A. Algemene doelstelling
Het realiseren van gendergelijkheid en gelijkheid wat betreft seksuele oriëntatie, genderidentiteit en geslachtskenmerken in de Nederlandse samenleving. Dit dient te geschieden op in ieder geval de terreinen: onderwijs, veiligheid, gezondheid, arbeidsmarkt, media, politiek, recht en leefvormen.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De rol van de Minister is primair het wegnemen van belemmeringen voor gender- en LHBTI-gelijkheid (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen, transgender personen en intersekse personen) en het bevorderen dat relevante wet- en regelgeving waar nodig wordt aangepast. Daarnaast heeft de Minister, vaak samen met de maatschappelijke instellingen, een rol in het agenderen, coördineren, aanjagen en in het ontsluiten van kennis en expertise.
Financieren: De Minister biedt financiële ondersteuning aan maatschappelijke instellingen voor gender- en LHBTI-gelijkheid en het monitoren van ontwikkelingen in de samenleving.
Stimuleren: Het instrument dat de Minister ter beschikking heeft, is wet- en regelgeving, zoals de Subsidieregeling gender- en LHBTI-gelijkheid 2017–2022 die vanaf 1 januari 2017 in werking is getreden. Deze regeling voorziet in het verstrekken van subsidies aan acht strategische partnerschappen voor de realisering van de doelstellingen op gender- en LHBTI-gelijkheid, die lopen van 2018 tot en met 2022. Daarnaast verstrekt de Minister projectsubsidies aan het maatschappelijk middenveld.
Regisseren: Gemeenten ontvangen via decentralisatie-uitkeringen een bijdrage voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken over versterking en uitvoering van het lokale beleid op het gebied van gendergelijkheid en LHBTI-gelijkheid. Samen met gemeenten is in een intentieverklaring vastgelegd wat de aandachtspunten van het LHBTI-beleid zijn. Verder vult de Minister de regisserende rol in door halfjaarlijkse bestuursgesprekken met instellingen voor gender- en LHBTI gelijkheid.
Daarnaast draagt de Minister bij aan internationale samenwerking met organisaties als Europese Unie, de Raad van Europa en de Verenigde Naties.
Kengetallen
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 | Economische zelfstandigheid van vrouwen in % | 59,1% | |||||||
2 | Financiële onafhankelijkheid van vrouwen in % | 48,4% |
Bron CBS
Naast de indicatoren Sociale acceptatie van LHBTI-personen en de Arbeidsmarktpositie van vrouwen in hoge functies, zijn er vanaf 2019 twee beleidsrelevante kengetallen opgenomen, waarvoor geen streefcijfers zijn geformuleerd.
-
• Economische zelfstandigheid van vrouwen (het percentage vrouwen dat minimaal 70% van het minimumloon verdient). Dit percentage is 59,1% in 2016 en is het laatst beschikbare cijfer.
-
• Financiële onafhankelijkheid van vrouwen (het percentage vrouwen dat minimaal 100% van het minimumloon verdient). Dit percentage vrouwen is 48,4 % in 2016 en is het laatst beschikbare cijfer.
C. Beleidswijzigingen
De belangrijkste wijzigingen op het terrein van emancipatie worden beschreven in de beleidsagenda.
De Minister zet zich in op drie samenhangende thema’s waarop zich stevige knelpunten voordoen:
-
• Arbeidsmarkt. De focus hierbinnen ligt op:
-
▪ Financiële onafhankelijkheid vrouwen;
-
▪ Betere doorstroming van vrouwen naar hogere functies;
-
▪ Bestrijden van loonkloof tussen mannen en vrouwen;
-
-
• Sociale veiligheid en acceptatie. De focus hierbinnen ligt op;
-
▪ Minder intimidatie en geweld tegen vrouwen;
-
▪ Meer sociale acceptatie en sociale veiligheid voor LHBTI-personen;
-
-
• Genderdiversiteit en gelijke behandeling. De focus hierbinnen ligt op:
-
▪ Representatie van vrouwen en LHBTI-personen in de media;
-
▪ Ruimte voor genderdiversiteit voor kinderen en jongeren;
-
▪ Versterken van gelijke behandeling conform de regenboog-afspraken in het Regeerakkoord.
