelijke databank met alle pathologie-uitslagen in Nederland.

Subsidie Perinataal Webbased dossier

Het PWD-programma (Perinataal Webbased Dossier) werkt aan goede digitale gegevensuitwisseling in de perinatale zorg. Het programma richt zich vooralsnog op de uitwisseling tussen de professionals in de verloskundige keten en op uitwisseling tussen verloskundig professionals en de centrale registraties van het RIVM en de Stichting Perinatale Registratie Nederland. Het Ministerie van VWS heeft de KNOV, NVOG en Nictiz opdracht gegeven om een plan met een gezamenlijke koers voor de fase 2b op te stellen als vervolg op fasen 1 en 2a. In 2013 is hiervoor € 1,0 miljoen gereserveerd.

Subsidie aan Nictiz

Nictiz is het landelijke expertisecentrum dat ontwikkeling van ICT in de zorg faciliteert. Er wordt € 5,0 miljoen subsidie verleend aan Nictiz om een coördinerende functie te vervullen bij de ontwikkeling van ICT- en informatiestandaarden en implementatieondersteuning bij het gebruik van deze standaarden. Tevens fungeert Nictiz als kennis- en expertisecentrum en vervult het een verbindende rol bij de ontwikkeling en het gebruik van ICT in de zorg.

Subsidies voor de bijwerkingenregistratie voor vaccins en de Teratologie Informatie Service

De stichting Lareb ontvangt een subsidie van € 1,2 miljoen voor het systematisch verzamelen van gegevens over bijwerkingen van de in het Rijksvaccinatieprogramma gebruikte vaccins en het verstrekken van informatie over en het doen van onderzoek naar het gebruik van geneesmiddelen tijdens de zwangerschap en de lactatieperiode (teratologie informatie service).

Subsidie aan de Nederlandse Transplantatie Stichting en orgaandonatieregio’s

De Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) verzorgt onder andere voorlichting over donatie van weefsels en organen aan burgers en professionals en voert activiteiten uit rond donorwerving. Daartoe ontvangt de NTS circa € 3,7 miljoen subsidie in 2013. In de brief van 21 december 2011 (TK 28 140 nr. 81) is het voornemen geuit om de in de regio’s Groningen en Leiden uitgevoerde pilots landelijk uit te rollen en de pilot in Maastricht rond non-heart-beating donoren voort te zetten. De activiteiten zijn in 2012 voortgezet in de pilotregio’s en gestart in de overige regio’s. Voor het uitvoeren van deze activiteiten ontvangen de zeven Orgaandonatieregio’s en de NTS subsidies van in totaal € 21 miljoen, waarvan € 8,3 miljoen in 2013. De projecten worden in de periode 2012 – 2014 geëvalueerd.

Kengetallen orgaandonatie

Kengetallen orgaandonatie

Bron: Jaarverslag 2011 van de Nederlandse Transplantatie Stichting ( www.nts.nl ).

Het aantal transplantaties met organen van postmortale donoren is in 2011 toegenomen ten opzichte van het jaar ervoor.

Subsidies aan de Stichting Life Sciences and Health, Lifelines en het Topinstituut Pharma

Uit de voormalige FES-gelden wordt subsidie verstrekt aan projecten op het gebied van Life Sciences and Health en het Topinstituut Pharma. In 2013 is hiervoor een bedrag van € 29,4 miljoen geraamd. Het Agentschap NL Innovatie verzorgt het subsidiebeheer voor de projecten Life Sciences and Health en het Topinstituut Pharma. Hiervoor ontvangt het agentschap een vergoeding van € 0,1 miljoen.

Uit de voormalige FES-gelden wordt tevens het Lifelines project bekostigd. Het LifeLines project heeft als doel te onderzoeken waarom sommige mensen gezond ouder worden en andere mensen al op jonge leeftijd problemen met hun gezondheid krijgen. Er is speciale aandacht voor chronische ziekten, zoals astma, diabetes en nierfalen. Daartoe wordt in de periode 2010–2015 een subsidie verstrekt aan het UMCG van € 40 miljoen, waarvan € 6,1 miljoen in 2013.

De bestaande stichting Life Sciences and Health, die is belast met de uitvoering van het Life Sciences and Health (LSH) programma uit de FES-ronde van 2009, wordt omgevormd tot het Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI), dat voor de gehele topsector LSH invulling zal gaan geven aan het onder regie van de minister van EL&I ingezette Topsectorenbeleid. Het gaat hierbij om het op gang brengen en houden van publiek-private samenwerking en om het benutten van kansen voor onderzoek, productontwikkeling, productie en zorgverbetering in Nederland. Door VWS wordt ook bijgedragen aan het TKI-programma (innovatiecontract), zoals is aangegeven in de Bedrijfslevenbrief van 13 september 2011 (TK 32 637, nr. 15).

Bijdrage aan baten-lastendiensten CIBG ten behoeve van Donorregister

VWS verleent een bijdrage (€ 3,1 miljoen) aan de baten-lastendienst Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) voor het registeren van potentiële orgaandonoren in het Donorregister.

Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg

Subsidies voor eerstelijns gezondheidscentra in Vinex-gebieden

Het is van belang dat er ondanks marktfalen in grootschalige nieuwbouwlocaties geïntegreerde eerstelijnszorg wordt aangeboden. Daarom zullen gezondheidscentra waarbij sprake is van marktfalen in grootschalige nieuwbouwlocaties contractueel worden belast met het aanbieden van die zorg bij wijze van dienst van algemeen economisch belang. Dit betekent dat zij de taak hebben om op die locaties geïntegreerde eerstelijnszorg te verlenen en verder te ontwikkelen. Hiertoe zullen zij gedurende de aanloopperiode (maximaal 5 jaar) ter compensatie subsidie ontvangen. Hiervoor is in 2013 circa € 2,0 miljoen beschikbaar.

Subsidies voor anonieme e-mental health

Voor de financiering van anonieme e-mental health is in 2012 en 2013 jaarlijks een subsidie van € 2,0 miljoen beschikbaar. Om dit geld te verdelen over het brede palet van anonieme e-mental health aanbieders is een beleidskader anonieme e-mental health opgesteld, waarop aanbieders subsidieaanvragen hebben ingediend. Dit beleidskader is een tijdelijke maatregel, waarmee in 2012 en 2013 subsidie wordt verstrekt aan een aantal aanbieders van anonieme e-mental health. Met deze tijdelijke maatregel is ruimte gecreëerd om een structurele oplossing, zoals een tender onder zorgverzekeraars uitschrijven, vorm te geven. Er wordt met het CVZ gesproken om dit verder uit te werken. Op deze manier wordt de financiering van anonieme e-mental health geborgd, echter niet binnen het reguliere bekostigingssysteem. Indien blijkt dat dit in de toekomst wel haalbaar is, kan een dergelijke oplossing alsnog worden overwogen (TK 27 529, nr. 108).

Subsidie Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon

De patiëntenvertrouwenspersoon (pvp) verleent cliënten die zijn opgenomen in een ggz-instelling advies, informatie en bijstand bij de handhaving van hun rechten. De werkzaamheden van de patiëntenvertrouwenspersoon hebben een wettelijke basis in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) en het besluit patiëntenvertrouwenspersoon Bopz. Met de subsidie (€ 4,7 miljoen) stelt VWS de Stichting Patiëntenvertrouwenspersoon in staat deze wettelijke taak onafhankelijk van de instellingen uit te voeren. De subsidie dekt zowel de bureaukosten van de stichting als de inzet van de vertrouwenspersonen.

Subsidie Landelijke Stichting Familievertrouwenspersonen

Op dit moment zijn in een aantal ggz-instellingen familievertrouwenspersonen (fvp) werkzaam die familieleden en naasten voorzien in advies, bijstand en informatie over de patiënt in de geestelijke gezondheidszorg. VWS financiert de Landelijke Stichting Familievertrouwenspersonen (LSFVP) in verband met de uitvoering van de motie TK 30 492, nr. 23, waarin werd verzocht om in iedere ggz-instelling een familievertrouwenspersoon beschikbaar te hebben. Het subsidiebedrag van € 1,1 miljoen is gebaseerd op gefaseerde introductie van de fvp in ggz-instellingen en landelijke uitrol van de familievertrouwenspersoon. Met deze subsidie van VWS worden de LSFVP, de werkzaamheden van familievertrouwenspersonen in ggz-instellingen en de landelijke helpdesk van de LSFVP gefinancierd.

Subsidie Stichting Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik

Het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik (IVM) is een organisatie die zich bezig houdt met het verspreiden van informatie en oplossingen voor een goed, veilig, betaalbaar, doelmatig en verantwoord medicijngebruik. Er wordt subsidie (€ 1,0 miljoen) verleend aan het IVM voor de ontwikkeling en het onderhoud van materialen voor het farmacotherapeutisch overleg tussen huisartsen en apothekers, om informatie over geneesmiddelen in relatie tot ongewenste beïnvloeding te verzamelen en dit toegankelijk te maken voor beroepsbeoefenaren en daarmee deze ongewenste beïnvloeding tegen te gaan en tot slot voor een benchmark voorschrijven door huisartsen.

Bekostiging Rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds voor financiering van verzekerden 18 –

Met de rijksbijdrage Zorgverzekeringsfonds wordt voorkomen dat huishoudens met kinderen jonger dan 18 jaar hoge zorglasten hebben (€ 2,6 miljard). Kinderen tot achttien jaar betalen geen nominale premie. De rijksbijdrage voorziet in de financiering van de premie van deze kinderen.

Bijdrage aan baten-lastendienst CIBG

Bij de door het CIBG verrichte taken op het gebied van productveiligheid gaat het om vergunning- en ontheffingsverlening op grond van de Geneesmiddelenwet, de Wet veiligheid en kwaliteit lichaamsmateriaal en de Wet inzake bloedvoorziening (€ 1,0 miljoen).

Bijdrage aan ZBO/RWT CVZ voor het deels compenseren van de gederfde inkomsten van zorgaanbieders als gevolg van het verstrekken van zorg aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen

Zorgaanbieders kunnen een bijdrage vragen aan het CVZ als zij medisch noodzakelijke zorg hebben verleend aan illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen en de kosten niet verhaalbaar blijken op de patiënt. Zorgaanbieders kunnen in aanmerking komen voor compensatie uit collectieve middelen onder in de wet gestelde voorwaarden. Voor compensatie aan de zorgaanbieders is in 2013 € 27,6 miljoen beschikbaar.

Bevorderen van de werking van het stelsel

Subsidie aan Stichting DBC-Onderhoud

De Stichting DBC-Onderhoud (DBCO) ontvangt een instellingssubsidie (€ 12,8 miljoen) voor de uitvoering van haar werkzaamheden aan de productstructuur somatiek en curatieve geestelijke gezondheidszorg. DBCO dient hiervoor een werkplan en een begroting in die vooraf met de NZa moeten worden besproken en goedgekeurd. Het convenant met DBCO is met ingang van 2013 beëindigd. De subsidierelatie met DBCO op basis van dit convenant zal worden herijkt.

Overgangsregeling FLO/VUT ouderenregeling ambulancepersoneel (inkomensoverdracht)

Met de ambulancediensten zijn in de afgelopen jaren afspraken gemaakt over de vergoeding van het overgangsrecht ouderenregelingen. Deze regelingen zijn voor de werknemers bij de ambulancediensten afhankelijk van de verschillende CAO’s die voor de diensten golden (publiek, particulier en privaat). Met elk van de groepen is een overeenkomst gesloten, waarin is geregeld dat 95% van de kosten bij VWS gedeclareerd kan worden. Om verschillen in de tariefstelling ten gevolge van de ouderenregelingen te voorkomen, is ervoor gekozen de betalingen van alle drie deze regelingen via de begroting van VWS te laten verlopen (totaal € 30,0 miljoen in 2013).

Opdrachten Risicoverevening

Het systeem van risicoverevening wordt jaarlijks aangepast aan de gewijzigde omstandigheden in de zorg. In 2013 wordt vooral het vereveningsmodel voor de curatieve geestelijke gezondheidszorg verbeterd. Verder zal aandacht besteed worden aan de aanbevelingen van de Commissie Evaluatie Riscoverevening Zvw en vindt er een kwantitatieve analyse plaats van de werking van het vereveningssysteem. Hiervoor is in 2013 circa € 1,4 miljoen beschikbaar.

Bijdragen aan baten-lastendienst CJIB en ZBO’s/RWT’s CVZ en SVB in verband met actieve opsporing onverzekerden

Het kabinet vindt het ongewenst dat mensen zich aan de solidariteit van de Zorgverzekeringswet onttrekken door zich niet te verzekeren. Op grond van de Wet opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering worden onverzekerde verzekeringsplichtigen actief opgespoord. Die opsporing vindt plaats door het CVZ door middel van vergelijking van een door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gebouwd bestand van alle AWBZ-verzekerden en het referentiebestand verzekerden Zorgverzekeringswet (RBVZ) dat alle Zvw-verzekerden bevat. Inning van de bestuurlijke boetes vindt plaats door het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB). De uitvoeringskosten worden vanaf de VWS-begroting betaald (€ 4,2 miljoen in 2013).

Bijdragen aan baten-lastendienst CJIB en ZBO/RWT CVZ in verband met terugdringen aantal wanbetalers

Op grond van de Wet structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering worden wanbetalers die geen premie betalen bij zes maanden premieachterstand door de zorgverzekeraar overgedragen aan het CVZ. Via onder andere bronheffing betalen zij verplicht een bestuursrechtelijke premie van 130%. De uitvoeringskosten worden vanaf de VWS-begroting betaald. Van de bestuurlijke premie die wanbetalers betalen wordt 30/130 ste deel aangewend voor de uitvoering. In 2012 is een begin gemaakt met activiteiten die erop gericht zijn te voorkomen dat mensen in een bestuursrechtelijk premieregime terecht komen (door onder andere samenwerking tussen zorgverzekeraars en gemeenten). In 2013 zullen deze preventieve activiteiten, die ertoe strekken de betaal- en afloscapaciteit van de schuldenaar zo optimaal mogelijk aan te wenden voor aflossing van premieschulden, worden doorontwikkeld. Eveneens zullen in 2013 maatregelen worden (door)ontwikkeld ter optimalisering van het bestuursrechtelijke premieregime en het bevorderen van de uitstroom eruit (TK 33 077 nr. 1).

De uitvoeringskosten worden vanaf de VWS-begroting betaald (€ 13,6 miljoen in 2013).

Kengetallen onverzekerden en wanbetalers Zorgverzekeringswet
 

2011

Raming 2012

Aantal onverzekerden eind december bij het CVZ

58 000

39 000

Aantal wanbetalers eind december bij het CVZ

318 000

293 000

Bron: maandrapportage CVZ.

Voor het jaar 2012 is de raming gebaseerd op de actuele cijfers uit de maandrapportage van het CVZ van 30 juni 2012.

Bijdrage aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor exploitatiekosten SLA C2000/GMS

VWS draagt 4,5% bij aan de exploitatiekosten van het digitale communicatiesysteem voor de hulpverleningsdiensten, C2000. Daarmee is het aandeel van de ambulancezorg gedekt. Deze kosten zijn structureel (€ 4,1 miljoen).

Ontvangsten

Ontvangsten wanbetalers en onverzekerden

De ontvangsten als gevolg van de aan wanbetalers opgelegde bestuursrechterlijke premie worden met ingang van 2012 voor 100/130ste deel toegevoegd aan het Zorgverzekeringsfonds; 30/130ste deel hiervan wordt toegevoegd aan de begroting van VWS, waaruit de uitvoeringskosten worden gefinancierd. De ontvangsten als gevolg van de inning van bestuurlijke boetes in geval van onverzekerdheid worden toegevoegd aan het Zorgverzekeringsfonds.

Artikel 3 Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg
1. Algemene beleidsdoelstelling

Een kwalitatief goed en toegankelijk stelsel voor zorg en ondersteuning voor mensen met een langdurige of chronische aandoening van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard. Dit met het oog op het zo lang mogelijk participeren in de samenleving en hun omgeving en behoud van eigen regie tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

Kengetal: Participatie van mensen met een lichamelijke beperking

Kengetal: Participatie van mensen met een lichamelijke beperking

Bron: Rapportage participatiemonitor 2011, NIVEL.

