Base description which applies to whole site

Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Hierbij is ook aandacht voor de gevolgen van corona voor het beroep op de bijstand. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Breed Offensief

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 115, nr. 138, nr. 163). Het breed offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie, het bevorderen van ondersteuning op maat, en het werken lonender maken voor mensen met een beperking. Voor een aantal van de voorstellen is wetswijziging noodzakelijk. Het daartoe strekkende wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (uitvoeren Breed Offensief) is op 13 februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 2). Op 11 juni jl. is de Nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 8). De Tweede Kamer heeft inmiddels besloten dat de behandeling van het wetsvoorstel na de zomer plaatsvindt. Het streven is dat het wetsvoorstel op 1 juli 2021 wordt ingevoerd.

In verband met het voorstel om een gedeelte van de inkomsten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken vrij te laten, is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is reeds € 22 miljoen ingezet voor maatregelen uit het wetsvoorstel. De bestemming van de resterende middelen wordt momenteel met gemeenten besproken om tot een doelmatige besteding te komen.

Armoede en schulden

De huidige coronacrisis raakt ons allen, financieel kwetsbare personen in het bijzonder. Het kabinet zet zich, samen met gemeenten en maatschappelijke organisaties, ervoor in dat mensen die het financieel moeilijk hebben niet nog verder in de financiële problemen komen als gevolg van de corona-uitbraak. Er is gelukkig een goede infrastructuur in Nederland om mensen in armoede en met schulden te ondersteunen. Bovendien heeft het kabinet al een aantal extra tijdelijke maatregelen genomen in het licht van de coronacrisis, zoals noodsteun aan de voedselbanken en afspraken dat in principe geen uithuiszettingen plaatsvinden (Kamerstukken II 2019/20, 35 415, nr. 11). 

De verwachting is desondanks dat het aantal mensen met problematische schulden en met een risico op armoede zal toenemen. Voor de aanpak hiervan heeft het kabinet in het kader van het steun- en herstelpakket in totaal ongeveer € 150 miljoen beschikbaar gesteld. Onderdeel van deze aanpak is dat het kabinet wil komen tot een versnelling en intensivering van het armoede- en schuldenbeleid. Het kabinet is hierover thans met veel betrokken partijen in gesprek. Later dit jaar zal het kabinet de Tweede Kamer informeren over de resultaten van deze gesprekken.

Het kabinet heeft bij de aanpak van armoede bijzondere aandacht voor de positie van kinderen. In 2021 zet het kabinet de aanpak van kinderarmoede met kracht voort. In 2019 heeft het kabinet in samenwerking met de VNG vier ambities kinderarmoede geformuleerd (Kamerstukken II 2018/19, 24 515, nr. 484). Deze zijn erop gericht dat ieder kind in een gezin met een laag inkomen kan meedoen; op een daling van het aantal huishoudens met kinderen met een laag inkomen; op het bieden van inzicht in kansarmoede onder kinderen; en op het verzamelen en delen van goede voorbeelden. De ambities zijn dit jaar nader uitgewerkt. In lijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen streeft het kabinet naar een afname van het aantal kinderen in armoede van 9,2 procent in 2015 naar 4,6 procent in 2030 (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 494). Het kabinet zal elke twee jaar over de voortgang van de ambities rapporteren. In 2021 zal het kabinet de eerste rapportage evenals een evaluatie van de bestuurlijke afspraken met de VNG over kinderarmoede aan het parlement aanbieden.

Momenteel loopt een verkenning door de SER van het thema werkende armen. Deze verkenning kan het kabinet aanleiding geven om ook op dit terrein nadere maatregelen te nemen.

