Base description which applies to whole site

4.6 Rijksgebouwendienst (RGD)

Inleiding

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijkshuisvesting door de Rijksgebouwendienst en voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op het terrein van de rijkshuisvesting, die vanuit het directoraat generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk wordt vormgegeven.

De Rijksgebouwendienst:

  • draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn gebruikers door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen;

  • verzorgt voor de Minister voor Wonen en Rijksdienst de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken, de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van de monumenten in beheer van de dienst;

  • draagt bij aan de studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester zoals advisering over architectuur(beleid), stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst;

  • is naast Rijkshuisvester, als Corporate Real Estate Manager, ook beheerder over het in de rijkshuisvesting geïnvesteerde vermogen en heeft een verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het culturele erfgoed in de vorm van ruim 300 monumenten12. Als Corporate Real Estate Manager adviseert de Rijksgebouwendienst over het aankopen, plannen en afstoten van rijkshuisvesting met als doel een bijdrage te leveren aan het primaire proces en het algemene resultaat van de rijksoverheid.

Staat van Baten en Lasten

Begroting van baten-lastenagentschap RGD voor het jaar 2016
(Bedragen x € 1.000)
 

2014

Stand Slotwet

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             
               

Omzet moederdepartement

16.672

18.850

14.942

11.910

11.910

11.475

11.475

Omzet overige departementen

1.246.670

1.086.996

878.266

870.530

889.162

922.988

921.088

Omzet derden

10.452

8.888

7.000

7.000

7.000

7.000

7.000

               

Bedrijfsvoering

 

0

         

Rentebaten

3.815

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

16.887

0

0

0

0

0

0

Overige baten

27.542

10.706

0

0

0

0

0

               

Totaal baten

1.322.038

1.125.440

900.208

889.440

908.072

941.463

939.563

               

Lasten

             

Product Huisvesting

             

Apparaatskosten (netto)

65.857

78.081

69.086

68.134

67.260

61.156

61.210

Huren

236.925

224.163

220.600

205.000

198.000

187.000

170.200

PPS lasten

51.245

49.603

74.947

93.310

107.662

118.988

118.988

Rentelasten

197.268

190.900

44.916

52.969

61.610

70.691

76.557

Afschrijvingskosten

304.530

307.359

265.575

283.080

296.384

311.127

323.329

Onderhoud

121.789

136.900

114.678

104.613

101.922

119.702

116.480

Dotaties voorzieningen

46.958

14.035

11.000

11.000

11.000

11.000

11.000

Belastingen en heffingen

23.000

21.994

21.040

20.000

19.900

19.900

19.900

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

82.023

61.097

34.139

14.760

8.760

7.325

7.325

Overige producten

             

Services

44.590

34.340

27.000

22.000

21.000

20.000

20.000

Adviezen

6.053

11.322

2.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Beleidsondersteuning

5.052

6.642

5.227

3.574

3.574

3.574

3.574

Overige lasten

55.086

9.004

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

               

Totaal lasten

1.240.376

1.145.440

900.208

889.440

908.072

941.463

939.563

Saldo

81.662

– 20.000

0

0

0

0

0

Toelichting

Saldo van baten en lasten

Naar aanleiding van het positieve resultaat bij de Rgd in 2014 is een analyse uitgevoerd naar de resultaatontwikkeling voor 2015 en verder. Gebleken is dat er ruimte is in de tarieven die de RGD bij departementen in rekening brengt. Het kabinet heeft besloten deze ruimte weer beschikbaar te maken voor departementen via een tariefsverlaging. Het gaat om tariefsverlaging van € 266 mln. in 2016 tot € 154 mln. in 2020. Dit leidt tot minder opbrengsten. Het resultaat voor 2015 is gebruikt om voor 2016 e.v. het saldo te bepalen. Aanvullend worden resultaatverbeterende maatregelen genomen. Onder andere doordat ook de kosten voor instandhouding van de vastgoedvoorraad zijn verlaagd is er meerjarig een resultaatneutraal beeld. Dit kan gevolgen hebben voor de kwaliteit. Met deze tariefsverlaging blijft een doelmatig en kwalitatief goed onderhoud van rijkspanden mogelijk.

De norm van de Indicator Technische Kwaliteit (ITK) is vastgesteld op 2,1 – 2,8.