De ontwikkeling van de participatie onder mensen met een lichamelijke beperking in Nederland voor de domeinen sociale contacten, wonen, werk, vrijetijdsbesteding, vervoer en opleiding was stabiel voor de periode 2007–2010. Mensen met een lichamelijke beperking zijn conform het NIVEL-rapport mensen met langdurige motorische en/of zintuiglijke beperkingen. De ernst van de beperking wordt vastgesteld aan de hand van de activiteiten die men nog (zelfstandig) kan doen. Het gaat om activiteiten op het gebied van algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) en mobiliteit, huishoudelijke activiteiten en om het zien en horen.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

De minister is verantwoordelijk voor een goed werkend en samenhangend stelsel voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg dat randvoorwaarden schept om de toegankelijkheid, de kwaliteit en de betaalbaarheid hiervan te waarborgen voor de burger. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vormen de wettelijke basis voor dit stelsel. De minister financiert de AWBZ en via het Gemeentefonds worden de Wmo, het verslavingsbeleid, de openbare geestelijke gezondheidszorg en de decentralisatie-uitkeringen vrouwenopvang en maatschappelijke opvang gefinancierd. De premie-uitgaven en ontvangsten op het terrein van langdurige zorg komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg (FBZ). Op dit begrotingsartikel worden de begrotingsuitgaven voor langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning verantwoord.

De minister stimuleert de ontwikkeling en brede verspreiding van innovaties en best practices op het gebied van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning en ondersteunt initiatieven om de klantgerichtheid, de kwaliteit en het innoverend vermogen van zorgaanbieders te versterken.

De minister is (mede)financier door onder meer de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) in de AWBZ en door het verstrekken van instellingssubsidies aan partijen die een belangrijke rol vervullen binnen het stelsel, zoals het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).

De minister regisseert de Wmo en de AWBZ door onder meer het stellen van wettelijke kaders, het maken van bestuurlijke afspraken en het monitoren van de uitkomsten. De minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van het bovenregionaal vervoer en het mantelzorgcompliment.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Stimuleren participatie en zelfredzaamheid

Programma’s «Welzijn Nieuwe Stijl» en «de Kanteling».

Ondersteuningsprogramma zwerfjongeren.

Project Aanpak geweld in huiselijke kring, waaronder versterking.

Door subsidies en opdrachten verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden van kennis op het terrein van maatschappelijke ondersteuning.

Financiering Wet Maatschappelijke Ondersteuning, decentralisatie-uitkering vrouwenopvang en decentralisatie-uitkering maatschappelijke opvang, verslavingsbeleid, openbare geestelijke gezondheidszorg.

Subsidies en opdrachten voor kennis en advies (o.a. Movisie).

Bekostiging bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer.

Financiering mantelzorgcomplimenten en ondersteuning en versterking van de kwaliteit van mantelzorg.

Uitvoering acties uit de brief «Geweld In Afhankelijkheidsrelaties» en het Actieplan «Ouderen in veilige handen».

Beheer wettelijk kader Wmo en aanpassing Wmo: versterking positie slachtoffers geweld in huiselijke kring.

Voorbereiding ratificering VN Verdrag inzake de rechten van personen met een beperking.

Ontwikkeling wetgeving: Wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

De Sociale Verzekeringsbank verzorgt de uitvoering van de Regeling maatschappelijke ondersteuning.

Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

Programma’s «In voor Zorg» en «Ambient assisted living».

Implementatie kwaliteitskader verantwoorde zorg.

Nationaal programma ouderenzorg «Zorg voor Beter» en programma «Meer tijd voor de cliënt».

ZonMw-verbeterprogramma voor meer kwaliteit en een doelgerichte en efficiënte aanpak van palliatieve zorg.

Subsidies aan Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ),

Centra voor Consultatie en Expertise (CCE) en op grond van de regeling Palliatief Terminale Zorg.

Subsidies en opdrachten kennis en advies (o.a. Vilans).

Bekostiging bijdrage in kosten van kortingen.

Beheer wettelijk kader AWBZ.

Terugdringen administratieve lasten door programma «Meer tijd voor de cliënt».

Opstellen beleidsregels

indicatiestelling en kwaliteitseisen.

Wettelijke verankering pgb

Ontwikkeling regelgeving: Wet Zorg en Dwang.

Het CIZ verzorgt de indicatiestelling voor de AWBZ.

Het College voor zorgverzekeringen verzorgt de AWBZ-brede zorgregistratie.

3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

Voor 2013 ligt de nadruk op de volgende prioriteiten:

  • De gemeenten, aanbieders en cliënten- en patiëntenorganisaties zullen worden ondersteund bij de voorbereidingen van de mogelijke decentralisatie van begeleiding naar de Wmo.

  • De kennis die de afgelopen jaren is ontwikkeld voor een betere uitvoering van de Wmo, zal worden geïmplementeerd bij de beroepskrachten in de Wmo.

  • De horizontale verantwoording (art. 9 Wmo) zal worden verbeterd door een standaard cliëntervaringsonderzoek te ontwikkelen.

  • De positie van zwerfjongeren zal worden verbeterd door een ondersteuningsprogramma voor de centrumgemeenten (brief «Beleidsvoornemens maatschappelijke opvang en zwerfjongeren», TK 32 620, nr. 21).

  • De positie van (potentiële) slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties zal door een brede ketenaanpak worden versterkt (brief «Aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties», TK 28 345, nr. 117).

In de brief «Aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties» staat de brede aanpak beschreven. Een van de pijlers is het versterken van de positie van (potentiële) slachtoffers. In dat kader staat de ketenaanpak centraal. Geweld moet zoveel mogelijk worden voorkomen en waar het toch voorkomt zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en worden gestopt. Bij dat laatste hoort ook veilige opvang. Ten slotte moet de schade worden beperkt (inclusief nazorg). Een algemene, brede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties is het uitgangspunt. Waar nodig worden extra maatregelen genomen voor specifieke vormen van geweld, zoals ouderenmishandeling en kindermishandeling.

Onderdeel van de aanpak is de versterking van het beleid rondom geweld in huiselijke kring. Het bestaande stelsel vrouwenopvang wordt daartoe versterkt en verbreed. In dat kader gaan de centrumgemeenten regiovisies ‘aanpak geweld in huiselijke kring’ opstellen, waarin onder meer wordt ingegaan op kwaliteitsbeleid en toezicht. De positie van slachtoffers van huiselijk geweld wordt versterkt door een wijziging van de Wmo, de opvang van specifieke groepen zal worden gedecentraliseerd naar centrumgemeenten en de middelen van de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang zullen (uiterlijk vanaf 2015) volgens een nieuw model worden verdeeld.

Om signalering te bevorderen wordt de implementatie van de uitgangspunten van de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling (dossiernummer 33062) verder voortgezet, onder meer door een communicatiecampagne. Ook de uitvoering van het actieplan «Ouderen in veilige handen» (TK 29 389, nr. 30) zal in 2013 worden voortgezet en gaat gepaard met een voorlichtingscampagne onder ouderen.

  • De balans tussen formele en informele zorg wordt verbeterd en de mantelzorgers worden meer ondersteund door professionals en gemeenten (brief «Beleidsbrief mantelzorg», TK 30 169, nr. 26).

  • De overeenkomst voor de uitvoering van het bovenregionale gehandicaptenvervoer (BRV, nu bekend als Valys) loopt af per 1 april 2013. De Europese aanbesteding voor een nieuwe periode van het BRV zal in het najaar van 2012 worden afgerond en de toegang tot het BRV zal worden verscherpt.

  • In 2013 wordt de kwaliteit en doelmatigheid van de langdurige zorg verbeterd door de kennis uit het programma «In Voor Zorg!» te verspreiden en te implementeren.

  • Het Centrum voor Consultatie en Expertise zal frequenter aandacht schenken aan het behalen van de ontwikkelingsdoelen voor cliënten en specifiek meer aandacht schenken aan cliënten in de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg. De kwaliteit van het leven van de cliënt moet voorop staan.

  • Onder het programma «Meer tijd voor de cliënt» vallen meerdere projecten. In 2013 zullen onder meer de 28 experimenten «regelarm» ten uitvoering worden gebracht en 700 meldingen van aanbieders in de langdurige zorg over regels die kwaliteits- of doelmatigheidsverbetering in de weg staan en die leiden tot onnodige bureaucratie in de zorg worden beoordeeld. Dit met het oog op een landelijke uitrol van de verbeteringen.

  • De bestaande modaliteiten die zorgen voor de vereenvoudiging van de indicatiestelling (onder andere de meldingen 80-plus) worden in 2013 verder onderzocht en bij een positief oordeel ingevoerd.

  • Om het pgb-instrument meer solide te maken wordt vanaf 2013 ingezet op het voeren van face-to-face-gesprekken bij de indicatiestelling, het invoeren van een bruto pgb per 1 januari 2014 en het pgb als trekkingsrecht. Aanvullend zal op basis van een risicoanalyse en fraudesignalen een plan van aanpak van fraude worden opgesteld en in 2013 worden uitgevoerd.

  • In 2013 wordt een breed actieplan tegen «onvrijwillige» zorg uitgevoerd. Dit in het licht van het wetvoorstel zorg en dwang dat ter behandeling voor ligt in de Tweede Kamer.

  • Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld om de palliatieve zorg te versterken. Bij deze versterking wordt aangesloten op de lijnen van het witboek palliatieve zorg. De inzet van de middelen is gericht op de kwaliteit van zorg, consultatie en kennisontwikkeling en -verspreiding, met als uitgangspunt dat de middelen zoveel mogelijk bij de cliënt terecht komen. Daarnaast wordt de inzet van vrijwillige palliatieve zorg verder ondersteund door een ophoging van het subsidieplafond in de Regeling Palliatief Terminale Zorg.

  • In 2013 vervolgt de werkgroep autisme haar werkzaamheden om het ondersteuningsaanbod beter aan te laten sluiten bij de behoefte aan zorg en ondersteuning.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

5 605 091

5 662 779

4 142 460

4 400 655

4 637 188

4 745 297

4 862 997

               

Uitgaven

5 638 049

5 670 392

4 142 604

4 400 655

4 637 188

4 745 297

4 862 997

waarvan juridisch verplicht (%)

   

97%

       
               

1. Stimuleren participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

   

187 880

177 595

171 359

171 223

171 223

               

Subsidies

 

 

42 600

35 046

33 388

33 279

33 279

waarvan onder andere:

             

Movisie

   

7 929

7 929

7 929

7 929

7 929

Mezzo

   

3 490

3 490

3 490

3 490

3 490

Geweld in afhankelijkheidsrelaties

   

12 400

12 400

12 400

12 400

12 400

               

Bekostiging

 

 

430

430

430

430

430

               

Inkomensoverdrachten

 

 

66 415

65 409

65 409

65 409

65 409

Mantelzorgcompliment

   

66 415

65 409

65 409

65 409

65 409

               

Opdrachten

 

 

72 235

70 510

69 132

69 105

69 105

waarvan onder andere:

             

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer

   

60 280

60 280

60 280

60 280

60 280

Geweld in afhankelijkheidsrelaties

   

3 100

3 100

3 100

3 100

3 100

Evaluatie Wmo

   

1 200

1 200

1 200

1 200

1 200

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

 

 

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

SVB: uitvoering Regeling maatschappelijke ondersteuning

   

3 000

3 000

3 000

3 000

3 000

               

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

 

 

3 200

3 200

3 200

0

0

VenJ: opvang minderjarige meisjes

   

2 000

2 000

2 000

0

0

Gemeentefonds: opvang speciale doelgroepen

   

1 200

1 200

1 200

0

0

               

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

   

3 954 724

4 223 060

4 465 829

4 574 074

4 691 774

               

Subsidies

   

213 981

207 192

188 193

184 125

185 445

waarvan onder andere:

             

Centrum Indicatiestelling Zorg

   

108 624

106 745

105 272

104 807

104 807

Uitvoeringskosten pgb-maatregelen

   

25 000

25 000

25 000

25 000

25 000

Aanpak fraude pgb

   

15 000

15 000

0

0

0

Subsidieregeling palliatieve zorg

   

18 810

18 810

18 810

18 810

18 810

Kwaliteitsverbetering palliatieve zorg

   

9 350

8 500

8 500

8 500

8 500

Programma «In voor zorg!»

   

9 391

9 295

6 270

0

0

Stichting Centrum Consultatie en expertise

   

9 949

9 873

9 797

9 797

9 797

Vilans

   

5 100

0

0

0

0

Integraal kankercentrum Nederland

   

6 400

6 400

6 400

6 400

6 400

Programma «Meer tijd voor de cliënt»

   

619

858

0

0

0

               

Bekostiging

   

3 719 400

3 992 100

4 252 700

4 361 500

4 479 200

Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

   

3 719 400

3 992 100

4 252 700

4 361 500

4 479 200

               

Opdrachten

   

19 307

21 768

22 936

26 449

25 129

waarvan onder andere:

             

Programma «Meer tijd voor de cliënt»

   

1 875

2 600

0

0

0

Programma «Kwaliteit palliatieve zorg»

   

1 900

1 900

1 900

0

0

Programma «Informatievoorziening zorg en ondersteuning»

   

4 000

4 000

4 000

4 000

0

Onwikkeling en evaluatie pgb

   

500

500

500

500

500

               

Bijdrage aan baten-lastendiensten

   

2 036

0

0

0

0

CIBG: Opdrachtgeverschap WTZi

   

2 036

0

0

0

0

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

   

0

2 000

2 000

2 000

2 000

CVZ: AWBZ-brede zorgregistratie

   

0

2 000

2 000

2 000

2 000

               

Ontvangsten

3 797

3 441

3 441

3 441

3 441

3 441

3 441

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

Stimuleren participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

Subsidie aan Movisie

Het kennisinstituut Movisie ontvangt in 2013 circa € 7,9 miljoen subsidie voor de ondersteuning van gemeenten en instellingen bij de adequate uitvoering van de Wmo en aanpalende terreinen door middel van het verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden van kennis op het terrein van de Wmo.

Subsidie Mezzo

De vereniging Mezzo ontvangt subsidie voor het versterken van de kwaliteit van de mantelzorgondersteuning (circa € 3,5 miljoen).

Inkomensoverdrachten en bijdrage aan ZBO/RWT SVB ten behoeve van het mantelzorgcompliment

Als blijk van waardering kunnen zorgvragers hun mantelzorger voordragen voor een mantelzorgcompliment (Regeling maatschappelijke ondersteuning). Hiervoor is in 2013 € 66,4 miljoen beschikbaar.

Er wordt een bijdrage aan de Sociale Verzekeringsbank verleend voor uitvoering van de Regeling maatschappelijke ondersteuning op basis waarvan het mantelzorgcompliment wordt verstrekt (circa € 3,0 miljoen in 2013).

Kengetal: aantal verstrekte mantelzorgcomplimenten in een jaar

Kengetal: aantal verstrekte mantelzorgcomplimenten in een jaar

Bron:Sociale Verzekeringsbank.

Het aantal mantelzorgcomplimenten 2012 betreft een raming.

Subsidies, opdrachten en bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken aanpak geweld in afhankelijkheidsrelaties inclusief ouderenmishandeling

Voor de uitvoering van het actieplan «Ouderen in veilige handen» is met ingang van 2012 structureel € 7 miljoen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang, zodat centrumgemeenten in staat worden gesteld om de lokale en regionale aanpak van ouderenmishandeling te versterken.

Daarnaast is nogmaals € 7 miljoen vanaf 2012 structureel toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering om onder meer de hulpverlening na een tijdelijk huisverbod te verbeteren en de Steunpunten Huiselijk Geweld en de ketenpartners in staat te stellen een toenemend aantal meldingen (en daaruit voortkomende hulpvraag) te verwerken.

De resterende middelen (€ 15,5 miljoen) zijn beschikbaar voor de uitvoering van diverse acties uit de brief «Aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties» (TK 28 345, nr. 117), zoals de introductie van een nieuw verdeelmodel, het doen ontwikkelen van regiovisies «geweld in huiselijke kring», het zorgvuldig overhevelen van de opvang van specifieke groepen slachtoffers naar het gemeentelijke domein en het borgen van kwaliteit. Daarmee wordt de ketenaanpak verstevigd.

Bijdragen aan begroting van Veiligheid en Justitie en het Gemeentefonds voor opvang specifieke groepen

Via de begroting van Veiligheid en Justitie wordt de opvang van minderjarige meisjes gefinancierd (€ 2,0 miljoen). De financiering van de pilots opvang voor specifieke groepen, waaronder ook de mannenopvang (€ 1,2 miljoen) via het Gemeentefonds blijft gehandhaafd, totdat (in 2015) de structurele oplossing (met gemeentelijke verantwoordelijkheid) is gerealiseerd.

