Base description which applies to whole site

Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en ­-voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Wet aanpak schijnconstructies (Was);

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Wet tegemoetkomingen loondomein

De temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd (Kamerstukken II 2018/19, 32 043, nr. 457) wordt deels gedekt met middelen uit de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Daarnaast is in het pensioenakkoord de afspraak gemaakt dat werkgevers in overleg met het kabinet onderzoeken of voor het geheel aan instrumenten in de Wtl tot een effectievere invulling gekomen kan worden. Daarbij is expliciet afgesproken dat het bezuinigingsbedrag binnen de Wtl niet kan veranderen en geldt het huidige instrumentarium van de Wtl als kader waarbinnen de gelden worden besteed. 

Uitkomst van de gesprekken met werkgevers is dat het LIV wordt omgevormd tot een loonkostenvoordeel voor potentieel kwetsbare jongeren (LKV jongeren). Daarnaast wordt het LKV banenafspraak structureel gemaakt (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 138, p. 25). Zo worden werkgevers gestimuleerd om mensen met een (potentieel) kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen en te houden. Met de uitvoering wordt de vroegst mogelijke termijn van invoering bekeken. In de brief van 6 juli 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 34 304, nr. 15) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de hoofdlijnen van een effectievere Wtl.

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

Met het Pensioenakkoord is structureel € 10 miljoen vrijgekomen voor een meerjarig investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen. Dit programma richt zich op twee sporen: het creëren van bewustwording en het verzamelen, toepasbaar maken en verspreiden van kennis op dit terrein. Vanaf 2020 worden middelen via een subsidieregeling beschikbaar gesteld om te experimenteren of pilots uit te voeren om toepassing in de praktijk te bevorderen.

Stimuleringsregeling LLO in MKB (SLIM)

Aan de al bestaande stimuleringsregeling voor scholing en ontwikkeling van werknemers in MKB bedrijven, worden in 2021 extra middelen toegevoegd. De uitbreiding is een gevolg van de door de coronacrisis ontstane extra behoefte aan scholing en begeleiding.

Stimulans arbeidsmarktpositie (STAP)

In 2021 worden er voorbereidingen getroffen door UWV en DUO voor de uitvoering van het STAP-budget. Het STAP-budget is een uitgavenregeling, ter vervanging van de fiscale aftrek scholingsuitgaven, waarmee het individu in staat wordt gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Naar verwachting gaat het STAP-budget van start per 1 januari 2022.

Arbeidsmarktmaatregelen coronapandemie

In voorjaar 2020 is de subsidieregeling Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) ingevoerd. De regeling is bedoeld om werkgevers die te maken hebben met omzetverlies als gevolg van corona tegemoet te komen. Hierdoor kunnen zij hun werknemers in dienst houden. De regeling is in juni 2020 verlengd met vier maanden. De regeling is in juni 2020 verlengd met vier maanden. De daarop volgende derde verlenging kent een looptijd van 9 maanden tot 1 juli 2021. Deze derde tranche kent een aflopende tegemoetkoming van de loonsom en biedt ruimte de loonsom te laten dalen zonder dat dit ten koste gaat van de subsidie. De eerste drie maanden wordt 80% uitgekeerd waarna iedere 3 maanden het uitkeringspercentage met 10 procent-punt afneemt. Tevens geldt dat vanaf 1 januari 2021 het omzetverlies tenminste 30 procent moet zijn.

Een soortgelijke regeling is voor Caribisch Nederland ontwikkeld. Die regeling ziet op gedeeltelijke compensatie van loon en inkomstenverlies.

Als gevolg van corona wordt geïnvesteerd in scholing en ontwikkeling. De overheid ondersteunt door het bekostigen van ontwikkeladviezen en (online) scholing. Het pakket biedt (niet) werkenden de mogelijkheid een eerste stap te zetten in een mogelijke (her)oriëntatie op hun arbeidsmarktpositie. De subsidieregeling loopt in 2020 en 2021.

Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDI&EU)

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Voor het faciliteren van maatwerk duurzame inzetbaarheid en het mogelijk maken van eerder uittreden heeft het kabinet vorig jaar € 800 miljoen beschikbaar gesteld (4 x € 200 miljoen vanaf 2021). Het kabinet is met de sociale partners als onderdeel van de uitwerking van het pensioenakkoord overeengekomen om dit budget met € 200 miljoen te verhogen naar € 1 miljard.

Herziening Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en aanpassing Besluit uitvoering Wav

De Wet arbeid vreemdelingen wordt herzien om de wet meer flexibel en toekomstbestendig te maken. Hierin past ook de wijziging dat een tewerkstellingsvergunning (twv) voor ten hoogste drie jaar kan worden verleend. Verder worden er wijzigingen doorgevoerd om de positie van werknemers te versterken en oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Om startups in Nederland beter in staat te stellen om internationaal talent aan te trekken, wordt daarnaast een verblijfsregeling gecreëerd voor essentieel personeel van startups in de vorm van een driejarige pilot.

Arbovisie

Het kabinet werkt aan een Arbovisie 2040. De sociale partners in de SER worden om advies gevraagd, waar in 2021 een kabinetsreactie op zal volgen.

Transitievergoeding MKB

Per 2021 hebben kleine werkgevers die hun onderneming stoppen vanwege pensionering of ziekte, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Ook als de werkgever komt te overlijden en dit leidt tot bedrijfsbeëindiging kan de betaalde transitievergoeding voor compensatie in aanmerking komen.

Tabel 16 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

816.502

15.452.005

5.844.818

1.306.534

1.083.805

1.089.799

844.700

        

Uitgaven

813.555

15.377.516

5.875.149

1.313.166

1.089.618

1.095.861

875.988

waarvan juridisch verplicht

  

99,8%

    
        

Inkomensoverdrachten

798.804

729.673

578.672

547.080

549.317

554.301

528.885

Vakantiedagen

7

0

0

0

0

0

0

Lage-inkomensvoordeel

509.639

524.611

391.198

373.606

372.755

371.899

0

Minimumjeugdloonvoordeel

123.754

62.691

18.767

18.767

18.767

18.767

0

Loonkostenvoordelen

165.404

142.371

168.707

154.707

157.795

163.635

528.885

Subsidies (regelingen)

1.877

14.624.966

5.273.419

740.002

514.085

514.566

320.457

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

0

4.198

9.870

9.870

9.870

9.870

8.870

Stimuleringsregeling LLO in MKB

0

1.414

90.856

49.400

49.356

49.400

106.967

Stimulans Arbeidsmarktpositie

0

0

0

202.497

202.101

202.551

202.275

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

0

14.538.875

4.808.400

207.375

0

0

0

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

0

32.600

16.000

0

0

0

0

Nederland leert door

0

26.600

95.400

18.000

0

0

0

Tofa

0

18.000

0

0

0

0

0

Maatwerkregeling DI en eerder uittreden

0

0

250.000

250.000

250.000

250.000

0

Overige subsidies algemeen

1.877

3.279

2.893

2.860

2.758

2.745

2.345

Opdrachten

7.642

17.493

17.532

16.858

17.440

18.218

17.870

Bekostiging

675

550

550

550

100

100

100

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

42

792

4.492

4.492

4.492

4.492

Ministerie van EZK

0

40

100

3.800

3.800

3.800

3.800

Ministerie van VWS

0

2

692

692

692

692

692

Bijdrage aan agentschappen

4 557

4 792

4 184

4 184

4 184

4 184

4 184

RIVM

4 557

4 625

4 017

4 017

4 017

4 017

4 017

CJIB

0

167

167

167

167

167

167

        

Ontvangsten

10.904

9.654

24.975

25.110

25.180

25.180

25.180

Algemene ontvangsten

31

854

975

1.110

1.180

1.180

1.180

Boeten

10.873

8.800

24.000

24.000

24.000

24.000

24.000

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV), Loonkostenvoordelen (LKV’s) en Minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV).

Subsidies:

Bijna 100% van het subsidiebudget is juridisch verplicht. Dat komt met name door de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid, Tijdelijke subsidieregeling DI en eerder uittreden en de subsidieregeling Stimuleringsregeling LLO in MKB die allen 100% juridisch verplicht zijn.

