Toegenomen voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater, sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; toegenomen weerbaarheid tegen klimaatverandering en tegengaan van klimaatverandering; duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen.
Om deze doelstelling te realiseren, werkt de minister voor BHOS nauw samen met de minister en de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de minister en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
De minister is verantwoordelijk voor:
Financieren
– De financiering van diverse programma’s en fondsen gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot hernieuwbare energie, klimaatadaptatie en verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (zoals FMO en RVO), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder DfID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.
– De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.
Stimuleren
– Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.
– Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.
– Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.
– Mobilisatie van private investeringen in klimaatadaptatie en klimaatmitigatie met gebruikmaking van begrotingsmiddelen.
Regisseren
– Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.
– Coördinatie, in nauwe samenwerking met de minister van EZK, van het Nederlandse internationale milieu- en klimaatbeleid.
– De gevolgen van de COVID-19 pandemie vergroten de risico’s voor arme mensen om voedsel onzeker te worden. Investeringen in weerbaarheid van voedselsystemen staan daarom in 2021 extra hoog op de agenda: het in stand houden en versterken van lokale voedselproductie (door toegang tot uitgangsmaterialen zoals zaden en beschikbaarheid van arbeid) voor lokale/regionale afzetmarkten, het creëren van toegang tot gezonde voeding en investeringen in sociale vangnetten.
– Een belangrijke les van de COVID-19 crisis is dat de inzet op verbeterde water, sanitatie en hygiëne voorzieningen (WASH) onverminderd onze aandacht verdient – en dat deze aandacht nog meer structureel van aard moet zijn, gericht op duurzame voorzieningen en een systeemverandering in de sector, zodat de kans dat het virus (of andere infectieziekten) terugkomt vermindert.
– De urgentie van de klimaatinzet blijft onverminderd hoog. Bij de programmering van de klimaatportefeuille wordt scherp gekeken naar de effectiviteit. Succesvolle projecten worden waar van toepassing opgeschaald, met behoud van de nadruk op de armste landen, de focusregio’s en de meest kwetsbare groepen. Mobilisatie van private klimaatfinanciering blijft daarbij een waardevol middel om de impact te vergroten. Hierbij zal steeds scherp worden gelet op additionaliteit en het risico van marktverstoring.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 833 191 | 967 925 | 514 813 | 608 050 | 713 645 | 445 289 | 577 167 | |
Uitgaven: | ||||||||
Programma-uitgaven totaal | 723 347 | 725 767 | 735 277 | 734 285 | 729 470 | 732 004 | 753 882 | |
waarvan juridisch verplicht | 93% | |||||||
2.1 | Voedselzekerheid | 336 667 | 310 783 | 321 095 | 319 698 | 314 883 | 317 417 | 339 295 |
Subsidies | ||||||||
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 6 400 | 22 000 | 26 000 | 35 615 | 36 495 | 37 345 | 37 695 | |
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector | 22 391 | 33 605 | 39 800 | 38 000 | 38 000 | 38 000 | 38 000 | |
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 32 485 | 6 000 | 2 000 | 4 000 | 5 000 | 5 000 | 5 000 | |
Uitbannen huidige honger en voeding | 18 600 | 15 990 | 23 000 | 25 000 | 26 000 | 26 000 | 26 000 | |
Landenprogramma's voedselzekerheid | 59 117 | |||||||
Opdrachten | ||||||||
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 35 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | 37 000 | ||
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 9 250 | 12 000 | 11 450 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | 15 000 | |
Bijdragen aan agentschappen | ||||||||
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | ||
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector | 1 514 | |||||||
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 1 645 | |||||||
Bijdragen (inter) nationale organisaties | ||||||||
Voedselzekerheid | 185 600 | 160 850 | 141 230 | 139 800 | 138 950 | 138 600 | ||
Realiseren ecologische houdbare voedselsystemen | 1 700 | 6 000 | ||||||
Bevorderen inclusieve, duurzame groei in de agrarische sector | 27 673 | 13 000 | 17 195 | 21 450 | 20 000 | 20 000 | 20 000 | |
Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid | 20 400 | 12 000 | 14 000 | 14 000 | 14 000 | 14 000 | 14 000 | |