Op 15 juni 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang en de resultaten van de brede schuldenaanpak (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 533). Die aanpak is gericht op preventie en vroegsignalering van schulden, ontzorgen en realiseren van een maatschappelijk verantwoorde incasso. Het komend jaar staat onverminderd in het teken van wetgeving en het uitvoeren en verder uitwerken van de plannen en maatregelen. Zowel de wijziging van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, waarmee het vroegtijdig signaleren van schuldenproblematiek een wettelijke basis krijgt, als de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet zullen op 1 januari in werking treden. Beide wetten zijn gezien de verwachte toename van mensen met problematische schulden van extra waarde. Het is mede daarom dat het kabinet ook wanneer wellicht nog niet alle betrokken partijen de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet per 1 januari volledig kunnen uitvoeren, toch tot invoering van deze wet - die het bestaansminimum van mensen met schulden beter borgt - wil overgaan. Het naar verwachting beperkte aantal partijen dat per 1 januari nog niet volledig uitvoering kan geven aan de wet, zal een korte overgangstermijn worden geboden om alsnog de implementatie verantwoord te kunnen afronden (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 532). De parlementaire behandeling van de wetgeving gericht op verbreding van het beslagregister (wetsvoorstel stroomlijning keten voor derdenbeslag) zal in 2021 plaatsvinden.

Onverminderd en met urgentie wordt in 2021 doorgewerkt aan de brede schuldenaanpak.

Handhaving

Begin 2020 is een voorstel tot wijziging van de Participatiewet ingediend bij de Tweede Kamer, met als doel het wegnemen van de onterecht gunstige positie van mensen met fraudevorderingen bij de toegang tot het recht op bijstand. Dit wordt bereikt door alle vorderingen en boetes wegens schending van de inlichtingenplicht binnen de gehele sociale zekerheid uit te sluiten als schuld bij de vermogenstoets.

Het kabinet streeft ernaar, nadat het wetsvoorstel door de Eerste Kamer is aangenomen, dit zo snel mogelijk in werking te laten treden. Naar verwachting is dit in de eerste helft van 2021.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2019 was om 55.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting; 40.000 in de sector markt en 15.000 in de sector overheid. De doelstelling van 55.000 banen is met 61.615 extra banen ruim gehaald.

Met 51.829 banen heeft de sector markt de doelstelling van 40.000 banen weer gehaald. Helaas hebben de overheidswerkgevers de doelstelling ook in 2019 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 9.786 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2019 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. De coronacrisis heeft geen invloed gehad op de resultaten over 2019. De mogelijke effecten van de coronacrisis worden pas zichtbaar in de resultaten over 2020.

De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. Gevolg gevend aan de uitvoering van de motie Nijkerken-de Haan c.s. (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 126) heeft de Staatssecretaris anticiperend op deze vereenvoudiging in het wetsvoorstel deactivering en uitstel quotumheffing het opleggen van de quotumheffing opgeschort tot uiterlijk 1 januari 2022. De wet die dit regelt, is vanaf 1 januari 2020 in werking getreden. In juli 2019 (Kamerstukken II 2018/19, 34 353, nr. 168) heeft zij de Kamer geïnformeerd over de uitwerking van de vereenvoudiging. Het wetsvoorstel hiervoor zal naar verwachting eind 2020 aan de Kamer aangeboden worden.

Tabel 23 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20191

Streefwaarde 20192

Streefwaarde 20202

Streefwaarde 20212

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

51.829

40.000

50.000

60.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

9.786

15.000

17.500

20.000

1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Tweede Kamer, 2013-2014, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Tabel 24 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Verplichtingen

6.898.061

10.826.180

8.133.112

8.210.753

8.154.324

8.094.511

8.053.926

        

Uitgaven

6.927.241

10.834.530

8.148.597

8.216.853

8.155.799

8.094.574

8.053.926

waarvan juridisch verplicht

  

99,6%

    
        

Inkomensoverdrachten

6.875.960

10.751.439

8.080.148

8.164.055

8.109.028

8.047.692

8.002.107

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

6.084.680

6.378.333

6.845.226

7.245.067

7.176.450

7.100.839

7.028.259

Participatiebudget

700

0

0

0

0

0

0

TW

442.200

470.163

496.673

504.476

499.309

492.811

487.587

AIO

309.006

335.141

365.962

389.494

408.996

429.661

461.835

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

35.027

3.560.916

365.029

17.640

16.784

16.784

16.784

Bijstand overig

1.168

1.000

960

910

860

820

780

Onderstand (Caribisch Nederland)

3.179

5.886

6.298

6.468

6.629

6.777

6.862

Subsidies (regelingen)