Opdrachten:

Het juridisch verplichte deel voor opdrachten bedraagt 42%. De middelen worden ingezet voor specifieke onderzoeken op het gebied van onder andere gezond en veilig werken en arbeidsverhoudingen en ten behoeve van communicatiecampagnes als bijvoorbeeld arbeidsmarktdiscriminatie en leven lang ontwikkelen (LLO).

Bekostiging:

Deze middelen dienen voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) en voor Netspar en zijn 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken:

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen:

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal justitieel incassobureau (CJIB).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 17 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Uitgaven

0

788.671

469.873

253.344

257.000

257.000

257.000

        

Inkomensoverdrachten

0

788.671

447.570

233.512

233.512

233.512

233.512

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

0

788.671

412.570

198.512

198.512

198.512

198.512

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

0

0

35.000

35.000

35.000

35.000

35.000

        

Nominaal

0

0

22.303

19.832

23.488

23.488

23.488

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. Alle regelingen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten aan werkgevers voor het in dienst nemen van specifieke doelgroepen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2021 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2020 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage-inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017. Het LIV is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers met een laag inkomen. Met ingang van 2020 is de tegemoetkoming voor werkgevers per werknemer met een uurloon tussen de 100 en 125% van het minimumloon € 0,51 per uur en maximaal € 1.000 per kalenderjaar. Omdat het LIV bedoeld is om substantiële banen te creëren, behoren werknemers alleen tot de LIV-doelgroep als zij minimaal 1.248 uur per jaar gewerkt hebben.

Budgettaire ontwikkelingen

De begrote uitgaven aan het LIV dalen vanaf 2021 omdat met ingang van 2020 (uitbetaling in 2021) het hoge tarief van het LIV is gehalveerd van maximaal € 2.000 naar maximaal € 1.000 per jaar en vanaf 2022 vanwege de taakstelling ter dekking van het temporiseren van de AOW-leeftijd.

Werkgevers hebben daarnaast in overleg met het kabinet onderzocht of voor het geheel aan instrumenten in de Wet tegemoetkomingen loondomein tot een effectievere invulling gekomen kan worden. Uitkomst van deze gesprekken is dat de LIV-gelden per 2025 elders binnen de Wtl worden ingezet. Hierdoor zijn er structureel geen uitgaven meer aan het LIV.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV) bestaat sinds 2018. Het is geïntroduceerd ter compensatie van de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en per 1 juli 2019. Het Jeugd-LIV compenseert werkgevers tijdelijk voor deze loonkostenstijgingen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan het Jeugd-LIV dalen vanaf 2021. Het Jeugd-LIV is met ingang van 2020 (uitbetaling 2021) gehalveerd en wordt met ingang van 2024 (uitbetaling 2025) afgeschaft ter dekking van de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd. Door de verlaging en afschaffing van het jeugd-LIV ontvangen werkgevers voor werknemers van 18 tot 21 jaar respectievelijk vanaf 2020 een lagere bijdrage en vanaf 2024 geen bijdrage meer voor de hogere loonkosten door de verhoging van het minimumjeugdloon per 2017 en 2019. Daarnaast dalen de uitgaven door de verlaging van de leeftijd die recht geeft op het reguliere minimumloon per 1 juli 2019, waardoor sommige jongeren niet meer in het Jeugd-LIV vallen.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten, LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten en LKV Doelgroep Banenafspraak en scholingsbelemmerden. De LKV’s zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV Ouderen, LKV Arbeidsgehandicapten en LKV Herplaatsing Arbeidsge-handicapten

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV Ouderen.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV Ouderen, het LKV Arbeidsgehandicapten en het LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten is € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van deze tegemoetkomingen is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een mobiliteitsbonus ontving. Uitzondering hierop is de LKV Herplaatsing Arbeidsgehandicapten.

LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep Banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV Banenafspraak en scholingsbelemmerden. Dit betreft bijvoorbeeld mensen die onder de Participatiewet vallen en geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen, mensen die op een reguliere werkplek werken met een Wsw-indicatie en Wajongers met arbeidsvermogen. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar.

Om de duurzaamheid van de banen voor mensen uit de doelgroep banenafspraak te vergroten, vinden er per 2024 twee wijzigingen plaats in het LKV banenafspraak. Het LKV banenafspraak wordt structureel beschikbaar in plaats van maximaal drie jaar na in dienst treden. Daarnaast kunnen werkgevers het LKV banenafspraak vanaf 2024 toepassen voor alle werknemers die ze in dienst hebben en niet alleen voor de werknemers die onlangs in dienst zijn getreden.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LKV is per januari 2018 ingevoerd. Naar verwachting stijgen de uitgaven aan het LKV doordat werkgevers nog bekend moeten raken met de nieuwe systematiek van de loonkostenvoordelen en door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Daarnaast zijn er vanaf 2025 middelen gereserveerd voor het structureel beschikbaar maken van het LKV Banenafspraak voor iedereen uit de doelgroep en voor de invoering van het LKV Jongeren.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De regeling wordt met terugwerkende kracht ingevoerd. Voor 1 oktober 2020 dienen aanvragen voor compensatie van vergoedingen betaald tussen 1 juli 2015 en 31 maart 2020 te zijn ingediend. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

In 2020 en 2021 vindt de compensatie van transitievergoeding voor de periode 1 juli 2015 tot en met 31 maart 2020 plaats. Daarom zijn de uitgaven in deze jaren hoger dan vanaf 2022 het geval is.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

In 2021 start de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeeindiging vanwege pensionering, ziekte of overlijden. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de betaalde transitievergoeding. Over de jaren is een gelijk gebruik verondersteld.

Subsidies

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

De subsidie voor duurzame inzetbaarheid (DI) en leven lang ontwikkelen (LLO) heeft betrekking op het meerjarige investeringsprogramma DI en LLO (€ 10 miljoen per jaar), dat is voortgekomen uit het pensioenakkoord. De afwijking van de € 10 miljoen vanaf 2021 is een saldo van een kasschuif van € 4 miljoen van 2020 naar de vier opvolgende jaren en middelen die zijn overgeboekt naar artikel 96 ter dekking van de personele kosten voor dit programma.

Stimuleringsregelig LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen voor mkb-bedrijven (SLIM) en specifiek voor drie sectoren (landbouw, horeca en recreatie) gestart. Omdat de subsidie achteraf wordt uitgekeerd is in 2021 als eerste jaar het volledige budget beschikbaar; activiteiten vinden al wel in 2020 plaats. In 2025 is het budget hoger omdat daar zowel de middelen voor de subsidies die dat jaar worden afgerekend als in dat jaar worden toegekend zijn opgenomen. Een gedeelte van de middelen (bijna € 11 miljoen) is overgeboekt naar het Ministerie van OCW om toe te voegen aan de bestaande subsidieregeling praktijkleren. Werkgevers in de betreffende drie sectoren krijgen extra subsidie voor het aanbieden van bbl-leerplekken.

Voor 2021 is er in verband met de door de coronacrisis ontstane extra behoefte aan scholing en begeleiding een extra compartiment toegevoegd aan de SLIM-regeling. Hierdoor kunnen mkb-bedrijven meer subsidie krijgen voor het versterken van de leercultuur op de werkvloer via bedrijfsscholen en leerambassadeurs. Voor deze activiteiten is een extra bedrag van € 41,5 miljoen opgenomen.

Stimulans arbeidsmarktpositie

Vanaf 2022 zijn er middelen beschikbaar voor de subsidieregeling STimulering ArbeidsmarktPositie (STAP). Deze regeling vervangt de fiscale regeling voor de aftrek van scholing. In de jaren tot en met 2025 is het budget lager. Dit komt doordat eerder middelen naar voren zijn geschoven ten behoeve van het actieprogramma LLO en voor de implementatiekosten van STAP die onder andere UWV in 2020 en 2021 maakt.