Uitbannen huidige honger en voeding | 9 435 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | 4 000 | |
Landenprogramma's voedselzekerheid | 126 057 | |||||||
Nog te verdelen | ‒ 38 412 | ‒ 18 200 | ‒ 19 597 | ‒ 24 412 | ‒ 21 878 | |||
2.2 | Water | 189 043 | 201 103 | 193 714 | 193 714 | 193 714 | 193 714 | 193 714 |
Subsidies | ||||||||
Waterbeheer | 18 361 | 19 374 | 21 000 | 26 000 | 30 107 | 31 057 | 31 057 | |
Drinkwater en sanitatie | 31 059 | 23 259 | 20 459 | 24 429 | 26 357 | 29 357 | 29 357 | |
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer | 12 254 | |||||||
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie | 7 033 | |||||||
Opdrachten | ||||||||
Waterbeheer | 973 | |||||||
Drinkwater en sanitatie | 217 | |||||||
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer | 16 738 | |||||||
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie | 1 204 | |||||||
Bijdragen aan agentschappen | ||||||||
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | 2 000 | ||
Integraal waterbeheer | 1 507 | |||||||
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer | 376 | |||||||
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie | 321 | |||||||
Bijdragen (inter) nationale organisaties | ||||||||
Waterbeheer | 21 441 | 88 270 | 91 700 | 93 890 | 91 050 | 88 300 | 88 300 | |
Drinkwater en sanitatie | 25 148 | 68 200 | 58 555 | 47 395 | 44 200 | 43 000 | 43 000 | |
(Landenprogramma's) integraal waterbeheer | 23 857 | |||||||
(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie | 28 554 | |||||||
2.3 | Klimaat | 197 637 | 213 881 | 220 468 | 220 873 | 220 873 | 220 873 | 220 873 |
Subsidies | ||||||||
Klimaat algemeen | 32 000 | 32 400 | 32 400 | 32 400 | 32 400 | 32 400 | ||
Hernieuwbare energie | 17 685 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | 35 000 | |
Dutch Fund for Climate and Development | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | 40 000 | ||
Klimaatprogramma's (non-ODA) | 463 | |||||||
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen | 19 646 | |||||||
Nationaal Klimaatfonds | 40 000 | |||||||
Landenprogramma's klimaatbeleid | 1 105 | |||||||
Opdrachten | ||||||||
Klimaat algemeen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen | 1 232 | |||||||
Centrale klimaat programma's (non-ODA) | 584 | |||||||
Landenprogramma's klimaatbeleid | 157 | |||||||
Hernieuwbare energie | 273 | |||||||
Bijdragen aan agentschappen | ||||||||
Rijksdienst voor ondernemend Nederland | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | 3 000 | ||
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen | 185 | |||||||
Hernieuwbare energie | 2 723 | |||||||
Bijdragen (inter) nationale organisaties | ||||||||
Contributie IZA/IZT | 316 | 357 | 357 | 357 | 357 | 357 | 357 | |
Klimaatprogramma's (non-ODA) | 693 | 1 450 | 1 150 | 1 555 | 1 555 | 1 555 | 1 555 | |
Klimaat algemeen | 77 074 | 83 561 | 83 561 | 83 561 | 83 561 | 83 561 | ||
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen | 20 489 | |||||||
Klimaat: algemene vrijwillige en verplichte bijdragen | 35 184 | |||||||
Hernieuwbare energie | 22 245 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | 17 000 | |
GEF | 20 900 | |||||||
UNEP | 12 142 | 8 000 | 8 000 | 8 000 | 8 000 | 8 000 | 8 000 | |
Landenprogramma's klimaatbeleid | 273 | |||||||
Bijdragen aan ander begrotingshoofdstuk | ||||||||
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen | 1 342 | |||||||
Budgetflexibiliteit
Voor de thema’s voedselzekerheid (artikel 2.1) en water (artikel 2.2) zijn de geplande uitgaven voor 91% verplicht. Het nog niet juridisch verplichte budget voor deze twee artikelen is bestemd voor de Nederlandse inzet aan de voedseltop eind 2021. Het is eveneens bestemd voor bijdragen aan activiteiten gericht op het voorkomen van ondervoeding (een aantal huidige voedselprogramma’s loopt in 2020 en 2021 af) en activiteiten gericht op het vergroten van de productiviteit van de landbouw en de weerbaarheid voor het klimaat in deze sector. Ook bestaat het voornemen om dit budget te besteden aan initiatieven voor het signaleren en helpen voorkomen van watergerelateerde conflicten en activiteiten gericht op inclusief waterbeheer. Daarnaast zal het budget ingezet worden voor het vergroten van de toegang tot drinkwater, sanitatie en hygiëne (30 miljoen mensen zullen met Nederlandse financiering in 2030 toegang hebben tot schoon drinkwater en 50 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen) en de verdere ontwikkeling van innovatieve financiering waarmee additionele investeringsmiddelen kunnen worden gekatalyseerd in de WASH-sector.