Omzet moederdepartement

De Minister voor Wonen en Rijksdienst betaalt de kosten voor het onderhoud van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst. De Minister is tevens opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst voor het leveren van ondersteuning aan het moederdepartement en voor de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de rijkshuisvesting (zie artikel 6 van de begroting). Aan het moederdepartement worden de werkelijke kosten in rekening gebracht, inclusief de apparaatskosten die toegerekend worden aan deze (deel) producten.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen omvat alle opbrengsten voor geleverde producten en diensten. Het gaat daarbij met name om ontvangen gebruiksvergoedingen, bijdragen voor kleine projecten, services, adviezen en vergoedingen voor verrichte taxaties.

Binnen het huur-verhuurstelsel voor rijkshuisvesting worden interne verhuurcontracten afgesloten tussen de Rijksgebouwendienst en de ministeries. In de gebouwen wordt onderscheid gemaakt naar «kantoren», «specialties» en «bijzondere specialities».

Met ingang van 2016 wordt als onderdeel van een vernieuwd rijkshuisvestingstelsel de nieuwe beprijzing voor kantoren ingevoerd. Doelstelling is onder andere vereenvoudiging van het rijkshuisvestingstelsel. De nieuwe beprijzing voor betreft een m²-prijs per regio (Den Haag, Randstad, rest van Nederland). Voor de specialties wordt nog gewerkt aan een nieuwe beprijzingmethode. Voor de (bijzondere) specialties wordt – vooralsnog – de huidige methodiek («Huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst») gehandhaafd.

In de raming van de gebruiksvergoeding is rekening gehouden met het opleveren van nieuwe projecten, met de invoering van de nieuwe beprijzingsmethodiek voor kantoren en met de voorziene krimp van huisvesting van de overheid.

De gebruiksvergoeding voor de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken valt ook onder deze omzetpost. Deze organisaties betalen zelf geen gebruiksvergoeding voor hun huisvesting, maar deze wordt betaald via de begroting van W&R, die verantwoordelijk is voor de huisvesting van de genoemde diensten.

Omzet derden

De Rijksgebouwendienst heeft ook de zorg voor de huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel bekostigd wordt uit collectieve middelen. Indien organisaties die binnen deze definitie vallen daar om verzoeken, kan de Rijksgebouwendienst de zorg voor de huisvesting op zich nemen. Daarnaast exploiteert de Rijksgebouwendienst een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages en de grafelijke zalen.

Rentebaten

De Rijksgebouwendienst kent rentebaten als gevolg van positieve saldi op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (dagrente) en op de depositorekeningen Rijkshoofdboekhouding. Vanwege de huidige lage rentevergoeding worden de komende jaren geen baten geraamd.

Overige baten

De overige baten betreffen de geraamde onttrekkingen aan de bestemmingsreserves brandveiligheid.

Apparaatskosten (netto)

De bruto apparaatskosten bestaan uit salarissen, opleidingen, externe inzet voor zowel het primaire als het secundaire proces, huisvesting, ICT en overige materiële kosten. Een groot deel van de huisvesting en ICT wordt afgenomen van het moederdepartement.

Huren

Deze post betreft de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt. Deze post daalt als gevolg van krimp van de rijksoverheid en het ingezette beleid van de masterplannen huisvesting, die zich voor een belangrijk deel manifesteert in de huurvoorraad.

PPS-lasten

Onder deze post valt de totale vergoeding die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van geïntegreerde PPS-contracten verschuldigd is aan een opdrachtnemer voor onderhoud, dienstverlening en rente. De komende jaren worden verschillende PPS-projecten gestart en opgeleverd (zie ook tabel bij kasstroomoverzicht) waardoor de PPS-lasten stijgen.

Rentelasten

De rentelasten zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het Ministerie van Financiën. Als gevolg van herfinanciering van leningen in 2015 dalen de rentelasten substantieel.

Afschrijvingen

Dit zijn de afschrijvingen op gebouwen en inbouwpakketten. De standaard afschrijvingstermijn op deze componenten kan variëren van 20 jaar op inbouwpakketten tot 60 jaar op het casco.