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging werkgelegenheid

De NOW bestaat uit meerdere tranches. Voor de eerste twee tranches (NOW1 en NOW2) die een looptijd hebben tot 1 oktober 2020 vinden ook in 2021 en 2022 uitgaven plaats. De NOW kent namelijk een bevoorschotting van 80%. Bij de definitieve vaststelling van de subsidie vinden eventuele nabetalingen plaats. Daarnaast start vanaf 1 oktober NOW3.

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies Caribisch Nederland

De uitgaven aan de noodregeling voor Caribisch Nederland bedragen naar verwachting in 2021 € 16 miljoen.

NL leert door

In 2021 is er ruim € 95 miljoen beschikbaar voor de subsidieregeling NL leert door. Dit betreffen middelen ten behoeve van online scholing (€ 42 miljoen) en ontwikkeladviezen (€ 30 miljoen). Een gedeelte van de middelen is bestemd voor het afrekenen van in 2020 gestarte activiteiten. In 2022 is € 18 miljoen gereserveerd voor online scholing.

Tijdelijke subsidieregeling DI en eerder uittreden

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden en het faciliteren van langer doorwerken, het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die vrijgesteld zijn van RVU-heffing (na inwerkingtreding van de betreffende wetgeving). Daarnaast kan subsidie aangevraagd worden om faciliteiten voor werkenden te introduceren om inzicht te krijgen in de effecten op het inkomen en pensioenuitkering bij het gebruik maken van diverse regelingen. 

Overige subsidies algemeen

Dit betreft verschillende subsidies op het beleidsterrein van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan stichting De letselschade Raad en aan de Long Alliantie Nederland ter preventie van werkgerelateerde longziekten. Met de subsidieregeling Eerlijk en Gezond Werk worden projecten in branches en bedrijven die hieraan een bijdrage leveren financieel ondersteund.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Daarnaast zijn er middelen gereserveerd voor onderzoek en voorlichtingscampagnes.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen en de bijdrage aan Netspar.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan onder meer de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is ruim € 4 miljoen gereserveerd.

Voor de uitvoeringskosten voor het innen van de bestuurlijke boetes opgelegd door de Inspectie SZW is structureel € 0,2 miljoen geraamd ten behoeve van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Ontvangsten

Dit betreft met name boeteontvangsten (€ 24,0 miljoen). De raming van de boeteontvangsten van de Inspectie SZW is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal inspecties en wat er wordt waargenomen bij deze inspecties. Overigens zijn boeteontvangsten niet taakstellend voor de Inspectie SZW. Zij stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten. De Inspectie SZW stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Daarnaast gaat het om ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod (€ 1,0 miljoen).

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Levensloopverlofkorting betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 18 Fiscale regelingen 2019-2021, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2019

2020

2021

Arbeidskorting

18.943

20.845

23.012

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.842

1.775

1.661

BTW Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

849

807

847

Arbeidsmarkt

De afgelopen jaren is de werkloosheid steeds gedaald. Als gevolg van de coronacrisis zal de werkloosheid dit jaar en volgend jaar sterk toenemen.

Tabel 19 Kerncijfers Arbeidsmarkt
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.017

9.125

9.267

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

8.579

8.774

8.953

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

438

350

314

Werkloosheidspercentage

4,9

3,8

3,4

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

8,9

7,2

6,7

 

25 tot 45 jaar

3,7

2,8

2,8

 

45 tot 75 jaar

4,4

3,6

2,7

Bron: CBS, Statline.

De werkzame beroepsbevolking kan worden uitgesplitst in vaste en flexibele arbeidsrelaties en zelfstandigen. Het aandeel werkenden met een vaste arbeidsrelatie stijgt met het opleidingsniveau (Figuur 5). Vooral voor lager opgeleiden vormen flexibele arbeidsrelaties een relatief groot deel van de niet-vaste contractvormen. Het aandeel zelfstandigen is bij de groep hoger opgeleiden groter.