36.278

48.578

24.489

20.660

14.522

13.424

13.361

Sectorplannen

2.745

1.042

0

0

0

0

0

Armoede en schulden

4.335

3.040

1.140

95

0

0

0

DWSRA

6.061

8.000

0

0

0

0

0

Europees fonds meestbehoeftigen

90

100

100

0

0

0

0

Regionale kansen kinderen

1.635

414

0

0

0

0

0

Alle kinderen doen mee

10.904

10.079

11.431

13.780

10.000

10.000

10.000

Overige subsidies algemeen

7.447

22.791

8.704

3.671

1.408

247

247

SBCM

2.810

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

NIBUD

251

312

314

314

314

377

314

Opdrachten

3.125

22.595

32.482

20.660

20.771

21.980

26.980

Bekostiging

1.655

1.739

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

ZonMw

1.655

1.739

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

223

170

172

172

172

172

172

ZonMw

223

170

172

172

172

172

172

Bijdrage aan sociale fondsen

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

0

9

9

9

9

9

9

Contributie CASS

0

9

9

9

9

9

9

        

Ontvangsten

28.393

20.458

4.415

12.859

120.825

182.426

185.293

Algemene ontvangsten

28.393

20.458

4.415

12.859

19.325

19.526

20.093

Tozo retour kapitaal verstrekkingen

0

0

0

0

101.500

162.900

165.200

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die worden gedeclareerd en gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. Dit geldt voor de rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen € 7 miljard) dat vóór oktober 2020 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2021, maar ook voor UWV (Toeslagenwet € 0,5 miljard) en de SVB (AIO € 0,4 miljard).

Subsidies:

De subsidies zijn voor 85% juridisch verplicht. De circa 15% kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan hebben betrekking op subsidies voor armoede onder kinderen en voor overige (incidentele) subsidies algemeen.

Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 10% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 3,2 miljoen. Zie ook de toelichting van het financiële instrument Opdrachten.

Bekostiging:

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het kasbudget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

Analoog aan het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.

Bijdrage aan sociale fondsen:

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht en vormen compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties:

De bijdrage aan de CASS bedraagt € 0,009 miljoen per jaar en is per 2020 overgegaan van I&W naar SZW en is 100% verplicht en geldt tot nader order.

Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2021 geraamd op bijna € 7 miljard. In 2021 wordt hiervan een bedrag van € 13,8 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2019. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicorempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort, dat over 2019 meer bedraagt dan 7,5% en over 2017, 2018 en 2019 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2019, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2019 (te financieren uit het macrobudget 2021). In tabel 25 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 25 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025

Macrobudget participatiewetuitkeringen

6.084.6801

6.378.333

6.845.226

7.245.067

71.764.450

7.100.839

7.028.259

        

Macrobudget participatiewetuitkeringen

6.072.605

6.374.957

6.845.226

7.245.067

7.176.450

7.100.839

7.028.259

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.658.801

5.968.726

6.424.094

6.836.550

6.772.650

6.713.643

6.678.818

IOAW

350.536

328.387

316.248

323.192

316.971

299.169

260.871

IOAZ

31.838

30.719

30.999

32.478

33.982

35.180

35.723

BBZ2

31.429

47.125

73.885

52.847

52.847

52.847

52.847

        

Correctie verdeelmodel

12.075

3.376

     
1

Toelichting definitief macrobudget 2019; berekening SZW.

2

In 2019 betreft dit enkel het budget voor levensonderhoud voor startende ondernemers (BBZ). Vanaf 2020 is het budget voor levensonderhoud voor gevestigde ondernemers hieraan toegevoegd.

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en onvoldoende over eigen middelen van bestaan beschikt, kan in aanmerking komen voor bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 26 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 26 Netto bijstandsnormen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2020

Gehuwd / samenwonend

1.512,901

Alleenstaande (ouder)

1.059,031

1

Bron:

Budgettaire ontwikkelingen

Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies.

De invoering van een aantal wetswijzigingen leidt tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Dit zijn onder andere de invoering van de Participatiewet en de invoering van het onderdeel WW-duurverkorting in de Wet werk en zekerheid. Als gevolg van de coronacrisis en op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt in 2021 en 2022 een hoger bijstandsbestand verwacht, dat na 2022 langzaam daalt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 27 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 27 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

361

382

412

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 28 bevat informatie over re-integratie door gemeenten. De voorzieningen die gemeenten aanbieden bestaan onder meer uit proefplaatsingen, jobcoaching, trainingen en opleidingen. Sinds de invoering van de Participatiewet in 2015 hebben gemeenten ook de beschikking gekregen over het instrument structurele loonkostensubsidie en zijn zij verantwoordelijk voor het naar behoefte creëren van beschut werk. Bovendien is geen nieuwe instroom in de Wsw meer mogelijk.