Opdracht bovenregionaal gehandicaptenvervoer

Mensen met een mobiliteitsbeperking kunnen gebruik maken van het bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer (BRV, voorheen bekend als Valys) per (deel)taxi (€ 60,3 miljoen in 2013).

Kengetal: Valys indexcijfers

Kengetal: Valys indexcijfers

Bron: Tevredenheidsonderzoek Valys, november 2011, Jes marketing en onderzoek.

pkb = persoonlijk kilometer budget

Het BRV is vraagafhankelijk vervoer, dit betekent dat factoren zoals de toegankelijkheid van het lokale Openbaar Vervoer, het weer of de gezondheid van de pashouders invloed kunnen hebben op het aantal verreden kilometers. In 2011 was de klanttevredenheid over het BRV onverminderd hoog en stabiel (over het geheel genomen waarderen pashouders het reizen met het BRV met een 8,7).

Opdracht evaluatie Wmo

Het Sociaal en Cultureel Planbureau voert de tweede evaluatie van de Wet maatschappelijke opvang over de periode 2010–2013 uit (€ 1,2 miljoen).

Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

Subsidie aan het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

Het Centrum Indicatiestelling Zorg verzorgt de onafhankelijke, objectieve en integrale indicatiestelling voor de AWBZ en ontvangt hiervoor in 2013 € 108,6 miljoen.

Indicator: Percentage indicatieaanvragen dat is afgedaan binnen de wettelijke termijn (0 tot 6 weken)

Indicator: Percentage indicatieaanvragen dat is afgedaan binnen de wettelijke termijn (0 tot 6 weken)

Bron: Jaarverslag CIZ 2011.

Subsidies uitvoeringskosten pgb-maatregelen en aanpak fraude pgb en opdracht evaluatie pgb

Er worden extra middelen uitgetrokken (in totaal € 25 miljoen) voor de uitvoering van de afspraken over het pgb, zoals het realiseren van meer gesprekken met budgethouders, de invoering van de bruto pgb en het pgb als trekkingsrecht. Voor de intensivering van de aanpak van fraude is in 2013 en 2014 € 15,0 miljoen beschikbaar gekomen (zie TK 33 280, nr. 1). Hiervoor zal een plan van aanpak worden gemaakt dat in het najaar naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd. Evenals voorgaande jaren zal de evaluatie van de pgb-maatregelen worden gemonitord.

Subsidies en opdrachten ten behoeve van (kwaliteitsverbetering) palliatieve zorg

Vanaf 2013 wordt jaarlijks circa € 10 miljoen extra beschikbaar gesteld om de kwaliteit van de palliatieve zorg te verbeteren (TK 33 280, nr. 1). De extra middelen voor palliatieve zorg worden, met inachtneming van het witboek palliatieve zorg, ingezet volgens de volgende lijnen. Het subsidieplafond ten behoeve van de vrijwillige palliatieve terminale zorg (zoals vastgelegd in de Regeling palliatieve terminale zorg) wordt met 10% opgehoogd. De overige middelen zullen worden besteed aan versterking van de palliatieve zorg in ziekenhuizen door stimulering van consultteams. Daarnaast wordt de eerste lijn verder versterkt door laagdrempelige beschikbaarheid van specifieke deskundigheid en vroegtijdige signalering. Er zal bovendien een continuering van het ZonMw-onderzoeksprogramma worden opgezet, met nadruk op deskundigheidsbevordering van verzorgenden (in verpleeg- en verzorgingshuizen) en verankering in opleidingen. Afstemming wordt gezocht met de «kerngroep palliatieve zorg». Ten slotte zal extra aandacht zijn voor bijzondere doelgroepen en de versterking van mantelzorg.

Kengetal: Totaal aantal personen dat door middel van de subsidieregeling palliatief terminale zorg is ondersteund in de laatste levensfase per 30 juni van een jaar

Kengetal: Totaal aantal personen dat door middel van de subsidieregeling palliatief terminale zorg is ondersteund in de laatste levensfase per 30 juni van een jaar

Bron: VWS, op basis van subsidieregeling Palliatief Terminale Zorg.

De middelen uit de subsidieregeling Palliatief Terminale Zorg zijn bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die organisaties maken voor de coördinatie van vrijwilligers die ingezet worden in palliatief terminale situaties. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal zorginzetten in de periode voorafgaand aan de aanvraag.

Subsidie programma «In voor zorg!»

Organisaties in de langdurige zorg krijgen in de toekomst te maken met andere eisen van de samenleving, zoals een krapper wordende arbeidsmarkt, financiële en economische druk en het daarmee samenhangende overheidsbeleid. Het programma «In voor zorg!» helpt zorgorganisaties hun werkprocessen in te richten met het oog op deze toekomst. Het programma wordt uitgevoerd door Vilans, dat hiervoor een projectsubsidie ontvangt (€ 9,4 miljoen).

Subsidie aan stichting Centrum Consultatie en Expertise

De stichting Centrum Consultatie en Expertise ontvangt een subsidie van € 9,9 miljoen voor het bieden van perspectief aan individuele cliënten met een bijzondere zorgvraag door inzet van expertise en (tijdelijke) extra ondersteuning.

Subsidie aan Vilans

Vilans is het kenniscentrum voor de langdurende zorg. Samen met professionals in het veld ontwikkelt Vilans vernieuwende en praktijkgerichte kennis en vinden nieuwe inzichten en goede voorbeelden snel en succesvol hun weg in de praktijk. Het betreft een basisbudget en een programmabudget voor kennisactiviteiten (€ 5,1 miljoen).

Subsidie Integraal kankercentrum Nederland

Het Integraal kankercentrum Nederland voor Het Integraal Kankercentrum ontvangt een instellingssubsidie van € 6,4 miljoen om, als organisatie waarin deskundigheid over alle facetten van palliatieve zorg is samengebracht, de primaire zorgvraag te ondersteunen door middel van consultatie en ontwikkeling van na- en bijscholing.

Subsidies en opdrachten in het kader van het programma «Meer tijd voor de cliënt»

Het programma «Meer tijd voor de cliënt» richt zich op de aanpak van de bureaucratie in de langdurige zorg. In het kader van dit programma worden opdrachten (circa € 1,3 miljoen) en subsidies (€ 0,6 miljoen) verleend die het programma ondersteunen, zoals voor onderzoek en communicatie.

Bekostiging Bijdrage in kosten van kortingen (BIKK)

De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld om de lagere premieopbrengst van de AWBZ als gevolg van de grondslagverkleining van de AWBZ bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 te compenseren (€ 3,7 miljard).

Opdrachten Informatievoorziening Zorg en Ondersteuning

Op het terrein van de informatievoorziening wordt een aantal projecten uitgevoerd in samenwerking met onder andere VNG, Zorgverzekeraars Nederland en uitvoeringsorganisaties. Doel is onder meer bevordering van de standaardisering van gegevensuitwisseling Wmo en AWBZ, vereenvoudiging en modernisering van de AWBZ-brede zorgregistratie en beheer en verdere optimalisatie van de webvoorziening Regelhulp (circa € 4,0 miljoen).

Bijdrage aan baten-lastendienst CIBG in verband met WTZi

Het CIBG verleent in het kader van de uitvoering van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi) toelatingen aan zorginstellingen. De Wtzi komt te vervallen op het moment dat de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) in werking treedt. Als gevolg van het controversieel verklaren van de Wcz is de invoeringsdatum onzeker geworden. Daarom zal in 2013 deze taak naar verwachting in dezelfde omvang door het CIBG moeten worden uitgevoerd als in 2012 (circa € 2,0 miljoen).

Bijdrage aan ZBO/RWT CVZ voor AWBZ-brede zorgregistratie

De AWBZ-brede zorgregistratie (AZR) is een uniforme systematiek waarmee indicatieorganen, zorgkantoren en zorgaanbieders elektronisch informatie over cliënten kunnen uitwisselen. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) draagt zorg voor de specificaties van de AZR, de standaarden en de bedrijfsregels en begeleidt de implementatie van de AZR en ontvangt daarvoor een bijdrage van VWS.

Artikel 4 Zorgbreed beleid
1. Algemene beleidsdoelstelling

Het scheppen van randvoorwaarden om het zorgstelsel te laten werken zodat de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg voor de burger is gewaarborgd.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

De minister bevordert de werking van het stelsel door partijen in staat te stellen hun rol te spelen en door belemmeringen weg te nemen die een goede werking van het stelsel in de weg staan. Daar waar publieke belangen in het geding zijn, die niet voldoende door (partijen in) het stelsel behartigd kunnen worden, bevordert de minister dat deze belangen worden behartigd.

De positie van de cliënt wordt versterkt. Ten eerste door de rechten van de cliënt te versterken door heldere, eenduidige wetgeving. Ten tweede door te stimuleren dat patiënten- en gehandicaptenorganisaties hun rol in het stelsel kunnen spelen.

De verantwoordelijkheid van de minister wordt tevens ingevuld door te stimuleren dat er voldoende capaciteit aan zorgverleners beschikbaar komt en blijft. Daarvoor worden onder andere verbeteringen in de kwaliteit en toegankelijkheid van de zorgopleidingen bevorderd, wordt de totstandkoming van een toekomstgericht opleidingscontinuüm met de juiste kwaliteit en gewenste instroom bewaakt en wordt er gestuurd op de totstandkoming van een innovatieve en kwalitatieve beroepenstructuur.

Ook zijn er randvoorwaarden gecreëerd om het innoverend vermogen van de gezondheidszorg te waarborgen en wordt gezondheidsonderzoek en het gebruik van de ontwikkelde kennis gestimuleerd.

De IGZ houdt toezicht op ruim twintig wetten, waaronder de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), de Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Geneesmiddelenwet. De uitgaven voor de IGZ staan verantwoord op artikel 10 Apparaatsuitgaven.

De minister heeft voor een goede werking van het zorgstelsel verschillende zelfstandige bestuursorganen opgericht die een taak hebben op het gebied van markttoezicht, pakketbeheer, kwaliteit en transparantie.

In Caribisch Nederland wordt een passend aanbod van zorg en jeugdzorg gerealiseerd.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Positie cliënt

Subsidieregeling voor organisaties van patiënten- en gehandicapten, zodat deze mensen kunnen helpen hun rol in het stelsel te spelen.

 

Zorgen voor adequate wet- en regelgeving die positie patiënt versterkt en privacy en beveiliging borgt.

 

Opleidingen, Beroepenstructuur en Arbeidsmarkt

Stimuleren van verbeteringen in kwaliteit en toegankelijkheid zorgopleidingen.

Stimuleren van een logische opleidingsmatrix met de juiste samenhang tussen opleidingen.

Bevorderen van kwaliteit van individuele zorgverlening.

Bevorderen van een logische beroepenstructuur, gebaseerd op competenties en gericht op samenwerking.

Stimuleren van beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel.

Financieren van het Fonds Ziekenhuisopleidingen en het Stagefonds.

Bewaken van de totstandkoming en het vasthouden van een toekomstgericht opleidingscontinuüm, met juiste kwaliteit en gewenste instroom.

Monitoren en sturen van de totstandkoming en het vasthouden van een innovatieve, kwalitatieve beroepenstructuur.

Constant optimaliseren van de inhoud en uitvoering van de Wet BIG.

Bevorderen van een gezonde arbeidsmarkt die personeel weet te binden en te boeien en voldoende wervend is.

 

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

Creëren randvoorwaarden om innoverend vermogen van de gezondheidszorg te waarborgen.

Stimuleren van gezondheidsonderzoek en het gebruik van ontwikkelde kennis (o.a. ZonMw).

 

Zorg voor prikkels gericht op kwaliteitsverbetering, normen voor kwaliteit en transparantie.

Oprichten van een nationaal kwaliteitsinstituut gezondheidszorg (zie CVZ).

 

Inrichten uitvoeringsactiviteiten

   

Opstellen van wetgeving waarin taken van NZa, CVZ en andere organisaties worden vastgelegd.

Via CVZ, NZa en andere organisaties een bijdrage leveren aan de uitvoering van het stelsel.

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

Samen met betrokken partijen stimuleren van de verbetering van het aanbod van (jeugd)zorg, met name via de uitvoering van de Middel Lange Termijn Plannen die in 2008 samen met de eilandbesturen zijn vastgesteld.

Financieren zorg 100% en (mede)financieren jeugdzorg.

(Jaarlijks) evalueren van de aanspraken in kader van zorgregeling voor Caribisch Nederland en indien nodig aanpassen.

Voorbereiden regelgeving voor de jeugdzorg (financiering, kwaliteit) en realiseren van CJG op de drie eilanden.

Uitvoeren zorgregelgeving voor Caribisch Nederland door het Zorgverzekeringkantoor op Bonaire. Het Zorgverzekeringskantoor is een onderdeel van VWS.

3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

Positie cliënt

  • De positie van de cliënt wordt versterkt. Ten eerste door de rechten van de cliënt te versterken door heldere, eenduidige wetgeving. Daartoe heeft de regering voorstellen voor de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) en de Beginselenwet AWBZ-zorg (Baz) ingediend. De Tweede Kamer heeft deze voorstellen controversieel verklaard. Ten tweede door te stimuleren dat patiënten- en gehandicaptenorganisaties hun rol in het stelsel kunnen spelen.

Opleidingen beroepenstructuur en arbeidsmarkt

  • De zorgvraag stijgt de komende jaren als gevolg van demografische en technologische ontwikkelingen. Om het zorgaanbod daarbij te waarborgen, zal de capaciteit van het zorgaanbod zowel kwalitatief als kwantitatief op niveau moeten liggen en aansluiten bij de behoeften van de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor het arbeidsmarktbeleid in de zorgsector ligt echter bij de zorginstellingen en sociale partners. De overheid heeft hierin een ondersteunende rol. Uitgaande van deze verantwoordelijkheidsverdeling zijn in de Arbeidsmarktbrief «Vertrouwen in professionals» (TK 29 282, nr. 128) de speerpunten voor de overheid geformuleerd op het terrein van de arbeidsmarkt.

  • Tot en met 2012 werden de medische vervolgopleidingen in het zogeheten Opleidingsfonds (inclusief de opleiding tot huisarts) via begrotingssubsidies gefinancierd. Met ingang van 2013 worden deze opleidingen, met uitzondering van de publieke gezondheidszorgopleidingen (Jeugdgezondheidszorg, medische milieukunde, tbc- en infectieziektebestrijding) via een beschikbaarheidbijdrage op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) gefinancierd. De uitvoering geschiedt door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De betalingen lopen via het CVZ. In dit kader is het bij deze opleidingen horende budget van de begroting (meetellend in BKZ) overgeheveld naar de premiegefinancierde uitgaven (zie Financieel Beeld Zorg).

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

  • Er wordt naar gestreefd om per 1 januari 2013 het Kwaliteitsinstituut operationeel te laten zijn (TK 32 620, nr. 59). Het wetsvoorstel daartoe is in april 2012 aan de Tweede Kamer verzonden. Het instituut wordt ondergebracht bij het College voor zorgverzekeringen. Het Kwaliteitsinstituut stimuleert de ontwikkeling van professionele standaarden en ondersteunt het veld daarbij met kennis over het ontwikkelen van richtlijnen, standaarden en indicatoren. Het instituut borgt dat het cliëntperspectief centraal staat, dat cliënten, verpleegkundigen en verzorgenden op een gelijkwaardige wijze hun inbreng kunnen leveren en dat in de professionele standaarden voldoende aandacht wordt geschonken aan doelmatigheid van zorg en dat deze zijn voorzien van indicatoren, die iets zeggen over de kwaliteit van zorg, waarover aanbieders verplicht informatie moeten leveren. Het Kwaliteitsinstituut stelt door middel van een toetsingskader randvoorwaarden aan het proces van totstandkoming en de items die minimaal in de standaarden beschreven moeten staan. Indien het veld zijn verantwoordelijkheid niet neemt, zal het Kwaliteitsinstituut zelf opdracht geven voor het ontwikkelen van een professionele standaard.

Inrichten uitvoeringsactiviteiten

  • Het CAK zal per 1 januari 2013 de publiekrechtelijke ZBO-status krijgen.

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

  • In 2013 wordt verder gewerkt aan het verbeteren van het zorginkoopproces, de verzekerden administratie en het administratieve beheer.

  • De verbetering van de medische infrastructuur op het vlak van gebouwen en apparatuur is veelal onderdeel van de kwaliteitsprojecten. Het realiseren van deze plannen zal geleidelijk in de jaren 2013 en verder gestalte krijgen als onderdeel van de normale bedrijfsvoering van de diverse zorginstellingen.