De in 2021 geplande uitgaven voor klimaat (artikel 2.3) zijn voor 100% juridisch verplicht. Deze verplichtingen hangen samen met lopende, meerjarige programma’s waaronder het Nationaal Klimaatfonds (DFCD), het Access to Energy Fund (AEF) en Climate Investor One alsmede verplichtingen voor de Climate Investment Funds (CIFs) en het Groene Klimaatfonds (GCF).
2.1 Voedselzekerheid
Realiseren van ecologisch houdbare voedselsystemen
– Via de bilaterale programma’s wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners geïnvesteerd in de verduurzaming van de voedselproductie. Voorbeelden zijn een subsidie ter ondersteuning van pastoralisten in Mali en Burkina Faso en een subsidie in Kenia voor klimaat-resistente innovaties in droge gebieden.
– Vanuit het ministerie wordt met subsidies en opdrachten de inzet op ecologisch houdbare voedselsystemen (inclusief klimaat) vormgegeven. Belangrijkste activiteiten zijn het SNV-programma Climate Resilient Agriculture For Tomorrow, CRAFT (subsidie), het programma Geodata for Agriculture and Water (G4AW) van het Netherlands Space Office (NSO) (opdracht) en het in 2020 gestarte Dryland Sahel Programma in West-Afrika (opdracht).
– Kennisprogramma’s zoals de Consultative Group on International Agricultural Research CGIAR (subsidie), ondersteunen de programmatische inzet en het beleid van de landen op dit thema.
Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector
– De samenwerking aan de duurzame ontwikkeling van de agrarische sector krijgt voor een belangrijk deel vorm via de bilaterale programma’s van de ambassades. Via bijdragen en subsidies investeren zij in productiviteitsverbetering, beleid, markttoegang en ketenontwikkeling. Een voorbeeld is samenwerking met Duitsland (GIZ) in Niger om de kleinschalige geïrrigeerde tuinbouw te verbeteren.
– Via diverse internationale NGO’s worden programma’s gesteund die werken aan landbouwontwikkeling in meerdere landen. Onder andere het 2-scale programma dat geleid wordt door het International Fertilizer Development Center (IFDC) boekt daarbij goede resultaten.
– Subsidies voor het versterken van kennisnetwerken dragen bij aan het mobiliseren en uitwisselen van beschikbare kennis en kunde vanuit NL en in de prioritaire regio’s. Dit krijgt onder andere vorm via het Netherlands Food Partnership (NFP) (opdracht aan Agriprofocus en WUR) en het SDG-partnerschap programma (opdracht RVO) ter ondersteuning van samenwerking tussen bedrijven in partnerlanden en NL-bedrijven en maatschappelijke organisaties.
– Nederland draagt in VN-verband belangrijk bij aan internationale landbouw en voedselorganisaties. Via bijdragen aan het International Fund for Agricultural Development (IFAD) worden kleinschalige landbouw en plattelandsontwikkeling ondersteund en samenwerking met de FAO krijgt vorm via het Food and Nutrition Security Resilience Program en programma-bijdragen vanuit de ambassades (o.a. Bangladesh en Zuid-Soedan). Met de Wereldbank werkt Nederland samen op sociale vangnetten (o.a. in Ethiopië), landbouwontwikkeling in Tunesië, en op klimaatweerbare landbouw in de Sahel. Nederland participeert ook in het door de Wereldbank beheerde Global Agriculture and Food Security Program (GAFSP).
Versterking van kennis en capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid.
– Er wordt geïnvesteerd in samenwerkingsverbanden die kennis en kunde van de Nederlandse private sector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties koppelen aan capaciteitsversterking in lage inkomenslanden, zoals via het kennisprogramma van het Netherlands Food Partnership, het door NUFFIC uitgevoerde Orange Knowledge Pogramme en de Netherlands Academy on Land Governance (LANDac) en het door RVO uitgevoerde Land@scale programma.
– Met de bijdrage aan de Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR) wordt internationaal landbouwkundig- en voedingsonderzoek uitgevoerd.