Onderhoud

Deze post betreft het dagelijks en het planmatig onderhoud voor de rijkshuisvesting en daalt als gevolg van krimpende vraag naar huisvesting van de rijksoverheid. Het dagelijks onderhoud bestaat uit regelmatig terugkerende vaste werkzaamheden (contractonderhoud en wettelijk verplichte keuringen) en storingsonderhoud. Het planmatig onderhoud betreft de vervanging van en het onderhoud aan de gebouwelementen voor rekening van de Rijksgebouwendienst, zodat het onroerend goed ook na de tariefverlaging doelmatig en kwalitatief goed onderhouden kan worden. Deze activiteiten worden ook uitgevoerd voor de objecten van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken en voor objecten buiten het huur-verhuurstelsel.

Dotaties aan voorzieningen

Het gaat met name om dotaties aan de voorzieningen Herstelonderhoud, Asbest en Bodemverontreiniging. De dotaties zijn gebaseerd op een inschatting en getoetst aan het historisch gemiddelde.

Belastingen en heffingen

Deze post betreft het eigenaardeel van de onroerendezaakbelasting over de voorraad onroerend goed. De middelen worden afgedragen aan het Rijks Vastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB).

Investeringen buiten de gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor Ministeries en investeringen voor gebruikers buiten het huur-verhuurstelsel. Deze post zal dalen als gevolg van de instandhoudingsplicht.

Services

Services zijn basistaken op het gebied van onderhoud, die door de gebruikers zijn overgedragen aan voorheen de Rijksgebouwendienst. Een deel van de kosten bestaat uit de opbouw van een vervangingsverplichting die de Rijksgebouwendienst heeft jegens een aantal gebruikers voor de vervanging van de gebruikersinstallaties. Deze post daalt als gevolg van de invoering van een nieuw huisvestingstelsel voor de kantoren.

Adviezen

Onder deze post zijn de integrale kosten van niet-projectgebonden adviezen opgenomen. Deze post daalt als gevolg van de invoering van een nieuw huisvestingstelsel voor de kantoren.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn de kosten opgenomen voor het product «beleidsondersteuning».

Dit product wordt door het moederdepartement gefinancierd.

Overige lasten

Onder de overige lasten worden onder andere niet projectgebonden kosten voor de uitvoering van het programma brandveiligheid voorzien.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van baten-lastenagentschap RGD voor het jaar 2016
(Bedragen x € 1.000)
   

2014 Stand Slotwet

2015

2016

2017

2018

2019

2020

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2016 + depositorekeningen

128.463

523.417

485.642

494.292

467.569

482.504

585.395

2.

Totaal operationele kasstroom

791.231

380.701

215.341

231.666

263.964

321.891

327.649

 

– /– totaal investeringen

– 205.729

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

91.529

49.000

116.056

26.611

12.971

0

3.105

3.

Totaal investeringskasstroom

– 114.200

– 376.000

– 308.944

– 398.389

– 412.029

– 425.000

– 421.895

 

– /– eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

– 20.253

– 12.747

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door het moederdepartement

0

0

0

0

0

0

0

 

– /– aflossingen op leningen

– 481.547

– 447.223

– 310.000

– 285.000

– 262.000

– 219.000

– 198.000

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

199.470

425.000

425.000

425.000

425.000

425.000

425.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 282.077

– 42.476

102.253

140.000

163.000

206.000

227.000

5.

Rekening courant RHB 31 december 2016 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

523.417

485.642

494.292

467.569

482.504

585.395

718.149

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik (is/of) zal worden gemaakt van deze middelen.

Ad 3, 4.

De afdrachten aan het moederdepartement in 2015 en 2016 betreffen het surplus op het eigen vermogen en worden ingezet als bijdrage in de kosten van de Generieke Digitale Infrastructuur.

De investeringen in rijkshuisvesting en het beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op lopende en voorgenomen huisvestingsprojecten. De Rijksgebouwendienst investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. In deze investeringen worden ook brandveiligheidinvesteringen meegenomen en voor zover bekend de investeringen uit hoofde van de instandhoudingplicht, die per 1-1-2013 voor de kantoren en per 1-1-2014 voor de specialties bij de Rijksgebouwendienst is belegd.

In ieder geval de volgende grotere projecten zullen (deels) via de leenfaciliteit gefinancierd worden13:

Tabel: Investeringen boven € 15 mln., bedragen * € 1 mln.
 

Project

Indicatie investerings-volume leenfaciliteit

Eerste jaar

investering

1

Amsterdam, PPS Nieuwbouw rechtbank Parnassus

Nog niet gegund

2016

2

Den Haag, Binnenhofcomplex

Nog niet gegund

n.t.b.