  • Om de psychiatrie inclusief de verslavingszorg op de drie eilanden op te zetten en te ondersteunen in de uitvoering, zal Novadic Kentron in 2013 en 2014 de benodigde voorzieningen realiseren. Om versnippering te voorkomen en efficiency te maximaliseren zal ook de samenhang met andere zorgvoorzieningen, justitie, preventie en voorlichting en de zorg aan licht verstandelijk gehandicapten worden nagestreefd. Ook zal worden bezien of samenwerking met andere eilanden in het Caribisch gebied gewenst en mogelijk is.

  • In 2013 zal ook de jeugdzorg in het teken staan van verder bestendigen wat al in gang is gezet. De ambulante en residentiële jeugdzorg op Bonaire wordt verder doorontwikkeld en de pleegzorg wordt meer structureel georganiseerd. Op Saba en Sint Eustatius wordt de kwaliteit van de Centra voor Jeugd en Gezin en de bekendheid onder de bevolking verbeterd. In samenwerking met de Inspectie Jeugdzorg wordt het kwaliteitskader verder ontwikkeld en vastgesteld. Voor alle componenten van de jeugdzorg en gezinsvoogdij in Caribisch Nederland wordt naar een passende organisatievorm gezocht.

  • De Wet publieke gezondheid (Wpg) is aangepast aan de nieuwe bestuurskundige verhouding met Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Parallel hieraan wordt de versterking van de publieke gezondheidszorg ondersteund.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

1 887 934

1 763 637

739 733

739 121

743 555

753 351

762 661

               

Uitgaven

1 671 828

1 796 313

757 374

742 613

745 280

753 351

762 661

waarvan juridisch verplicht (%)

   

95%

       
               

1. Positie cliënt

   

35 437

27 068

25 769

25 682

25 682

               

Subsidies

   

30 948

22 386

20 179

20 092

20 092

Patiënten- en gehandicaptenorganisaties

   

30 948

22 386

20 179

20 092

20 092

               

Opdrachten

   

3 044

3 237

4 145

4 145

4 145

waarvan onder andere:

             

Ondersteuning cliëntenorganisaties

   

2 899

3 092

4 000

4 000

4 000

               

Bijdrage aan baten-lastendiensten

   

1 445

1 445

1 445

1 445

1 445

CIBG: uitvoering subsidieregeling

   

1 445

1 445

1 445

1 445

1 445

               

2. Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

   

345 623

359 518

368 612

372 148

374 817

               

Subsidies

   

332 868

349 008

358 016

359 669

362 273

waarvan onder andere:

             

Fonds Ziekenhuisopleidingen

   

141 789

144 755

147 796

147 796

147 796

Stageplaatsen zorg / Stagefonds

   

99 000

99 000

99 000

99 000

99 000

Publieke Gezondheidszorgopleidingen

   

16 025

18 212

20 400

20 400

20 400

Vaccinatie stageplaatsen zorg

   

3 850

3 850

3 850

3 850

3 850

Opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant

   

19 600

34 300

36 750

36 750

36 750

Ziekenhuisarts

   

3 493

5 842

628

0

0

Capaciteitsorgaan

   

1 650

1 625

1 599

1 599

1 599

Regionaal arbeidsmarktbeleid

   

7 500

7 500

7 500

650

0

Veilig werken in de zorg

   

1 669

1 669

1 669

0

0

               

Opdrachten

   

2 400

2 001

2 090

2 973

3 038

               

Bijdragen aan baten-lastendiensten

   

9 678

7 848

7 848

7 848

7 848

CIBG: Bijdrage voor onder andere UZI-register, BIG-register, SVB-Z

   

7 848

7 848

7 848

7 848

7 848

Agentschap NL: Innovatieprogramma

   

1 830

0

0

0

0

               

Bijdrage ZBO’s/ RWT

   

677

661

658

1 658

1 658

CVZ: sectie Zorgberoepen en opleidingen

   

0

0

0

1 000

1 000

               

3. Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

   

109 197

90 469

84 565

83 039

83 039

               

Subsidies

   

4 990

5 011

4 827

4 943

4 943

Nivel

   

4 990

5 011

4 827

4 943

4 943

               

Bijdrage aan baten-lastendiensten

   

2 590

2 555

2 555

2 555

2 555

waarvan onder andere:

             

CIBG: Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording

   

800

800

800

800

800

RIVM: Zorgbalans

   

650

650

650

650

650

               

Bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s

   

101 617

82 903

77 183

75 541

75 541

ZonMw: programmering

   

101 617

82 903

77 183

75 541

75 541

               

4. Inrichten uitvoeringsactiviteiten

   

191 325

182 130

179 177

177 645

177 645

               

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

   

183 878

176 606

174 159

173 041

173 041

Centraal Administratie Kantoor

   

95 923

91 851

92 023

91 905

91 905

College voor zorgverzekeringen

   

51 436

48 686

48 886

47 886

47 886

Nederlandse Zorgautoriteit

   

32 356

31 906

29 087

29 087

29 087

College Sanering Zorginstellingen

   

2 713

2 713

2 713

2 713

2 713

College Bouw Zorginstellingen

   

1 450

1 450

1 450

1 450

1 450

               

Opdrachten

   

7 447

5 524

5 018

4 604

4 604

TNO centrum Zorg en Bouw

   

7 447

5 524

5 018

4 604

4 604

               

5. Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

   

75 792

83 428

87 157

94 837

101 478

               

Bekostiging

   

75 792

83 428

87 157

94 837

101 478

Zorg en welzijn

   

71 142

78 747

82 443

90 123

96 764

Jeugdzorg

   

4 650

4 681

4 714

4 714

4 714

               

Ontvangsten

5 105

6 358

4 858

4 858

4 858

4 858

4 858

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

Positie cliënt

Subsidies aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties

Er worden subsidies verstrekt aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties, zodat kennis en ervaringen van cliënten zelf optimaal benut worden voor goede zorg en ondersteuning (€ 30,9 miljoen in 2013). Doel is het op collectief niveau inbrengen van cliëntenervaringen en het cliëntperspectief voor beter beleid, zorg en ondersteuning. Daarnaast kunnen patiënten en gehandicapten hun ervaringsdeskundigheid uitwisselen, zodat zij hun eigen leven met ziekte of beperking zo goed mogelijk kunnen inrichten en de zorg ontvangen die het beste bij hun behoeften past.

Opdracht voor ondersteuning cliëntenorganisaties

Met PGO-support, een onafhankelijke netwerkorganisatie die versterking en ondersteuning biedt aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties, is een overeenkomst gesloten voor de ondersteuning van de cliëntenorganisaties bij het opstellen van subsidieaanvragen en het inbrengen van het cliëntenperspectief (€ 2,9 miljoen in 2013).

Bijdrage aan baten-lastendienst CIBG voor de uitvoering van de subsidieregeling pg-organisaties

Aan het CIBG wordt een bijdrage (€ 1,4 miljoen) verleend voor alle werkzaamheden rond de uitvoering van de subsidieregeling pg-organisaties.

Opleidingen, Beroepenstructuur en Arbeidsmarkt

Subsidies ziekenhuisopleidingen/Fonds Ziekenhuisopleidingen

Gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel zijn van cruciaal belang voor de dagelijkse zorg in ziekenhuizen. Dit personeel wordt veelal intern door ziekenhuizen opgeleid. Om te zorgen dat er voldoende opgeleid wordt, ontvangen ziekenhuizen een vergoeding voor de door hen geleverde opleidingsprestaties. De bijdrage 2013 bedraagt circa € 141,8 miljoen.

Subsidies stageplaatsen zorg/stagefonds

Om de instroom van voldoende gekwalificeerd personeel te waarborgen is de zorg voor opleidingen van belang. Het Stagefonds is één van de instrumenten die VWS inzet om de kwaliteit en toegankelijkheid van zorgopleidingen te verbeteren. In 2013 en verder wordt het Stagefonds voortgezet met een budget van € 99,0 miljoen (TK 29 282, nr. 128).

Subsidies Publieke Gezondheidszorgopleidingen

Per 1 oktober 2012 treedt de subsidieregeling opleidingen Publieke Gezondheidszorg 2013–2017 in werking.

Op grond van deze regeling kan een instellingssubsidie worden verstrekt aan opleidingsinrichtingen die een opleiding tot arts maatschappij en gezondheid voor de profielen infectieziektebestrijding, Jeugdgezondheidszorg, medische milieukunde of tuberculosebestrijding verzorgen.

In 2013 is hiervoor € 16,0 miljoen beschikbaar.

Tot en met het subsidiejaar 2012 wordt deze instellingssubsidie verstrekt op grond van de subsidieregeling Zorgopleidingen 2e tranche, die per 1 januari 2013 komt te vervallen.

Subsidies vaccinatie stageplaatsen zorg

Een ander instrument is de Subsidieregeling vaccinatie stageplaatsen zorg. Deze regeling omvat circa € 3,9 miljoen en draagt eraan bij dat stagiairs voorafgaand aan hun stage gevaccineerd zijn tegen Hepatitis B. Dit voorkomt studie-uitval of -vertraging.

Subsidies opleiding tot verpleegkundig specialist/physician assistant

Om te kunnen voldoen aan de toenemende vraag naar zorg moeten we alle zorgverleners inzetten daar waar ze het beste tot hun recht komen. Nieuwe beroepsbeoefenaren – verpleegkundig specialisten en physician assistants – zijn speciaal opgeleid om eenvoudige en routinematige taken van de huisarts of de specialist over te nemen. Er komen meer opleidingsplaatsen voor nieuwe beroepen. De bijdrage 2013 bedraagt € 19,6 miljoen.

De komende tijd wordt onderzocht hoe deze taakherschikking financieel het beste kan worden gefaciliteerd.

Kengetallen arbeidsmarkt
 

Gemiddeld 2003–2007

2008

2009

2010

2011

1. Werkgelegenheidsontwikkeling zorg en welzijn

2,70%

2,00%

3,80%

3,50%

1,40%

2. Vacaturegraad in zorg en welzijn

16

23

16

13

13

3. Aantal leerlingen in zorg en welzijn opleidingen (mbo en hbo)

240 000

251 000

260 000

268 000

271 000

4. Netto verloop verpleegkundig, verzorgend en agogisch personeel

4,30%

4,00%

4,10%

5. Ziekteverzuim (1e ziektejaar)

5,50%

5,00%

4,90%

4,80%

4,80%

De arbeidsmarktgegevens laten zien dat de zorg haar goede positie weet te bestendigen. Mede door de huidige economische conjunctuur zijn er op dit moment beperkte knelpunten voor specifieke beroepen. De komende jaren wordt de druk op de arbeidsmarkt groter, ook voor de zorg.

Bronnen: CBS Statline, www.azwinfo.nl , Panteia, Vernet.

De jaren 2009 t/m 2011 betreffen voorlopige cijfers.

1. Groei werkgelegenheid (in fte, 2011 banen) 4e kwartaal ten opzichte van 4e kwartaal voorgaande jaar.

2. Betreft het aantal vacatures per 1 000 banen ultimo 3e kwartaal van elk jaar.

3. Het gemiddelde betreft 2005–2007 in plaats van 2003–2007.

4. Netto verloop betreft uitstroom uit de gehele sector zorg en welzijn. De cijfers over het netto verloop voor 2010 en verder zijn vooralsnog niet beschikbaar. In 2010 is gekozen voor andere, meer accurate, databronnen die ten grondslag liggen van de berekening van het netto verloop. Deze cijfers zijn voor 2010 en verder nog niet beschikbaar.

5. Het ziekteverzuim heeft alleen betrekking op de sector zorg (en niet op welzijn).

Subsidies ziekenhuisarts

Voor het leveren van goede zorg is het essentieel dat er voldoende en goed opgeleid personeel beschikbaar is. De toekomstige zorgvraag vereist aanpassing van het beroepenveld, zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin. Met de introductie van ziekenhuisartsen c.q. ziekenhuisgeneeskunde verbetert de huidige situatie op ten minste drie dimensies, namelijk de kwaliteit van directe patiëntenzorg, de efficiency en effectiviteit van de ziekenhuiszorg en het carrièreperspectief van de basisarts. De ziekenhuisartsen zijn meer generalistisch opgeleide artsen (met een profielregistratie) die in de intramurale basiszorg de minder complexe taken van de medisch specialist kunnen overnemen. De nieuwe medische functie van «ziekenhuisarts» wordt via een subsidie aan de Stichting Opleiding Ziekenhuis Geneeskunde in een viertal pilots geïmplementeerd. De bijdrage 2013 bedraagt € 3,5 miljoen.

Subsidie Capaciteitsorgaan

Voor het opstellen van ramingen voor de opleidingscapaciteit van onder andere de medische en tandheelkundige vervolgopleidingen, evenals de ramingen naar ggz-opleidingen, ontvangt het Capaciteitsorgaan jaarlijks een subsidie. In 2013 circa € 1,7 miljoen.

Subsidie regionaal arbeidsmarktbeleid

Het arbeidsmarktbeleid in de zorg dient op het lokale en regionale niveau gestalte te krijgen. Het is van belang dat zorginstellingen hierin gezamenlijk optrekken om daarmee de arbeidsmarktpositie van de zorg in de regio te versterken. Via Regioplus (de koepel van regionale werkverbanden in zorg en welzijn) wordt in 2013 een subsidie van € 7,5 miljoen beschikbaar gesteld. Met deze subsidie wordt in elke regio gewerkt aan een vijftal programmalijnen, te weten strategisch arbeidsmarktbeleid, werven met beleid, duurzame inzetbaarheid, kwalificeren voor zorg en welzijn en @nders werken.

Subsidie Veilig werken in de zorg

Nog te vaak is sprake van agressie tegen zorgpersoneel. Om instellingen te stimuleren meer en beter beleid te voeren tegen de verschillende vormen van agressie wordt tot en met 2015 via een subsidie aan sociale partners jaarlijks € 1,7 miljoen beschikbaar gesteld.

Bijdrage aan baten-lastendienst CIBG ten behoeve van UZI-register, BIG-register en SVB-Z

Het UZI-register maakt de elektronische identificatie van zorgverleners mogelijk. Het CIBG verzorgt de productie van UZI-middelen (pas of servercertificaat). Het CIBG ontvangt hiervoor een bijdrage van VWS.

Zorgverleners kunnen zich registreren in het BIG-register. Het BIG-register verleent duidelijkheid aan bijvoorbeeld werkgevers en zorgconsumenten over de bevoegdheid van een zorgverlener. Het BIG-register komt voort uit de Wet BIG (Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg).

Het CIBG ontvangt hiervoor een bijdrage van VWS.

Met de Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg (SBV-Z) van het CIBG wordt het gebruik van het burgerservicenummer (BSN) in de zorg gefaciliteerd. Het CIBG ontvangt hiervoor een bijdrage van VWS.

De bijdrage 2013 bedraagt € 7,8 miljoen.

Bijdragen aan baten-lastendienst Agentschap NL ten behoeve van het innovatieprogramma

Agentschap NL ontvangt ook in 2013 een bijdrage van VWS voor de uitvoering van het innovatie programma (€ 1,8 miljoen).

Bijdrage aan ZBO/RWT College voor zorgverzekeringen ten behoeve van de sectie Zorgberoepen en Opleidingen

De sectie Zorgberoepen en Opleidingen van het CVZ houdt zich bezig met het toekomstgericht en sectoroverstijgend rapporteren en signaleren van de gewenste ontwikkelingen van beroepen en opleidingen in de zorg. Hierbij gaat de sectie uit van maatschappelijke en technologische ontwikkelingen over de zorgverlening en de vraag naar zorg. Nieuwe beroepen en bestaande beroepen met andere taken en daarmee taakherschikking zijn hiermee eveneens onderwerp van de sectie.

Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling

Subsidie voor onderzoek van de gezondheidszorg

Voor onderzoek van de gezondheidszorg wordt subsidie verleend (circa € 5,0 miljoen) aan het Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg (Nivel).

Bijdrage aan baten-lastendienst CIBG voor het Jaardocument Maatschappelijke verantwoording

Via het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording verantwoorden zorgaanbieders zich jaarlijks over de geleverde (financiële) prestaties. Zij zijn verplicht om een aantal gegevens aan te leveren aan de hiervoor bedoelde database. Alle partijen die een rol spelen binnen het zorgstelsel hebben toegang tot deze uniforme, digitale informatie via www.jaarverslagenzorg.nl . Het CIBG ontvangt hiervoor een bijdrage van VWS (€ 0,8 miljoen).