Tabel 28 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

256

270

231

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

190

198

175

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

45

46

213

    

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

44

52

49

 

waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet

9,1

13

18

    

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)4

87

83

78

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

37

38

37

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

6,6

6,4

6,7

1

CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

2

CBS, Uitstroom na re-integratie.

3

Het cijfer over 2019 betreft de eerste twee kwartalen.

4

Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 29 bevat informatie over mensen die werken onder de Banenaf-spraak, of op een beschutte werkplek onder de Wsw of de Participatiewet. Dit zijn veelal mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt zijn. Per saldo zijn over de drie wettelijke kaders eind 2019 ruim 20% meer mensen aan het werk dan eind 2015.

Tabel 29 Kerncijfers Werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

149

162

167

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

99

113

120

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2

49

47

43

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

1,2

2,5

4,0

1

UWV, Factsheet banenafspraak.

2

Onder 'interne' plaatsing valt ook 'werken op locatie' (WOL), waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf. Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek.

3

UWV, Rapportage beschut werk.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/ IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 30. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen.

Tabel 30 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2020

Gehuwd / samenwonend

1.689,30

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners

1.328,71

Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

844,65

Budgettaire ontwikkelingen

De IOAW-uitgaven dalen in 2021 door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. Dit leidt ertoe dat in 2021 minder mensen een beroep kunnen doen op de IOAW. Vanaf 2022 is de verslechterde conjunctuur als gevolg van de coronacrisis terug te zien in de volumeontwikkeling van de IOAW, dat komt door de vertraagde doorwerking van de conjunctuur. De vertraging treedt op doordat het grootste deel van de IOAW-instroom eerst WW-gerechtigd is geweest. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de verhoging van de AOW-leeftijd. Dit heeft een opwaarts effect op de uitgaven, doordat mensen later de AOW-leeftijd bereiken. De uitgaven aan de IOAZ nemen vooral toe door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 31 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

23

22

21

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,9

1,9

1,9

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is, het inkomen onvoldoende is of de onderneming levensvatbaar is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is in principe gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 26) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud in 2021 worden geraamd op € 74 miljoen. Na afloop van de Tozo per 1 juli 2021 is de verwachting dat een deel van de Tozo-gerechtigden door zal stromen naar het Bbz. Uitgaven in 2021 vallen daardoor hoger uit.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 32 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,1

2,8

4,4

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van SZW daarbij, veelal in samenwerking met de VNG en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico’s, zoals verzwegen vermogen in het buitenland, of wijzigingen in wet- en regelgeving. De VNG rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen op het gebied van fraude en doet beleidsaanbevelingen. Het komende jaar verkent de VNG de mogelijkheden tot het zetten van gerichte stappen om te komen tot een eenduidige registratie van fraudesignalen en de afhandeling van fraudesignalen door gemeenten. Daarnaast wordt ingezet op de doorontwikkeling van handhaving als onderdeel van de integrale voorwaardelijke dienstverlening. Het Ministerie van SZW faciliteert de VNG hierbij.

Tabel 33 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving algemene bijstand)
  

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

75

72

73

Kennis van de verplichtingen (%)

88

86

86

  

Ontstaansjaar vordering

  

2017

2018

2019

Terugvordering4

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%)

31

23

12

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

4

CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;

  • Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 34 Normbedragen TW bruto per dag, exclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2020

Gehuwd / samenwonend

77,24

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

56,57

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners

35,96

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de Toeslagenwet nemen tot en met 2022 met enkele tientallen miljoenen toe als gevolg van de coronacrisis. De hogere werkloosheid als gevolg van de coronacrisis leidt tot meer mensen met een WW-, ZW- en IOW-uitkering. Hierdoor zijn er naar verwachting ook meer mensen die een TW-aanvulling ontvangen op een van deze uitkeringen. In 2020 bedraagt het gemiddeld jaarvolume naar verwachting 110.000 uitkeringsjaren, in 2021 118.000 uitkeringsjaren. Na een piek van zo'n 121.000 uitkeringsjaren in 2022 normaliseren de TW-volumes zich naar verwachting vanaf 2023 weer. Deze normalisering gaat gepaard met de verwachte normalisering van de werkloosheidscijfers vanaf 2022.

