Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van € 26.621,4 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 8.052,4 mln aan kasuitgaven. Uiteindelijk is er in 2023 ten opzichte van de Najaarsnota € 8.173 mln minder verplicht en € 345,4 mln minder uitgegeven dan begroot.

Bij Najaarsnota 2023 was er een bedrag van 2.363,8 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2023 € 44,1 mln lager uitgevallen dan geraamd.

Verplichtingen

De lagere realisatie op het verplichtingenbudget is een saldo van hogere en lagere realisaties. Bij de volgende instrumenten is sprake van lagere realisatie (mutaties groter dan € 10 mln):

  • Garantieregeling geothermie: er is € 44,2 mln minder verplicht dan bij 2e suppletoire begroting geraamd, omdat RVO anders dan verwacht geen aanvragen voor garantstelling heeft ontvangen.

  • SDE+: op het geheel van de SDE+ is sprake van een onderuitputting op het verplichtingenbudget van € 116,1 mln. Een flink deel van de lagere realisatie heeft betrekking op de locatieonderzoeken die in opdracht van RVO worden uitgevoerd (€ 104,4 mln). Op het overige flankerende beleid (SDE én WOZ) is uiteindelijk € 11,7 mln minder verplicht dan geraamd.

  • SDE++: bij de SDE++ is sprake van een aanzienlijke onderuitputting van het verplichtingenbudget, omdat de verplichtingen die betrekking hebben op de openstelling 2023 voor het grootste deel pas in 2024 aangegaan zullen worden. Ten eerste is de openstelling vertraagd (van juni naar september). Ten tweede neemt het proces van het beoordelen van de aanvragen door RVO ook meer tijd in beslag dan verwacht, waardoor er nog beperkt verplichtingen aangegaan zijn voor de openstellingsronde van 2023. Daarnaast is in 2023 slechts één nadeelcomensatie toegezegd voor het intrekken van de productiebeperking van kolencentrales. Dit alles leidt tot een onderuitputting van het voor 2023 beschikbare SDE++-verplichtingenbudget van € 7.465,3 mln.

  • ISDE: het subsidieplafond voor 2023 was bepaald op basis van de prognose van de uitputting en een onzekerheidsmarge. Omdat de onzekerheidsmarge niet volledig gebruikt is, is er sprake van een onderuitputting van het beschikbare verplichtingenbudget van € 123,8 mln.

  • Overige subsidies: er is op dit instrument € 22,3 mln minder verplicht dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. De subsidie aan EBN voor het versnellen van onderzoek naar CCS kon niet verstrekt worden, omdat het voorbereidende onderzoek voor deze subsidie meer tijd in beslag heeft genomen dan van te voren verwacht. Ook heeft RVO voor de correctieregeling duurzame warmte € 11,9 mln minder subsidieaanvragen ontvangen dan waar bij 2e suppletoire begroting van werd uitgegaan.

  • Opschalingsinstrument waterstof: het gehele beschikbare verplichtingenbudget van € 250,9 mln is niet gebruikt, omdat de regeling op 14 december 2023 is gesloten. RVO verwacht daarom pas in het eerste kwartaal van 2024 de beoordeling van de aanvragen af te ronden. Dan zullen de verplichtingen worden aangegaan.

  • Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE): ondanks dat er veel meer subsidieaanvragen in 2023 zijn ingediend dan in 2022 is RVO er niet in geslaagd om alle subsidieaanvragen op tijd te behandelen, waardoor het verplichtingenbudget met € 78,5 mln onbenut is gebleven.

  • IPCEI Waterstof: voor golf 3 van de IPCEI Waterstof zijn alle verplichtingen (€ 600 mln) doorgeschoven naar 2024, omdat de aanvragen nog ter beoordeling bij de Europese Commissie liggen. De Europese Commissie verwacht aan het eind van het eerste kwartaal van 2024 met haar beoordeling te komen, daarna kunnen de verplichtingen door RVO aangegaan worden.

  • Vulmaatregelen gasopslag: het volledige verplichtingenbudget voor de regeling gericht op het vullen van de gasopslagen (€ 240,0 mln) is niet benut, omdat de subsidie aan EBN toereikend was voor het vullen van gasopslagen.