– Via delegated cooperation worden EU-middelen (Desira) gecombineerd met NL middelen in subsidies versterkt aan WUR en World Vegetable Center voor onderzoek naar verbeterde groententeelt.
Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding:
– Via de bilaterale programma’s in de focuslanden wordt door ambassades en hun publieke, private en maatschappelijke partners bijgedragen aan lokale vergroting van voedingszekerheid door te investeren in verbetering van koopkracht en toegang tot gezond en nutriëntenrijk voedsel. Zo worden bijvoorbeeld in Uganda schoolkinderen dagelijks van melk voorzien door het Inclusive Dairy Enterprise Program (TIDE).
– Met UNICEF (bijdrage) en de Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN) (subsidie) wordt wereldwijd gewerkt aan betere voeding voor jonge kinderen en hun moeders.
– Samenwerking met andere donoren en versterken van lokaal beleid wordt versterkt door een Nederlandse bijdrage aan de Scaling Up Nutrition (SUN) movement.
2.2 Water
Verbeterd waterbeheer
– Financiële instrumenten zijn bilaterale programma’s van ambassades in partnerlanden en centraal gefinancierde programma’s via multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen.
– Het Water, Peace and Security programma heeft een instrument ontwikkeld dat in staat is in een vroeg stadium het risico op watergerelateerde conflicten te identificeren. In 2021 zal het instrument worden ingezet om kwetsbare, prioritaire gebieden te identificeren waar middels capaciteitsopbouw, bewustwording en dialoog watergerelateerde conflicten kunnen worden voorkomen.
– Het Wereldbank Global Water and Sanitation Partnership speelt in de huidige COVID crisis een belangrijke rol bij het mobiliseren van kennis om de water- en sanitatierespons binnen de WB emergency respons (USD 14 miljard) en de daarop volgende recovery (USD 160 miljard) vorm te geven en lopende programma’s te herstructureren. Dit programma zal binnen de WB ook van groot belang zijn bij het adresseren van de water- en sanitatie- problematiek in de post-COVID crisis.
Drinkwater en sanitaire voorzieningen (WASH)
– Financiële instrumenten zijn bilaterale programma’s van ambassades in partnerlanden en centraal gefinancierde programma’s via multilaterale instellingen, RVO (onder andere private sector instrumentarium) en maatschappelijke organisaties, waterbedrijven en kennisinstellingen. Kenmerkend voor het Water, Sanitation and Hygiene programma (WASH) is het streven naar financiële innovatie en hefboomwerking om te komen tot lokale financieringsoplossingen die bijdragen aan het vergroten van de investeringen in SDG6.
– In 2021 zullen 1,6 miljoen mensen met Nederlandse financiering toegang krijgen tot veilig drinkwater en 2,9 miljoen mensen tot sanitaire voorzieningen. De Nederlandse inzet is deels gericht op het mobiliseren van extra geld voor deze sector en het ontwikkelen van lokale financieringsoplossingen. Hiertoe zal onder andere ondersteuning worden gegeven aan het beschikbaar maken van microfinanciering voor kwetsbare huishoudens en ondernemers zodat zij in sanitatie kunnen investeren. Tevens zal verder worden gewerkt aan het financieren van de water- en sanitatiesector via lokale pensioenfondsen. Teneinde het behalen van de WASH-doelstellingen zoveel mogelijk zeker te kunnen stellen, zal in 2021 zo mogelijk tevens een nieuw WASH-programma van start gaan dat is gericht op landen in de Sahel en Hoorn van Afrika.
2.3 Klimaat en duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen
Klimaatprogramma’s
– Ook bij de inzet om klimaatverandering tegen te gaan vormt de COVID-19 crisis een complicerende factor. Tegelijkertijd worden samen met multilaterale banken en donoren ook activiteiten gestart in antwoord op specifieke noden die COVID-19 creëert. Een voorbeeld hiervan is een multi-donorprogramma voor zonne-energie voor gezondheidscentra in Afrika.
– Adaptatie en weerbaarheid staan voorop. Grote bijdragen hieraan worden gedaan vanuit de programma’s op het gebied van water en voedselzekerheid, maar ook vanuit sub-artikel 2.3, onder andere met programma’s die de landschapsbenadering hanteren en activiteiten die ontbossing tegengaan (waar adaptatie en mitigatie hand in hand gaan).