Bijdrage aan baten-lastendienst RIVM voor de Zorgbalans

De prestaties van het zorgstelsel worden gemonitord met de Zorgbalans (zie www.gezondheidszorgbalans.nl). De Zorgbalans schetst aan de hand van indicatoren een beeld van de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de Nederlandse gezondheidszorg. Het RIVM ontvangt hiervoor een bijdrage van VWS (circa € 0,7 miljoen).

Bijdrage aan ZBO/RWT ZonMw voor uitvoering programma’s

ZonMw is een intermediaire organisatie die op programmatische wijze projecten en onderzoek op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laat uitvoeren. ZonMw bewaakt daarbij de kwaliteit, relevantie en samenhang. In onderstaande tabel zijn de activiteiten uitgesplitst naar de verschillende beleidsterreinen waarop de programma’s bij ZonMw betrekking hebben.

Op de overige artikelen staan ook begrotingsposten op het gebied van Kennisontwikkeling en innovatie, bijvoorbeeld RIVM (artikel 1), Nivel (artikel 2), TI Pharma (artikel 2), Vilans (artikel 3) en Movisie (artikel 3).

Overzichtstabel geraamde programma-uitgaven ZonMw 2013–2017 (bedragen x € 1 000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

Artikel 1 Volksgezondheid: onder andere preventieprogramma en infectieziektebestrijding

52 327

37 942

37 304

36 655

35 645

Artikel 2 Curatieve zorg: onder andere doelmatigheidsprogramma en «Goed Gebruik Geneesmiddelen»

35 778

33 269

30 056

29 506

30 415

Artikel 3 Maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg: onder andere «Ambient Assisted Living»

5 088

3 784

3 760

3 807

3 706

Artikel 5 Jeugd: onder andere «Effectief Werken in de Jeugdsector» en richtlijnen Jeugdgezondheidszorg

7 274

6 355

5 675

5 185

5 387

Artikel 6 Sport en bewegen: onder andere onderzoeksprogramma Sport

1 150

1 553

388

388

388

Totaal

101 617

82 903

77 183

75 541

75 541

Inrichten uitvoeringsactiviteiten

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s NZa, CVZ, CBZ, CSZ en CAK voor de beheerskosten

Het betreft bijdragen in de beheerkosten van de volgende zelfstandige bestuursorganen:

  • Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) heeft vijf wettelijke taken, te weten: de centrale betaling aan 3 500 AWBZ-instellingen (namens de zorgverzekeraars), het innen van de eigen bijdrage voor Zorg met Verblijf (intramurale zorg) en de Zorg zonder Verblijf (extramurale zorg), het vaststellen, opleggen en innen van de eigen bijdrage Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), het uitkeren van de compensatie van het eigen risico zorgverzekeringswet en het uitvoeren van de maatregelen rond de eigen bijdrage regelingen in de wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. De bijdrage 2013 bedraagt € 95,9 miljoen;

  • Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft tot taak het uitvoeren van het pakketbeheer Zvw en AWBZ, fondsbeheer van het Zorgverzekeringsfonds en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, het uitvoeren van de financiering van verzekeraars uit de fondsen (in het bijzonder de risicoverevening) en de beoordeling van de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ, het uitvoeren regelingen bijzondere groepen (verdragsgerechtigden, wanbetalers, onverzekerden, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen, gemoedsbezwaarden) en met ingang van 1 januari 2013 maakt ook het Kwaliteitsinstituut onderdeel uit van het CVZ. De bijdrage 2013 bedraagt € 51,4 miljoen;

  • De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is belast met het markttoezicht specifiek voor de zorgsector en moet het algemeen consumentenbelang voorop stellen bij de uitoefening van haar taken. Die taken zijn Marktwerking in de zorg op gang brengen en bewaken, tarieven in de zorg reguleren en toezien op de goede uitvoering van de Zvw en de AWBZ. De bijdrage 2013 bedraagt € 32,4 miljoen;

  • Het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) voert onder andere de meldings- en goedkeuringsregeling voor de vervreemding van onroerende zaken uit. De bijdrage 2013 bedraagt € 2,7 miljoen;

  • De bouwregimes voor de curatieve- en de langdurige zorg zijn per 1 januari 2008 respectievelijk 1 januari 2009 afgeschaft. Daarmee zijn de wettelijke taken van het College Bouw Zorginstellingen (CBZ) komen te vervallen. Het CBZ zal als liquidatieorganisatie vooralsnog blijven bestaan. De bijdrage 2013 bedraagt € 1,5 miljoen.

Opdracht TNO Centrum Zorg en Bouw

Om de opgebouwde kennis beschikbaar te blijven houden, primair voor zorgaanbieders (zeker in het kader van de volledige verantwoordelijkheid van zorgaanbieders voor de bouw en de financiering daarvan) en secundair voor de IGZ en de NZa, is er met TNO Centrum Zorg en Bouw een overeenkomst gesloten. De bijdrage 2013 bedraagt € 7,4 miljoen.

Zorg, welzijn en jeugdzorg op Caribisch Nederland

Bekostiging zorg en welzijn

Per 1 januari 2011 is er één zorgverzekering voor iedereen in Caribisch Nederland. Dat wil zeggen dat iedereen die legaal op Bonaire, Sint Eustatius en Saba woont en/of werkt, ongeacht ziektebeeld en leeftijd is verzekerd voor ziektekosten en zorgkosten die in het Europese deel van Nederland uit de Zvw, inclusief een deel van de aanvullende verzekeringen, en AWBZ worden vergoed.

De totale geraamde kosten die naar verwachting in 2013 gemoeid gaan met de zorg en welzijn op Caribisch Nederland betreffen circa € 71,1 miljoen.

Bekostiging jeugdzorg

In 2013 is voor de jeugdzorg op Caribisch Nederland circa € 4,7 miljoen beschikbaar. Op alle drie de eilanden is een Centra voor Jeugd en Gezin.

Kengetallen (jeugd)zorg Caribisch Nederland
 

2011

Raming 2012

1. Aantal medische uitzendingen

11 271

7 382

2. Aantal verzekerden

21 843

22 500

3. Kosten per capita zorg

2 610

2 800

4. Aantal cliënten in de jeugdzorg inclusief cliënten Centra voor Jeugd en Gezin

2 067

Bron:

1 t/m 3. Zorgverzekeringskantoor Caribisch Nederland.

4. Managementrapportage Jeugdzorg en Gezinsvoogdij Caribisch Nederland, 1e kwartaal 2012 en Armoede in Caribisch Nederland, een verkenning, M. Drewes, mei 2012. Over 2011 zijn geen betrouwbare gegevens beschikbaar, omdat niet dezelfde definitie het uitgangspunt was.

Artikel 5 Jeugd
1. Algemene beleidsdoelstelling

Kinderen in Nederland groeien gezond en veilig op, ontwikkelen hun talenten en doen mee aan de samenleving.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

Ouders/verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van hun kinderen. De minister van VWS is verantwoordelijk voor het kader waarbinnen kinderen in Nederland gezond en veilig opgroeien, zich ontwikkelen en participeren. Kinderen die in hun ontwikkeling worden bedreigd, moeten zorg krijgen en indien nodig in bescherming worden genomen.

De minister is verantwoordelijk voor het wettelijk kader rond zorg voor jeugd waarbinnen gemeenten, provincies, grootstedelijke regio’s, lokale en landelijke organisaties, bureaus Jeugdzorg, zorgverzekeraars en zorgaanbieders hun verantwoordelijkheden realiseren. Gemeenten zijn op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet publieke gezondheid (Wpg) verantwoordelijk voor het preventief jeugdbeleid en het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg. Provincies zijn op grond van de Wet op de Jeugdzorg verantwoordelijk voor de geïndiceerde jeugdzorg. Deze vorm van zorg doet zich voor wanneer sprake is van ernstige opgroei- en opvoedproblemen bij jongeren. Op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) respectievelijk de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vindt financiering plaats van Jeugd- geestelijke gezondheidszorg (Jeugd-ggz) respectievelijk de zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking (Jeugd-lvb).

Daarnaast heeft de minister een bijzondere verantwoordelijkheid voor de JeugdzorgPlus. De minister is rechtstreeks verantwoordelijk voor de JeugdzorgPlus, zowel financieel als inhoudelijk. JeugdzorgPlus is een intensieve vorm van jeugdzorg voor jongeren met ernstige gedragsproblemen die zich aan de noodzakelijke behandeling dreigen te onttrekken. Het betreft hulp met dwang en drang voor jongeren voor wie een machtiging gesloten jeugdzorg is afgegeven door de kinderrechter.

Voorts hecht de minister een belang aan het in stand houden van een landelijke kennisinfrastructuur vanwege de systeemverantwoordelijkheid van het Rijk. Het gaat om het monitoren van en kennis voor beleidsontwikkeling, -implementatie en zorgvernieuwing rond het stelsel van jeugdvoorzieningen.

Ten aanzien van de verschillende onderdelen op het terrein van de zorg voor jeugd heeft de minister van VWS uiteenlopende rollen van stimuleren, financieren, regisseren tot (doen) uitvoeren (zie tabel). De rol en invulling daarvan verschilt per terrein en hangt af van de taken en bevoegdheden van andere actoren die ieder vanuit hun eigen rol bijdragen aan de doelstellingen op het terrein van de jeugdzorg.

De Inspectie Jeugdzorg is verantwoordelijk voor het uitvoeren van onafhankelijk toezicht op de jeugdzorg. De uitgaven voor de IGZ staan verantwoord op artikel 10 Apparaatsuitgaven.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

Stimuleren van laagdrempelige opvoedondersteuning aan jongeren en ouders met opgroei- en opvoedvragen.

Het stimuleren van gemeenten om perspectief te bieden aan kwetsbare jongeren door verbetering van de samenhang in beleid en uitvoering tussen zorg, school en werk.

 

Samen met de minister van VenJ bevorderen van een effectieve aanpak van kindermishandeling, onder andere door middel van het opstellen en regisseren van het Actieplan aanpak kindermishandeling «Kinderen Veilig» 2012–2016».

 

Noodzakelijke en passende zorg

Een landelijke kennisinfrastructuur in stand houden en hierbij het veld de ruimte geven om de eigen aanpak verder te ontwikkelen.

Stimuleren dat de kwaliteit en veiligheid in de jeugdzorg geborgd worden door verdere professionalisering en het stellen van kwaliteitseisen.

Het (mede-)financieren van een toegankelijk, passend en samenhangend zorgaanbod voor kinderen met een jeugdzorgindicatie. De provincies en grootstedelijke regio’s ontvangen een doeluitkering voor de uitvoering van de Wet op de Jeugdzorg. Hiermee zijn zij in staat een Bureau Jeugdzorg in stand te houden en zorgaanbod in te kopen voor kinderen en jongeren met een indicatie jeugdzorg.

Het financieren van benodigde JeugdzorgPlus capaciteit. Twaalf particuliere instellingen ontvangen subsidie voor het bieden van zorgaanbod in het gesloten kader.

 

Verantwoordelijk voor twee Rijksinstellingen die JeugdzorgPlus capaciteit aanbieden. De twee Rijksinstellingen (Almata en Lindenhorst) fuseren in 2013 en worden hierna geprivatiseerd.

3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

Stelselwijziging

  • Om de gewenste verschuiving van zware zorg naar lichte ondersteuning te realiseren, wordt alle ondersteuning, hulp en zorg voor jeugd die nu nog valt onder het Rijk, de provincies, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Zorgverzekeringswet (Zvw) gedecentraliseerd naar gemeenten. Een transformatie is nodig naar meer preventie en eerdere ondersteuning, uitgaan van de eigen kracht van jongeren en hun ouders, problemen minder snel medicaliseren, betere samenwerking rond gezinnen en zorg op maat. Door de decentralisatie zijn gemeenten beter in staat integraal beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden.

  • De Tweede Kamer heeft in het Algemeen Overleg van 20 juni 2012 op hoofdlijnen ingestemd met de nadere beleidskeuzes uit de voortgangsbrief stelselwijziging Jeugd van 27 april 2012 (TK 31 839, nr. 200), waarna het wetsvoorstel nieuwe jeugdwet in de zomer van 2012 in consultatie is gegaan. Na advisering door de Raad van State kan in de loop van 2013 parlementaire behandeling plaatsvinden. Invoering is voorzien per 1 januari 2015.

Aanpak Kindermishandeling en seksueel misbruik

  • Met het actieplan aanpak kindermishandeling Kinderen Veilig zijn drie accenten gelegd voor de periode 2012–2016: voorkomen, krachten bundelen door multidisciplinaire aanpak en het aanpakken van fysieke mishandeling en seksueel misbruik. In nauwe samenwerking met de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik wordt het actieplan uitgevoerd.

Kwaliteit en veiligheid in de jeugdzorg

  • Het verder professionaliseren van beroepsbeoefenaren via de lijnen van het implementatieplan professionalisering jeugdzorg 2010–2013 heeft ook in 2013 prioriteit. Belangrijk element hierbij is de wettelijke borging van registratie en tuchtrecht in de Wet op de jeugdzorg en aanpalende wetgeving. Het desbetreffende wetsvoorstel is in juli 2012 in consultatie gegaan.

  • In 2013 worden gemeenten waar nodig gefaciliteerd en ondersteund bij het vormgeven van hun kwaliteitsbeleid in de voorbereiding op de stelselwijziging jeugd.

  • Pleegzorgaanbieders besteden veel aandacht aan het verbeteren van de veiligheid van kinderen in pleeggezinnen. Zo wordt de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) aangepast. Nieuw is dat aspirant pleegouders toestemming verlenen voor het verstrekken van informatie over eerdere VGB-verzoeken. Aspirant pleegouders kunnen hierdoor niet verzwijgen dat ze bij een andere pleegzorgaanbieder actief zijn geweest of de selectieprocedure hebben doorlopen zonder positief resultaat.

  • Ook in de brede zorg voor jeugd is aandacht voor veiligheid. De Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) wordt wettelijk verplicht. Daarnaast vindt er overleg plaats met betrokken ministeries om te komen tot een eenduidige VOG voor alle sectoren waar professionals met kinderen werken.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

1 521 129

1 486 415

1 393 470

1 530 986

1 485 350

1 417 696

1 404 279

               

Uitgaven

1 868 447

1 493 975

1 533 547

1 530 986

1 485 350

1 417 696

1 404 279

waarvan juridisch verplicht (%)

   

99%

       
               

1. Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

   

37 595

37 774

41 580

41 575

41 575

               

Subsidies

   

30 813

30 736

30 510

30 510

30 510

waarvan onder andere:

             

Koepels van internaten voor schippers- en kermisjeugd

   

22 300

22 300

22 300

22 300

22 300

Preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid

   

6 900

6 850

6 750

6 750

6 750

Zorg voor jeugd

   

900

900

775

775

775

               

Opdrachten

   

4 958

5 234

5 481

5 481

5 481

waarvan onder andere:

             

Preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid

   

1 450

1 700

1 700

1 700

1 700

Stelselwijziging

   

3 000

3 000

3 300

3 300

3 300

Aanpak kindermishandeling

   

440

440

440

440

440

               

Bijdrage baten-lastendienst

   

764

744

729

724

724

Verwijsindex

   

764

744

729

724

724

               

Bijdrage aan medeoverheden

   

200

200

4 000

4 000

4 000

               

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

   

860

860

860

860

860

waarvan onder andere:

             

VenJ: Aanpak kindermishandeling

   

660

660

660

660

660

               

2. Noodzakelijke en passende zorg

   

1 495 952

1 493 212

1 443 770

1 376 121

1 362 704

               

Subsidies

   

232 401

208 371

209 587

209 587

209 587

waarvan onder andere:

             

JeugdzorgPlus

   

230 075

206 250

207 470

207 470

207 470

Jeugdzorg

   

2 300

2 100

2 100

2 100

2 100

               

Opdrachten

   

2 326

2 113

2 117

2 117

2 117

waarvan onder andere:

             

Jeugdzorg

   

2 300

2 100

2 100

2 100

2 100

               

Bijdrage aan medeoverheden

   

1 255 225

1 276 728

1 226 066

1 158 417

1 145 000

Doeluitkering Jeugdzorg provincies en grootstedelijke regio's

   

1 255 225

1 276 728

1 226 066

1 158 417

1 145 000

               

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

   

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

JeugdzorgPlus

   

6 000

6 000

6 000

6 000

6 000

               

Ontvangsten

23 392

20 460

9 215

4 715

67 715

67 715

67 715

waarvan onder andere:

             

Ouderbijdrage jeugdzorg

0

0

0

0

63 000

63 000

63 000

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

Laagdrempelige ondersteuning bij het opvoeden en opgroeien

Subsidie aan koepels van internaten voor schippers- en kermisjeugd

Voor het regelen van opvang en verzorging van minderjarige kinderen van binnenschippers, kermisexploitanten en circusartiesten ontvangen internaten subsidie (circa € 22,3 miljoen).