3

Utrecht, PPS nieuwbouw RIVM

1101

lopend

4

Zaanstad, PPS Penitentiaire inrichting

1002

2016

5

Zwolle, Nieuwbouw/renovatie Rechtbank

94

Lopend

6

Den Haag, Nieuwbouw Eurojust

923

Lopend

7

Den Haag, PPS Rijnstraat voorheen VROM

894

Lopend

8

Utrecht, PPS de Knoop

Nog niet gegund

2015

9

Apeldoorn, Belastingdienst upgraden datacenters

605

Lopend

10

Breda, PPS gerechtsgebouw

606

lopend

11

Den Haag, PPS Hoge Raad

407

Lopend

12

Bonaire, Justitiële Inrichting

31

lopend

13

Den Haag, PPS B30 Planbureau’s

318

lopend

14

Arnhem, Stationsplein West

Nog niet gegund

2016

15

Rotterdam, Rechtbank

Nog niet gegund

2016

16

Schiphol, Belastingdienst

20

lopend

17

Rotterdam, Belastingdienst

Nog niet gegund

2015

18

Emmen, Nationaal Archief

Nog niet gegund

2015

19

Den Haag, Renovatie paleis Huis ten Bosch

159

2015

1

De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 25 jaar bedraagt € 267 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

2

Dit DBFMO-contract loopt 25 jaar.

3

Dit Build & maintain contract loopt maximaal 20 jaar.

4

De waarde van het met de marktpartij afgesloten DBFMO contract over 25 jaar bedraagt eveneens € 267 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

5

Dit project wordt voor ruim € 20 mln. aanvullend gefinancierd vanuit de onderhoudsmiddelen en bijdragen van de Belastingdienst.

6

Het DBFMO contract loopt 30 jaar.

7

De waarde van het met de marktpartij afgesloten DBFMO contract over 30 jaar bedraagt € 93 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

8

Het DBFMO contract loopt maximaal 30 jaar

9

De totale projectkosten bedragen € 59 mln. Hiervan wordt € 20 mln. gefinancierd uit het resultaat van de Rijksgebouwendienst voor het jaar 2014, € 15 mln gedekt door het terugbetalen van de lening vanuit de WenR begroting en € 24 mln. komt ten laste van het agentschapvermogen van de Rijksgebouwendienst. Voor verdere toelichting zie de toelichting bij artikel 6.

Doelmatigheid

Met de producten «huisvesting», «services» en «adviezen» bestrijkt de Rijksgebouwendienst de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw) en het beheer. De Rijksgebouwendienst is vraaggestuurd. Dit betekent dat de jaarlijkse omzet voor een groot deel bepalend is voor de benodigde omvang van het personeelsbestand. Vanwege de afslanking van de rijksoverheid zal er op termijn minder huisvestingsvraag zijn. De Rijksgebouwendienst zal daardoor minder m2 huisvesting leveren.

Als gevolg van de dalende vraag (mede als gevolg van volumetaakstellingen op de rijkshuisvesting), zal ook de Rijksgebouwendienst in omvang afnemen, dit is in de apparaatskostenbegroting zichtbaar in een dalende reeks voor inzet van externen en een verder krimpende ambtelijke organisatie.

Tabel: Apparaatskosten (bedragen in € * 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Personele kosten

78.945

82.408

73.435

72.944

70.193

62.277

61.355

waarvan eigen personeel

62.983

65.743

65.335

64.844

62.093

60.177

59.255

waarvan externe inhuur

15.962

16.665

8.100

8.100

8.100

2.100

2.100

Materiële kosten

23.189

28.492

29.876

27.684

28.592

27.680

28.127

waarvan ICT

9.786

14.645

15.660

14.089

14.239

14.390

14.390

waarvan bijdrage aan SSO's

 

135

         

Totaal bruto apparaatskosten

102.134

110.900

103.311

100.628

98.784

89.957

89.481

Verwerkt als productkosten

36.277

32.820

34.224

32.494

31.524

28.802

28.271

Apparaatskosten (netto)

65.857

78.080

69.087

68.134

67.260

61.155

61.210

Begroting van baten-lastenagentschap RGD voor het jaar 2016
(Bedragen x € 1.000)
 

2014 Slotwet

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Omschrijving Generiek Deel

             

Producten en diensten

             