– De ondersteuning van de strijd tegen ontbossing en landdegradatie wordt sterk opgevoerd: voor dit doel wordt de financiële inzet verdubbeld. Belangrijke nieuwe activiteit op dit terrein is een innovatief partnerschap genaamd Agri3, dat beoogt de financiering van de agrisector te transformeren. Versterken van bosbeheer in belangrijke productielanden zoals Indonesie en verduurzaming van de handel in tropisch hout komen samen in het Forest Law Enforcement Governance and Trade-programma (FLEGT), dat Nederland samen met de Europese Commissie en enkele EU-lidstaten ondersteunt.
– RVO beheert de energietransitiefaciliteit met activiteiten gericht op de ondersteuning van een aantal landen in de MENA-regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika) bij hun transitie naar een duurzame energievoorziening.
– Ontwikkeling van innovatieve financieringsinstrumenten is een terrein waarop inzet blijft plaatsvinden om de private sector te bewegen tot versnelling en uitbreiding van klimaat-relevante investeringen in ontwikkelingslanden. Het blijft ook nodig kennis te ontwikkelen over de relatie tussen klimaatverandering, ontwikkelingssamenwerking en armoede. Daartoe wordt onder andere samengewerkt met WRI, PBL en de Commissie MER.
– Het nationale klimaatfonds Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) versterkt de weerbaarheid van ontwikkelingslanden tegen klimaatverandering en draagt bij aan emissiereductie.
– Gezien de groeiende urgentie van behoud en versterking van biodiversiteit en ook als signaal naar de onderhandelingen over een nieuw internationaal raamwerk, streeft het kabinet ernaar de bijdrage aan wereldwijde biodiversiteit verder te doen stijgen. De inzet is daarbij steeds gericht op verbinding van biodiversiteit als dwarsdoorsnijdend onderwerp met andere doelen, in het bijzonder klimaat, water en voedselzekerheid. Mochten de onderhandelingen leiden tot afspraken over een ambitieuzere inzet, dan zal de Nederlandse inzet opnieuw worden gewogen.
Klimaatdiplomatie
– Klimaatdiplomatie zal een belangrijke rol blijven spelen. Met gelijkgezinde landen en niet-statelijke actoren (bedrijven, steden, sub-nationale overheden) wordt wereldwijd ingezet op verhoging van de klimaatambitie om te voorkomen dat de doelen van Parijs buiten bereik raken.
– Internationale fondsen spelen een belangrijke rol, reden voor Nederland om bijdragen te doen aan de Global Environment Facility, het Groene Klimaatfonds en de Climate Investment Funds. Nederland draagt voorts bij aan UN Environment (UNEP).
– Het belang van gender blijft centraal staan, zowel in de uitvoering van de door Nederland gefinancierde programma’s, als in de klimaatdiplomatie. Vrouwen spelen immers ook op klimaatgebied een belangrijke rol als agents of change.
Circulaire economie en duurzaam gebruik van grondstoffen
– Nederland benadrukt het belang van de transitie naar een circulaire economie voor het behalen van de klimaatdoelen en vraagt aandacht voor circulaire aspecten bij de energietransitie.
– In samenwerking met de Wereldbank bevordert Nederland dat internationale bedrijven de waarde van natuurlijk kapitaal onderdeel maken van hun besluitvorming. Zowel overheden als de private sector (landbouw, textiel, financiële dienstverlening) worden gestimuleerd duurzamer gebruik te maken van natuurlijke hulpbronnen.
– Nederland zet in op internationale multi-stakeholder partnerschappen om verantwoorde grondstoffenwinning in ontwikkelingslanden te vergroten en de klimaat-impact ervan te verkleinen, o.a. via het European Partnership for Responsible Minerals en de Climate Smart Mining Facility (WB). Ook blijft Nederland actief betrokken bij het Extractive Industries Transparancy Initiative (EITI).
Zoals verder genoemd in de leeswijzer is het ODA budget gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Als gevolg van tegenvallende economische omstandigheden neemt het ODA budget structureel af. Dit betekent dat het budget op diverse thema's is aangepast. In 2020 is dit gecompenseerd binnen de rijksbegroting middels kasschuif en generale compensatie. De mutaties zijn binnen het thema opgenomen onder het instrument ‘nog te verdelen’. De voorstellen voor de verwerking van deze bijstellingen op artikelonderdeel niveau zullen via de eerste suppletoire begroting 2021 aan de Kamer worden opgenomen.