Figuur 5 Werkzame beroepsbevolking: aandeel contractvorm naar opleidingsniveau

Bron: CBS, Statline

Gezond en veilig werken

In 2019 heeft 1,5% van de werknemers een arbeidsongeval gehad met ten minste een dag verzuim. Het ziekteverzuim is in 2019 ten opzichte van 2018 met 0,1%-punt toegenomen. Het betreft een beperkte toename; het ziekteverzuim is in de periode 2017–2019 0,4%-punt toegenomen. Werknemers verzuimden in 2019 gemiddeld 4,4 op de honderd werkdagen.

In 2019 vonden 3 incidenten met gevaarlijke stoffen plaats. In meerjarig perspectief schommelt het aantal tussen 3 en 6.

Tabel 20 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,6

1,5

1,5

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,3

Ziekteverzuim (%)3

4,0

4,3

4,4

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

3

1

3

Naleving zorgplicht Arbowet (%)5

81

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)6

3,7

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,8

1

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden.

2

CBS/TNO, zelfstandigenenquête arbeidsomstandigheden. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Inspectie SZW, administratie, conform de waarde uit het EU-systeem. Een incident uit de realisatie 2017 heeft in 2016 plaatsgevonden.

5

Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf. De monitor wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

6

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt, kan deels worden toegeschreven aan cao’s die in het ene jaar wel, en het andere jaar geen actuele looptijd kennen. Daarnaast speelt een rol dat niet elk jaar evenveel werknemers onder de lopende cao’s vallen.

Tussen 2018 en 2019 was er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. Er is een stijging in met name twee categorieën waargenomen, te weten tewerkstellingsvergunningen voor bijkomende werkzaamheden voor buitenlandse studenten (van 3.300 in 2018 naar 4.500 in 2019) en tewerkstellingsvergunning dan wel positieve adviezen voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid die zijn afgegeven op de regeling voor de Aziatische horeca (van 1.900 in 2018 naar 3.100 in 2019).

Tabel 21 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.518

5.615

5.654

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.714

4.790

4.668

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

804

825

841

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

8,9

10,1

13,3

1

SZW, administratie.

2

UWV, jaarverslag.

Handhaving

De Inspectie SZW is de toezichthouder en opsporingsinstantie op het terrein van het Ministerie van SZW. Met haar toezicht draagt de Inspectie SZW bij aan gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Daarnaast voert de Inspectie SZW in opdracht van het Ministerie van VWS strafrechtelijke onderzoeken uit naar fraude in de zorg en signaleert ze op grond van bevindingen uit strafrechtelijke onderzoeken aan de Minister van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

In het regeerakkoord 2017-2021 is € 50 miljoen per jaar vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW conform het Inspectie Controle Framework (ICF). Eind 2018 is dat bedrag aangevuld met een extra € 0,5 miljoen voor de aanpak van arbeids(markt)discriminatie bij werving en selectie (Kamerstukken II, 2018/19, 29 544, nr. 846). Het regeerakkoord bevestigt hiermee het belang van handhaving als een randvoorwaarde voor een werkende arbeidsmarkt en een functionerend stelsel van sociale zekerheid. In de SZW Begroting 2018 en 2019 en in diverse Kamerbrieven zijn de met deze extra ICF-middelen te behalen doelen verwoord (Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2017/18, 34 775 XV, nr. 74, Kamerstukken II 2018/19, 35 000 XV, nr. 1, Kamerstukken II 2018/19, 29 544, nr. 846). De Inspectie SZW stuurt met de kengetallen «Inspectie Control Framework» op het behalen van deze doelen. Daarnaast investeert de Inspectie SZW in de verdere ontwikkeling van haar werkwijze. Naast de genoemde versterking van de inspectieketen betreft dit de verdere verankering binnen de organisatie van het programmatisch werken en de beweging van ‘streepjes naar effect’. Dat uit zich onder meer in de opname van kengetallen voor het ICF in de SZW Begroting sinds 2018. Vanaf het Jaarplan Inspectie SZW 2018 wordt per programma het beoogde maatschappelijk effect verwoord en wordt hier in de Jaarverslagen van de Inspectie SZW over gerapporteerd.