Omzet product huisvesting * € 1.000

1.195.732

1.065.327

849.266

847.530

867.162

901.988

900.088

Omzet product adviezen * € 1.000

6.053

4.000

2.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Omzet product services * € 1.000

44.885

10.100

27.000

22.000

21.000

20.000

20.000

               

Saldo van baten en lasten * € 1.000

81.662

– 20.000

0

0

0

0

0

Saldo van baten en lasten (%)

6,20%

– 1,78%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

               

Huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO

6.470

6.396

6.059

5.665

5.550

5.255

5.041

waarvan verhuurd

5.741

5.679

5.435

5.076

4.864

4.712

4.658

waarvan eigendom

5.000

4.986

4.761

4.505

4.455

4.307

4.140

waarvan huur

1.470

1.410

1.298

1.160

1.095

948

901

% gemid. leegstand voor rekening RGD

5,90%

6,30%

6,70%

6,70%

7,20%

5,20%

3,80%

ITK

2,39

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

               

Bezetting fte's gemiddeld

737

750

767

766

736

717

709

               

Bruto Apparaat/omzet

7,70%

10,50%

11,50%

11,30%

10,90%

9,60%

9,50%

Toelichting

Saldo baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van de Rijksgebouwendienst is een kostendekkende exploitatie. Zie verder de toelichting bij de staat van baten en lasten.

(Verhuurde) huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO

De huisvestingsvoorraad zal de komende jaren door enerzijds het kabinetsbeleid en anderzijds sturing door de Rijksgebouwendienst afnemen. Bij de gepresenteerde afname is rekening gehouden met afstoot, opzegging van huurcontracten en de gevolgen vanuit de verschillende masterplannen voor kantoren en vanuit het masterplan voor de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Gezien de huidige markt is het lastig om objecten af te stoten. Indien de voorraad niet in de voorziene mate daalt, zullen de leegstandkosten voor de Rijksgebouwendienst stijgen en daarmee het saldo van baten en lasten dalen.

Percentage gemiddelde leegstand

Dit betreft leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst in relatie tot de totale voorraad. De totale huisvestingsbehoefte zal minder worden door de afslanking bij de rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties toenemen. Hierdoor loopt het percentage leegstand (tijdelijk) op. De leegstand daalt weer wanneer de eigendomsobjecten verkocht kunnen worden, dan wel wanneer wordt besloten tot sloop. Leeggekomen huurpanden zullen veelal niet door het Rijk herbezet worden door de voorgenomen krimp.

Indicator technische kwaliteit (ITK)

Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad is een lagere waardering mogelijk waarbij nog altijd voldoende en daarmee economisch betere afwegingen gemaakt kunnen worden.

Bezetting fte’s

Het aantal voltijds eenheden ambtelijk personeel neemt als gevolg van de volume- en efficiencytaakstellingen de komende jaren af. Indien de voorraad rijkshuisvesting niet in de voorziene mate daalt, zal dit uiteraard effect hebben op de omvang van het personeelsbestand.

Apparaat-omzetindicator

Dit betreft de procentuele verhouding van de apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst tot de omzet (totale baten) van de dienst. Een daling van de waarde van de indicator geeft aan dat de verhouding tussen de omzet en het ingezette apparaat en daarmee de efficiënte inzet verbetert.

Daarnaast beoogt de Rijksgebouwendienst in 2016 de volgende prestatie te realiseren:

Duurzaamheid/Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven

Afgelopen jaren is FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties), als een innovatief principe in de rijkshuisvesting geïmplementeerd en is een belangrijk fundament gelegd voor een energiezuinigere rijkshuisvesting. In vervolg daarop wordt vanaf 2016 de focus gelegd op het stimuleren en introduceren van innovaties in het vastgoed van het Rijksvastgoedbedrijf, die het mogelijk moeten maken om vanaf 2019 bijna energieneutraal te bouwen en op de langere termijn de portefeuille naar geheel energieneutraal te ontwikkelen. Jaarlijks zal de Rgd rapporteren om de kennis over innovaties te delen met andere actoren in de utiliteitssector die twee jaar later dan het rijk bijna energieneutraal moeten bouwen.

12

Conform tellingmethodiek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

13

Projecten die nog niet zijn gegund, zijn nog onderhevig aan definitieve besluitvorming. Van deze projecten, kunnen vanwege marktoverwegingen geen bedragen worden genoemd.

Licence