Subsidies, opdrachten en bijdragen voor preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid

  • Kennisontwikkeling

    Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) is het landelijk kennisinstituut voor jeugd- en opvoedingsvraagstukken en heeft tot doel deze kennis te verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden. Het NJi voert hiertoe onderzoeksprojecten uit, ontwikkelt kennis, methoden, instrumenten en richtlijnen voor professionals, ondersteunt de implementatie van kennis en voert opleidingsactiviteiten uit.

  • Participatie

    Jongerenparticipatie en talentontwikkeling zijn de kerntaken van NJR (de landelijke vereniging van jongerenorganisaties). Bij NJR werken jongeren aan (media)campagnes en projecten voor hun leeftijdgenoten. NJR geeft jongeren de kans om te laten zien wie ze zijn en wat ze kunnen; of dat nou in hun buurt of bij de Verenigde Naties in New York is. Ook adviseert NJR overheden en andere organisaties over jeugdbeleid.

  • Kinderrechten

    Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind vormt de basis van het jeugdbeleid. Op grond van artikel 42 van het Verdrag worden activiteiten gesubsidieerd die de rechten van kinderen algemeen bekend maken.

De bijdrage bedraagt circa € 6,9 miljoen in 2013.

Subsidies, opdrachten en bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken Aanpak Kindermishandeling en voorzieningen met betrekking tot zorg voor jeugd

De bijdrage 2013 aanpak kindermishandeling en voorzieningen met betrekking tot zorg voor jeugd bedraagt circa € 3,0 miljoen (waarvan € 1,0 miljoen begroot is op artikel 1 Volksgezondheid onder Gezondheidsbevordering en het restant op dit artikel).

De aanpak van kindermishandeling is een belangrijk onderdeel van de brede aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Samen met het Ministerie van Veiligheid en Justitie is een nieuw actieplan voor de aanpak van kindermishandeling opgesteld voor de periode 2012 – 2016, «Kinderen Veilig». Een sluitende aanpak, van preventie, signalering en stoppen tot het beperken van de schade van kindermishandeling is hierin de leidraad. De aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en seksueel geweld tegen kinderen over de aanpak van kinderpornografie zijn opgenomen in het actieplan. Samen met de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik wordt het actieplan uitgevoerd. De uitkomsten van het onderzoek van de Commissie-Samson zullen hierbij worden betrokken. Naast de Taskforce worden de middelen voor de aanpak kindermishandeling in 2013 onder andere besteed aan de publiekscampagne geweld in huiselijke kring, deskundigheidsbevordering en de toets van regionale initiatieven van een multidisciplinaire aanpak van kindermishandeling.

De implementatie van de wettelijk verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, een essentieel instrument voor het kunnen omgaan met signalen van kindermishandeling, wordt gefinancierd uit artikel 3.

Tevens zijn in het kader van zorg voor jeugd middelen beschikbaar op het gebied van adoptievoorziening en opvoedvraagstukken.

Kengetal: Aantal mishandelde kinderen en jeugdigen in Nederland

Kengetal: Aantal mishandelde kinderen en jeugdigen in Nederland

Bron: Universiteit Leiden en TNO. De Tweede Nationale Prevalentiestudie Kindermishandeling in Nederland anno 2010, in opdracht van het Ministerie van VWS.

In deze studie is onderzocht hoeveel kinderen tot 18 jaar in 2010 zijn mishandeld en om welke vorm van mishandeling het hierbij ging. In 2010 werden in heel Nederland naar schatting bijna 119 000 kinderen gerapporteerd als slachtoffer van kindermishandeling. De stijging ten opzichte van 2005 hangt vermoedelijk samen met de toegenomen politieke en publieke aandacht voor kindermishandeling waardoor professionals meer alert zijn op signalen van kindermishandeling.

Bijdragen aan medeoverheden voor kwetsbare jongeren

Helaas lukt het een te grote groep jongeren niet op eigen kracht hun weg te vinden. Ze vallen uit op school, hebben problemen met het vinden van werk, komen vanuit de jeugdzorg moeilijk aan de slag en komen te snel in de Wajong terecht. Deze kwetsbare jongeren hebben vaak te maken met een opeenstapeling van problemen. Om deze kwetsbare jongeren te ondersteunen zijn bijdragen beschikbaar (circa € 4,0 miljoen). Deze zijn bedoeld om de doelgroep te ondersteunen zodat zij perspectief houden op een zelfstandige toekomst. Van de beschikbare middelen is op verzoek van de Tweede Kamer € 3,8 miljoen beschikbaar gesteld voor de doorontwikkeling van campus «de Nieuwe Kans» in Rotterdam en voor doorontwikkeling van het concept wijkschool.

Opdrachten preventief en ontwikkelingsgericht jeugdbeleid

Er zijn middelen beschikbaar voor het uitvoeren van diverse ontwikkelingen en monitorinstrumenten. De belangrijkste hiervan zijn het uitvoeren van de Jeugdmonitor en het (door)ontwikkelen op het terrein van opvoeden (circa € 1,5 miljoen).

Opdrachten en bijdragen aan medeoverheden stelselwijziging

In de bestuursafspraken 2011–2015 met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) zijn afspraken gemaakt over het te ontwikkelen nieuwe wettelijk kader, de bestuurlijke voorwaarden voor decentralisatie naar gemeenten, de transitie naar het nieuwe stelsel en de beschikbare in- en uitvoeringskosten.

In het nieuwe stelsel van de zorg voor jeugd heeft de gemeente de integrale verantwoordelijkheid voor adequate ondersteuning van kinderen en gezinnen. De gemeente brengt partijen in de lokale en regionale opvoedingsomgeving bijeen, stimuleert en faciliteert om onnodig beroep op zwaardere vormen van zorg te voorkomen. Uitgangspunt is dat hulp zoveel mogelijk in de eigen sociale omgeving wordt geboden. Of dat hulp gericht is op terugkeer naar die omgeving en op het herstel van het gewone opvoeden/opgroeien. Als toch gespecialiseerde zorg nodig is, wordt deze op maat aangeboden.

Bijdragen aan ZBO/RWT ZonMw met betrekking tot het programma «Effectief werken in de jeugdzorg»

Vanaf 2013 gaat het programma «Effectief werken in de jeugdsector» van ZonMw van start. Het programma is een vervolg op het programma «Zorg voor jeugd». In het laatstgenoemde programma ligt de focus op de ontwikkeling van effectieve instrumenten en interventies in het kader van de psychosociale ontwikkeling van jeugdigen. Het nieuwe programma «Effectief werken in de jeugdsector» zal naast de rol van instrumenten en interventies tevens gericht zijn op de rol die de cliënt, de professional en de organisatie hebben op de effectiviteit van ondersteuning en zorg; evenals op de relatie die bestaat tussen deze dimensies. Deze middelen (€ 1,6 miljoen) worden begroot op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de paragraaf «instrumenten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.

Bijdrage aan ZBO/RWT ZonMw met betrekking tot het programma «Academische Werkenplaatsen Jeugd»

Ook ontvangt ZonMw geld voor het programma «Academische Werkplaatsen Jeugd». Het doel van dit programma is het bevorderen van samenwerking tussen onderzoek, praktijk en beleid. In 6 Academische Werkplaatsen wordt onderzoek gedaan rondom de thema’s CJG, ketensamenwerking en jeugdzorg. Het programma loopt van 2010 tot en met 2014. Deze middelen (€ 2,3 miljoen) worden begroot op artikel 4 Zorgbreed beleid. In de paragraaf «instrumenten» van artikel 4 is een overzichtstabel opgenomen.

Bijdrage aan de Kinderombudsman

De Kinderombudsman heeft tot taak te bevorderen dat de kinderrechten in Nederland worden nageleefd door de overheid, door organisaties in het onderwijs, de kinderopvang, jeugdzorg en de gezondheidszorg. Deze middelen (€ 1,5 miljoen) zijn reeds overgeboekt naar de begroting Hoge Colleges van Staat.

Noodzakelijke en passende zorg

Subsidies, opdrachten en bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken voor JeugdzorgPlus

In de JeugdzorgPlus is een omslag nodig: iedere jongere die geplaatst wordt, komt in een traject dat erop gericht is om succesvol terug te keren naar de samenleving. Die omslag gaat het veld de komende jaren samen met andere overheden en organisaties op het gebied van zorg, onderwijs en arbeid maken. Dit moet er ook toe leiden dat de gemiddelde verblijfsduur in een instelling voor JeugdzorgPlus vermindert. Belangrijke elementen in een traject zijn de tijdige beschikbaarheid van vervolgvoorzieningen en ambulante begeleiding. Voor 2013 is in totaal circa € 230,1 miljoen beschikbaar. Als uitvloeisel van het Begrotingsakkoord 2013 vindt vanaf 1 januari 2013 een budgettaire korting plaats van 2,65%2.

Subsidies/Opdrachten voor sturing, beleidsinformatie, financiering en kwaliteit jeugdzorg

De beroepsverenigingen, de HBO-raad, werkgevers en cliëntenorganisaties krijgen ondersteuning bij de uitvoering van het implementatieplan professionalisering jeugdzorg 2010–2013. Het implementatieplan bevat vier trajecten:

  • Wetgeving, de wettelijke borging van registratie en tuchtrecht in de Wet op de jeugdzorg en aanpalende wetgeving;

  • Zelfregulering, het in de praktijk vormgeven van de (her)registratie, ethische code en het tuchtrecht;

  • Onderwijs, de beroepsopleidingen worden beter aangesloten op de praktijk van de jeugdzorg;

  • Accreditatie en bij- en nascholing van medewerkers, de vijfjaarlijkse herregistratie door onder meer bij- en nascholing.

De implementatie is van toepassing op professionals uit de gehele jeugdzorg: Bureaus Jeugdzorg, zorgaanbieders, gesloten jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de justitiële jeugdinrichtingen, de bureaus Halt en Nidos. Totaal circa € 4,7 miljoen in 2013.

Bijdrage aan medeoverheden voor doeluitkering jeugdzorg

De provincies en grootstedelijke regio’s ontvangen een doeluitkering voor de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg. Voor 2013 is circa € 1,26 miljard beschikbaar. Als uitvloeisel van het Begrotingsakkoord 2013 vindt vanaf 1 januari 2013 een budgettaire korting plaats van 2,65%3.

Met de doeluitkering zijn provincies en grootstedelijke regio’s in staat het Bureau Jeugdzorg te financieren en zorgaanbod in te kopen voor kinderen met een jeugdzorgindicatie. Van de zijde van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontvangen provincies middelen voor de hulpverlening aan gezinnen in het zogenoemde gedwongen kader.

Kengetal: Aantal unieke jeugdigen in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg

Kengetal: Aantal unieke jeugdigen in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg

Bron: Jeugdzorg Nederland en instellingen voor JeugdzorgPlus

In bovenstaande figuur is het aantal cliënten dat aan het begin van het jaar jeugdzorg kreeg, opgeteld bij de cliënten die in dat jaar instroomden. Daarbij zijn alle cliënten per jaar slechts één keer meegeteld. De cijfers zijn inclusief de cliënten die gebruik maakten van JeugdzorgPlus.

Kengetal: Aandeel gebruik residentieel in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg

Kengetal: Aandeel gebruik residentieel in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg

Bron: Jeugdzorg Nederland en instellingen voor JeugdzorgPlus

In bovenstaande figuur is het aandeel cliënten dat gebruik maakt van jeugdzorg met verblijf (verblijf accommodatie deeltijd, verblijf pleegzorg, verblijf accommodatie 24-uurs, JeugdzorgPlus) in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg afgezet tegen het totale gebruik.

Deze figuren laten zien dat steeds meer kinderen gebruik hebben gemaakt van de geïndiceerde jeugdzorg. Ondanks een stijging van ook de residentiële vormen van jeugdzorg, slagen de provincies erin om deze groei vooral te laten plaatsvinden in ambulante vormen van jeugdzorg. Deze voorzieningen zijn minder kostbaar dan residentiële vormen van jeugdzorg. De gemiddelde verblijfsduur en de kosten zijn in deze figuren niet meegenomen.

Ontvangsten

De ontvangsten 2013 hebben voornamelijk betrekking op ontvangsten vanuit het Ministerie van Veiligheid en Justitie in het kader van overdracht accommodaties.

In totaal wordt voor 2013 circa € 9,2 miljoen aan ontvangsten geraamd.

Artikel 6 Sport en bewegen
1. Algemene doelstelling

Een sportieve samenleving waarin voor iedereen een passend sport- en beweegaanbod aanwezig is en waarin uitblinken in sport wordt gestimuleerd.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

Aan het sportbeleid van de rijksoverheid ligt vooral de maatschappelijke betekenis van sport ten grondslag. Sport en bewegen dragen in belangrijke mate bij aan een betere gezondheid, aan het verbeteren van leefbaarheid, sociale samenhang en integratie, aan het verbeteren van schoolprestaties en het verminderen van schooluitval. Daarnaast erkent de Rijksoverheid de intrinsieke waarde van sport.

Vanuit haar stimulerende rol op het beleidsterrein »Passend sport- en beweegaanbod» maakt de minister gebruik van een tweetal bestaande stelsels. Nederland heeft een sterke sportsector die in hoge mate zelforganiserend en zelfregulerend is. Daarbij is sprake van een landelijk netwerk met ruim 25 000 sportverenigingen, die aangesloten zijn bij landelijke sportbonden die zich verenigd hebben in de sportkoepel NOC*NSF. Deze verenigingen vertegenwoordigen circa 5 miljoen mensen. Ongeveer eenzelfde aantal landgenoten is actief in ongeorganiseerd verband. De gemeenten in Nederland zijn verantwoordelijk voor het lokale accommodatiebeleid en het lokale sport- en beweegbeleid. De gemeenten trekken jaarlijks ongeveer € 1 miljard uit voor sport.

Voor het beleidsterrein «Uitblinken in sport» faciliteert de minister de ambitie van de georganiseerde sport om bij de tien beste topsportlanden van de wereld te willen horen. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de sportsector zelf. De Nederlandse Olympiërs eindigden dit jaar in Londen op plaats dertien in het medailleklassement. De paralympische sporters eindigden bij de beste tien landen.

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische Zomerspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische Zomerspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische Winterspelen

Kengetal: Positie Nederland in medailleklassement Olympische Winterspelen

Bron: De medailleklassementen van de Olympische zomer- en winterspelen worden opgesteld door het International Olympic Committee (IOC). De medailleklassementen geven aan in hoeverre Nederland erin slaagt om zich te scharen bij de top tien sportlanden.

Voor het functioneren van de sportsector in Nederland zijn innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling van wezenlijk belang. Dat zijn essentiële hulpmiddelen bij zowel het realiseren van een passend sport- en beweegaanbod als bij het aangaan van de internationale competitie binnen de topsport.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Stimuleren

Financieren

Passend sport- en beweegaanbod

Het bevorderen van de samenwerking tussen partijen uit verschillende sectoren, zodat op lokaal niveau een passend sport- en beweegaanbod tot stand komt en blijft.

Het ontwikkelen en (mede)financieren van programma’s die eraan bijdragen dat er voor iedere Nederlander een passend sport- en beweegaanbod in de buurt aanwezig is.

Uitblinken in sport

 

Het faciliteren en mede financieren van de top 10 ambitie. Het scheppen van randvoorwaarden voor talenten en topsporters in Nederland, waardoor zij op een professionele en verantwoorde wijze kunnen uitblinken in sport, ook tijdens topsportevenementen in eigen land.

Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

Het bevorderen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

De rijksinzet op de Olympische speerpunten «Ruimtelijke ambitie» en «Economische betekenis van sport», en in het bijzonder het bevorderen van de economische en maatschappelijke spin-off van topsportevenementen.

Het (mede) financieren van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling.

Het financieel ondersteunen van de activiteiten van de Alliantie Olympisch Vuur1.

1

In de Alliantie Olympisch Vuur werken NOC*NSF, de rijksoverheid, de G4, VNG, IPO, VNO-NCW en FNV samen aan de uitwerking van het Olympisch Plan 2028.

3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

De uitwerking van de beleidsbrief «Sport en bewegen in Olympisch perspectief» (TK 30 234, nr. 37) is in 2012 op verschillende terreinen ter hand genomen. In 2013 worden enkele belangrijke vervolgstappen gezet:

  • Het aantal buurtsportcoaches wordt verder uitgebreid naar 2 362 fte in 373 gemeenten. Daardoor kunnen nog meer sportverenigingen versterkt worden en kunnen nog meer verbindingen gelegd worden met het onderwijs, de zorg, welzijn en buitenschoolse opvang.

