Toelichting
In de ontwerpbegroting van de Koning 2021 is zoals gebruikelijk rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2021 gebaseerd op een technische indexering op grond van de contractloonstijging, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2020. De feitelijke realisatie van het inkomen (de A-component) wordt gebaseerd op de ontwikkeling in de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Daarin is ook de uitwerking van de cao voor de sector Rijk verwerkt, die ook doorwerkt naar de personele uitgaven binnen de B-component.
De doorwerking van de cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen (de A-component en de personele uitgaven binnen de B-component) is lager dan destijds bij de opstelling van de begroting op basis van de cijfers van het Centraal Planbureau werd verondersteld. Ten slotte is sprake van een iets hogere consumentenprijsindex bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component. Per saldo leiden deze ontwikkelingen tot een neerwaartse bijstelling van € 45.000 ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2021 geautoriseerde bedrag.