De impact van de coronacrisis is ongekend. De directe gevolgen voor de arbeidsmarkt zijn groot, omdat hele sectoren tijdelijk hun deuren hebben moeten sluiten, zelfstandigen opdrachten zagen wegvallen en werknemers in onzekerheid thuiszaten of wel doorwerkten in sterk veranderde omstandigheden. Het zet de bekende risico’s verbonden aan het verrichten van arbeid in een ander daglicht. Het leidt ook tot nieuwe risico’s voor veilig, gezond en eerlijk werk plus risico’s op fraude met regelingen ter ondersteuning van bedrijven tijdens de coronacrisis. In haar Jaarverslag 2019 heeft de Inspectie SZW de aanpassingen in haar werkwijze en programmering al kort benoemd. Uit de aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigranten (Kamerstukken II 2019/20, 29 861, nr. 51) vloeien ook aanpassingen voort.

In overeenstemming met het kabinetsbeleid zijn inspecties en recherche­onderzoeken van 13 maart tot begin juni 2020 ter plekke beperkt tot spoedeisend ongevalsonderzoek en urgente benadelingssituaties. Sinds begin juni 2020 worden inspecties en rechercheonderzoeken ter plekke uitgevoerd, mits gewerkt kan worden overeenkomstig de risicobeperkende maatregelen die voortvloeien uit de Risico Inventarisatie en Evaluatie. De Inspectie SZW zal ook tot in 2021 blijven meebewegen als de omstandigheden en kabinetsbesluiten daartoe aanleiding geven, bijvoorbeeld een geleidelijke openstelling van sectoren.

Dit aanpassen van de werkwijze doorkruist uiteraard de voorgenomen inzet van de Inspectie SZW uit haar Meerjarenplan 2019-2022 (MJP) in het algemeen en haar Jaarplan 2020 in het bijzonder. Het Jaarplan 2020 van de Inspectie SZW is daarom bijgesteld (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 XV, nr. 96). Eind 2020 komt zoals gepland de Mid-term Review van het Meerjarenplan 2019-2022 gereed. Aan de hand van de resultaten van deze review wordt bezien of, en zo ja, welke (her-)prioritering nodig zal zijn op basis van de huidige en nieuwe ontwikkelingen en risico’s, inclusief de directe effecten van de coronacrisis alsmede de indirecte effecten, zoals de genoemde aanbevelingen van het Aanjaagteam Arbeidsmigranten.

Ook in 2021 organiseert de Inspectie SZW haar activiteiten in programma’s. Per programma wordt bepaald wat de beoogde maatschappelijke effecten zijn, met welke resultaten de Inspectie SZW wil bijdragen aan de realisatie ervan en met welke (mix van) interventies zij die resultaten wil realiseren. Daarbij zoekt de Inspectie SZW de samenwerking met relevante publieke en private partners in de handhavingsketen. Dit alles gericht op maximaal maatschappelijk effect. Daar waar effect wordt bereikt, is het vaak niet mogelijk om een causaal verband tussen interventies en effect aan te tonen. In die gevallen zal de Inspectie SZW zich richten op het plausibel maken van dit verband in het eigen Jaarverslag, zoals ook vanaf het Jaarverslag 2018 per programma is gedaan. Dit borgt tevens een doeltreffende en doelmatige inzet van de uit het ICF voortvloeiende middelen. De Inspectie SZW gaat jaarlijks in haar Jaarplan specifieker in op de per programma beoogde resultaten en effecten. Het Jaarplan 2021 wordt in november openbaar gemaakt.

Naast het benoemen van de resultaten en effecten van de toezichtsprogramma’s, hanteert de Inspectie SZW een set indicatoren zoals opgenomen in tabel 22. Deze indicatoren geven op hoofdlijnen de ontwikkelingen van de in het ICF genoemde punten weer en de bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van maatschappelijk effect.