  • De sportimpuls die in 2012 van start is gegaan via ZonMw zal vanaf 2013 een vervolg krijgen. Daarmee kan op meer plaatsen een vraaggericht sport en beweegaanbod in de buurt gecreëerd worden met publieke en private partners. Vanuit de extra middelen voor bestrijding van overgewicht bij kinderen is € 2 miljoen beschikbaar gesteld voor het kopiëren van interventies die gericht zijn op de aanpak van overgewicht bij kinderen (zie Begrotingsakkoord 2013, TK 33 280, nr. 1). Zie hiervoor ook artikel 1 Volksgezondheid.

  • Het programma «Naar een veiliger sportklimaat» wordt voortgezet.

  • Het Olympisch Plan 2028 wordt verder uitgevoerd. De nadruk ligt daarbij op de aspecten vitale en sportieve samenleving, excellent presteren en vergroten van de economische meerwaarde van sport.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

113 036

44 498

122 849

125 951

117 140

117 983

124 783

               

Uitgaven

97 408

81 752

135 000

133 428

124 713

124 783

124 783

waarvan juridisch verplicht (%)

   

86%

       
               

1. Passend sport- en beweegaanbod

   

86 524

85 030

80 172

80 242

80 242

               

Subsidies

   

29 833

28 339

29 481

29 551

29 551

Sport en bewegen in de buurt

   

16 515

15 020

16 162

16 232

16 232

Stimuleren van een veiliger sportklimaat

   

7 094

7 094

7 094

7 094

7 094

Gehandicaptensport

   

3 153

3 153

3 153

3 153

3 153

Verantwoord sporten en bewegen

   

3 071

3 072

3 072

3 072

3 072

               

Bekostiging

   

9 357

9 357

9 357

9 357

9 357

Compensatie van betaalde energiebelasting

   

9 357

9 357

9 357

9 357

9 357

               

Bijdrage aan medeoverheden

   

47 334

47 334

41 334

41 334

41 334

Sport en bewegen in de buurt

   

47 334

47 334

41 334

41 334

41 334

               

2. Uitblinken in sport

   

36 768

36 768

32 744

32 744

32 744

               

Subsidies

   

28 724

28 724

24 724

24 724

24 724

Topsportevenementen

   

8 785

8 785

4 785

4 785

4 785

Topsportprogramma's

   

18 700

18 700

18 700

18 700

18 700

Dopingbestrijding

   

1 239

1 239

1 239

1 239

1 239

               

Bijdragen aan internationale organisatie

   

193

193

193

193

193

Dopingbestrijding

   

193

193

193

193

193

               

Inkomensoverdrachten

   

7 851

7 851

7 827

7 827

7 827

Stipendiumregeling

   

7 851

7 851

7 827

7 827

7 827

               

3. Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

   

11 708

11 630

11 797

11 797

11 797

               

Subsidies

   

11 008

10 930

11 097

11 097

11 097

Olympische ambitie

   

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

Kennis en innovatie

   

9 008

8 930

9 097

9 097

9 097

Internationaal beleid

   

500

500

500

500

500

               

Opdrachten

   

700

700

700

700

700

Olympische ambitie

   

500

500

500

500

500

Kennis en innovatie

   

200

200

200

200

200

               

Ontvangsten

3 299

1 740

1 740

1 740

1 740

1 740

1 740

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

Passend sport- en beweegaanbod

Kengetal: Percentage van de Nederlandse bevolking dat voldoet aan de beweegnorm

Kengetal: Percentage van de Nederlandse bevolking dat voldoet aan de beweegnorm

Bron:

De gegevens die ten grondslag liggen aan de grafiek over de beweegnorm maken onderdeel uit van het standaardonderzoek Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), uitgevoerd door onder meer TNO. Deze kengetallen wordt jaarlijks gemeten en geven aan hoeveel Nederlanders voldoende bewegen voor hun gezondheid. Dit geeft een richting aan van de behaalde gezondheidswinst door sport.

Als beweegnorm wordt de zogenaamde «combinorm» gehanteerd. Men voldoet aan die norm als men voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en/of de Fitnorm. De NNGB vereist minimaal 30 minuten matig intensief bewegen op minstens 5 dagen per week. Voor de jeugd tot 18 jaar is dit 60 minuten op 7 dagen per week. De Fitnorm vereist, zowel voor jeugdigen als volwassenen, minimaal 20 minuten intensief bewegen (sport of fitness) op minstens 3 dagen per week.

Subsidies voor sport en bewegen in de buurt

Dit betreft onder meer sportimpuls, die is bedoeld om lokale initiatieven voor het creëren van een passend sport- en beweegaanbod in de buurt tot stand te brengen. De uitvoering van de sportimpuls is uitbesteed aan ZonMw. Daarnaast worden subsidies verstrekt voor ondersteuning van partijen bij het implementeren van de buurtsportcoaches en van de sportimpuls en voor monitoring van het programma. Totaal in 2013 € 16,5 miljoen.

Subsidies voor het stimuleren van een veiliger sportklimaat

Iedereen moet veilig en met plezier kunnen sporten zonder last te hebben van intimidatie of geweld. Daartoe wordt subsidie verleend aan NOC*NSF (€ 7,1 miljoen), dat de uitvoering van het programma verzorgt in nauwe samenwerking met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) en de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB). De andere sportbonden zijn hierbij ook betrokken.

Subsidies voor gehandicaptensport

Sport en bewegen is voor iedereen van belang ter stimulering van een gezonde leefstijl, maar vooral ook voor gehandicapten en chronisch zieken. De subsidies worden verleend aan NOC*NSF en Gehandicaptensport Nederland (€ 3,2 miljoen).

Subsidies voor verantwoord sporten en bewegen

Ondersteuning van activiteiten op het gebied van de opleiding van sportartsen, het verbeteren van de kwaliteit van de sportgeneeskunde, blessurepreventie en het verzamelen en verspreiden van kennis en informatie over gezonde sportbeoefening. Hiertoe worden subsidies verstrekt aan diverse instellingen zoals Stichting VeiligheidNL, Vereniging voor Sportgeneeskunde en het Nederlands Instituut voor Opleiding van Sportartsen. De totale bijdrage bedraagt € 3,1 miljoen.

Bekostiging compensatie van betaalde energiebelasting

Sportverenigingen ontvangen geld om de kosten als gevolg van de regulerende energiebelasting gedeeltelijk te compenseren (€ 9,4 miljoen).

Bijdragen aan medeoverheden voor sport en bewegen in de buurt

Gemeenten stellen professionals aan als buurtsportcoaches. Zij leggen verbindingen tussen sport en sectoren als onderwijs, cultuur, zorg, welzijn en buitenschoolse opvang. De middelen (€ 47,3 miljoen in 2013) worden via het Gemeentefonds in de vorm van decentralisatie-uitkeringen aan de gemeenten beschikbaar gesteld. Ook het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap draagt hier aan bij. Per fte ontvangen de deelnemende gemeenten een rijksbijdrage van € 20 000. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor een cofinanciering van € 30 000 per fte.

Uitblinken in sport

Subsidies voor topsportevenementen

Er zijn middelen beschikbaar voor (sport)organisaties voor het verkrijgen en organiseren van aansprekende topsportevenementen in Nederland en voor de noodzakelijke aanpassingen aan de daarvoor beschikbare (multifunctionele) accommodaties (€ 8,8 miljoen).

Subsidies voor topsportprogramma’s

Om de Top 10 ambitie waar te kunnen maken voeren NOC*NSF en de sportbonden topsportprogramma’s uit. Subsidies worden verleend (€ 18,7 miljoen) om bij te dragen aan de uitvoering van die topsportprogramma’s.

Subsidies en bijdragen dopingbestrijding

Voor het tegengaan van dopinggebruik worden op basis van internationale afspraken subsidies en bijdragen (€ 1,4 miljoen) verleend aan (inter)nationale antidopingorganisties.

Inkomensoverdracht Stipendiumregeling

Het Fonds voor de Topsporter verzorgt het uitkeren van een stipendium aan A-topsporters en nationale toptalenten met een inkomen dat lager is dan het minimumloon. Zo kunnen zij zich vrij maken voor hun sportcarrière. Het Fonds voor de Topsporter zorgt bovendien voor het uitkeren van onkostenvergoedingen aan topsporters. De bijdrage bedraagt € 7,9 miljoen.

Borgen van innovatie, kennisontwikkeling en kennisdeling

Subsidies en opdrachten voor Olympische ambitie

De Alliantie Olympisch Vuur krijgt bij haar activiteiten ondersteuning van een programmabureau. Voor de medefinanciering van dit programmabureau verstrekt VWS een subsidie. Er zullen subsidies en opdrachten worden verstrekt voor verkennende studies en onderzoeken in het kader van een mogelijk bid voor de Olympisch Spelen in Nederland (€ 2,0 miljoen).

Subsidies en opdrachten voor Kennis en innovatie

Via het sectorplan «Sportonderzoek en -onderwijs» wordt door NWO gewerkt aan borging van kennis op universiteiten en hogescholen, een goede kennistransfer vanuit het hoger onderwijs naar het veld en bestaande en nieuwe opleidingen in de sport. Tevens wordt ingezet op valideren van kansrijke sport- en beweegconcepten en op het borgen en verspreiden van beschikbare kennis. Kennis- en onderzoeksinstituten waaronder TNO, het Mulier Instituut, het NISB en het RIVM krijgen hiervoor subsidies en opdrachten. Ook wordt subsidie verleend aan InnoSportNL om grensverleggende innovatieve toepassingen voor de sport te ontwikkelen. De totale bijdrage bedraagt € 9,2 miljoen.

Artikel 7 Oorlogsgetroffenen en herinnering Tweede Wereldoorlog
1. Algemene beleidsdoelstelling

De zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit de Tweede Wereldoorlog (WOII) is geborgd en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WOII, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

De minister vervult een regisserende rol met betrekking tot het actueel houden van de wet – en regelgeving voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen van WOII en het in stand houden van een infrastructuur die het mogelijk maakt om de herinnering aan WOII blijvend betekenis te laten houden5.

De minister van VWS is (mede)financier van maatschappelijk werk en sociale dienstverlening aan erkende deelnemers aan het voormalig verzet en oorlogsgetroffenen, door het subsidiëren van de zogenoemde begeleidende instellingen en Stichting Cogis.

Vanuit de rol van «uitvoerder» verstrekt de minister van VWS opdrachten aan de zelfstandige bestuursorganen Pensioen- en Uitkeringsraad, Sociale Verzekeringsbank (SVB) en Commissie Algemene Ongevallenregeling Indonesië (CAOR) voor de uitvoering en toepassing van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII. Ook houdt zij toezicht op deze organisaties.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WOII.

Het subsidiëren van zogenoemde begeleidende instellingen voor maatschappelijk werk en sociale dienstverlening aan erkende deelnemers aan het voormalig verzet en oorlogsgetroffenen.

Het in stand houden van een infrastructuur die het mogelijk maakt om de herinnering aan WOII blijvend betekenis te laten houden.

 

Wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.

 

Het actueel houden van de wet – en regelgeving voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII.

Opdrachtgever en toezichthouder van/op zelfstandige bestuursorganen Pensioen- en Uitkeringsraad, Sociale Verzekeringsbank en Commissie Algemene Ongevallenregeling Indonesië (CAOR) voor uitvoering en toepassing van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII.

3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

Op het terrein van de «erfenis» van WOII is continuïteit en toekomstbestendigheid essentieel.

Voor 2013 ligt de nadruk op de volgende prioriteiten:

  • Door het monitoren en zo nodig bijsturen van ontwikkelingen op het terrein van de zorg- en dienstverlening en op het terrein van de herinnering WOII, bijdragen aan continuïteit en kwaliteit van het stelsel van voorzieningen en organisaties.

  • Bij een steeds kleinere doelgroep zeker stellen dat (de uitvoering van) het wettelijk stelsel van pensioen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen actueel en effectief blijft.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

370 562

348 766

331 354

313 851

297 370

281 896

266 217

               

Uitgaven

359 851

350 071

331 574

313 851

297 370

281 896

266 217

waarvan juridisch verplicht (%)

   

97%

       
               

De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WOII

   

19 365

20 171

20 169

20 169

20 169

               

Subsidies

   

16 392

16 491

16 407

16 407

16 407

waarvan onder andere:

             

Nationaal Comité 4 en 5 mei

   

5 465

5 465

5 465

5 465

5 465

Nationale herinneringscentra

   

1 705

1 705

1 705

1 705

1 705

Zorg- en dienstverlening

   

6 989

6 882

6 800

6 800

6 800

               

Bekostiging

   

654

961

1 043

1 043

1 043

               

Opdrachten

   

2 119

2 419

2 419

2 419

2 419

               

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

   

100

100

100

100

100

               

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

   

100

200

200

200

200

               

Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII

   

312 209

293 680

277 201

261 727

246 048

               

Inkomensoverdrachten

   

289 205

272 489

255 555

238 755

219 934

waarvan onder andere:

             

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv)

   

152 709

143 599

134 571

126 891

120 618

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 40–45 (Wubo)

   

71 710

69 026

66 179

62 247

55 974

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp)

   

53 885

48 998

44 036

38 847

32 754

               

Bijdragen aan ZBO's en RWT's

   

23 004

21 191

21 646

22 972

26 114

waarvan onder andere:

             

Sociale Verzekeringsbank

   

16 917

15 703

16 577

18 338

21 480

Pensioen- en Uitkeringsraad

   

3 628

3 029

2 610

2 175

2 175

Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

   

1 775

1 581

1 521

1 521

1 521

               

Ontvangsten

1 252

901

901

901

901

901

901

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

De zorg- en dienstverlening aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII en de herinnering aan WOII

Het is belangrijk om de herinnering aan WOII levend te houden en te borgen dat blijvend betekenis kan worden gegeven aan het verhaal van «de oorlog». Ook dit is onderdeel van de leidende begrippen «ereschuld» en «bijzondere solidariteit» ten aanzien van de deelnemers aan voormalig verzet en de oorlogsgetroffenen. Het belang van het levend houden van de herinnering geldt niet alleen voor (nabestaanden van) mensen die deze oorlog hebben meegemaakt, maar juist ook voor nieuwe generaties. Generaties van nu en later moeten betekenis kunnen geven aan alle facetten van deze geschiedenis. Dat geldt zowel voor de oorlog zoals deze zich in Nederland en Europa heeft afgespeeld, en dan vooral de Holocaust als dieptepunt van het menselijk handelen, maar evenzo voor de oorlog (en de Bersiap-periode – 1945–1949) in voormalig Nederlands-Indië. De betekenis van het levend houden van de herinnering aan WOII is gerelateerd aan hedendaagse vraagstukken van grondrechten, democratie, (internationale) rechtsorde en vrijheid. Het Ministerie van VWS zorgt dat er een infrastructuur is die dat mogelijk maakt.

Kengetal: percentage van de bevolking dat (veel) belang hecht aan 4 en 5 mei

Kengetal: percentage van de bevolking dat (veel) belang hecht aan 4 en 5 mei

Bron: Nationaal Comité 4 en 5 mei

Het draagvlak voor zowel de Nationale Herdenking op 4 mei als de viering van de Bevrijding op 5 mei is onverminderd groot en dient onverminderd groot te blijven.

Zonder historische kennis heeft het weinig zin om een herdenking bij te wonen. Op basis van kennis kan er bewustzijn groeien over wat er zich destijds heeft voorgedaan en kan het een aanleiding zijn om kritisch na te denken over de kernwaarden in onze samenleving, zoals vrijheid, democratie en mensenrechten. Op deze wijze wordt een natuurlijke verbinding gelegd tussen verleden en heden. Historisch besef dat slechts leunt op noties en emoties is manipuleerbaar en geeft geen inzicht in de maatschappelijke en politieke ontwikkelingen die tot de oorlog en vervolging hebben geleid en die zich in een of andere vorm ook vandaag de dag zou kunnen voordoen.

Herdenken, voorlichting en educatie, hebben altijd een zekere vorm van verbinding tussen verleden, heden en toekomst in zich. Het gevaar voor banalisering ligt op de loer, wanneer al te gemakkelijk hedendaagse gebeurtenissen en de Tweede Wereldoorlog of de Holocaust met elkaar in verband worden gebracht. Een vredesmissie kan niet één op één worden vergeleken met de gebeurtenissen van toen. Het miskent de uniciteit van bijvoorbeeld het industriële karakter van de vernietiging. De Tweede Wereldoorlog is ontegenzeggelijk een ijkpunt in de Nederlandse maatschappij. Het verhaal moet dus worden verteld.