  • Warmtenetten investeringssubsidie (WIS): in 2023 is er voor € 67,3 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. De prognose is dat hiervan voor nog circa € 45-50 mln aan verplichtingen zal worden aangegaan in de eerste maanden van 2024. Een deel van de onderuitputting is te verklaren door de voorgestelde wijzigingen in de WIS en door het feit dat RVO de aanvragen streng toetst op doelmatigheid.

  • NGF-project NieuweWarmteNu! er zijn nog een paar projecten waaraan subsidie moet worden verleend. Deze beschikkingen zijn echter vertraagd en zullen begin 2024 alsnog worden toegekend. Het verplichtingenbudget 2023 is daarom met € 30,2 mln onderschreden.

  • Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten: de regeling is pas op 1 november 2023 in plaats van de geplande 1 september 2023 opengesteld. Er zijn daarna in 2023 geen aanvragen binnengekomen. Om die reden is het voor 2023 geraamde verplichtingenbudget van € 20 mln niet besteed.

  • Onderzoek en opdrachten: om verschillende redenen is er € 23,3 mln minder verplicht dan geraamd op diverse opdrachteninstrumenten, zoals ten behoeve van het voeren van kolenprocedures, onderzoek, projecten in het kader van de Rijkscoördinatieregeling, onderzoek naar de nieuwbouw van kerncentrales en andere kernenergieprojecten.

  • Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER): in de raming bij 2e suppletoire begroting werd er nog van uitgegaan dat er een subsidie aan Prorail en Defensie verstrekt kon worden voor hun werkzaamheden op het gebied van het programma OER. Ook liepen er gesprekken met RWS over een bijdrage aan het plaatsen van een geleiderail langs een beoogd traject waar energie opgewekt zou worden. Uiteindelijk zijn deze trajecten vertraagd en schuift het hiermee gemoeide verplichtingenbudget (€ 23,0 mln) door naar 2024.

  • Energiehulp Oekraíne: de in-kind leveringen aan Oekraïne van goederen die bijdragen aan het herstel van de energie-infrastructuur in Oekraïne zijn afhankelijk van meerdere externe factoren, waardoor het proces van daadwerkelijke levering lang kan duren voordat een traject afgerond is. Hierdoor is het niet gelukt om de voor 2023 beschikbare verplichtingenbudget te besteden en is er sprake van een onderschrijding van het budget van € 21,0 mln.

Tegenover deze lagere realisaties staan enkele hogere verplichtingenrealisaties:

  • Garantstelling leningen COVA: de garantstelling aan de Stichting COVA is eind 2023 met € 140 mln verhoogd ten behoeve van een herfinanciering van een lopende lening aan COVA binnen het afgesproken leenplafond van € 1,4 mld.

  • Aardwarmte: er is € 37,5 mln meer verplicht dan bij 2e suppletoire begroting geraamd, omdat de subsidie aan EBN voor het SCAN-programma 2023-2026 de verplichting in één keer is aangegaan, terwijl de bijbehorende kasmiddelen over 4 jaar worden uitgekeerd.

  • Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie: er is € 824,4 mln meer in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. Zie voor een toelichting hierop bij Uitgaven.

Uitgaven

Ook de lagere uitgavenrealisatie is een saldo van hogere en lagere uitgaven dan geraamd. De volgende uitgavenmutaties (groter dan € 10 mln) heben betrekking oplagere uitgaven:

  • DEI+: er is € 11,7 mln minder betaald dan bij 2e suppletoire begroting geraamd, omdat RVO minder subsidieaanvragen en dus ook minder verzoeken tot bevoorschotting of betaling heeft ontvangen dan waar bij 2e suppletoire begroting van werd uitgegaan.

  • SDE/SDE+/SDE++: de lagere realisatie in 2023 (€ 752,4 mln) op het geheel van de subsidiecategorieën die onder de SDE, de SDE+ en de SDE++ vallen is vooral veroorzaakt doordat er in 2023 nog geen nadeelcompensatie is uitbetaald voor het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales. In 2022 is de nadeelcompensatie kolencentrales (€ 730 mln) niet tot besteding gekomen, deze middelen zijn daarom eind 2022 in de reserve gestort. In 2023 zijn deze middelen vervolgens niet aam de reserve onttrokken, omdat er voldoende SDE++-budget was om het voor 2023 benodigde budget te dekken. Uiteindelijk blijkt dat in 2023 de middelen voor de nadeelcompensatie kolencentales toch niet besteding zijn gekomen, waardoor dit leidt tot onderuitputting op de SDE++. De gehele onderuitputting is in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort.