-
D. Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit
2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 45.373 | 4.213 | 6.643 | 7.555 | 7.674 | 9.865 | 15.865 | ||
Uitgaven | 12.363 | 14.809 | 15.880 | 15.880 | 15.854 | 15.865 | 15.865 | ||
Waarvan juridisch verplicht (%) | 72,4% | ||||||||
Bekostiging | 6.199 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | ||
• | Kennisinfrastructuur | 6.199 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | |
– | Vrouwenemancipatie | 2.949 | |||||||
– | LHBTI | 1.250 | |||||||
– | Gender- en LHBTI- gelijkheid | 2.000 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | 8.270 | |
Subsidies | 4.963 | 3.963 | 3.431 | 3.431 | 3.406 | 3.416 | 3.416 | ||
• | Subsidieregeling emancipatie | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
– | Vrouwenemancipatie | ||||||||
– | LHBTI | ||||||||
• | Subsidieregeling emancipatie 2011 | 4.266 | 1.623 | 786 | 78 | 0 | 0 | 0 | |
– | Vrouwenemancipatie | 2.557 | 678 | 786 | |||||
– | LHBTI | 1.709 | 945 | 78 | |||||
• | Subsidieregeling Gender- en LHBTI- gelijkheid 2017–2022 | 697 | 2.340 | 2.645 | 3.353 | 3.406 | 3.416 | 3.416 | |
Opdrachten | 1.024 | 1.155 | 1.043 | 1.043 | 1.043 | 1.043 | 1.043 | ||
– | Vrouwenemancipatie | 913 | |||||||
– | LHBTI | 111 | |||||||
– | Gender- en LHBTI- gelijkheid | 1.155 | 1.043 | 1.043 | 1.043 | 1.043 | 1.043 | ||
Bijdrage aan agentschappen | 137 | 136 | 136 | 136 | 135 | 136 | 136 | ||
– | DUS-I | 137 | 136 | 136 | 136 | 135 | 136 | 136 | |
Bijdrage aan medeoverheden | 0 | 1.255 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | ||
• | Gemeentefonds BZK | 0 | 1.255 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | |
– | Vrouwenemancipatie | ||||||||
– | LHBTI | ||||||||
– | Gender- en LHBTI- gelijkheid | 1.255 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | ||
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties | 40 | 30 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
– | LHBTI | 40 | 30 | ||||||
Ontvangsten | 54 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale budget voor artikel 25 is voor 2019 72,4 procent juridisch verplicht.
Bekostiging
Het beschikbare budget voor 2019 is voor 100 procent juridisch verplicht.
Subsidies
Het beschikbare budget in 2019 is voor 84,2 procent juridisch verplicht. Dit betreft meerjarige projectsubsidies. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de subsidiebijlage.
Opdrachten:
Het beschikbare budget in 2019 is voor 19 procent juridisch verplicht.
Bijdrage aan agentschappen:
Het beschikbare budget voor 2019 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUS_I zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.
Bijdrage aan medeoverheden:
Het beschikbare budget in 2019 is voor 0 procent juridisch verplicht.
E. Toelichting op de financiële instrumenten
Bekostiging
Op basis van de Subsidieregeling gender- en LHBTI-gelijkheid 2017–2022. zijn in 2017 acht allianties voor vijf jaar verplicht. Met deze middelen worden acht strategisch partners bekostigd. Deze acht partners zijn merendeel allianties; in totaal vijftien organisaties.
Subsidies
Projectsubsidies worden verleend op basis van de Subsidieregeling gender- en LHBTI-gelijkheid 2017–2022.
Opdrachten
De middelen voor opdrachten voor zowel gender- als LHBTI-gelijkheid worden besteed aan onderzoeken en symposia.
Bijdrage aan agentschappen
Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUS-I voor dit begrotingsartikel.
Bijdrage aan medeoverheden
Gemeenten actief op het gebied van gender- en LHBTI gelijkheid ontvangen via een decentralisatie-uitkering een bijdrage. De verantwoordelijkheid voor de besteding van deze middelen is belegd bij de gemeenten zelf.