Beleidsrelevante kerncijfers

De gemiddelde toeslag per jaar blijft naar verwachting redelijk constant in 2020 en 2021.

Tabel 35 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

105

110

118

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.489

3.547

3.502

1

UWV, Juninota.

Handhaving

Samen met UWV wordt momenteel onderzocht hoe risico’s in de uitvoering van de Toeslagenwet kunnen worden beperkt en of er aanpassingen in wet- en regelgeving en/of de uitvoeringspraktijk nodig zijn. Sinds 2019 worden door middel van extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht.

De TW kerncijfers fraude en handhaving over 2019 vertonen een stabiel beeld ten opzichte van 2018.

De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2019 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat fraudevorderingen gedurende 10 jaar kunnen worden ingevorderd.

Tabel 36 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Opsporing1

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

2,7

1,8

2,0

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

2,0

1,2

1,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

6,7

4,5

4,7

  

Ontstaansjaar vordering

  

2017

2018

2019

Terugvordering1

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%)

36

23

17

1

UWV, jaarverslag.

2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 37 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2020

Gehuwd / samenwonend

1.606,88

Alleenstaande (ouder)

1.184,26

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag vanaf 2015. Vanaf 2022 nemen de uitgaven minder snel toe, omdat de AOW-leeftijd dan weer wordt verhoogd. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor zal de AOW-leeftijd in 2025 niet worden verhoogd. De uitgaven nemen hierdoor in 2025 sneller toe dan in eerdere jaren.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 38 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

47

50

54

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De SVB heeft in 2019 extern onderzoek laten verrichten naar de wijze waarop de SVB haar handhaving invulling geeft. Uit dit onderzoek blijkt dat de SVB alle misbruikrisico’s in beeld heeft en dat er voldoende interne en externe mogelijkheden zijn ingericht om misbruiksignalen op te vangen (Kamerstukken II 2019/20, 26 448, nr. 630). De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen en fenomenen op het gebied van fraude. In de signaleringbrief van juni 2020 heeft de SVB geen nieuwe frauderisico’s gesignaleerd (Kamerstukken II 2019/20, 17 050, nr. 595). De SVB geeft aan door de contactbeperkende maatregelen vanwege corona een lager aantal onderzoeken te kunnen verrichten dan gepland. De verhoging van het handhavingsrisico is naar inschatting van de SVB vooralsnog beperkt.

Tabel 39 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

77

73

67

Kennis van de verplichtingen (%)

89

87

85

  

Ontstaansjaar vordering

  

2017

2018

2019

Terugvordering2

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2019 (%)

28

17

10

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 40 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 januari 2020

Startende zelfstandige

37.398

Gevestigde zelfstandige

203.135

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen. Per 1 januari 2020 is de financieringssystematiek van het Bbz vereenvoudigd. Gemeenten ontvangen niet langer voorschotten om bedrijfskredieten te verstrekken. Achteraf worden de door gemeenten verstrekte bedrijfskredieten voor 75% vergoed met een vertraging van twee jaar. Tot en met 2022 loopt de aanvullende uitkering door uit de oude financieringssystematiek. In 2021 worden daardoor alleen uitgaven gedaan voor verrekeningen en de aanvullende uitkering. Vanaf 2022 stijgen de uitgaven omdat dan de door gemeenten vanaf 2020 uitgegeven kapitaalverstrekkingen worden vergoed.

Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). Ondernemers van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt, kunnen een beroep doen op ondersteuning voor levensonderhoud in de vorm van aanvullende bijstand. Daarnaast kunnen zelfstandigen met een liquiditeitsprobleem een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen. De Tozo betreft een tijdelijke regeling en vanaf 1 juli 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud lopen 1 juli 2021 af.

Wie komt er voor in aanmerking?