(Brief Herdenken Tweede Wereldoorlog; TK 20 455, nr. 106)

Subsidies ten behoeve van de herinnering aan WOII

Het Ministerie van VWS verleent vanuit haar regisserende rol instellingssubsidies aan vier nationale herinneringscentra (Kamp Vught, Kamp Westerbork, Kamp Amersfoort en het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek) (circa € 1,7 miljoen), de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 en aan het NIOD (Netwerk oorlogsbronnen) (circa € 0,3 miljoen) en het Nationaal Comité 4 en 5 mei (circa € 4,5 miljoen).

Het Nationaal Comité 4 en 5 mei verstrekt (in mandaat van de minister van VWS) projectsubsidies (€ 0,98 miljoen) aan derden op het terrein van de educatie over de gebeurtenissen uit WOII. De ervaringen die het Comité in deze versterkte uitvoerende rol opdoet, kunnen bijdragen aan de effectiviteit van het VWS-beleid.

Na WOII is in Nederland voor de deelnemers aan het voormalig verzet en de oorlogsslachtoffers een in de wereld uniek stelsel van materiële en immateriële hulpverlening opgezet, geschraagd door principes van «ereschuld» en «bijzondere solidariteit». Het aantal cliënten neemt om demografische redenen gestaag af. Gezien deze ontwikkeling moeten ook de organisaties, die de zorg- en dienstverlening verzorgen, zich aanpassen aan de afnemende «vraag». Het is belangrijk dat dit op een verantwoorde manier gebeurt, zodat continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening is gewaarborgd. Het Ministerie van VWS begeleidt en faciliteert deze ontwikkeling. Dat gebeurt bijvoorbeeld door samenwerking te stimuleren tussen de instellingen waar het draagvlak van de afzonderlijke instellingen te smal dreigt te worden.

Subsidies voor zorg- en dienstverlening

Om zorg- en dienstverlening (maatschappelijk werk, sociale dienstverlening) aan (erkende) verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen mogelijk te maken, worden subsidies (circa € 7 miljoen) verleend aan gespecialiseerde instellingen, waaronder de Stichting Cogis en de zogenoemde begeleidende instellingen: de Stichting Pelita, de Stichting Joods Maatschappelijk Werk (JMW) en de Stichting 1940–1945.

Pensioenen en uitkeringen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen WOII

Inkomensoverdrachten wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen

De wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen worden alleen nog bijgesteld als wijzigingen in aanpalende wetten, bijvoorbeeld op het terrein van zorg en sociale zekerheid, dat noodzakelijk maken. Voor 2013 is circa € 289 miljoen beschikbaar, waarvan het merendeel voor de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (circa € 152,7 miljoen).

Kengetal: uitgaven Wuv, Wubo, Wbp en AOR

Kengetal: uitgaven Wuv, Wubo, Wbp en AOR

Bedragen x € 1 miljoen

Bron: SVB en de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen

Wuv = Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945; Wubo = Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945; Wbp = Wet buitengewoon pensioen 1940–1945; AOR= Algemene Ongevallenregeling

Bovenstaand kengetal geeft een overzicht van (de ontwikkeling van) de totale gerealiseerde programma-uitgaven in het kader van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen over de periode 2007–2011. De uitgaven voor de periode 2012–2017 betreffen ramingen. Het gemiddeld aantal uitkeringen bij Wuv, Wubo en Wbp daalt geleidelijk. Bij de AOR-regeling is nog sprake van een lichte stijging, direct of indirect als gevolg van de publiciteit in verband met de projecten «Gerichte benadering» en «Brede benadering».

Bijdragen aan ZBO’s en RWT’s PUR, SVB en CAOR

Om pensioenen, uitkeringen en bijzondere voorzieningen te kunnen verlenen aan verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, worden in 2013 bijdragen (circa € 23,0 miljoen) ter beschikking gesteld aan de Pensioen- en uitkeringsraad (PUR), de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling Indonesië (CAOR).

Indicator: percentage eerste aanvragen dat door de PUR en de SVB binnen de (verlengde) wettelijke termijn is afgehandeld

Indicator: percentage eerste aanvragen dat door de PUR en de SVB binnen de (verlengde) wettelijke termijn is afgehandeld

Bron: Jaarverslagen 2011 PUR en SVB

De percentages voor de afhandeling van de eerste aanvragen betreffen een gewogen gemiddelde van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv), de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo) en de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp). De gerealiseerde percentages worden jaarlijks gepubliceerd in het jaarverslag van de PUR en de SVB. Vanaf 2012 betreffen de percentages streefwaarden.

Vanaf 2011 is de uitvoering van de wetten en regelingen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen overgeheveld van de PUR naar de SVB, afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen. De feitelijke behandeltijd is mede afhankelijk van derden. Er wordt door de SVB gestreefd naar minimale doorlooptijden.

Artikel 8 Tegemoetkoming specifieke kosten
1. Algemene beleidsdoelstelling

Zorg dragen voor een tegemoetkoming in de kosten van premie van de zorgverzekering en inkomensondersteuning voor mensen die geconfronteerd worden met meerkosten als gevolg van een handicap of chronische ziekte.

2. Rol en verantwoordelijkheid minister

De Zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van de premie van de zorgverzekering en valt als zodanig onder de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). De minister van VWS is verantwoordelijk voor de vaststelling van de hoogte van de Zorgtoeslag en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving. Dit hangt samen met de verantwoordelijkheid van de minister van VWS voor betaalbare zorg.

De minister van Financiën is wettelijk verantwoordelijk gesteld om de zorgtoeslag uit te voeren.

De uitvoering van de zorgtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst. Dit is vastgelegd in de Wet op de Zorgtoeslag. In het jaarverslag van het Ministerie van Financiën en het beheersverslag van de Belastingdienst wordt over de uitvoering van de zorgtoeslag verantwoording afgelegd.

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) regelt een tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten die geconfronteerd worden met meerkosten als gevolg van hun aandoening. Het gaat om een forfaitaire regeling, die automatisch wordt uitgekeerd. De forfaitaire regeling is idealiter zo vorm gegeven dat de rechthebbenden automatisch geselecteerd en bereikt worden. De automatische selectie wordt nagestreefd door het hanteren van afbakeningscriteria die gebaseerd zijn op het zorggebruik en de zorgvraag op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het zorggebruik wordt gezien als aanwijzing of iemand een bepaalde aandoening en/of handicap heeft die leidt tot meerkosten en daarmee of iemand recht heeft op een forfaitaire tegemoetkoming. De minister van VWS is verantwoordelijk voor de vaststelling van het niveau van de forfaitaire tegemoetkoming en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving. Dit hangt samen met de verantwoordelijkheid van de minister van VWS voor betaalbare zorg.

In de Wtcg is het CAK belast met de vaststelling van het recht op en de hoogte van de tegemoetkoming. De minister van VWS is verantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op een rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van deze regeling door het CAK.

Met de invoering van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten per 1 januari 2009 is in de Wet inkomstenbelasting 2001 de regeling tegemoetkoming buitengewone uitgaven (TBU-regeling) vervangen door de regeling tegemoetkoming specifieke zorgkosten (TSZ-regeling). De TSZ-regeling is een tegemoetkomingsregeling voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren.

De Belastingdienst is belast met de vaststelling van het recht en de hoogte van de tegemoetkoming specifieke zorgkosten. De uitbetaalde tegemoetkomingen op grond van de TSZ-regeling komen ten laste van de begroting van het Ministerie van VWS.

Rol en verantwoordelijkheid minister

Beleidsterrein

Financieren

1. Zorgtoeslag

Financieren van de Zorgtoeslag. Vaststellen van de hoogte van de Zorgtoeslag en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving.

   

2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

Financieren van de tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten die geconfronteerd worden met meerkosten als gevolg van hun aandoening. Vaststellen van het niveau van de forfaitaire tegemoetkoming en de vormgeving van het stelsel van wet- en regelgeving.

   

3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

Financieren van de tegemoetkoming voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren.

3. Prioriteiten 2013 en beleidswijzigingen

Voor 2013 zijn beleidswijzigingen doorgevoerd op het gebied van de zorgtoeslag en de Wtcg. Voor de TSZ zijn geen beleidswijzigingen in voorbereiding.

Zorgtoeslag

De percentages die de hoogte van de zorgtoeslag bepalen met ingang van 2013 wijzigen fors.

Dit komt enerzijds door een maatregel uit 2011 voortvloeiend uit het Regeerakkoord waarin is besloten de percentages in vier stappen van 2012 tot en met 2015 te verhogen. Een tweede bijstelling betreft de aanpassing van de percentages om effecten op de zorgtoeslag te voorkomen van de Wet uniformering loonbegrip die per 1 januari 2013 in werking zal treden. Vanaf dan is de inkomensafhankelijke bijdrage niet meer belast en daalt het belastbaar inkomen wat als toetsingsinkomen geldt voor de zorgtoeslag. Door deze wijziging daalt het toetsingsinkomen en zou daardoor het recht op zorgtoeslag gaan toe nemen. Met het wijzigen van de percentages wordt voorkomen dat de zorgtoeslag gaat stijgen.

Tot slot gaan er effecten uit van twee maatregelen uit het Begrotingsakkoord 2013. Dit betreft de compensatie van het eigen risico voor de laagste inkomens en de compensatie van de verhoging van de BTW voor de laagste inkomens. Deze laatste twee maatregelen zorgen voor een hogere zorgtoeslag voor huishoudens met lagere inkomens en minder zorgtoeslag voor middeninkomens.

De wijzigingen in het kader van het koopkrachtreparatiepakket van het Begrotingsakkoord 2013 zijn budgettair neutraal. Alleen de wijzigingen in het kader van de compensatie van de verhoging van het eigen risico leiden tot een wijziging van het budgettaire beslag van de zorgtoeslag. Deze wijziging leidt naar verwachting tot een toename van het beslag met structureel € 560 miljoen vanaf 2013. Deze stijging valt onder het lastenkader.

Daarnaast wordt er een vermogenstoets ingevoerd in de zorgtoeslag per 1 januari 2013. Deze vermogenstoets heeft als gevolg dat geen recht op zorgtoeslag bestaat als een huishouden een vermogen heeft dat hoger is dan het heffingvrije vermogen in box 3 van de inkomstenbelasting plus € 80 000. De vermogenstoets gaat gelden voor toeslagjaren vanaf 2013.

Door de genoemde maatregelen zullen de rechthebbenden met de lage inkomens een hogere zorgtoeslag ontvangen. Huishoudens met middeninkomens zullen minder zorgtoeslag ontvangen. Daarnaast zal het aantal rechthebbenden op zorgtoeslag dalen.

Wtcg

De Wtcg is met ingang van 2012 inkomensafhankelijk gemaakt. Paren met een inkomen boven € 35 100 en alleenstaanden met een inkomen hoger dan € 24 570 ontvangen geen tegemoetkoming meer. Een uitzondering is gemaakt voor huishoudens met meerdere tegemoetkomingen; zij verliezen maximaal één tegemoetkoming. De effecten van deze maatregel komen tot uiting bij de uitbetaling vanaf 2013.

4. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1 000)
 

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

Verplichtingen

6 075 248

5 285 454

5 272 231

5 134 553

5 148 457

5 747 979

6 392 783

               

Uitgaven

6 132 337

5 285 454

5 272 231

5 134 553

5 148 457

5 747 979

6 392 783

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       
               

Inkomensoverdrachten

   

5 272 231

5 134 553

5 148 457

5 747 979

6 392 783

1. Zorgtoeslag

   

4 854 500

4 735 417

4 741 500

5 300 250

5 941 000

2. Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

   

375 432

356 837

364 658

405 430

409 484

3. Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

   

42 299

42 299

42 299

42 299

42 299

               

Ontvangsten

656 805

0

0

0

0

0

0

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

5. Instrumenten

Zorgtoeslag

De Belastingdienst betaalt als tegemoetkoming in de kosten van de nominale premie Zvw en het gemiddeld eigen risico de zorgtoeslag uit aan alle burgers die daar recht op hebben en toeslag aanvragen. Hierdoor betaalt idealiter niemand een groter dan aanvaardbaar deel aan Zvw-premie.

De raming voor 2013 is € 4,9 miljard.

Kengetal: Ontwikkeling aantal klanten zorgtoeslag

Kengetal: Ontwikkeling aantal klanten zorgtoeslag

Bron: Ketenrapportage Domein Toeslagen t/m week 09 2012

Dit is de stand van het aantal beschikkingen voor de zorgtoeslag voor het betreffende toeslagjaar.

De cijfers betreffen de tussenstand van 29 februari 2012 (week 9).

In de stand van het aantal beschikkingen zijn zowel definitieve als voorlopige beschikkingen meegenomen.

Het aantal ontvangers kan hoger of lager uitvallen, omdat de zorgtoeslag met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd. Als alle aanvragen definitief beschikt zijn, is pas duidelijk hoeveel rechthebbenden er zijn.

Een huishouden heeft recht op zorgtoeslag als de nominale premie plus het gemiddelde eigen risico een bepaald deel van het huishoudinkomen te boven gaat. Het aantal rechthebbenden op zorgtoeslag is de afgelopen jaren gestegen, omdat de zorgpremies harder zijn gestegen dan de inkomens.

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg)

Chronisch zieken en gehandicapten ontvangen een algemene tegemoetkoming in de meerkosten die zij hebben als gevolg van hun chronische ziekte of handicap. De raming voor 2013 is € 375,4 miljoen. Dit bedrag beslaat grotendeels betalingen over tegemoetkomingjaar 2012 en daarnaast nabetalingen over voorgaande jaren.

Kengetal Wtcg:

Over het tegemoetkomingjaar 2009 (uitbetaald vanaf 2010) hebben ruim 2,1 miljoen personen recht op een tegemoetkoming. Daarmee is een bedrag van circa € 590 miljoen mee gemoeid.

Over tegemoetkomingjaar 2010 (uitbetaald vanaf 2011) hebben 2,3 miljoen personen recht op een tegemoetkoming6. Daarmee is naar verwachting een bedrag van € 645 miljoen gemoeid. Deze stijging wordt grotendeels veroorzaakt door de maatregelen die zijn doorgevoerd naar aanleiding van het advies van de Taskforce Linschoten (Verbetering van de criteria geneesmiddelen- en ziekenhuiszorggebruik voor afbakening van de doelgroep voor de Wtcg, TK 31 706, nr. 55 ).

Tegemoetkoming specifieke zorgkosten

De TSZ-regeling is een tegemoetkomingsregeling voor personen die in de inkomstenbelasting hun uitgaven voor specifieke zorgkosten als gevolg van heffingskortingen niet of niet geheel kunnen verzilveren. De raming voor 2013 is € 42,3 miljoen.

Kengetal TSZ:

De Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten is van kracht geworden op 1 januari 2009. Over het belastingjaar 2009 (uitbetaald vanaf 2010) zijn er circa 150 000 tegemoetkomingen specifieke zorgkosten verstrekt. Daarmee is een bedrag van circa € 33 miljoen mee gemoeid. Over belastingjaar 2010 (uitbetaald vanaf 2011) zullen naar verwachting een kleine 100 000 tegemoetkomingen worden verstrekt7.

Tegemoetkoming buitengewone uitgaven

De TBU-regeling is met ingang van 1 januari 2009 vervallen. De verwachting is dat er tot in 2015 kasuitgaven plaatsvinden als gevolg van afgehandelde beschikkingen door de Belastingdienst. De totale uitgaven voor de TBU-regeling nemen jaarlijks af.

1

Sinds 1 januari 2012 zijn de Algemene Inspectiedienst (AID), de Plantenziektenkundige Dienst (PD) en de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) samengevoegd tot de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), een baten-lastendienst van het Ministerie van EL&I.

2

De Kamer is hierover per brief van 6 juli 2012 geïnformeerd (TK 31 839, nr. 233)

3

De Kamer is hierover per brief van 6 juli 2012 geïnformeerd (TK 31 839, nr. 233).

5

Ten aanzien van de (feitelijke) voorlichting en educatie over WOII is het Nationaal Comité 4 en 5 mei verantwoordelijk (stimulerende rol) via het verstrekken van subsidies en opdrachten.

6

Bron: CAK (over zowel tegemoetkomingsjaar 2009 als 2010)

7

Bron: Belastingdienst

Licence