Inspectie Control Framework

De Inspectie SZW wil met de bij het regeerakkoord vrijgemaakte extra middelen de voor 2020 en 2023 geformuleerde ICF-doelen bereiken. Dat zijn voor 2020 een herstel van de balans tussen ongevalsonderzoeken en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Veilig en Gezond en verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo-bedrijven naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Inspectie SZW in 2023 het niveau van informatiegestuurd werken van 2 naar 3 brengen (zie de derde voetnoot bij de tabel voor de definitie van deze niveaus). Bovendien streeft de Inspectie SZW naar een verdubbeling van de inspectiedekking eerlijk werk in 2023 naar 2%.

Capaciteitsinzet

De kerncijfers «Capaciteitsinzet» geven weer hoe de beschikbare capaciteit is verdeeld over de diverse domeinen. De beoogde capaciteitsverdeling is een uitvloeisel van de inzet van de ICF-middelen uit het regeerakkoord en de meerjarenprogrammering van de Inspectie SZW. Het streven is dat in 2023 het relatieve aandeel van toezicht op ‘eerlijk werk’ zal zijn toegenomen.

Effect

De bijdrage van de Inspectie SZW aan de realisatie van het beoogde maatschappelijk effect wordt op hoofdlijnen afgemeten aan de informatie over het handhavingspercentage. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt een indicatie voor de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om risicogericht werkgevers te bezoeken die de wet overtreden. Het streven is dat bij meer dan de helft van de bij eerste inspectie bezochte bedrijven hiervan sprake is. Als de Inspectie SZW daarin slaagt, ligt het handhavingspecentage bij eerste inspectie boven de 50%. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Inspectie SZW erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij niet-nalevende werkgevers. Het streven is dat meer dan de helft van de bij herinspectie bezochte bedrijven de regels alsnog naleven. Als de Inspectie SZW daarin slaagt, ligt het handhavingspecentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 22 Inspectie SZW: Inspectie Control Framework, capaciteitsinzet en effect
 

Realisatie 2019

Raming 2020

Raming 2021

Raming 2023

Inspectie Control Framework

    

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)

25:75

50:50

1

1

Deelname Inspectie SZW aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)2

70

>90

1

1

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)3

1

1

3

Inspectiedekking Eerlijk werk (%)4

1

1

2

Capaciteitsinzet5

    

Gezond en Veilig (%)

42

1

1

34

Gevaarlijke Stoffen (%)

13

1

1

13

Arbeidsdiscriminatie (%)

3

1

1

2

Eerlijk (%)

40

1

1

50

Werk en Inkomen (%)

2

1

1

1

Effect6

    

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

46

>50

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

16

<50

<50

<50

Handhavingspercentage Brzo7

43

40

40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

47

>50

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

42

<50

<50

<50

1

De Inspectie SZW heeft voor de tussenliggende jaren geen doelen geformuleerd. De uitbreiding richt zich op doelen in 2020 of 2023. Voor de tussenliggende jaren zijn geen betekenisvolle doelen mogelijk.

2

De definitie van deze indicator is met ingang van 2019 aangepast aan de definitie zoals deze wordt gehanteerd in de rapportage van de Brzo-partners.

3

Definitie niveau 2: "Interne informatie wordt gestructureerd verzameld in de eigen organisatie en informatie geeft antwoord op wat het probleem is". Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol". Een implementatieplan is opgesteld om in stappen van activiteiten in 2023 niveau 3 te bereiken. In de tussenliggende jaren is de realisatie niet uit te drukken in een realisatiecijfer.

4

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Inspectie SZW toezicht heeft gehouden. Voor 2019 is geen realisatie beschikbaar. Het kerncijfer is geconcretiseerd voor 2020, waarbij naast inspecties ook het bereik van andere interventies wordt meegenomen. In haar Jaarverslag 2020 zal de Inspectie SZW over de stand van zaken rapporteren.

5

Betreft alleen de capaciteitsinzet in de programma's.

6

In 2019 is sprake geweest van een wijziging in het registratiesysteem. Dit heeft tot gevolg dat de berekening van het handhavingspercentage 2019 is gewijzigd. Dit heeft een beperkte invloed op de hoogte van het percentage.

7

Bij het inspecteren van Brzo-bedrijven bestaat er geen onderscheid tussen eerste inspecties en herinspecties. De werkwijze is dat de Inspectie SZW blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Licence