Zelfstandigen van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt en die aan de overige voorwaarden voldoen, ontvangen aanvullende bijstand. Bij uitkeringen die voor 1 juni 2020 zijn aangevraagd is geen sprake van een partnerinkomens- of vermogenstoets. Deze uitkeringen lopen maximaal drie maanden. Tussen 1 juni 2020 en 1 oktober 2020 kunnen zelfstandigen ondersteuning voor levensonderhoud ontvangen, daarbij geldt de partnerinkomenstoets. Vanaf 1 oktober 2020 kunnen zelfstandigen alleen nog ondersteuning voor levensonderhoud aanvragen wanneer zij tevens voldoen aan een beperkte vermogenstoets. Ondernemers die als gevolg van de coronacrisis liquiditeitsproblemen ervaren, kunnen gedurende de hele looptijd van de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen.

Hoe hoog is de Tozo-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de aanvullende bijstand is gelijk aan de bijstandsnormen voor algemene bijstand (tabel 26). Voor bedrijfskredieten geldt dat er een lening van maximaal € 10.157,- wordt verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

De Tozo is een tijdelijke regeling in 2020 en 2021. Gemeenten geven uitvoering aan de Tozo en ontvangen daarvoor voorschotten. Op basis van declaratie worden de werkelijke uitgaven van gemeenten vergoed. De uitvoeringskosten worden vergoed op basis van een vast bedrag per besluit op aanvraag. In 2021 en 2022 verantwoorden gemeenten hun uitgaven en vindt voorlopige verrekening plaats. In 2022 en 2023 vindt definitieve verrekening plaats. Vooralsnog is onzeker of dat voor SZW tot extra uitgaven of ontvangsten zal leiden.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden naar verwachting afneemt. Voor de repatriëringsregeling zijn geen uitgaven voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen dat in het buitenland een bijstandsuitkering ontvangt, daalt de komende jaren naar verwachting licht.

Tabel 41 Kerncijfers bijstand buitenland
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

1

SVB, Jaarverslag.

Onderstand Caribisch Nederland

De rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen stijgen de uitgaven voor de Onderstand in 2021 en latere jaren in lichte mate.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 42 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20191

Raming 2020

Raming 2021

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,6

0,6

0,6

1

RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is in 2021 € 24,5 miljoen voor subsidies beschikbaar. € 11,4 miljoen is beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Verder is € 9,9 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies en € 2,8 miljoen voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen. Verder is nog € 0,4 miljoen beschikbaar voor EFMB en NIBUD.

Opdrachten

De € 32,5 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidspartici-patie (circa € 19,2 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (circa € 12,8 miljoen) en bevordering ondernemerschap (circa € 0,5 miljoen). De middelen bevordering arbeidsparticipatie worden mede ingezet ten behoeve van diverse programma’s, zoals de programma’s Matchen op Werk (verbeteren werkgeversdienstverlening en matchen op werk), Perspectief op Werk (betere matching in de arbeidsmarktregio’s), Aanpak Multiprobleem Huishoudens en Simpel Switchen. Daarnaast vindt ook inzet plaats via een ondersteuningsaanbod op het terrein van Breed Offensief, handhaving, vakmanschap, aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt en laaggeletterdheid. Uit de middelen voor armoedebestrijding en schuldhulpverlening worden diverse ondersteuningsprogramma’s gefinancierd op het terrein van het (gemeentelijk) armoedebeleid en de (gemeentelijk) schuldhulpverlening met specifieke aandacht voor implementatie vereenvoudiging beslagvrije voet en keten derdenbeslag als ook het programma Brede Schuldenaanpak, waarover de Kamer periodiek wordt bericht.

Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2021 € 1,3 miljoen beschikbaar.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoering van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2021.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van I&W naar SZW.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2021 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden als gevolg van de gewijzigde financieringssystematiek van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen de terugontvangsten van gemeenten op verleende kredieten voortaan niet meer gesaldeerd, maar vanaf 2022 onder de ontvangsten verantwoord en worden hier ook de aflopende terugontvangsten van oude jaren geraamd. In 2021 worden ontvangsten geraamd op € 0,6 miljoen vanwege vaststellingen over 2018 en 2019.

In 2020 en 2021 worden door gemeenten leningen voor bedrijfskapitaal uitgegeven vanuit de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers. Zelfstandigen zullen deze leningen vanaf 2021 aan gemeenten terugbetalen. Gemeenten dragen deze terugontvangsten met een vertraging af aan SZW, in 2023 zullen de eerste ontvangsten binnenkomen.

Licence