  • ISDE-regeling: de lagere verplichtingenrealisatie (zie bij Verplichtingen) heeft geleid tot lagere uitgaven (€ 89,3 mln) op de ISDE-regeling dan bij 2e suppletoire begroting geraamd.

  • Overige subsidies: de lagere uitgaven hier (€ 15,1 mln) zijn vooral het gevolg doordat de subsidie aan EBN voor het versnellen van onderzoek naar CCS niet verstrekt is (zie bij Verplichtingen). Daarnast is een betaling van € 3 mln ten behoeve van de voorbereiding van het WarmtelinQ-project vertraagd.

  • IPCEI Waterstof: op de openstellingen van golf 2 en 3 van de IPCEI Waterstof is in totaal € 17,5 mln minder aan bevoorschottingsverzoeken binnengekomen dan geraamd.

  • Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023:hierop is in 2023 uiteindelijk€ 129,5 mln minder uitbetaald aan energieleveranciers dan geraamd. Een deel van de betalingen zal in 2024 plaatsvinden.

  • Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten: zie voor de toelichting op de lagere uitgaven (€ 20 mln) bij Verplichtingen.

  • Onderzoek en opdrachten: de lagere realisatie (€ 37,1 mln) hangt voor het grootste deel samen met het feit dat er in 2023 minder verplichtingen zijn aangegaan dan geraamd. Zie ook de toelichting bij Verplichtingen.

  • Tegemoetkoming blokaansluitingen (TTB): zie voor een toelichting op de lagere realisatie (€ 16,4 mln) bij Verplichtingen.

  • Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER): ook hier is de lagere realisatie (€ 14,4 mln) vooral het gevolg van het feit dat er in 2023 minder verplichtingen zijn aangegaan dan geraamd. Zie ook de toelichting bij Verplichtingen.

  • Energiehulp Oekraïne: hier is € 13,5 mln minder uitgegeven dan geraamd. Zie de toelichting bij Verplichtingen.

Tegenover deze lagere uitgaven staat dat er € 824,4 mln meer in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaatenergie is gestort dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. Oorzaak hiervan is met name dat in 2023 nog geen nadeelcomensatie is uitbetaald voor het intrekken van de productiebeperking van kolencentrales. Daarnaast was er sprake van lagere realisatie bij de HER+, de ISDE en het flankerend beleid rond SDE++ en Wind op Zee. Daarnaast heeft RVO meer subsidievoorschotten op de SDE, de SDE+ en de SDE++ terugontvangen dan geraamd (zie bij Ontvangsten). Zowel de genoemde meevallers aan de uitgavenkant als de meevaller aan de ontvangstenkant zijn in de reserve gestort.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten (€ 44,1 mln) hebben vooral betrekking op de volgende posten (groter dan € 10 mln):

  • Opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE): de energiebelasting (EB) en de ODE worden gecombineerd door de Belastingdienst geïnd. De verdeling naar EB en ODE vindt plaats op basis van verdeelsleutels. In december 2023 zijn de verdeelsleutels voor de tariefjaren 2020 tot en met 2022 opnieuw berekend. Op basis hiervan zijn de ontvangsten van deze tariefjaren opnieuw verdeeld. Dit heeft per saldo geleid tot een verhoging van de ontvangsten van de ODE ten nadele van de EB. Omdat met deze ontwikkeling geen rekening was gehouden in de 2e suppletoire begroting, vallen de ODE-ontvangsten hierdoor € 34,8 mln hoger uit dan geraamd.

  • ETS-ontvangsten: aan ETS-hefing is in 2023 € 18,6 mln minder ontvangen dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. De ETS-ontvangsten zijn afhankelijk van de marktprijs van ETS-emissierechten op de veiling. Voor de raming wordt gebruik gemaakt van een schatting van deze prijs. De prijs is in werkelijkheid variabel; dat verklaart het verschil tussen de geraamde en daadwerkelijke ETS-ontvangsten.

  • Diverse ontvangsten: de hogere ontvangsten€ 34,0 mln) hebben voor het allergrootste deel betrekking op door ontvangers van SDE+(+)-subsidie terugbetaalde subsidievoorschotten.

Licence