Toelichting
VerplichtingenDe mutaties in de verplichtingen op artikelonderdeel 3.1 «Afdrachten aan de Europese Unie» zijn gelijk aan de mutaties op de uitgaven die hieronder worden toegelicht.
UitgavenDe realisatie van de Europese afdrachten (artikelonderdeel 3.1) is in totaal EUR 592,5 miljoen lager dan verwacht bij de 2e suppletoire begroting: Dit is het gevolg van onderstaande mutaties:
Bni-afdrachtDe bni-afdracht is in totaal EUR 309 miljoen lager uitgevallen dan waarmee rekening werd gehouden in de raming bij de 2e suppletoire begroting. Dit komt grotendeels doordat de uitgaven van de EU in 2022 onder het jaarlijkse EU-uitgavenplafond zijn gebleven. Het uitgangspunt van de raming van de Nederlandse afdrachten is het jaarlijkse uitgavenplafond uit het Meerjarig Financieel Kader 2021-2027 (MFK) plus de speciale instrumenten die boven dit plafond worden gefinancierd. Een lagere realisatie betekent dat de marges voor onvoorziene omstandigheden in de EU-begroting 2022 niet volledig zijn uitgeput. Deze resterende middelen worden in 2023 bij de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK in juni, via het Single Margin Instrument, toegevoegd aan de plafonds voor 2023 en 2024. Dit betekent dus dat ceterus paribus de bni-afdracht in 2023 en 2024 zal stijgen. Over de gehele MFK-periode leidt dit echter niet tot een hogere afdracht van Nederland aan de EU.
InvoerrechtenDe invoerrechten zijn EUR 272 miljoen lager dan geraamd ten tijde van de 2e suppletoire begroting.
OntvangstenDe realisatie van de perceptiekostenvergoeding en overige ontvangsten (artikelonderdeel 3.10) komt EUR 71,4 miljoen lager uit dan bij de 2e suppletoire begroting geraamd, op een totale realisatie van EUR 1,2 miljard. Dit hangt samen met de lagere invoerrechten.